Provincie Limburg

Provincie Limburg primeur met Reconstructieplan (207) Integraal plan voor uitvoering Reconstructie Noord- en Midden-Limburg

Gedeputeerde Ger Driessen heeft dinsdag 23 september het Limburgse (ontwerp) Reconstructieplan overhandigd aan Landbouwminister Cees Veerman. Het betreft een plan voor de ontwikkeling van het landelijk gebied van Noord- en Midden-Limburg voor de komende 12 jaar. Limburg is hiermee de eerste provincie in Nederland die het reconstructieplan in procedure brengt. Voor de totale looptijd van de reconstructie (2004-2015) is ongeveer 1 miljard nodig. Voor het eerste vierjarige uitvoeringsprogramma is zo'n 300 miljoen gereserveerd. Rijk en Provincie betalen het grootste deel. Daarnaast dragen waterschappen, gemeenten, de Europese Unie en private partijen hun deel bij.

Gedeputeerde Staten van Limburg hebben dinsdag 23 september ingestemd met het concept-ontwerpplan. Dezelfde dag al heeft verantwoordelijk gedeputeerde Ger Driessen het plan aangeboden aan minister Cees Veerman (LNV). Het tekent de voortvarendheid die Driessen wil zetten achter de uitvoering van de Reconstructie.

Uitvoering
Gedeputeerde Staten zijn met name positief over de uitvoeringskracht van het reconstructieplan. Het Limburgse reconstructieplan richt zich niet op het ontwikkelen van nieuw beleid of nog meer regels; het geeft, naast de wettelijk verplichte zonering Intensieve veehouderij en de varkensvrije zones, voor de andere onderwerpen op hoofdlijnen de doelen en de ruimtelijke visie aan. Met een pakket van stimulerende maatregelen, aangereikt door de Provincie Limburg, neemt de regio zelf in de komende 12 jaar de uitvoering ter hand.

Doelen en thema's
Het reconstructieplan is een doelenplan, met een dertigtal ambities voor de lange termijn (12 jaar) en zo'n 75 voor de middellange termijn (4 jaar) Het gaat hierbij om doelen, die in samenhang aangepakt gaan worden op het gebied van: landbouw, leefbaarheid, water, recreatie en natuur.
Er is een aantal thema's gekozen die voorrang hebben, omdat ze een oplossing kunnen bieden voor meerdere, samenhangende problemen in het landelijk gebied.

* Zonering Intensieve Veehouderij: forse vermindering stank- en ammoniakproblematiek;
Tijdens de reconstructie zullen er zo'n 50 bedrijven uit extensiveringsgebieden verplaatst worden. De Provincie levert hierbij instrumenten aan.

* Versterking economische vitaliteit: toekomst voor landbouw en recreatie.
Het stimuleren van 30.000 ha herverkaveling, het versterken van de positie van de melkveehouderij en concentratie van glastuinbouwgebieden; |>

* Versterking natuur en landschap: de realisatie van 4100 ha natuur en de bescherming en herstel van waardevolle landschappen;
* Veerkrachtig watersysteem: verdrogingsbestrijding: het herstel van de waterhuishouding van 3100 ha natuurgebied. De aanleg van waterbergingsgebied, beekherstel en de waterhuishouding landbouw (bestrijding verdroging);

* Leefbare dorpen: de ontwikkeling van 28 dorpsomgevingsprogramma's (DOP), waarbij samen met de lokale bevolking gezocht wordt naar oplossingen voor de problemen zoals wegvallen traditionele werkgelegenheid en uitloop van jonge mensen.

Totstandkoming
Het plan is tot stand gekomen na een intensief proces in de streek. De zes reconstructiedistricten hebben bouwstenen voor het plan aangeleverd, en zullen in de uitvoering die zo spoedig mogelijk van start gaat, wederom een belangrijke rol spelen om de lange- en middellange termijn doelen te bereiken. De Reconstructiecommissie, onder leiding van de heer Mares, waarin de belangenorganisaties van Limburg vertegenwoordigd zijn, heeft Gedeputeerde Staten positief geadviseerd over het plan.

Aanleiding voor reconstructie was de varkenspest in 1997. Het rijk heeft vervolgens een vijftal provincies opdracht gegeven een reconstructieplan op te stellen om de vaak samenhangende problematiek op het platteland aan te pakken. Vorig jaar is daartoe een Reconstructiewet in werking getreden.

