Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad




Werkprogramma 2004
Gezondheidsraad

Nr A03/08, 15 september 2003


De Gezondheidsraad, ingesteld in 1902, heeft als taak de regering en h et parle- ment "voor te lichten over de stand der wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid" (art. 21 Gezondheidswet). De Gezondheidsraad ontvangt de meeste adviesvragen van de bewindslieden van Volksgezondheid, Welzijn & Sport, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening & Milieu, Sociale Zaken & Werkgelegenheid, en Landbouw, Natuur & Voed- selkwaliteit.
De raad kan ook eigener beweging adviezen uitbrengen. Het gaat dan als regel om het signaleren van ontwikkelingen of trends die van belang kunnen zijn of worden voor het overheidsbeleid.
De adviezen van de Gezondheidsraad worden in bijna alle gevallen opgesteld door multidisciplinair samengestelde commissies van--op persoonlijke titel benoemde--Nederlandse en soms buitenlandse deskundigen. De adviezen zijn openbaar.
De Gezondheidsraad is lid van het International Network of Agencies for Health Technology Assessment (INAHTA). INAHTA bevordert de uitwisseling en samenwerking tussen de leden van het netwerk.

Deze publicatie kan als volgt worden aangehaald: Gezondheidsraad: Werkpro- gramma 2004. Den Haag: Gezondheidsraad, 2003; publicatie nr A03/08. auteursrecht voorbehouden
ISBN: 90-5549-496-8


Ten geleide

Dit werkprogramma van de Gezondheidsraad zal volgens het voorschrift van de Kaderwet adviescolleges door de minister van VWS op de derde dinsdag in sep- tember aan de Staten-Generaal worden toegezonden. Aan het opstellen ervan zijn consultaties met de betrokken departementen voorafgegaan; ook zijn de beraads- groepen en stafleden van de Gezondheidsraad geraadpleegd. Het voorliggende werkprogramma oogt zwaar en is dat ook: het kan met de thans (2003) ter beschikking staande middelen en met een forse krachtsinspanning worden uitge- voerd.
Zoveel mogelijk worden in dit Werkprogramma streeftermijnen genoemd voor het uitbrengen van adviezen. Bij de start van een commissie wordt een werkplan gemaakt, gebaseerd op een eerste analyse van de probleemstlling en de verwachte werklast.
Den Haag, 15 september 2003
prof. dr JA Knottnerus, voorzitter
Ten geleide 5


6 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Inhoud

1 Inleiding 9
2 Werkwijze en speciale activiteiten 11
3 Signalering 15
4 Screeningsvraagstukken 17
5 Gezondheid en zorg: Algemene vraagstukken 21 6 Gezondheid en zorg: Doeltreffendheid en
doelmatigheid van diagnostiek en therapie 27 7 Gezondheid en zorg: Preventie van en behandeling bij infectieziekten 33 8 Gezondheid en voeding 37
9 Gezondheid en omgeving: Verbanden en beoordelingsmethoden 41 10 Gezondheid en omgeving: Humaan-toxicologische en ecotoxico-logische risicobeoordeling stoffen 49 11 Gezondheid en omgeving: Arbeidsomstandigheden 53 12 Mogelijke onderwerpen voor volgende werkprogramma's 59 13 Publicaties 2003 65
Index 69
Inhoud 7


8 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 1
Inleiding

In dit werkprogramma zijn de onderwerpen beschreven die de Gezondheidsraad in 2004 volgens plan onder handen zal hebben. Met verscheidene ervan was de raad al in 2003 doende. Niet alle onderwerpen zullen in 2004 tot rapportage lei- den. De volgorde waarin nieuwe onderwerpen ter hand worden genomen, hangt af van de prioriteit die door de bewindslieden worden gesteld, en van de capaci- teit die binnen het secretariaat beschikbaar komt bij voltooiing van projecten. Door onvoorziene adviesaanvragen kunnen eerder gestelde prioriteiten verande- ren. Bij de diverse onderwerpen is zo mogelijk aangegeven wanneer het advies kan worden verwacht.
Het werkprogramma is naar aandachtsgebied ingedeeld, rekening houdend met de afbakening van de beleidsterreinen van departementen. De verschillende onderwerpen op het gebied van screening, waaronder bevolkingsonderzoek, zijn thans ondergebracht in een afzonderlijk hoofdstuk (4). In hoofdstuk 12 zijn onderwerpen genoemd die in het overleg tussen de Gezondheidsraad en de betrokken departementen naar voren zijn gebracht, maar waarvoor thans geen capaciteit beschikbaar is, dan wel die in afwachting van wetenschappelijke of beleidsmatige ontwikkelingen pas later voor advisering in aanmerking komen. In het slothoofdstuk (13) is aangegeven welke adviezen in 2003 al zijn of volgens plan nog zullen worden uitgebracht. De nummers tussen haakjes achter de paragraaftitels in de hoofdstukken 4 en volgende hebben een intern-administratieve betekenis. Inleiding 9


10 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 2
Werkwijze en speciale activiteiten

2.1 Raad en commissies
De Gezondheidsraad heeft thans 194 leden, onder wie 33 vrouwen. Adviezen worden meestal opgesteld door ad hoc-commissies die krachtens artikel 24 van de Gezondheidswet zijn geïnstalleerd door de voorzitter van de Gezondheidsraad. Bij de samenstelling van commissies wordt, behalve op wetenschappelijke expertise, vooral ook gelet op een multidisciplinaire aanpak. Deze werkwijze dient ertoe om een eenzijdige kijk op de vraagstelling te voorko- men.
2.2 Beraadsgroepen
De beraadsgroepen van de Gezondheidsraad spelen een rol bij het waarborgen van de kwaliteit van het werk van de raad. Karakteristiek voor deze vaste colle- ges van advies en beraad is dat hun werkzaamheden betrekking hebben op een breed terrein. De hoofdtaken van een beraadsgroep zijn het toetsen van de con- ceptadviezen van de raad en het signaleren van vraagstukken en ontwikkelingen binnen het aangewezen terrein.
Er zijn beraadsgroepen voor de volgende acht terreinen: · Ecotoxicologie
· Geneeskunde
Werkwijze en speciale activiteiten 11


· Genetica
· Gezondheid en Omgeving
· Gezondheidsethiek en Gezondheidsrecht
· Infectie en Immuniteit
· Stralingshygiëne
· Voeding.
2.3 Secretariaat
Het werk van de raad en zijn commissies wordt ondersteund door een secreta- riaat. De wetenschappelijke-stafleden daarvan bereiden de onderwerpen van het werkprogramma voor, raadplegen deskundigen, coördineren het werk van com- missies en concipiëren de adviezen. Het secretariaat geeft tevens de adviezen en andere publicaties van de Gezondheidsraad uit. 2.4 Graadmeter
De Gezondheidsraad zal in 2004 zes nummers van Graadmeter uitbrengen. Dit blad bevat informatie over uitgebrachte adviezen en andere publicaties en over vragen en reacties van bewindslieden. Daarnaast worden in Graadmeter korte bijdragen gepubliceerd over ontwikkelingen in binnen- en buitenland die direct verband houden met het aandachtsgebied van de raad. 2.5 Internationale contacten en activiteiten
Internationale contacten zijn onontbeerlijk voor een wetenschappelijk college als de Gezondheidsraad. Soms wordt ook een beroep gedaan op buitenlandse des- kundigen om een commissie te versterken. De raad en zijn secretariaat onderhou- den een internationaal netwerk van deskundigen. Belangrijke kernen in dat netwerk zijn buitenlandse zusterorganisaties. Met deze organisaties worden rap- porten uitgewisseld. De raad zal capaciteit inzetten om de internationale samen- werking te verstevigen.
De raad zal in 2004, in samenwerking met de Belgische Hoge Gezondheids- raad, voortgaan met het exploreren van mogelijkheden om een internationaal net- werk van wetenschappelijke adviesinstanties op het terrein van de volksgezondheid op te zetten.
De volgende drie activiteiten onderneemt de raad in het kader van het Neder- landse voorzitterschap van de Europese Unie, in het tweede halfjaar van 2004: 12 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


· een advies over de effectiviteit van eerstelijnszorg (zie 6.10) · consultatie over en peer review van een rapport van de Wereldgezondheids- organisatie (WHO) over Priority Medicines (5.3) · organisatie van een EU-conferentie van nationale ethiekcommissies, waarbij vermoedelijk aandacht zal worden gegeven aan vraagstukken rond orgaan- transplantatie (5.4).
Zoals verderop aangegeven overweegt de Gezondheidsraad aan het advies over `zoönosen' (7.7) een internationale werkconferentie te laten voorafgaan. In de tweede helft van 2004 zal de raad een internationale conferentie organi- seren ter afsluiting van de reeks adviezen over het afleiden van gezondheidskun- dige advieswaarden voor stoffen (10.1.2). Die bijeenkomst beoogt een bijdrage te leveren aan de internationale harmonisatie van beoordelingsmethoden. Tenslotte onderzoekt de raad de mogelijkheid en wenselijkheid om een Euro- pees signalement uit te brengen over belangwekkende issues op het terrein van de volksgezondheid.
2.6 Network en vertalingen
Driemaal per jaar ontvangen buitenlandse relaties de publicatie Network, waarmee zij op de hoogte worden gebracht van de werkzaamheden van de raad. Van veel adviezen geeft het secretariaat een Engelse vertaling uit. 2.7 Website
De raad stelt via een eigen site op het World Wide Web (www.gr.nl) zijn publica- ties beschikbaar voor belangstellenden in binnen- en buitenland.

Werkwijze en speciale activiteiten 13


14 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 3
Signalering

De wettelijke taak van de Gezondheidsraad omvat--naast het uitbrengen van door bewindslieden of het parlement gevraagde adviezen--het op eigen initiatief signaleren van vraagstukken en ontwikkelingen die voor het overheidsbeleid van belang kunnen zijn. De raad geeft deze activiteit vorm door publicaties met een signalerend karakter (signalementen) uit te geven. De adviezen van de raad kunnen dienen als wetenschappelijke ondersteuning voor de beleidsontwikkeling op het terrein van de gezondheidszorg, de volksge- zondheid, de voeding, de arbeidshygiëne en het milieubeheer. De signalering op het gebied van de curatieve en preventieve gezondheids- zorg heeft ook bevordering van doelmatigheid als oogmerk. Mede in dit verband participeert het secretariaat van de raad in EuroScan, een Europees netwerk voor het identificeren van betekenisvolle emerging health technologies, waaronder worden begrepen: nieuwe verrichtingen, procedures, medische hulpmiddelen en geneesmiddelen.
De signaleringstaak van de raad omvat tevens het aangeven van voor het beleid mogelijk relevante ethische en juridische aspecten van wetenschappelijke ontwikkelingen op het terrein van de volksgezondheid. Deze taak is ten dele ondergebracht in een samen met de Raad voor Volksgezondheid en Zorg in 2002 gevormd `Centrum voor ethiek en gezondheid'. Binnen deze opzet brengt de Gezondheidsraad jaarlijks, dus ook in 2004, een signalerend advies uit met het oog op de `ethische beleidsagenda'.
Signalering 15


De werkgroep Bloed signaleert over ontwikkelingen ten aanzien van bloed en bloedproducten.
De Commissie Bijwerkingen Rijksvaccinatieprogramma zal mogelijke bij- werkingen van vaccinaties signaleren. Het gaat om vaccinaties die onderdeel uit- maken van het Rijksvaccinatieprogramma.
Ten slotte zal de raad met ingang van 2004 jaarlijks rapporteren over ontwik- kelingen op het gebied van bevolkingsonderzoek en screening. Over de genoemde thema's wordt in dit Werkprogramma nadere informatie verstrekt.

16 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 4
Screeningsvraagstukken

Van oudsher behoort bevolkingsonderzoek tot het aandachtsgebied van de Gezondheidsraad. Met de sterk toegenomen mogelijkheden mensen te screenen op aanwezige of potentiële aandoeningen, doen zich belangrijke medische, ethische en gezondheidsrechtelijke vragen voor. Dit hoofdstuk bundelt thema's waarover de Gezondheidsraad advies is gevraagd. 4.1 De Wet bevolkingsonderzoek (272)
Krachtens de Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) moet de minister van VWS de Gezondheidsraad horen alvorens een besluit te nemen over het verlenen of intrekken van een vergunning voor het verrichten van bevolkingsonderzoek. Ook in 2004 verwacht de raad weer een aantal adviezen uit te brengen. 4.2 Jaarbericht bevolkingsonderzoek (757)
De wetenschappelijke ontwikkelingen in zake de opsporing van ziekten gaan steeds sneller. Dat heeft gevolgen voor bestaande screeningsprogramma's en voor de mogelijkheden van nieuwe. Daarom zal, zoals gemeld in het vorige hoofdstuk, de raad vanaf 2004 jaarlijks rapporteren over ontwikkelingen op het vlak van bevolkingsonderzoek en screening. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de wetenschappelijke vooruitgang in verband met screening op specifieke Screeningsvraagstukken 17


aandoeningen. Daarnaast krijgt ook de zin van screening in vervolg op bijzon- dere gebeurtenissen aandacht.