---

BIJLAGE
Wat betekent Reconstructie voor de diverse inhoudelijke thema's/onderwerpen ?

Kosten en dekking
In dit Reconstructieplan staan doelen centraal. Er zijn lange termijn doelen voor de periode tot en met 2015 en er zijn operationele doelen voor de eerste vier jaar. Deze doelen zijn gekwantificeerd, zodat we ook een beeld hebben welke maatregelen er voor het bereiken van een doel genomen moeten worden. De kosten voor realisatie van deze doelen in de totale reconstructieperiode van 2004 - 2015 bedragen 961 miljoen euro. Dit is ongeveer 80 miljoen euro per jaar. Voor de eerste uitvoeringsperiode van 2004-2007 worden de kosten geraamd op 291 miljoen euro.
Dekking van de kosten voor de uitvoering van de reconstructie wordt bereikt door bijdragen van het Rijk, provincie, gemeenten, waterschappen, Europese fondsen en door particulieren. Hierbij levert het rijk, i.c. het ministerie van Landbouw, natuurbeheer en visserij de grootste bijdrage (45%).

Organisatie en aanpak
Bij de uitvoering van de reconstructie is een belangrijke rol toebedeeld aan de regio. De 6 districten in Noord- en Midden Limburg zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de reconstructie. Zij zullen hiervoor zogenaamde Gebiedscommissies oprichten, waarin de betrokken organisaties en instanties uit de regio zullen zijn vertegenwoordigd. Aan de hand van de door deze commissies op te stellen gebiedsprogramma's, waarin projecten en activiteiten zijn opgenomen die bijdragen aan de realisatie van de doelen van het reconstructieplan, worden met de provincie afspraken gemaakt en bepaalt de provincie welke financiële bijdrage hieraan geleverd kan worden.
De rol van de provincie is met name gelegen in het voeren van de regie van de uitvoering. De provinciale regie stuurt op doelen. Dit betekent dat zij aangeeft binnen welke kaders uitvoering kan plaatsvinden. De rol van het rijk is met name gelegen in de toetsing van het reconstructieplan aan de Reconstructiewet en de Rijksuitgangspuntennota. Na een positieve toets tekenen Rijk en provincie een gebiedscontract waarin onder andere afspraken worden gemaakt over de uitvoering en financiering van het Reconstructieplan.

Reconstructie en natuur
Door de gebiedsgerichte benadering van de reconstructie kunnen de gestelde natuurdoelen integraler worden gerealiseerd met inzet van geld en menskracht uit de streek. De geformuleerde doelen en uit te voeren projecten in het plan bieden daarnaast goede aanknopingsmogelijkheden voor het verkrijgen van Europese en Rijksmiddelen. Voor de periode 2004-2007 wordt in het kader van de Reconstructie vooral ingezet op de gebieden waarbinnen meerdere doelen aan de orde zijn. Voorrang wordt gegeven aan een selectie van de moeilijker te realiseren onderdelen van de EHS. Door in de gebieden met gestapelde problematiek vooral het instrument herverkaveling grootschalig in te zetten bestaan er grote kansen voor de realisatie van de EHS. In Limburg bevinden zich relatief veel populaties van bijzondere en bedreigde soorten. Juist hier is daarom een intensivering van de inzet noodzakelijk. De doelstelling voor het reconstructiegebied in de periode 2004 2007 is om, naast de 15 reeds vastgestelde soortenbeschermingsplannen, voor nog 45 nationaal en internationaal bedreigde soorten dergelijke plannen op te stellen, alsmede om 4500 ha leefgebieden van de 20 belangrijkste soorten in te richten en te beheren.