4.3 Screening op diabetes type 2 (734)
Diabetes type 2 is een veel voorkomende ziekte met aanzienlijke medische en maatschappelijke implicaties. Het aantal mensen met diabetes zal toenemen doordat Nederlanders steeds dikker worden en door de vergrijzing. Inmiddels zijn 475 000 mensen met diabetes bij de huisarts bekend. Waarschijnlijk is er ook nog veel mensen die niet weten dat ze diabetes hebben. De raad zal adviseren of screening zinvol is, en hoe deze dan het beste kan plaats vinden. De raad verwacht in de loop van 2004 het advies af te ronden. 4.4 Neonatale screening (752)
In Nederland wordt screening op een drietal zeldzame erfelijke ziekten in van pasgeborenen afgenomen hielprikbloed verricht. Vroege opsporing en tijdige behandeling kunnen gezondheidsschade voorkomen. Door verbeteringen in de analysetechniek (met name de tandem-massaspectrometrie) is het mogelijk om een groot aantal uiteenlopende erfelijke stofwisselingsziekten snel en betrouw- baar te detecteren. Niet al die aandoeningen zijn even goed in kaart gebracht wat betreft prevalentie, ernst van ziekteverschijnselen en te behalen gezondheids- winst bij vroegtijdige opsporing.
De raad zal adviseren over de criteria voor neonatale screening en over de vraag bij welke aandoeningen die screening gewenst is. Het advies verschijnt eind 2004.
4.5 Pre-implantatie genetische diagnostiek en screening (755) Genetisch onderzoek van embryo's in vitro kan gedaan worden vanwege een ern- stige erfelijke aandoening (diagnostiek) of in het kader van in vitro-fertilisatie (screening). De raad zal adviseren over de indicaties voor dergelijk onderzoek. De verschijning van het advies is eind 2004 gepland. 18 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


4.6 Screening op cystische fibrose (CF) en hemoglobinopathieën

4.6.1 Cystische fibrose (735)
De levensverwachting van patiënten met cystische fibrose (CF, taaislijmziekte) is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen door verbeterde behandelingsmethoden die bovendien op jonge leeftijd worden begonnen. Het succes van vroegtijdige behandeling roept de vraag op of actieve opsporing van CF bij pasgeborenen zin- vol is.
4.6.2 Hemoglobinopathieën (741)
Een gevolg van de migratie is dat de prevalentie in Nederland van aangeboren aandoeningen van de rode bloedcellen, zoals thalassemie en sikkelcelziekte toe- neemt. Ook ten aanzien van deze hemoglobinopathieën is bepleit te screenen bij pasgeborenen en op dragers.
Gezien de verwante screeningsvraagstukken--onder andere ten aanzien van de beperkingen van preconceptuele voorlichting en screening--zal de raad over beide in samenhang rapporteren in relatie tot het advies over neonatale screening (752).

Screeningsvraagstukken 19


20 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 5
Gezondheid en zorg:
Algemene vraagstukken

De onderwerpen in dit hoofdstuk beperken zich niet tot een bepaalde sector van de volksgezondheid of de gezondheidszorg. Het betreft onder meer medisch- ethische of gezondheidsrechtelijke vraagstukken en ontwikkelingen op het ter- rein van de medische wetenschap, de volksgezondheid of de samenleving in haar geheel.
5.1 Gevolgen van rampen voor de gezondheid op middellange termijn (664) Rampen als overstromingen, neerstortende vliegtuigen en branden kunnen zowel bij de getroffenen als hulpverleners sporen nalaten. Die uiten zich, soms pas op termijn, in een verscheidenheid aan lichamelijke en psychische klachten. Stoffen die bij de ramp (mogelijk) zijn vrijgekomen, worden soms als oorzaak van de klachten aangewezen, ook al zijn daarvoor niet altijd `harde' bewijzen. Vaak laat de gebeurtenis zelf een onuitwisbare indruk achter en kunnen ziek- teklachten het gevolg zijn. Advisering moet leiden tot aanbevelingen over de zorg voor de getroffenen en hoe, op korte en op langere termijn, overheden en hulpverleners moeten omgaan met de klachten. De raad verwacht het advies eind 2004 uit te brengen.
Gezondheid en zorg: Algemene vraagstukken 21


5.2 `Fictieve herinneringen' (681)

In 2001 is de raad begonnen met de advisering over hervonden herinneringen aan traumatische gebeurtenissen, vooral seksueel misbruik, en over de rol van hulp- verleners bij het hervinden van dergelijke herinneringen. Door omstandigheden is het werk aan deze commissie geruime tijd onderbroken. De raad verwacht zijn advies eind 2003 of begin 2004 uit te brengen. 5.3 Priority Medicines (759)
De minister van VWS heeft geld vrijgemaakt om de Wereldgezondheidsorgani- satie (WHO) een rapport te laten opstellen over Priority Medicines. De minister zal de Gezondheidsraad bij deze activiteit consulteren en de raad verzoeken het resultaat te beoordelen (peer review).
5.4 Conferentie van nationale ethiekcommissies (758) Jaarlijks komende de nationale ethiekcommissies van de lidstaten van de EU bijeen om informatie uit te wisselen en een actueel thema te bespreken. In 2004 zal de Gezondheidsraad als gastheer optreden. Als thema heeft de raad orgaantransplantatie voorgesteld.
5.5 Druggebruik door jongeren (760)
Drugs lijken een prominent onderdeel te zijn van de (uitgaans)wereld van veel jongeren. Het gebruik van dergelijke middelen is niet risicoloos. Van een aantal van deze middelen is inmiddels het een en ander bekend over hun gevolgen voor de gezondheid op de lange termijn. Daarbij passeren psychische, neurologische, cardiovasculaire en respiratoire effecten de revue. De raad zal hierover adviseren op basis van de stand van de wetenschap ter zake. Met deze activiteit zal tegen het eind van 2004 worden begonnen.
5.6 Doping en breedtesport (761)
De staatssecretaris van VWS vraagt de Gezondheidsraad inzicht te verschaffen in het gevaar voor de gezondheid van het gebruik van middelen die beschouwd worden als doping. Het gaat daarbij in het bijzonder om de zogeheten ongeorga- 22 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


niseerde breedtesport. De raad kan deze activiteit starten in de tweede helft van 2004.

5.7 Middelengebruik in het verkeer (733)
In verband met een ontwerpwetsvoorstel tot aanpassing van de Wegenverkeers- wet 1994, vraagt de minister van Justitie de Gezondheidsraad, mede namens zijn collega van Verkeer en Waterstaat en in ambtelijke afstemming met de Ministe- ries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Binnenlandse Zaken en Konink- rijkszaken, hem te adviseren over de procedure die gevolgd zou kunnen worden om stoffen toe te voegen aan de bestaande lijst van stoffen die, bij overschrijding van de maximaal toegestane bloedconcentraties, leiden tot een verbod een motor- rijtuig te besturen. Daarnaast vraagt de minister of de raad de gehanteerde criteria voor plaatsing op de stoffenlijst adequaat acht en of stoffen vanwege hun chemi- sche verwantschap met reeds opgenomen stoffen aan de lijst kunnen worden toe- gevoegd. De raad verwacht in de loop van 2004 met de advisering te beginnen. 5.8 Chronische-vermoeidheidssyndroom (CVS) (708) Onbegrepen lichamelijke klachten komen vaak voor. Een bijzondere plaats daar- bij neemt chronische vermoeidheid in. De minister van VWS heeft de raad gevraagd te adviseren over, onder meer, de afbakening van en de overlap met andere somatische of psychische aandoeningen, de epidemiologie, risicofactoren en mogelijkheden tot preventie. Het advies wordt verwacht na de zomer van 2004.
5.9 Wet orgaandonatie ­ protocol hersendood (709) De Wet orgaandonatie legt bij de Gezondheidsraad de taak een protocol op te stellen voor het vaststellen van hersendood en dit protocol zo nodig te actualise- ren. Nieuwe diagnostische technieken maken het wenselijk het in 1996 opge- stelde protocol te actualiseren. In september 2003 zal de voorzitter van de Gezondheidsraad daartoe een commissie instellen. 5.10 Antisociale persoonlijkheidsstoornis (736) De antisociale persoonlijkheidsstoornis vormt een groot maatschappelijk pro- bleem. Er blijken in de praktijk nogal uiteenlopende opvattingen te bestaan over Gezondheid en zorg: Algemene vraagstukken 23


de behandeling, en over de vraag of behandeling moet plaatsvinden in het medi- sche of het juridische circuit. De raad verwacht met de behandeling eind 2003 of begin 2004 een aanvang te nemen.
5.11 Zorg voor niet-opgenomen patiënten met
acute psychische aandoeningen (607)
Tijdige behandeling van mensen met een eerste psychotische episode lijkt de kans op het ontstaan van blijvende defecten te verminderen. De Wet Bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) laat onvrijwillige behandeling alleen bij uitzondering toe. Mensen met de eerste verschijnselen van schizofrenie beschikken vaak niet over een zodanig ziekte-inzicht dat zij bereid zijn zich te laten behandelen. In de praktijk blijven deze mensen dan ook vaak onbehandeld totdat hun situatie zo verslechtert dat zij voldoen aan de BOPZ-criteria voor onvrijwillige opneming en dwangbehandeling. De minister van VWS heeft de raad gevraagd welke ambulante zorg en begeleiding beschikbaar zouden moeten zijn voor psychiatrische patiënten die dringend behandeling behoeven, buiten de onvrijwillige opneming op basis van de Wet BOPZ. De raad zal aandacht schen- ken aan een nadere uitwerking van de notie `ambulante dwangbehandeling'. Het advies verschijnt eind 2003 of begin 2004. 5.12 Gedragsproblemen en verstandelijke handicap (737) De maatschappelijke aanvaarding van `normoverschrijdend' gedrag neemt af. Dat heeft gevolgen voor de leefsituatie van verstandelijk gehandicapten met (ernstige) gedragsproblemen. De raad wordt gevraagd te adviseren, op basis van de stand van de wetenschap, over de mogelijkheden ter voorkoming en behande- ling van ernstige gedragsproblemen bij verstandelijk gehandicapten. De raad verwacht advisering na de zomer van 2004 ter hand te kunnen nemen.
5.13 Bewerkte lichaamsmaterialen (710)
Een wetsvoorstel met betrekking tot de veiligheid en kwaliteit van lichaamsma- teriaal is bij de Raad van State ingediend. In dit wetsvoorstel wordt aandacht besteed aan weefsels en cellen die--na verwijdering en ex vivo bewerking-- worden teruggeplaatst bij de patiënt. Voor het opstellen van regelgeving ter zake 24 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


heeft VWS behoefte aan een overzicht van de wetenschappelijke stand van zaken en van te verwachten ontwikkelingen.

5.14 Postmortaal onderzoek (obductie, sectie) (711) Ondanks belangrijke uitbreiding van het diagnostisch arsenaal kan dikwijls pas bij postmortaal onderzoek de doodsoorzaak worden vastgesteld. Dergelijk onder- zoek kan bovendien bijdragen aan de kennis van ziekteoorzaken en -mechanis- men. Postmortaal onderzoek blijft dan ook van belang. De raad zal in een advies ingaan op een aantal aspecten, zoals het verkrijgen van informed consent en het belang van partiële obductie.
5.15 Over het begrip behandelbaarheid (762)
Voor het begrip behandelbaar bestaat geen eenduidige definitie. Opvattingen over de behandelbaarheid van een ziekte of aandoening hangen af van wie dit begrip gebruikt en in welke context. Niet in de laatste plaats is er een directe rela- tie met opvattingen over ziekte en gezondheid, opvattingen die cultuur- en tijdge- bonden zijn. Ook de wetgever hanteert het begrip behandelbaarheid in de Wet bevolkingsonderzoek (WBO) en in de Wet medische keuringen (WMK), vanuit de specifieke context van de betreffende wet. Zowel binnen het medische als het juridische domein, en dus daartussen, bestaan aldus verschillende interpretaties van het begrip behandelbaarheid.
De raad zal in een advies een analyse maken van deze verschillende interpre- taties en de consequenties daarvan, zoals voor chronisch zieken. In het bijzonder wordt de raad gevraagd zo mogelijk een sluitende benadering te adviseren ten behoeve van de wetgever.

Gezondheid en zorg: Algemene vraagstukken 25


26 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 6
Gezondheid en zorg:
Doeltreffendheid en doelmatigheid
van diagnostiek en therapie
Doeltreffendheid en doelmatigheid van medisch handelen zijn centrale elemen- ten in het gezondheidszorgbeleid. Zij winnen bij de toenemende spanning tussen de vraag naar zorg en beschikbare middelen aan belang. De raad heeft een lange traditie in het geven van een wetenschappelijk antwoord op vragen over doeltref- fendheid en doelmatigheid. Op verzoek van de minister van VWS is deze taak geïntensiveerd.
De adviezen over zogeheten topklinische zorgfuncties die de minister van VWS onder artikel 2 van de Wet bijzondere medische verrichtingen (WBMV) heeft gebracht, vormen een bijzondere categorie onder deze algemene noemer. De Gezondheidsraad brengt de stand der wetenschap in kaart, waarna de minister een planningsregeling vaststelt.
6.1 Rationele medische en paramedische zorg (665) De raad heeft een aantal onderwerpen in behandeling genomen naar aanleiding van het rapport `Advies inzake kosteneffectiviteitanalyse van bestaande verstrek- kingen' van de voormalige Ziekenfondsraad (nu: College voor Zorgverzekerin- gen), verschenen op 28 oktober 1993. De Voorzitter van de Gezondheidsraad heeft daartoe de Kerncommissie MTA ingesteld. Daarnaast zijn nieuwe onder- werpen toegevoegd. In bewerking zijn:
Gezondheid en zorg: Doeltreffendheid en doelmatigheid van diagnostiek en therapie 27


6.1.1 Nacontrole bij kanker (689)

Na een medische behandeling is nacontrole gebruikelijk. Afhankelijk van de aard van de aandoening en de ingrijpendheid van de behandeling kunnen de frequen- tie en de duur van die controles sterk uiteenlopen. Bij kanker is een relatief fre- quente en langdurige nacontrole gebruikelijk. Daarvoor zijn niet alleen medische, maar ook psychosociale redenen. Patiënten kunnen geruststelling ont- lenen aan het feit dat ze goed in de gaten worden gehouden. Frequente en langdu- rige controles maken echter dat iemand wellicht langer patiënt blijft dan medisch gezien nodig is. Wat kan, rekening houdend met deze verschillende aspecten, op grond van wetenschappelijke publicaties, gezegd worden over de meest adequate schema's voor nacontrole na een behandeling voor kanker? De raad zal advise- ring over dit onderwerp in het voorjaar van 2003 ter hand nemen. Het advies wordt verwacht tegen het eind van 2004.
6.1.2 Oefentherapie (687)
In vervolg op het advies `De effectiviteit van fysische therapie' dat in 1999 ver- scheen, neemt de Raad de toepassing van oefentherapie onder de loep. Het betreft verschillende behandelvormen die veelvuldig toepassing vinden in de dagelijkse praktijk, onder meer bij aandoeningen van het bewegingsapparaat, neurologische aandoeningen (zoals CVA) en luchtwegaandoeningen (zoals astma en COPD). Op geleide van gepubliceerde systematische reviews brengt de Raad de stand van wetenschap in kaart, met name ten aanzien van de effectiviteit. 6.2 Horizon scanning (763)
Het identificeren van betekenisvolle emerging health technologies, waaronder worden begrepen: nieuwe verrichtingen, procedures, programma's, medische hulpmiddelen en geneesmiddelen, wordt internationaal ook wel aangeduid als horizon scanning of early warning. Een belangrijk doel is het tijdig informeren van beleidsmakers over de gevolgen van de introductie van een `zorgtechnolo- gie' op het vlak van veiligheid, werkzaamheid, doeltreffendheid, kosten, ethiek en organisatie van de zorg.
De raad zal een systeem ontwikkelen voor geselecteerde monitoring van nieuwe of ontluikende `zorgtechnologieën', mede op basis van de informatie die binnen het Europese netwerk (EuroScan) wordt verzameld. In zijn berichtgeving 28 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


kan de raad dan wijzen op potentieel waardevolle zorginnovaties, maar ook-- indien nodig--op de nog ontoereikende evidence base wanneer zorgvoorzienin- gen zich op termijn lijken aan te dienen voor het verstrekkingenpakket. De minister van VWS stelt een advies vóór medio 2004 op prijs. 6.3 Medisch-specialistische hulpmiddelen (764)
In vervolg op de hiervoor genoemde activiteit (6.2) zal de Gezondheidsraad zich buigen over de ontwikkelingen op het terrein van de medisch-specialistische hulpmiddelen. Hierbij valt te denken aan tal van nieuwe zorgtechnologieën, zoals resynchronisatie-pacemakers, apparatuur voor neuromodulatie, insuline- pompjes, botgroeistimulatieapparatuur en lasertechnieken. De raad zal worden gevraagd een toetsingskader te ontwikkelen voor dergelijke voorzieningen. Daarbij zal overleg gezocht worden met relevante instanties en adviescolleges. De raad streeft er naar dit advies begin 2005 uit te brengen. 6.4 Biventriculaire pacing bij hartfalen en andere bijzondere interventies aan het hart (740)
Het gegeven dat minder mensen dan vroeger overlijden aan een hartinfarct heeft als keerzijde een toename van de incidentie van chronisch hartfalen. Het gesyn- chroniseerd stimuleren van beide hartkamers door middels van een bijzondere pacemaker is een nieuwe, en kostbare therapie van hartfalen. De minister van VWS vraagt de Gezondheidsraad te adviseren over een verantwoord gebruik en de wenselijkheid van deregulering van deze en enkele andere bijzondere inter- venties, zoals het gebruik van gecoate stents, brachytherapie en PTCA. De raad zal in 2004 en 2005 in een aantal deeladviezen rapporteren. 6.5 Hypertensie en andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten (765) Hart- en vaatziekten zijn verantwoordelijk voor een aanzienlijke ziektelast. Niet alleen zijn zij de belangrijkste doodsoorzaak, maar zij veroorzaken ook veel chronisch lijden, door hun directe effecten op de bloedsomloop en door de gevol- gen daarvan voor het functioneren van vitale organen, zoals de hersenen. Belangrijke determinanten van hart- en vaatziekten zijn bekend en beïn- vloedbaar, zoals roken, voeding (zie ook 8.3), lichamelijke activiteit, diabetes, (verhoogde) bloeddruk en serumcholesterolniveau. Een succesvolle preventie- strategie vraagt om een geïntegreerde benadering van de belangrijkste te beïn- Gezondheid en zorg: Doeltreffendheid en doelmatigheid van diagnostiek en therapie 29


vloeden risicofactoren. De raad zal de recente wetenschappelijke inzichten inventariseren en de betekenis daarvan voor de klinische praktijk aangeven. In een recente publicatie in de wetenschappelijke pers werd een geïntegreerde bena- dering door middel van een zogenoemde Polypill voorgesteld. De raad zal de waarde van een dergelijke farmacologische aanpak in zijn overwegingen betrek- ken. De raad verwacht tegen het eind van 2004 de advisering ter hand te nemen. 6.6 Werkgroep Bloed (629/1)
De minister van VWS heeft de Gezondheidsraad gevraagd meer aandacht te geven aan bloed en bloedtransfusie. Nu de bloedvoorziening in Nederland onder de verantwoordelijkheid valt van de stichting Sanquin Bloedvoorziening, is er meer behoefte ontstaan aan een onafhankelijke instantie die aangeeft welke ont- wikkelingen en mogelijke problemen op dit terrein relevant zijn. In 1999 heeft de Gezondheidsraad voor deze signalerende taak de Werkgroep Bloed geïnstalleerd. Deze werkgroep signaleert die ontwikkelingen op het terrein van bloed en bloed- transfusie waarover advisering door de Gezondheidsraad nodig of wenselijk is. De werkgroep volgt een tiental onderwerpen, en zal rapporteren wanneer zich een beleidsrelevante ontwikkeling voordoet. 6.7 De veiligheid van bloed (691)
De minister van VWS heeft aangegeven behoefte te hebben aan een advies over de betekenis van nieuwe, gevoelige bepalingsmethoden voor virale besmetting van donorbloed. De raad wil deze vraag in een breder perspectief plaatsen. Een bloedtransfusie is een medische behandeling die, ook los van de mogelijkheid een infectie over te dragen, risico kent. Dat risico is tot op zekere hoogte te beheersen, maar niet volledig uit te bannen. De vraag hoe veilig bloed moet zijn, is daarom relevant.
Behandeling van dit thema heeft vertraging opgelopen doordat de raad over enkele actuele thema's tussentijds een signalement heeft uitgebracht. De raad verwacht het onderwerp in de loop van 2004 ter hand te nemen. 6.8 Zwangerschapsimmunisatie (662)
Zwangeren in Nederland worden, volgens op een uit 1992 daterend Gezond- heidsraadadvies gebaseerde richtlijn, onderzocht op de aanwezigheid van zoge- heten irregulaire antistoffen, die de gezondheid van het kind kunnen bedreigen. 30 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


De raad is gevraagd of ontwikkelingen op dit terrein een herziening van zijn eerdere advies nodig maken. Het advies verschijnt naar verwachting rond de jaarwisseling.
6.9 Medische fouten (715)
Het rapport To err is human: Building a safer health system van het Amerikaanse Institute of Medicine heeft in veel landen geleid tot discussie over medische fou- ten en de vermijdbaarheid daarvan. De Gezondheidsraad zal in een advies de situatie in Nederland belichten.
Eind 2003 of begin 2004 zal het werk aan dit advies worden begonnen. 6.10 Effectiviteit en doelmatigheid van eerstelijnszorg (744) Nederland heeft, evenals een aantal andere West-Europese landen en Canada, traditioneel een sterk ontwikkelde eerstelijnszorg, met een verwijs- en poort- wachtersfunctie richting gespecialiseerde zorg. Dit stelsel staat in toenemende mate onder druk. Daarbij spelen zowel inhoudelijke als randvoorwaardelijke aspecten een rol. Voorts noopt het wegvallen van de Europese binnengrenzen tot nationale en internationale keuzes. Ter onderbouwing daarvan is het van belang de internationale stand van wetenschap inzake de effectiviteit en doelmatigheid van de oriëntatie op primary care in kaart te brengen. De raad streeft er naar het advies op een zodanig tijdstip uit te brengen dat het een rol kan spelen tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie.

Gezondheid en zorg: Doeltreffendheid en doelmatigheid van diagnostiek en therapie 31


32 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 7
Gezondheid en zorg:
Preventie van en behandeling bij
infectieziekten
Van oudsher besteedt de Gezondheidsraad aandacht aan de preventie en behan- deling van infectieziekten. Dat uit zich onder meer in activiteiten met een perio- diek karakter, die vooral in dit hoofdstuk zijn opgesomd. Ook gevestigde handelwijzen kunnen nieuwe vragen oproepen, zoals verschillende keren is gebleken.
7.1 Bijwerkingen vaccins Rijksvaccinatieprogramma (469) De Gezondheidsraad analyseerde in het verleden elk jaar de (vermeende) bijwer- kingen die zich in het voorgaande jaar hadden voorgedaan bij kinderen die in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma waren gevaccineerd. Met ingang van 1997 is de werkwijze aangepast: het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voert de analyse van de gegevens uit en legt deze voor commen- taar voor aan de Gezondheidsraad. De minister van VWS heeft inmiddels, na overleg met de voorzitter van de Gezondheidsraad, kenbaar gemaakt dat de aard van de desbetreffende werkzaamheden het verkiesbaar maakt deze taak in het kader van de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma op een andere manier te waarborgen. Medio 2004 verschijnt de laatste rapportage in de huidige vorm. Gezondheid en zorg: Preventie van en behandeling bij infectieziekten 33


7.2 Commissie herziening en uitbreiding RVP (693)

De Gezondheidsraad is gevraagd gefaseerd zijn visie te geven op het RIVM-rap- port over het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) in de 21ste eeuw. In 2003 is in vervolg op die vraag geadviseerd over vaccinatie tegen hepatitis B van kinderen van moeders die draagster zijn van het virus en over kinkhoest. Het brede advies over de herziening van het RVP, waarin onder andere aandacht voor criteria en uitgangspunten voor opname van vaccins in het RVP, voorlichting en communi- catie met het publiek, en recente immunologische inzichten in de werking van vaccins zal verschijnen begin 2004.
7.3 Richtlijnen voor preventie van ziekenhuisinfecties (144/9) De landelijke Werkgroep Infectie Preventie (WIP) heeft tot taak richtlijnen op te stellen voor de preventie van ziekenhuisinfecties. Krachtens een verzoek uit 1989 van de toenmalige staatssecretaris van WVC geeft de Gezondheidsraad jaarlijks een tweede oordeel over conceptrichtlijnen. De raad zal met het departe- ment van VWS overleggen over inperking van zijn rol. 7.4 MRSA (meticillineresistente Staphylococcus aureus) (766) De raad wordt gevraagd te adviseren over de omvang en de ontwikkeling van het MRSA-probleem en over de meest (kosten)effectieve op preventie gerichte aanpak. Daarbij zal het Nederlandse beleid ter zake worden gespiegeld aan dat in het buitenland.
De minister van VWS stelt een advies medio 2004 op prijs. 7.5 BCG-vaccinatie (767)
Kinderen uit landen met een hoge tuberculoseprevalentie worden met BCG gevaccineerd. De minister van VWS vraagt of het aanbeveling verdient BCG- vaccinatie op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma, en tevens te bezien of andere risicogroepen in aanmerking komen. De raad zal voor dit advies in over- leg treden met de KNCV (Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging tot bestrijding der tuberculose) en dit onderwerp betrekken bij zijn advisering over het Rijksvaccinatieprogramma (7.2).
34 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