Reconstructie en landbouw
Intensieve Veehouderij
De intensieve veehouderij en natuur (ammoniakuitstoot) en wonen (stankhinder) zitten elkaar in de weg. Daarom willen de we de intensieve veehouderij rondom kwetsbare gebieden natuurgebieden en dorpen - op termijn afbouwen en de sector tegelijkertijd op duurzame locaties concentreren door in geschikte gebieden veel ontwikkelingsruimte te bieden. Deze zogeheten afwaartse beweging sturen we ruimtelijk met de wettelijk verplichte zonering van landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden. Hiermee geven we aan waar de Intensieve Veehouderij veel of weinig toekomstperspectief heeft. Een stimuleringsbeleid is bedoeld om de afwaartse beweging verder te versterken:

* met een te ontwikkelen verplaatsings-, beëindigings- en sloopregeling worden 50 bedrijven (16 in de eerste 4 jaar) verplaatst uit extensiveringsgebieden;

* door ontwikkeling van 6 projectvestigingslocaties (één in de eerste 4 jaar) worden ruime ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor de intensieve veehouderij;

* de verspreid gelegen locaties van 70 bedrijven worden op de beste locatie geconcentreerd;

* technische innovatie (emmissie-arme stalsystemen) wordt op 12 bedrijven gestimuleerd. De ervaringen worden gebruikt om een stimuleringsregeling voor technische innovatie op te stellen.

Overige landbouw
Voor de overige landbouwsectoren willen we de vernieuwing en concurrentiekracht stimuleren. Daarbij richten we ons vooral op vernieuwingen en ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan het beheer van het landelijk gebied en de dynamiek in de landbouw op gang brengen.
De grondgebonden landbouw vervult een belangrijke rol in het beheer van het landelijk gebied. Daarom stimuleren we multifunctionele vormen van grondgebruik, waarbij grond niet alleen gebruikt wordt voor landbouwdoeleinden, maar ook voor waterbeheer, natuur, landschap, etc.:

* Specifiek voor de extensieve melkveehouderij, een belangrijke economische drager voor het landschap, willen we 2250 hectare vochtig en extensief grasland realiseren om de positie van de extensieve melkveehouderij te versterken;

* Via herverkaveling van 30.000 hectare brengen we de grondmobiliteit op gang en kunnen ook projecten gericht op natuur, landschap, water en recreatie worden gerealiseerd;

Door verplaatsing van 40 niet-grondgebonden bedrijven (met name glastuinbouw) uit kwetsbare gebieden (bijvoorbeeld het Maasdal) naar te ontwikkelen projectvestigingslocaties en te revitaliseren concentratiegebieden, krijgen deze bedrijven weer toekomstperspectief en ontstaat ruimte voor ontwikkeling van natuur- en waterdoelstellingen.
Tot slot willen we naast de ruimtelijke herstructurering ook de kennisontwikkeling, innovaties en vernieuwende marktgerichte ontwikkelingen ondersteunen. Meer oog voor kwaliteit is daarin een sleutelbegrip.

Reconstructie en water
Een belangrijke plaats in het reconstructieplan wordt ingenomen door water. Het beleid van de provincie Limburg is er op gericht om het watersysteem weer veerkrachtig te maken. Dat wil zeggen dat - de steeds vaker voorkomende - periodes met te veel en te weinig regen op een zo natuurlijk mogelijke wijze kunnen worden opgevangen. Prioriteit wordt daarbij gegeven aan het vasthouden van het water in de bovenstroomse delen van de beekdalen. Door het vasthouden van water in en rond natuurgebieden kan de veelal verdroogde natuur zich herstellen. Het reconstructieplan voorziet in het herstel van 3100 ha (=50%) verdroogde natuur. Daarnaast wordt ingezet op waterconserverende maatregelen binnen de landbouwpercelen. In de reconstructieperiode zullen ca 170 km in het verleden genormaliseerde beken omgevormd worden tot natuurlijke beken. Deze beken zullen hun oorspronkelijke ecologische kwaliteiten weer terugkrijgen. Dit betekent tevens dat waar nodig vervuilde bodems worden gesaneerd en maatregelen worden genomen om te voorkomen dat riooloverstorten het water nog langer vervuilen. Eveneens wordt ingezet op het voorkomen van verontreinigingen door diffuse bronnen. Bijvoorbeeld door het aangaan van overeenkomsten met boeren om geen bestrijdingsmiddelen en mest te gebruiken in 3 9 m brede stroken langs beken. De bovengenoemde watermaatregelen zijn in principe ook zonder reconstructieplan uit te voeren. Het reconstructieplan biedt echte de mogelijkheid om op een slimme wijze doelen en maatregelen te combineren waardoor het watersysteem op integrale wijze kan worden aangepakt. Als voorbeeld kan dienen de aanwijzing van gebieden rond natuurterreinen waar extensivering van de landbouw zal worden gestimuleerd. Deze gebieden lenen zich goed voor het vasthouden van water, aangezien het bijbehorende grondgebruik hogere grondwaterstanden toestaat.