7.6 Protocollen Infectieziekten (144/8)

In 1995 heeft de minister van VWS de Landelijke Coördinatiestructuur voor de Infectieziektenbestrijding (LCI) in het leven geroepen. Deze heeft onder meer tot taak het opstellen van protocollen en draaiboeken voor een landelijk uniforme bestrijding van infectieziekten. Overeenkomstig het daartoe strekkende verzoek van de minister van VWS van 6 december 1996, toetst de Gezondheidsraad alle door de LCI opgestelde of geactualiseerde protocollen en draaiboeken. De raad zal met het departement van VWS overleggen over inperking van zijn rol. 7.7 Uitbraken van onbekende etiologie, zoönosen en de inzet van antivirale middelen bij een (influenza)pandemie (768) Recent werd de wereld geconfronteerd met uitbraken van virale infectieziekten, waarvan de verwekker niet reeds bekend was. Het ging daarbij om genetische varianten van bekende virussen. Gevaarlijke varianten kunnen vooral ontstaan wanneer virussen die bij dieren voorkomen genetisch materiaal kunnen uitwisse- len met humane virussen. Een uitbraak met onbekende oorzaak kan niet worden ingedamd door te vaccineren. Tegen het influenzavirus kunnen wel moderne antivirale middelen worden ingezet. In eerdere adviezen--Vaccinatie tegen influenza, seizoen 1998/1999 en het Gezondheidsraadadvies Vaccinatie bij een grieppandemie uit 2000--besteedde de raad aandacht aan de positie van deze middelen.
De raad zal over het voorgaande rapporteren in drie, samenhangende, advie- zen:
· een advies over het inzetten van antivirale middelen bij een grieppandemie · een advies over infectieziekten bij de mens in relatie tot infectieziekten bij dieren, en de betekenis in dat verband van vormen van veehouderij · omgaan met niet-voorspelbare bedreigingen, waaronder infectieziekten met onbekende verwekkers.
Begonnen wordt met de advisering over het inzetten van antivirale middelen. De raad streeft ernaar dit advies uit te brengen rond de jaarwisseling 2003/2004. Het advies over infectieziekten en zoönosen zou voor medio 2004 moeten verschij- nen. De raad overweegt in dit kader een internationale werkconferentie te organi- seren. Het streven is de volledige advisering in 2004 af te ronden. Gezondheid en zorg: Preventie van en behandeling bij infectieziekten 35


36 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 8
Gezondheid en voeding

De in dit hoofdstuk beschreven werkzaamheden bestrijken de kwaliteit van de voeding en de productie, voorziening en consumptie van voedingsmiddelen. Daarbij gaat het steeds om de vraag: dragen de bestanddelen van het voedsel, de productie ervan en de samenstelling van het voedselpakket bij aan bevordering van de gezondheid, of is er sprake van gezondheidsrisico's. De raad ziet het ook als zijn taak periodiek ontwikkelingen in de voedselconsumptie in dit licht te beoordelen.
Vragen over de veiligheid van voedsel staan maatschappelijk en beleidsmatig in de belangstelling. Dit heeft de regering in 2002 gebracht tot het instellen van een Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Adviezen van de Gezondheidsraad kunnen dienen als grondslag voor de risicobeoordelingstaak van de VWA. 8.1 Veiligheidsbeoordeling nieuwe voedingsmiddelen (622) Op verzoek van de bewindslieden van VWS en LNV heeft de Gezondheidsraad in 1999 een commissie in gesteld die is belast met de veiligheidsbeoordeling van nieuwe voedingsmiddelen in het kader van EU-verordening (EG)258/97. Die verordening richt zich op nieuwe voedingsmiddelen en voedselingrediënten, zoals producten die via genetisch gemodificeerde organismen zijn verkregen en voedingsmiddelen met specifiek de gezondheid bevorderende (nieuwe) bestand- delen. Daarnaast heeft de commissie de taak te adviseren over het ten behoeve Gezondheid en voeding 37


van deze veiligheidsbeoordeling te hanteren beoordelingskader. Dat leidde in 2002 tot een advies (2002/05).
Verdere activiteiten van de commissie en haar staf zijn: · het geven van advies aan overheid en bedrijfsleven over het karakter van een product of proces (wel of niet novel)
· informatieverstrekking over de praktijk van de novel food-wetgeving en het beoordelingstraject, inclusief de vereiste dossiervorming · participatie in werkgroepen voor de veiligheid van nieuwe voedingsmidde- len in Europees en OESO-verband.
Het mandaat van de commissie loopt tot eind 2004. 8.2 Voedingsnormen voor energie en voedingsstoffen (551, 754) De Gezondheidsraad gaat na op welke onderdelen de voedingsnormen voor ener- gie en voedingsstoffen die in 1989 door de toenmalige Voedingsraad zijn opge- steld, moeten worden herzien. De raad voert deze evaluatie uit in nauw overleg met zusterorganisaties in het buitenland. De bedoeling is zoveel mogelijk te komen tot een gemeenschappelijke wetenschappelijke basis voor aanbevolen hoeveelheden in Europa, de VS en Canada. Bij deze herziening geeft de raad aan welk niveau van inneming de traditionele deficiëntieziekten kan voorkómen en tevens kan bijdragen aan de preventie van chronische ziekten. Er zijn inmiddels nieuwe voedingsnormen opgesteld voor energie, vetten, eiwitten en verteerbare koolhydraten, calcium, vitamine D, thiamine, riboflavine, niacine, pantotheen- zuur, biotine, foliumzuur, vitamine B6 en vitamine B12. In 2003 is begonnen aan een advies over voedingsvezel; het zal naar ver- wachting in de eerste helft van 2004 ter beschikking komen. Daarna zullen ach- tereenvolgens de voedingsnormen voor vitamine A (retinol en bètacaroteen), ijzer en vitamine E worden herzien.
8.3 Richtlijnen goede voeding (611)
In 1986 heeft de toenmalige Voedingsraad het advies `Richtlijnen goede voe- ding' uitgebracht. Dit advies vormt de basis voor het Nederlandse voedingsbe- leid en is van groot belang voor activiteiten op het gebied van de voedingsvoorlichting en de productontwikkeling door het bedrijfsleven. De minister van VWS heeft mede namens de minister van LNV gevraagd de `Richt- 38 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


lijnen' periodiek te toetsen aan de stand van de wetenschap. In 2003 is begonnen met het opstellen van het advies `Richtlijnen goede voeding 2005'.

8.4 Inrichting landelijke voedselconsumptiepeilingen na 1998 (590) In 1998 is de derde landelijke voedselconsumptiepeiling uitgevoerd. De bewindslieden van VWS en LNV hebben de Gezondheidsraad advies gevraagd over de wijze waarop deze peilingen in de toekomst moeten worden voortgezet. Het nieuwe peilingssysteem moet gericht zijn op de voedselconsumptie zowel vanuit het oogpunt van gezondheidsbevordering (`gezonde' voeding) als van gezondheidsbescherming (`veilige' voeding). In 2003 zal een beperkte peiling `nieuwe stijl' plaatsvinden waarbij voor personen in de leeftijdsgroep van 19-30 jaar informatie wordt verzameld over de energetische waarde van de totale voe- ding, het vet en verzadigd vetgehalte en de groenten- en fruitconsumptie. De ministers hebben de raad verzocht de resultaten, opzet en uitvoering van deze peiling te evalueren. Het resultaat van deze evaluatie moet mede een grondslag vormen voor de verdere uitwerking van het nieuwe signaleringssysteem. 8.5 Voedselallergie (745)
Bij de veiligheidsbeoordeling van nieuwe voedingsmiddelen (8.1) zijn mogelijke allergene eigenschappen een vast punt van aandacht. Maar het vraagstuk van voedselallergie is breder en betreft ook bestanddelen van voedingsmiddelen die al (lang) deel uitmaken van onze voeding en kruisreacties met allergenen in onze omgeving (b.v. stuifmeelpollen). Het aantal gevallen van voedselallergieën lijkt in ons land toe te nemen. Op verzoek van de minister van VWS oriënteert het RIVM zich nader op de omvang van deze ontwikkeling. De minister heeft aange- geven behoefte te hebben aan een advies van de Gezondheidsraad waarin wordt ingegaan op de mogelijke oorzaken en op aangrijpingspunten voor terugdring- ing.
8.6 Alcoholgebruik tijdens zwangerschap en lactatie (753) De voorlichting over de gevolgen van alcoholgebruik rond de conceptie, tijdens zwangerschap en lactatie voor het (ongeboren) kind is niet eenduidig. De Gezondheidsraad is in 2003 begonnen een advies over dit onderwerp voor te bereiden. Het wordt naar verwachting medio 2004 uitgebracht. Bij het opstellen Gezondheid en voeding 39


van het advies vindt overleg plaats met de commissie die een gezondheidskun- dige advieswaarde voor ethanol op de werkplek afleidt (zie 10.1).

8.7 Voeding bij ingrijpende medische behandelingen (769) Mogelijk is het herstel na, of het resultaat van, ingrijpende medische behandelin- gen te verbeteren door aanpassingen van de voeding van de patiënt. In het najaar van 2003 gaat de Gezondheidsraad de wenselijkheid na van een signalerend advies over deze kwestie. Bij een positieve beslissing zal de raad dit advies in 2004 uitbrengen.
8.8 Verrijking van voedingsmiddelen met foliumzuur (770) Sinds begin jaren negentig wordt vrouwen met een kinderwens aanbevolen een foliumzuursupplement te gebruiken om de kans op het krijgen van een kind met een neuralebuisdefect te verminderen. De massamediale campagne die in 1995 is uitgevoerd om dit gebruik te verbeteren heeft niet in voldoende mate het beoogde effect gehad. Tegen deze achtergrond heeft de minister van VWS de Gezondheidsraad opnieuw verzocht de mogelijkheden voor een veilige en doel- treffende verrijking van voedingsmiddelen met foliumzuur aan te geven.

40 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 9
Gezondheid en omgeving:
Verbanden en beoordelingsmethoden

De Gezondheidsraad besteedt aandacht aan methoden voor het analyseren en beheersen van het risico dat verbonden is aan de blootstelling aan omgevingsfac- toren. Daarbij richt de raad zich in de eerste plaats op de gezondheid van de mens. Daarnaast besteedt hij ook aandacht aan de structuur en het functioneren van ecosystemen als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving. In dit hoofd- stuk komt de invloed van omgevingsfactoren op de gezondheid van de mens en de kwaliteit van het milieu aan de orde, voor zover de vragen geen betrekking hebben op specifieke stoffen of arbeidsomstandigheden. Een bijzondere plaats neemt de advisering naar aanleiding van het beleidsproject `Gezondheid en milieu' van de bewindslieden van VWS en VROM. In een in 2003 uitgebracht advies heeft de Gezondheidsraad onderwer- pen voor kennissynthese (`advies') aangegeven. Verscheidene daarvan heeft de Raad in dit hoofdstuk onder `Gezondheid en milieu' opgenomen ter behandeling in 2004 en mogelijk later.
9.1 Omgevingsfactoren en astma (570)
Omgevingsfactoren, in het bijzonder allergenen, spelen een belangrijke rol bij het optreden van astma. De Gezondheidsraad zal, ook gelet op de stijgende pre- valentie van astma, een oordeel geven over de aard van die rol en over de nood- zaak het optreden van allergenen in het leefmilieu te observeren (monitoring). Ook zal de raad nagaan in hoeverre vormen van luchtverontreiniging als ozon en Gezondheid en omgeving: Verbanden en beoordelingsmethoden 41


fijn stof het vóórkomen en beloop van astma beïnvloeden. Door wijziging van prioriteiten is het werk aan dit onderwerp vertraagd. Het is in 2003 ter hand genomen.
9.2 Commentaar op conceptrapporten van de National Council on Radiation Protection and Measurements (484) De National Council on Radiation Protection and Measurements (NCRP)--een onafhankelijke instantie in de VS--doet aanbevelingen en geeft rapporten uit over stralingshygiëne (ioniserende en niet-ioniserende straling). De NCRP heeft de Gezondheidsraad gevraagd conceptrapporten van commentaar te voorzien. Hierop is positief gereageerd. De raad gaat verder van geval tot geval na in hoe- verre de NCRP-rapporten zaken bevatten die voor het Nederlandse overheidsbe- leid relevant zijn om te signaleren.
9.3 Elektromagnetische velden (673)
Vooral door de opmars van de mobiele telefonie neemt het aantal vragen over de invloed van elektromagnetische velden en straling op de gezondheid toe. Ook over andere toepassingen, zoals magneettreinen, hoogspanningslijnen en elektri- sche apparatuur en allerhande automatische toegangs- en controlesystemen, doen zich van tijd tot tijd vragen voor. De Gezondheidsraad is in 2001 begonnen met periodieke rapportages over nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen op dit gebied en over de noodzaak eerdere conclusies bij te stellen. In 2003 verscheen het tweede jaarbericht.
9.4 Environmental Health Criteria-document
Statische en Extreem Laagfrequente EM-velden (746) De Directeur-generaal van de World Health Organization heeft via de minister van VWS de Gezondheidsraad gevraagd mee te werken aan het opstellen van een Environmental Health Criteria-document over statische en laagfrequente elek- tromagnetische velden. De Gezondheidsraad heeft deze activiteit in 2002 ter hand genomen en organiseert twee werkconferenties ter voorbereiding van wat een separaat document over statische velden zal worden. Naar verwachting wordt deze activiteit in 2004 afgerond.
42 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


9.5 Voorzorg en volksgezondheid (661)

In het milieubeleid geldt het voorzorgprincipe als uitgangspunt voor maatregelen ter bescherming van de gezondheid van de mens en de kwaliteit van het milieu. Dit is ook op de terreinen van de voeding, de gezondheidszorg en de arbeidsom- standigheden steeds meer het geval. In concrete gevallen is het echter niet een- voudig aan dit principe handen en voeten te geven. De Gezondheidsraad bereidt een advies voor waarin achtergronden en toepassingsmogelijkheden van het voorzorgprincipe worden toegelicht. De te beantwoorden hoofdvragen zijn: · Welke betekenis hebben de begrippen voorzorg, voorzorgbeginsel, preventie en preventiebeginsel?
· Hoe hangen de begrippen voorzorg, risico en onzekerheid met elkaar samen? Kan een typologie van risico's behulpzaam zijn bij beslissingen die passen in een voorzorgbeleid?
· Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in het hanteren van een voor- zorgbeleid, dan wel het voorzorgprincipe op de gebieden arbeidsomstandig- heden, gezondheidszorg, milieu en voeding? · Wat is de rol van kennis bij het nemen van beslissingen in een voorzorgbe- leid ter bescherming van de volksgezondheid? Welke typen kennis zijn hier te onderscheiden, wie dragen die kennis aan en wie beoordelen de kwaliteit ervan?
Het advies verschijnt volgens plan eind 2004. 9.6 Geluid en slaap (718)
In 1992 bracht de Gezondheidsraad een advies uit over `Vliegtuiglawaai en slaap'. In het advies `Geluid en gezondheid' (1995/15) werden de conclusies uit het eerdere rapport verwerkt. Sedertdien zijn er nieuwe onderzoekgegevens over de invloed van geluid op de slaap beschikbaar gekomen. De staatssecretaris van VROM wil van de Gezondheidsraad een geactualiseerd overzicht van de stand van kennis op dit gebied ontvangen en vraagt daarbij naar de gezondheidskun- dige betekenis van slaapverstoring. Eind 2002 heeft de raad met deze activiteit een aanvang gemaakt. Het advies verschijnt begin 2004. Gezondheid en omgeving: Verbanden en beoordelingsmethoden 43


9.7 Invloed van natuur op gezondheid en welzijn (719)

De `natuurlijkheid' van de omgeving staat steeds meer in de belangstelling als factor die van invloed is op gezondheid en welzijn. In zijn adviezen `Grote lucht- havens en gezondheid' (1999/14) en `Hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur' (2000/25) wees de Gezondheidsraad daarop. Daarna heeft het onder- zoeksinstituut Alterra een literatuuroverzicht opgesteld over dit onderwerp. Naar aanleiding van die rapportage heeft de staatssecretaris van LNV, mede namens de bewindslieden van VWS en VROM, de Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO) en de Gezondheidsraad gevraagd om hem over dit onderwerp te adviseren. Inmiddels is onder auspiciën van de Gezondheidsraad en de RMNO een commissie geïnstalleerd die een advies over de stand van kennis op dit gebied voorbereid. Dat advies verschijnt in begin 2004. Vervolgens zal de RMNO een advies over een strategisch onderzoeksplan ter zake opstellen. Via de RMNO zijn ook de Raad voor Gezondheidsonderzoek, de Raad voor het Lande- lijk Gebied en het Innovatienetwerk Agrocluster en Groene Ruimte bij de advise- ring betrokken.
9.8 Aantasting stiltegebieden (747)
In vervolg op de hiervoor (9.7) genoemde activiteit zal de Gezondheidsraad zich buigen over de gevolgen van aantasting van stiltegebieden voor de gezondheid. De vraagstelling zal in overleg met het ministerie van VROM nader worden uit- gewerkt. Bij zijn advisering zal de Gezondheidsraad de rapportage van het RIVM over de stedelijke leefomgeving betrekken. 9.9 Gezondheid en milieu (720)
In de vierde editie van het Nationaal Milieubeleidsplan (juni 2001) krijgt de rela- tie tussen milieu en gezondheid nadrukkelijk aandacht. De bewindslieden van VWS en VROM hebben in verband daarmee in 2002 aan de Tweede Kamer een `actieprogramma' toegezonden, waarin onder andere een adviesaanvraag aan de Gezondheidsraad is aangekondigd. De raad ontving de bedoelde adviesaanvraag van de staatssecretaris van VROM in december 2002. De vragen aan de raad betroffen een nadere beoordeling van gestelde onderzoeksprioriteiten en kritisch `review' van een beoordelingskader voor lokale milieuproblemen (daartoe ont- ving de raad een aanvullende adviesaanvraag in juli 2003). Medio 2003 ver- 44 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


scheen in antwoord hierop een advies dat onderwerpen aandroeg voor kennisverwerving en kennissynthese met betrekking tot de invloed van (vooral) fysieke milieufactoren en gezondheid (2003/15). De mogelijkheid om op basis van maatstaven voor gezondheid, zoals Quality Adjusted Life Years, prioriteiten bij onderzoek en implementatie van beleidsmaatregelen te stellen, wil de raad in een afzonderlijk advies bespreken.
9.9.1 Beoordelingskader
In juni 2003 publiceerden het RIVM en Fast Advies het `Beoordelingskader Gezondheid en Milieu'. Op verzoek van de staatssecretaris van VROM geeft de Gezondheidsraad een second opinion over het beoordelingskader. Het advies verschijnt nog in 2003 of begin 2004.
9.9.2 Maten voor `environmental health'
De Gezondheidsraad zal als reactie op de adviesaanvraag van de staatssecretaris van VROM van december 2002 een afzonderlijk advies wijden aan de bruikbaar- heid van maten voor `kwaliteit van leven' bij het beoordelen van de schadelijke invloed van milieufactoren op de gezondheid en van maatregelen om die invloed in te perken. In het advies besteedt de raad ook aandacht aan de monetaire verta- ling van dergelijke maten als onderdeel van het uitvoeren van kosten-batenanaly- ses. Het advies verschijnt volgens plan in de loop van 2004. 9.9.3 Samenloop van omgevingsfactoren
In het advies `Gezondheid en milieu: kennis voor beleid' (2003/15) wordt aange- geven hoe de gezondheid een resultante is voor sociale, economische en milieu- factoren. De laatste jaren worden er diverse pogingen aangewend de onderling samenhang van die factoren en hun relatie met gezondheid beter in kaart te bren- gen. Veelal gebruikt men daartoe het begrip leefomgevingskwaliteit. De raad zal de stand van kennis op dit gebied in kaart brengen en nagaan welke aanknopings- punten deze kennis biedt voor een doeltreffend beleid ter inperking van gezond- heidsrisico's.
Gezondheid en omgeving: Verbanden en beoordelingsmethoden 45


9.10 Blootstelling aan ioniserende straling (748)

In 1991 vatte de Gezondheidsraad de stand van kennis over de gevolgen van blootstelling aan ioniserende straling voor de gezondheid samen (1991/22). Sedertdien zijn de inzichten in de processen die aan deze gevolgen ten grondslag liggen, toegenomen. Hoewel in de jaren 1990 geen `doorbraken' zijn gemeld, acht de raad een actualisering van het ruim 10 jaar geleden gepubliceerde advies op zijn plaats, mede in het licht van nieuwe internationale discussies over aan- passing van het normstellingsregiem. Het advies verschijnt volgens plan in 2004 of begin 2005.
9.11 Invloed van global change op de gezondheid (749) De wetenschappelijke evidentie voor onomkeerbare veranderingen in de biosfeer neemt toe. Te noemen zijn zaken als het broeikaseffect, aantasting van de ozon- laag en de verwoestijning van grote gebieden. Die wereldwijde veranderingen leiden op regionale en lokale schaal tot processen die de gezondheid van de bevolking aldaar beïnvloeden. De ontwikkelingen hebben ook hun weerslag op de volksgezondheid hier. De Gezondheidsraad is in 2003 begonnen met het opstellen van een verkennend advies waarin wordt aangegeven of met dit soort effecten bij diverse maatschappelijke ontwikkelingen meer rekening moet en kan worden gehouden. Waar nodig zullen ook andere drijvende processen naast ver- anderingen in de biosfeer in de beschouwing worden betrokken. 9.12 Werkconferentie ecologie en gezondheid
Natuurlijke, `gezonde' ecosystemen, vervullen belangrijke functies voor de samenleving, waaronder de regulatie van atmosferische gassen, de productie van veilig voedsel en schoon drinkwater en het bieden van recreatiemogelijkheden. Op deze manier kunnen zij, mondiaal of lokaal, positief bijdragen aan de gezond- heid en het welzijn van mensen. Door menselijk ingrijpen kunnen ecologische functies echter zodanig verstoord raken, dat de voedsel- en drinkwatervoorzie- ning in gevaar komt en ziekten en plagen een kans krijgen. De Raad zal in 2004 de relevantie van belangrijke actuele en toekomstige ecologische vraagstukken voor de volksgezondheid op korte en lange termijn verkennen. Daartoe zal de Raad één of enkele werkconferenties organiseren over (mogelijk) de volgende onderwerpen:
46 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


· Zoönosen en andere (nog onbekende) ziekteverwekkende organismen als gevolg van aantasting van ecosystemen (zowel in Nederland als elders in de wereld) en van mondialisering' van transportroutes. · Verstoringen van ecosystemen door waterbeheersmaatregelen en de gevol- gen voor de gezondheid van mensen.
9.13 Stank als maatschappelijk probleem (771)
Geur (`stank') houdt veel Nederlanders bezig. Een aanzienlijk deel (enkele tien- tallen procenten) van de Nederlandse bevolking geeft aan geurhinder te onder- vinden. De Gezondheidsraad zal op verzoek van de staatssecretaris van VROM nagaan wat de stand van kennis is over de invloed van geur op de gezondheid, of die kennis uit te drukken is in blootstelling-responsrelaties en of de vigerende meet- en rekenmethoden voor geurconcentraties voldoende rekening houden met de huidige kennis. De raad zal in de tweede helft van 2004 een aanvang maken met dit advies.
9.14 Risico's en voordelen van nanotechnologie voor de volksgezondheid (772) In diverse westerse landen, waaronder Nederland, worden aanzienlijke sommen geld uitgetrokken voor het ontwikkelen van de zogeheten nanotechnologie. Die technologie baseert zich op het manipuleren van processen op moleculaire schaal. Worden de voordelen van de nanotechnologie breed uitgemeten, aan de risico's die aan deze nieuwe technologie kleven wordt nog slechts met mondjes- maat aandacht besteed.* De Gezondheidsraad zal in een verkennend advies een overzicht van risico's en voordelen geven.
* Zie o.a. Brumfiel G. Nanotechnology: a little knowledge ... . Nature 2003; 424:246-248. Gezondheid en omgeving: Verbanden en beoordelingsmethoden 47