Reconstructie en recreatie en toerisme
Door de impuls die de reconstructie zal geven aan de verbetering van de kwaliteit van het landschap worden er kansen geboden voor de verdere versterking van positie van de toeristisch-recreatieve sector. De aanpak binnen de reconstructie is met name gericht op het recreatief medegebruik van de natuur, het versterken van de relatie tussen de toeristisch-recreatieve bedrijven en haar omgeving en het oplossen van ruimtelijke knelpunten. Daarnaast zal ook worden ingezet op een versterking van de samenwerking van het ondernemerschap in de sector.

Reconstructie en landschap
Komen tot een verbetering van de kwaliteit van het landschap in Noord en Midden Limburg is een van de speerpunten van het Reconstructieplan. Op dit moment is het landschap niet meer overal wat het geweest is. Veel landschappelijk waardevolle gebieden zijn aangetast. Door de reconstructie willen wij komen tot een behoud en herstel van de bestaande waardevolle gebieden en een vernieuwing van de landschappelijke identiteit daar waar wij nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen en nieuwe vormen van grondgebruik nastreven. Belangrijk hierbij is dat wij het landschap actief aandacht zullen geven bij de ontwikkelingen die in het landelijk gebied plaatsvinden.

Reconstructie en milieu
Met de reconstructie wordt geprobeerd een aantal conflicterende belangen ruimtelijk te scheiden. Dat betekent dat op langere termijn een doelstelling van reconstructie is dat de intensieve veehouderij in kwetsbare gebieden (rond kernen en natuur) wordt afgebouwd en tegelijkertijd de bedrijven ontwikkelingsruimte te bieden in Landbouwontwikkelingsgebieden. Hierdoor ontstaat een 'afwaartse beweging'. De verplaatsing en afbouw van de intensieve veehouderij in kwetsbare gebieden zal op termijn leiden tot een flinke afname van de stank- en ammoniakproblematiek. Hierbij speelt ook de autonome ontwikkeling en de landelijke wetgeving een belangrijke bijdrage. De landelijke AMvB-huisvesting waardoor de intensieve veehouderijen verplicht worden op termijn (2010) alle dieren te huisvesten in een stal met een lage ammoniakuitstoot draagt flink bij aan de vermindering van de ammoniakemissie in het reconstructiegebied. Daarnaast is in het reconstructieplan opgenomen dat er pilots worden uitgevoerd naar stallen waarbij de stank en ammoniakemissie nog verder om laag worden gebracht. Op basis van de uitkomsten van de pilots zal worden bekeken hoe deze technieken breed kunnen worden ingezet. Hierbij wordt gedacht aan een stimuleringsregeling. Om de stankproblematiek te verminderen wordt ook in de kernrandzones naar oplossingen op maat gezocht voor zo'n dertig bedrijven. Hierbij wordt gedacht aan technische maatregelen, verschuiven van het emissiepunt, omschakeling, functieverandering, verplaatsing en beëindiging.

Om meer kennis te ontwikkelingen over het probleem van fosfaatverzadigde gronden en de mogelijke oplossingen hiervan wordt een pilot uitgevoerd. Deze pilot heeft de volgende doelstellingen. Ten eerste het ontwikkelen van een methode om op een eenvoudige wijze een beeld te krijgen van de ligging van fosfaatverzadigde gronden. Ten tweede het formuleren van stimulerende maatregelen op bedrijfsniveau en ten derde maatregelen om fosfaat uit de bovengrond te verwijderen bij het natuurontwikkeling op voormalige landbouwgronden. Waar mogelijk zal ook een relatie worden gelegd met het nitraatprobleem. Vooral op de hoge zandgronden worden in het ondiepe en middeldiepe grondwater hoge concentraties aan nitraat aangetroffen. Op deze zandgronden gelden vanuit het rijk strengere regels voor mestaanwending dan op andere gronden. Aanvullende maatregelen voor de vermindering van nitraat worden in het plan niet opgenomen. Eerst moeten de uitwerking van de huidige mestregelgeving worden afgewacht.