48 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 10
Gezondheid en omgeving:
Humaan-toxicologische en ecotoxico-
logische risicobeoordeling stoffen
Van oudsher licht de Gezondheidsraad de regering voor over de stand van de wetenschap met betrekking tot het risico van stoffen die door menselijke activi- teiten vrijkomen. Daarbij tracht de raad vragen te beantwoorden als: Hoe tast blootstelling aan een stof de gezondheid van mensen aan? Wat is de invloed van stoffen op de structuur en het functioneren van ecosystemen en daarmee op het vermogen van deze systemen om functies te vervullen die van essentieel belang zijn voor de samenleving? Welke niveaus van blootstelling bedreigen de gezond- heid van mens en milieu niet? Hoe ernstig en omvangrijk is het effect bij hogere blootstellingsniveaus? De beroepsmatige blootstelling aan stoffen komt in hoofd- stuk 10 aan de orde.
10.1 Uitgangspunten voor gezondheidskundige advieswaarden (442) In 1985 heeft de Gezondheidsraad een methode aanbevolen voor het op inzichte- lijke wijze afleiden van gezondheidskundige advieswaarden voor stoffen (`Uit- gangspunten voor normstelling'; 1985/31). Het ging daarbij om blootstelling van de mens aan niet-mutagene, niet-carcinogene en niet-immunotoxische stoffen. De raad heeft besloten het advies van 1985 te actualiseren en te verbreden. In 1996 verscheen het advies `Toxicologische advieswaarden voor stoffen' (1996/ 12). In vervolg daarop heeft de raad nader aandacht besteed aan een raamwerk voor het beoordelen van de toxiciteit van een stof waarbij efficiënt gebruik van de vaak schaars beschikbare informatie vooropstaat (`Onderzoek gezondheidsri- Gezondheid en omgeving: Humaan-toxicologische en ecotoxico-logische risicobeoordeling


sico's stoffen: een gerichtere benadering'; 2001/24). In 2002 verscheen een advies over `combinatietoxiciteit' (`Blootstelling aan combinaties van stoffen: een systematiek voor het beoordelen van gezondheidsrisico's'. 2002/05). Begin 2003 zag het advies `Benchmark-dosismethode: afleiding gezondheidskundige advieswaarden in nieuw perspectief' (2003/06) het licht. 10.1.1 Extrapolatie van onderzoekgegevens naar advieswaarde Als sluitstuk van deze reeks van adviezen zal de Gezondheidsraad zich buigen over de onzekerheidsfactor (door sommigen ook assessment factor of extrapola- tiefactor genoemd) en de deelfactoren waaruit de onzekerheidsfactor is opge- bouwd. Daarbij zal hij in het bijzonder het recente werk van TNO en het RIVM op dit terrein betrekken. De voorbereiding van dat advies, dat volgens plan in 2004 verschijnt, is inmiddels aangevangen. 10.1.2 Harmonisatie van beoordelingsmethoden
In de hierboven vermelde adviezen heeft de Gezondheidsraad steeds het belang van internationale harmonisatie van onderzoeksprotocollen en beoordelingsme- thoden benadrukt. Op dat terrein wordt in het kader van de WHO (International Programme on Chemical Safety) en de OESO het nodige gedaan. De Gezond- heidsraad zal in de tweede helft van 2004 een internationale workshop organise- ren met als doel deze harmonisatieprocessen een stimulans te geven en daarbij de aanbevelingen in de diverse adviezen over het internationale voetlicht te bren- gen.
10.2 Interventiewaarden voor stoffen (569)
Nationale, regionale en lokale overheden hebben behoefte aan interventiewaar- den voor blootstelling aan stoffen die bij incidenten of ongevallen vrijkomen. Overschrijding van een interventiewaarde leidt dan tot bepaalde maatregelen ter bescherming van de bevolking in het rampgebied. De Gezondheidsraad zal een methodiek voor het afleiden van deze waarden aanbevelen. De raad bouwt daar- bij voort op een project in de regio Rijnmond waarbij voor een groep stoffen interventiewaarden zijn afgeleid. Medio 2001 ontving de raad de bij de advies- aanvraag behorende achtergronddocumentatie. De advisering zal in 2004 worden afgerond.
50 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


10.3 Dieselrook (633/12)

In 2004 zal de Gezondheidsraad zich uitspreken over een gezondheidskundige advieswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan dieselrook (zie 11.1; het werk aan dit onderwerp is door de gecompliceerdheid van de materie aanzienlijk vertraagd). Na het gereed komen van het advies zal de raad een kort advies opstellen over het effect van blootstelling aan dieselrook in het buitenmilieu op de gezondheid.
10.4 Formaldehyde (633/08)
In 2003 heeft de Gezondheidsraad een advieswaarde afgeleid voor beroepsma- tige blootstelling aan formaldehyde (zie 11.1). In vervolg hierop zal de raad eind 2003 of begin 2004 nagaan of de vigerende aanbevelingen voor normering van formaldehydeconcentraties in woon- en algemene leefomgeving in overeenstem- ming zijn met de recente wetenschappelijke gegevens.

Gezondheid en omgeving: Humaan-toxicologische en ecotoxico-logische risicobeoordeling


52 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 11
Gezondheid en omgeving:
Arbeidsomstandigheden

Het zwaartepunt van de werkzaamheden van de Gezondheidsraad ten behoeve van het arbeidsomstandighedenbeleid vormt het beoordelen van de schadelijke gevolgen van beroepsmatige blootstelling aan stoffen. Gedeeltelijk gaat het hier om voortzetting van de taak van de voormalige Werkgroep van Deskundigen. Behalve over afzonderlijke stoffen adviseert de Gezondheidsraad ook over beoordelingsmethoden en over andersoortige arbeidshygiënische vraagstukken. De stoffen die in behandeling worden genomen zijn afkomstig van een lijst die de staatssecretaris van SZW samenstelt na overleg binnen de Sociaal-Economi- sche Raad.
11.1 Gezondheidskundige advieswaarden voor afzonderlijke stoffen (459) Begin 2004 zullen bij de Gezondheidsraad in behandeling zijn*: bitumenrook, gamma-butyrolacton, dieselmotoremissies, endotoxinen, ethanol, glutaaralde- hyde, graanstof, olienevel, platina en platinaverbindingen, propyleenglycol, stof (inhaleerbaar en respirabel), stikstofdioxide, tarwemeelstof, 1,1,2,2-tetrachloor- ethaan, tin en tinverbindingen, zure anhydriden en zwavelwaterstof. De staatsse- cretaris van SZW heeft ook een advies aanvraag over nitrosamines aangekondigd, die nog nadere specificering behoeft.
* `In behandeling' betekent dat de Gezondheidsraad de opdracht voor het opstellen van een eerste concept heeft gegeven.
Gezondheid en omgeving: Arbeidsomstandigheden 53


In 2004 verwacht de raad over ongeveer 7 stoffen* te kunnen adviseren. Voor sommige stoffen bereidt een groep deskundigen uit Scandinavië, IJsland en Denemarken de evaluatie voor, terwijl omgekeerd documenten van de Gezond- heidsraad in die landen worden gebruikt. In 2000 kwam de raad met het Ameri- kaanse National Institute of Occupational Safety and Health (NIOSH) overeen op overeenkomstige wijze samen te werken.
11.2 Classificatie en onderbouwing van grenswaarden voor kankerverwekkende stoffen (459) **
De Gezondheidsraad beoordeelt op verzoek van de minister van SZW nader aan te geven stoffen op genotoxisch kankerverwekkende eigenschappen en verstrekt gegevens over de kans op kanker bij blootstelling aan de stof gedurende het gehele arbeidsleven. Deze gegevens moeten dienen als onderbouwing van wette- lijke grenswaarden voor blootstelling aan deze stoffen. Verder classificeert de Gezondheidsraad nader aan te geven kankerverwekkende stoffen volgens op Europees niveau vastgestelde categorieën.
Begin 2004 heeft de Gezondheidsraad de classificatie van de volgende stof- fen in behandeling: 5-azacitidine, broomdichloormethaan, N-butylglycidylether, chlorozotozine, cyclosporine, iodoform, isofosfamide, 2-nitroanisol, pyrocate- chol, trichlormethinhydrochloride, 2,4,5-trimethylaniline, vinblastinesulfaat, vincristinesulfaat, 4-vinylcyclohexeen, 4-vinylcyclohexeen diepoxide, N-vinyl- 2-pyrrolidine.
Begin 2004 heeft de Gezondheidsraad verder de berekening van het extra kankerrisico na beroepsmatige blootstelling aan de volgende stoffen in behande- ling: acrylamide, bleomycine, 4-chloor-o-fenyleendiamine, cisplatina, dacarba- zine, N,N'-diacetylbenzidine, 2,4-diaminotolueen, o-dianisidine, 3,3'- dichloorbenzidine en 3,3'-dichloorbenzidine dihydrochloride, mustine (stikstof- mosterd), mytomycine C, 2-nitronaftaleen, PAK's, o-tolidine, en o-toluïdine. 11.3 Classificatie van stoffen als reproductietoxisch (543)*** De Gezondheidsraad beoordeelt op verzoek van de minister van SZW nader aan te geven stoffen op hun reproductietoxische eigenschappen en deelt ze in volgens op Europees niveau vastgestelde categorieën. Begin 2004 heeft de Gezondheids-
* Onder voorbehoud van voldoende financiële middelen.
** Zie voetnoten bij 11.1.

*** Zie voetnoten bij 11.1.
54 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


raad de volgende stoffen in behandeling: bisfenol A, cyclohexanol, diethyleen glycol (mono) alkylethers, diethylhexylftalaat (DEHP), ethylmethaan sulfonaat (EMS), isopropylmethaan sulfonaat (IPMS), methylchloride, waterstoffluoride. 11.4 Gezondheidskundige onderbouwing MAC-waarden (563) In de jaren zestig zijn in Nederland en elders in Europa veel advieswaarden voor stoffen verheven tot bestuurlijke norm en opgenomen in de lijst van MAC-waar- den voor blootstelling aan stoffen in de werkpleklucht. Het merendeel van deze advieswaarden was afkomstig van de toenmalige lijst van Threshold Limit Values van de American Conference of Governmental Industrial Hygienists. De gezond- heidskundige onderbouwing ervan staat al verscheidene jaren ter discussie. Een `screening' door TNO Voeding leerde dat vele van deze MAC-waarden uit gezondheidskundig oogpunt mogelijk te hoog zijn of niet toxicologisch zijn onderbouwd.
De staatssecretaris van SZW heeft de Gezondheidsraad gevraagd de onder- bouwing te beoordelen en na te gaan of er een beter onderbouwde waarde valt aan te geven. De raad heeft deze beoordeling ter hand genomen met een interna- tionaal panel van deskundigen. Het gaat om ongeveer 200 stoffen die, volgens de oorspronkelijke plannen, in een periode van twee jaar de revue moesten passe- ren. Na een proeffase, die begin 1998 werd afgerond, heeft de raad besloten tot een grondiger beoordeling dan aanvankelijk was voorzien. Daartoe bleek aan- merkelijk meer tijd nodig. In 2002 en 2003 werd het leeuwendeel van de werk- zaamheden afgerond. Vele adviezen zijn inmiddels in concept- of definitieve vorm gepubliceerd.
In 2004 zullen de laatste adviezen in dit kader verschijnen. Dit zijn volgens plan: aluminium pyropoeders, ammoniumchloride (rook), azijnzuur, benomyl, benzeenthiol, boraten ((tetra)natriumzouten en boorzuur), boriumoxide, broom, n-butaan, butaanthiol, calciumhydroxide, calciumoxide, alfa-chlooracetofenon, o-chloorbenziyldeenmalonitril, 1-chloor-1-nitropropaan, o-chloortolueen, cyana- mide en calcium-cyanamide, cyanogeenchloride, cyclohexeen, 2,6-di-tert-butyl- p-cresol, dibutylfosfaat, 1,1-dichloor-1-nitroethaan, diethanolamine, diethyleen- triamine, diethylketon, difenyl/fenylether-mengsel, N,N-dimethylethylamine, divinylbenzeen, dizwaveldichloride, ethaanthiol, ethyleenglycoldinitraat, hexo- geen, 2-hydroxypropylacrylaat, ijzeroxide, ijzerzouten (in water oplosbaar), iso- propylamine, kaliumhydroxide, LPG, magnesiumoxide (rook), mesityloxide, methylacetaat, methylacetyleen, methylacetyleen/propadieenmengsel, methylcy- clohexaan, mierenzuur, natriumbisulfiet, nicotine, nitroethaan, nitroglycerine, m- Gezondheid en omgeving: Arbeidsomstandigheden 55


nitrotolueen, n-nonaan, n-octaan, oxaalzuur, 2-pentanon, 2-pivalyl-1,3- indan- dion, propargylalcohol, n-propylnitraat, pyrethrum, resorcinol, rotenon, sac- charose, speksteen, stikstofmonoxide, stikstoftrifluoride, strychnine, sulfurylfluoride, tantalium, tetrabroomkoolstof, tetraethylorthosilicaat, tetrame- thylorthosilicaat, 4,4'-thiobis(6-tert-butyl-m-cresol), titaandioxide, tributylfos- faat, warfarine, zinkstearaat, zuurstofdifluoride. 11.5 Protocollen `asbestslachtoffers': longkanker (608) De regering heeft besloten mensen die door blootstelling aan asbest asbestose of een maligne mesothelioom hebben gekregen, onder bepaalde voorwaarden een eenmalige uitkering te verstrekken. Voor de uitvoering van dit beleid heeft de Gezondheidsraad in april 1998 een gezondheidskundig protocol opgesteld waar- mee kan worden nagegaan of iemand met een mesothelioom in principe voor een uitkering in aanmerking komt. Een overeenkomstig advies over een protocol voor asbestose volgde in maart 1999. De staatsssecretaris van SZW heeft de Gezondheidsraad gevraagd ook een protocol voor longkanker op te stellen. Het advies verschijnt naar verwachting in begin 2004. 11.6 Aan arbeid gerelateerde infertiliteit (660) Bij mensen met bepaalde beroepen is verminderde vruchtbaarheid geconstateerd. Blootstelling aan bepaalde stoffen wordt vaak als oorzaak gezien. In een aantal gevallen zijn dergelijke stoffen geïdentificeerd. De Gezondheidsraad zal de stand van wetenschap op dit terrein in kaart brengen en nagaan welke maatregelen werknemers tegen verminderde vruchtbaarheid kunnen beschermen. Als eerste zal de raad de adviesaanvraag van de staatssecretaris van SZW over fertiliteit en oplosmiddelen beantwoorden. De werkzaamheden zijn in 2001 begonnen maar inmiddels enigszins vertraagd door wijziging van prioriteiten bij de uitvoering van het werkprogramma. Rapportage zal naar verwachting in 2004 plaatsvinden. 11.7 Normstelling voor sensibiliserende stoffen (648) Sommige stoffen met immunotoxische werking kunnen, na zogenoemde sensibi- lisatie, bij verdere blootstelling al in zeer lage concentraties tot ernstige gezond- heidsklachten leiden. Als onderdeel van de beoordeling van specifieke stoffen is er behoefte aan algemene richtlijnen hoe met normen ter limitering van de bloot- stelling aan deze stoffen om te gaan.
56 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


11.8 Certificatie stralingsdeskundigen (722)

Bedrijven en instellingen die ioniserende straling toepassen, moeten op grond van de Kernenergiewet beschikken over aan de toepassing aangepaste deskun- digheid. In bepaalde gevallen is daartoe de inschakeling van een gediplomeerde deskundige vereist. De overheid bezint zich op methoden om te waarborgen dat kennis die ter verkrijging van het diploma is vergaard, behouden blijft. Certifica- tie is daartoe een mogelijkheid. De staatssecretaris van SZW zal de Gezond- heidsraad naar verwachting rond de jaarwisseling 2003/2004 vragen aan te geven welke criteria voor certificatie zijn te hanteren. Het advies komt dan in het voor- jaar van 2004 gereed.

Gezondheid en omgeving: Arbeidsomstandigheden 57


58 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 12
Mogelijke onderwerpen voor volgende
werkprogramma's

Bij de voorbereiding van dit werkprogramma passeerden diverse onderwerpen de revue die de moeite van het bestuderen zeker waard zijn, maar die om redenen van prioriteitstelling en capaciteit bij het secretariaat van de Gezondheidsraad niet in 2004 ter hand kunnen worden genomen zonder herziening van de huidige prioriteiten. In dit hoofdstuk worden deze onderwerpen pro memorie opgesomd. 12.1 Kiembaangentherapie (192)
In de embryowet is een verbod opgenomen voor de toepassing van kiembaan- gentherapie. Dit verbod kan op zijn vroegst na vijf jaar vervallen. In de toelich- ting meldt de minister van VWS voornemens te zijn de Gezondheidsraad te verzoeken te adviseren over de stand van wetenschap met betrekking tot kiem- baangentherapie en over de ethische en maatschappelijke kanten van de toepas- sing ervan. Advisering kan in de loop van de genoemde vijf jaar na inwerkingtreding van de wet plaatshebben. 12.2 Interventies bij nicotineverslaving (714) Zoals bekend vormt rookverslaving een groot gezondheidsprobleem, verant- woordelijk voor ernstige chronische aandoeningen en een hoge sterfte. De raad kan onderzoeken welke interventies--medicamenteus zowel als niet-medica- menteus--in goed opgezet onderzoek effectief gebleken zijn. Of dit onderwerp Mogelijke onderwerpen voor volgende werkprogramma's 59


te zijner tijd in het werkprogramma moet worden opgenomen hangt af van de uit- komst van een activiteit ter zake van het CBO.

12.3 Medisch beroepsgeheim (686)
Het medisch beroepsgeheim is een belangrijke voorwaarde voor de vertrouwens- relatie tussen de patiënt en diens behandelend arts, en als zodanig een groot goed in de gezondheidszorg. De laatste jaren doen zich vragen voor over de reikwijdte en de grenzen van het beroepsgeheim, vooral in die gevallen waarin belangen van derden een rol spelen, bijvoorbeeld wanneer bij iemand een seksueel over- draagbare aandoening wordt geconstateerd. De Gezondheidsraad kan adviseren over de in dit verband relevante overwegingen en mogelijk te volgen handelwij- zen.
12.4 De rol van de nurse-practitioner in de gezondheidszorg In het rapport Taakherschikking in de gezondheidszorg dat de Raad voor de volksgezondheid en zorg (RVZ) in januari 2003 publiceerde concludeerde deze dat een taakverlichting van artsen en daardoor vergroting van de kwaliteit van de zorg kon worden bereikt door de gerichte inzet van goedgeschoolde medewer- kers die verantwoordelijk konden krijgen voor het verrichten van specifieke deeltaken. De RVZ beval in dat verband een experiment aan met de inzet van zogenoemde nurse-practitioners, die zelfstandig spreekuur kunnen houden. De Gezondheidsraad zal op basis van de wetenschappelijke literatuur in kaart bren- gen op welke gebieden door een dergelijke samenwerking van artsen en nurse- practitioners verbetering is aangetoond van de kwaliteit en doelmatigheid van de individuele gezondheidszorg, in het bijzonder bij de zorg voor chronisch zieken. 12.5 Creutzfeldt-Jacobziekte
Zijn de conclusies van het rapport van het Britse CJF-incidents panel over het risico van besmetting ook van toepassing op de Nederlandse situatie, met name als gevolg van verschillen in decontaminatieprocedures? In hoeverre passen de Britse voorstellen inzake het informatiebeleid bij incidenten binnen de Neder- landse context?
60 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


12.6 Behandelvormen voor prostaathypertrofie (688)

Voor benigne prostaathypertrofie bestaat een veelheid aan behandelwijzen, zowel invasieve als medicamenteuze. De Gezondheidsraad kan een systematisch overzicht opstellen van deze behandelingen, de doeltreffendheid ervan en de indicaties ervoor.
12.7 Medische (on)geschiktheid een motorvoertuig te besturen Aangezien een eenmaal verkregen rijbewijs in het algemeen voor vele jaren wordt afgegeven zullen zich gedurende die periode omstandigheden kunnen voordoen die, indien ze aanwezig waren ten tijde van de aanvraag van het rijbe- wijs, aanleiding zouden zijn geweest tot weigering of tot het stellen van beper- kende voorwaarden. Een zogeheten `eigen verklaring' behoeft pas te worden verstrekt bij vernieuwing van het rijbewijs. De vraag of dat een gewenste situatie is hangt enerzijds samen met de aandoening in kwestie en de behandeling, maar vraagt ook een meer principiële discussie. De raad kan in een advies een nadere analyse maken van de verschillende heersende opvattingen en van de eventuele wetenschappelijke onderbouwing daarvan.
12.8 Zwangerschap en partus
Een aantal ontwikkelingen rond zwangerschap en bevalling vraagt aandacht. Te noemen zijn de stijging van het aantal keizersneden, aanwijzingen dat de maat- schappelijke druk regelmatig een rol speelt in de besluitvorming inzake de inlei- ding van de partus en het gegeven dat Nederlandse vrouwen op relatief hoge leeftijd zwanger worden. Al deze zaken--die deels samenhangen--hebben gevolgen voor zowel het verloop als de uitkomst van de zwangerschap. De raad kan de oorzaken alsmede de implicaties voor de volksgezondheid en de zorg van deze situatie analyseren, en mogelijke veranderingen voorstellen. 12.9 Foetale chirurgie
Anatomische gebreken bij het ongeboren kind kunnen in veel gevallen worden aangetoond. Soms kan na de geboorte een anatomische correctie volgen, waar- door het kind een normale verder ontwikkeling kan doormaken. Het kan echter gewenst zijn daarmee niet tot na de geboorte te wachten. Chirurgische ingrepen Mogelijke onderwerpen voor volgende werkprogramma's 61


bij een foetus in utero zijn echter technisch niet altijd mogelijk, of zij dragen een groot risico op mislukking. Om die reden zijn operaties waarbij de uterus bloot- gelegd en geopend wordt in Europa niet populair. In zijn advies `Het ongeboren kind als patiënt' (1990/05) ging de raad reeds in op de eerste ontwikkelingen op dit terrein (`open' en `gesloten' ingrepen) en op de mogelijke ethische en juridi- sche implicaties. Momenteel lijken met name de endoscopische technieken meer perspectief te bieden. Langs die weg kan men bijvoorbeeld een niet-gesloten middenrif voor de geboorte herstellen, ten einde het kind zelfstandig te doen ade- men.
De raad kan over de huidige stand van de wetenschap ten aanzien van de techniek en de indicatiestelling adviseren, en zonodig aangeven welke eisen zijn te stellen aan de organisatorische inbedding van foetale chirurgie. 12.10 Guglielmi coils voor niet-operatieve behandeling van intracraniële aneurysmata
De chirurgische behandeling van intracraniële aneurysmata bestaat uit het plaat- sen van een metalen clip op het aneurysma. Een endovasculaire benadering, waarbij het aneurysma wordt getromboseerd door er, via een katheter, een platina coil in aan te brengen, biedt aantrekkelijke alternatieve behandelingsmogelijkhe- den, in het bijzonder voor aneurysmata op plaatsen die slecht, of slechts met groot risico voor hersenschade, chirurgisch zijn te benaderen. 12.11 Duurzaamheid en nieuwe voedingsmiddelen
Het Nederlandse milieubeleid is onder meer gericht op het bevorderen van duur- zame productiemethoden. De voedingsmiddelenindustrie wordt thans geken- merkt door sterke veranderingen op het gebied van productiemethoden en door de introductie van nieuwe producten. De vraag is gerezen in hoeverre deze ont- wikkelingen passen in het duurzaamheidsstreven (hergebruik van grondstoffen, sluiten van kringlopen, etc,). De Gezondheidsraad kan deze vraag in studie nemen.
12.12 Biologische beschikbaarheid en bodemnormen (574) De zogenoemde biologische beschikbaarheid van verontreiniging in de bodem hangt af van de aard en samenstelling van de bodem. Bij normstelling worden die aard en samenstelling verdisconteerd via een zogeheten bodemtypecorrectie. 62 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


De Gezondheidsraad kan over die formule een oordeel geven en ook aangeven welke andere factoren van belang zijn voor het stellen van normen voor bescher- ming van de gezondheid.
12.13 Stofprofielen en normstelling
In het advies `Onderzoek stoffen ­ een gerichtere benadering' (2001/24) ging de Gezondheidsraad in op de efficiëntie van methoden om stoffen te beoordelen. De staatssecretaris van VROM wil in vervolg op dat advies van de raad vernemen in hoeverre gegeven een bepaalde definiëring van stofprofielen snellere methoden kunnen worden toegepast om gezondheidskundige advieswaarden af te leiden. Voor zo'n definiëring is beleidsmatig als uitwerking van het SOMS-beleid (SOMS staat voor `Strategisch omgaan met stoffen') een aanzet gegeven. 12.14 Essentiële metalen
De risicobeoordeling van essentiële metalen wijkt af van die van milieuvreemde stoffen. In zijn advies over koper (1989/09) en in het bijzonder zink (1997/34) ging de raad daar reeds op in. De vraag die nu voorligt is: is het mogelijk om algemene richtlijnen te geven voor de beoordeling van de risico's voor mens en milieu van deze stoffen?
12.15 Brandvertragers
Ter bescherming van mens en goed tegen brand worden in veel gebruiksvoor- werpen broomhoudende verbindingen toegepast als `brandvertragers'. Inmiddels is verontrusting ontstaan over de mogelijke aantasting van het milieu door deze polybroomverbindingen. Door het vrijkomen van de stoffen in het milieu kunnen ze vervolgens in de voedselketen raken. Dit onderdeel van de mogelijke risico's van het vrijkomen van de bedoelde stoffen heeft nog weinig aandacht gekregen en zou de door Gezondheidsraad, mede op verzoek van de Voedsel en Waren Autoriteit in studie kunnen worden genomen. 12.16 Vervolgadvies obesitas
Dit advies zou zich moeten richten op de aspecten (o.a. neuronaal en hormonaal) die invloed hebben op de centrale gewichtsregulatie en op aangrijpingspunten voor interventie.
Mogelijke onderwerpen voor volgende werkprogramma's 63