Reconstructie en leefbaarheid
Vooral in de kleine dorpen is voelbaar dat de diverse ontwikkelingen in het landelijk gebied de leefbaarheid beïnvloeden. Zo frustreert stankhinder de woningbouwmogelijkheden, valt de traditionele werkgelegenheid in de agrarisch sector weg, staat de landschappelijke kwaliteit staat onder druk en is het agrarisch gebied slecht toegankelijk voor recreatief medegebruik. Veel van deze problemen kunnen het beste door de lokale bevolking zelf worden opgepakt, want zij weten immers het beste wat er speelt. Daarom stimuleert de provincie de totstandkoming van 28 dorpsomgevingsprogramma's. Kern van zo'n programma is om samen met de bevolking de problemen te inventariseren en concrete projecten uit te voeren om die problemen op te lossen. Speciaal voor de stankproblematiek zijn middelen gereserveerd om voor 10 bedrijven die veel stankoverlast veroorzaken in kernrandzones een oplossing te vinden (verplaatsing of technische maatregelen uitvoeren).

MER: voorkeursalternatief en MMA
Voor het reconstructieplan is een milieueffectrapportage uitgevoerd. In de eerste fase heeft deze zich gefocust op de onderwerpen zonering intensieve veehouderij en water in relatie tot verdroging. Nadat op basis van de uitkomsten een aantal aanpassingen in het plan zijn gedaan (met name: kleinere landbouwontwikkelingsgebieden) zijn de omgevingseffecten van het gehele plan onderzocht. Daartoe is het plan vergeleken met een zogeheten "meest milieuvriendelijk alternatief" (MMA). In het plan dat nu ter visie is gelegd zijn een aantal elementen uit dat MMA toegevoegd, waardoor het plan op een aantal omgevingseffecten beter scoort dan het eerdere conceptplan. In het plan is aangegeven welke aanbevelingen uit het MER wel en welke niet zijn overgenomen.

Instrumenten binnen reconstructie
Het reconstructieplan valt of staat bij goede instrumenten om de in het plan opgenomen doelen ook daadwerkelijk te realiseren. In veel gevallen voldoet het bestaande instrumenten, in enkele gevallen zijn nieuwe instrumenten of experimenten nodig. Om instrumenten zo efficiënt mogelijk in te kunnen zetten zijn voor de belangrijkste activiteiten zogenaamde instrumentenkoffers samengesteld. In de koffers zijn de instrumenten voor bijvoorbeeld grondmobiliteit, groene en blauwe diensten of leefbaarheid zodanig gegroepeerd dat ze snel en in goede afstemming met elkaar kunnen worden ingezet.

De doorwerking van reconstructie
Een aantal onderdelen van het reconstructieplan werken rechtstreeks door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De doorwerkingsregeling is gebaseerd op de Reconstructiewet concentratiegebieden. De doorwerking houdt in dat gemeenten het bestemmingsplan voor het betreffende onderdeel in overeenstemming met het reconstructieplan moeten brengen. Zo lang dat niet gebeurd is moeten aanvragen voor bouwvergunningen worden aangehouden. De planonderdelen die rechtstreeks doorwerken zijn de zonering intensieve veehouderij en de varkensvrije zones. Aanvragen voor bouwvergunningen van intensieve veehouderij zullen moeten worden aangehouden als het gaat om uitbreiding van de bouwkavel (extensiveringsgebieden) of vestiging van een nieuw bedrijf (in het gehele reconstructiegebied). In varkensvrije zones is de bouw van varkensstallen niet toegestaan. Tegen het reconstructieplan staat beroep open. Tegen planonderdelen die rechtstreeks doorwerken staat in de fase van aanpassing van het bestemmingsplan echter geen beroep meer open. De doorwerking gaat gelden vanaf het moment dat het (definitieve) reconstructieplan bekend wordt gemaakt.

Reconstructie en doelbereik
Het Reconstructieplan is geen in detail uitgewerkt plan, maar een plan op hoofdlijnen met een heldere, inspirerende ruimtelijke visie en concrete, afrekenbare doelen. In het plan is voor de diverse thema's, zoals landbouw, toerisme en recreatie, natuur, landschap, water, milieu en leefbaarheid, aangegeven welke bijdrage het plan levert aan de beleidsdoelen. Dit doelbereik zal gedurende de uitvoering voortdurend geëvalueerd en gemonitoord worden.
23-9-2003 17:19