12.17 Veilige bovengrens van inneming van visolievetzuren

De visolievetzuren eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur (DHA) worden steeds vaker in allerlei hoeveelheden en verhoudingen aan voedingssup- plementen en voedingsmiddelen toegevoegd. Er bestaat geen (internationale) consensus over een veilige bovengrens van inneming. 12.18 Communicatie van risico's van omgevingsfactoren Communicatie over de risico's van omgevingsfactoren blijkt lastig in de praktijk. De perceptie van risico's door deskundigen en door overheden en politici spoort vaak niet met die van de bevolkingsgroepen in kwestie. Daaraan kunnen misper- cepties ten grondslag liggen, maar ook verschillen in waardeoordelen. Doeltref- fende risicocommunicatie zou de mispercepties kunnen wegnemen en de verschillen in beoordelingscriteria verhelderen en mogelijk verkleinen. Afhanke- lijk van uitkomst van diverse acties op dit gebied in het kader van het `Actiepro- gramma Gezondheid en Milieu' zal de Gezondheidsraad zich buigen over de wetenschappelijke kennis ter zake en daarbij voortbouwen op het advies `Risico meer dan een getal' (1996/03) en vooral op het advies `Ongerustheid over lokale milieufactoren' (2001/10).
12.19 Groepsrisico als maat en norm voor ongevallen In in 1995 en 1996 uitgebrachte adviezen besprak de Gezondheidsraad de weten- schappelijk grondslag van het milieurisicobeleid. In die adviezen kwam ook het `groepsrisico' als maat voor het beteugelen van `maatschappelijke ontwrichting' na ongevallen aan de orde. In de praktijk blijkt het `groepsrisico', zoals oor- spronkelijk omschreven, niet te voldoen. Op verzoek van de staatssecretaris van VROM zal de Gezondheidsraad advies uitbrengen over mogelijke geëigende maatstaven. Daarbij betrekt de raad de uitkomst van diverse projecten die de afgelopen jaren door het ministerie van VROM ter zake zijn geïnitieerd. 64 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Hoofdstuk 13
Publicaties 2003

13.1 Adviezen verschenen in de periode
januari tot en met augustus 2003
· Contouren van het basispakket
· Gezondheidseffecten van blootstelling aan radiofrequente elektromagneti- sche velden: Aanbevelingen voor onderzoek · Voedingsnormen: vitamine B6, foliumzuur en vitamine B12. · Overgewicht en obesitas
· Publiekskennis genetica
· Signalering Ethiek en Gezondheid - Gezondheidsraad · Voedingsmiddelen en -supplementen met claims over gezondheidseffecten · Nieuwe wegen naar orgaandonatie
· Bestrijding van legionella
· Pathogeenreductie in bloedproducten
· Vaccinatie van kinderen tegen hepatitis B · Vaccinatie tegen pneumokokken bij ouderen en risicogroepen · Immunisatie tegen tetanus bij verwonding · Gezondheid en milieu: mogelijkheden van monitoring Adviezen in het kader van de veiligheid van voedingsmiddelen · Fytosterolen (3) / Phytosterols (3)
Publicaties 2003 65


Beoordeling van stoffen in de arbeidssfeer · Tetrachloroethylene (PER); Health-based recommended occupational expo- sure limit
· Formaldehyde; Health-based recommended occupational exposure limit · -Chloroprene; Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for classification
· Metallic lead; Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for classification
· Tetrachloroethylene (PER) ; Evaluation of the effects on reproduction, recommendation for classification
· Nickel and its compounds; Evaluation of the effects on reproduction, recom- mendation for classification
· Health-based Reassessment of Administrative Occupational Exposure Limits; n-Butylamine
· Health-based Reassessment of Administrative Occupational Exposure Limits; Calcium carbonate
· Health-based Reassessment of Administrative Occupational Exposure Limits; Dibismuth tritelluride
· Health-based Reassessment of Administrative Occupational Exposure Limits; Oxalonitrile
· Health-based Reassessment of Administrative Occupational Exposure Lim- its; 2,4,5-THealth-based Reassessment of Administrative Occupational Exposure Limits; Paraffin wax (fume)
· Health-based Reassessment of Administrative Occupational Exposure Limits; Valeraldehyde
· Benchmark-dosismethode: afleiding gezondheidskundige advieswaarden in nieuw perspectief
· Strong inorganic acid mists containing sulphuric acid; Evaluation of the car- cinogenicity and genotoxicity.
Andere publicaties
· Juridische afbakening van het voorzorgsbeginsel: mogelijkheden en grenzen · Health Council of the Netherlands; Reports 2002 13.2 Te verschijnen in de periode september ­ december 2003 · Hematopoietische stamcellen
· Screening op infectie met Chlamydia trachomatis · Hersenschade door boksen
66 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


· Bewaartermijn van medische gegevens
· Palliatieve chemotherapie
· Kunstorganen: hart en lever
· Vaccinatie van kinderen van HbsAg-positieve moeders · Elektromagnetische velden en straling: Jaarbericht 2003 · Passief roken
· Gezondheid en milieu: Kennis voor beleid
· Invloed van natuur op gezondheid en welzijn
· Uitgangspunten voor gezondheidskundige advieswaarden: onzekerheidsfac- toren
· Aanpassing beoordelingsmethoden voor blootstelling van kinderen · Beoordeling mutageniteit
· Interventiewaarden bodembescherming mens
· Protocollen `asbestslachtoffers': longkanker
· Diverse adviezen in het kader van de veiligheid van voedingsmiddelen · Diverse adviezen op het gebied van de beoordeling van de risico's van beroepsmatige blootstelling aan stoffen

Publicaties 2003 67


68 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


Index

A B Alcohol BCG-vaccinatie 34 tijdens zwangerschap en lactatie 39 Behandelbaarheid 25 Allergie voor voedsel 39 Beoordelingskader Gezondheid en Milieu 45 Aneurysmata Beraadsgroepen 11 behandeling van intracraniële aneurys- Beroepsgeheim van medici 60 mata 62 Bevolkingsonderzoek 17, 25 Antisociale persoonlijkheidsstoornis 23 Bewaartermijn medische gegevens 67 Antivirale middelen 35 Bloed Arbeidsomstandigheden hemoglobinopathieën 19 blootstelling aan stoffen 49 pathogeenreductie in bloedproducten 65 infertiliteit door blootstelling aan stof- veiligheid van bloed voor transfusie 30 fen 56 zwangerschapsimmunisatie 31 Arbeidsomstandigheden, zie ook Stoffen Bodemverontreiniging Asbest biologische beschikbaarheid en bo- longkanker 56 demnormen 62 Astma interventiewaarden 50 omgevingsfactoren 41 Boksen hersenschade 66 Brandvertragers 63 Broeikaseffect 46 Index 69


C G

Centrum voor ethiek en gezondheid 15 Gedragsproblemen CF, zie Cystische fibrose antisociale persoonlijkheidsstoornis 23 Chemotherapie 67 en verstandelijke handicap 24 Chlamydia trachomatis 66 Geluid en slaap 43 Chronische-vermoeidheidssyndroom 23 Geneesmiddelen en verkeersveiligheid 23 Creutzfeldt-Jacobziekte 60 Genetica Cystische fibrose cystische fibrose 19 screening 19 kennis van en voorlichting over geneti- ca bij het publiek 65 D Genetisch gemodificeerde organismen 37 Gentherapie Diabetes kiembaangentherapie 59 screening 18 Gezondheidsclaims 65 Dieselrook 51 Gezondheidskundige advieswaarden Doeltreffendheid en doelmatigheid van me- dieselrook 51 disch handelen 27 extrapolatiefactor 50 Doping formaldehyde 51 breedtesport 22 harmonisatie beoordelingsmethoden 50 Druggebruik door jongeren 22 interventiewaarden bij incidenten of ongevallen 50 E Gezondheidskundige advieswaarden stoffen 13, 49, 53, 63 Eerstelijnszorg 31 GGZ Elektromagnetische velden 42 antisociale persoonlijkheidsstoornis 23 jaarbericht 42 fictieve (hervonden) herinneringen 22 statische en extreem laagfrequente 42 gedragsproblemen en verstandelijke Emerging health technologies 28 handicap 24 Ethiek zorg voor niet-opgenomen patiënten Europa 22 met acute psychische aandoeningen 24 Graadmeter 12 F Guglielmi coils 62 Fictieve (hervonden) herinneringen 22 H Foetale chirurgie 61
Foliumzuur 40 Hart bijzondere interventies 29 70 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


brachytherapie 29 programma 33 hartfalen 29 vaccinatie tegen hepatitis B 34 stents 29 Kunstorganen Hart- en vaatziekten hart 67 risicofactoren 29 lever 67 Hartfalen
biventriculaire pacing 29 L Hemoglobinopathieën 19
Hersendood Lichaamsmaterialen Wet orgaandonatie 23 bewerking ex vivo 24 Hersendood (protocol) 23 Longkanker Horizon scanning 28 asbest 56 Hulpmiddelen
medisch-specialistische 29 M I MAC-waarden 55 ME, zie Chronische-vermoeidheidssyndroom Infectieziekten Medische fouten 31 antivirale middelen 35 Metalen 63 BCG-vaccinatie 34 Middelengebruik in het verkeer 23 Chlamydia trachomatis 66 Milieubeleid MRSA 34 monitoring 65 pandemie 35 voorzorgprincipe 43 protocollen LCI 35 MRSA 34 ziekenhuisinfecties 34 Mutageniteit 54, 67 zoönosen 35
Infertiliteit 56 N Internationale contacten 12
Interventiewaarden voor stoffen 50 Nanotechnologie 47 National Council on Radiation Protection and K Measurements (NCRP) 42 Natuur Kanker invloed op gezondheid en welzijn 44 nacontrole 28 Network 13 Keizersnede 61 Nicotineverslaving 59 Kiembaangentherapie 59 Nurse-practitioner 60 Kinderen
bijwerkingen vaccins Rijksvaccinatie-
Index 71


O antisociale persoonlijkheidsstoornis 23 zorg voor niet-opgenomen patiënten Obductie 25 met acute psychische aandoeningen 24 Obesitas 63 PTCA 29 Oefentherapie 28
Omgevingsfactoren en gezondheid R beoordelingkader Gezondheid en Mi-
lieu 45 Rampen environmental health 45 middellange-termijngevolgen 21 risicocommunicatie 64 Rijgeschiktheid samenloop van omgevingsfactoren 45 `eigen verklaring' 61 Omgevingsfactoren en gezondheid, zie ook Rijksvaccinatieprogramma Stoffen bijwerkingen 33 astma 41 herziening en uitbreiding 34 blootstelling aan stoffen op het werk 55 Roken broeikaseffect 46 passief roken 67 dieselrook 51 Rookverslaving 59 geluid 43
ioniserende 46, 57 S Nationaal Milieubeleidsplan 44
natuur 44 Screening onomkeerbare veranderingen in de bio- bevolkingsonderzoek 16 sfeer 46 Chlamydia trachomatis 66 stiltegebieden 44 cystische fibrose 19 stoffen 49 diabetes 18 Ongevallen genetische 18 groepsrisico als maat en norm 64 hemoglobinopathieën 19 Oplosmiddelen 56 pasgeborenen 18 pre-implantatie 18 P Sectie 25 Signalering 15, 39 Palliatieve chemotherapie 67 Centrum voor ethiek en gezondheid 15 Passief roken 67 Commissie Bijwerkingen Rijksvacci- Postmortaal onderzoek 25 natieprogramma 16 Primary care 31 EuroScan 15, 29 Priority Medicines 22 jaarbericht elektromagnetische velden Prostaathypertrofie 61 42 Psychiatrie screening 16 72 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad


werkgroep Bloed 16 Thalassemie 19 Sikkelcelziekte 19
Slaap V invloed van geluid 43
Sport Verstandelijke handicap doping 22 gedragsproblemen 24 Stamcellen Visolievetzuren 64 hematopoietische 66 Voeding 12, 15, 29, 37, 38, 39, 40, 43, 62, 64 Stank 47 aanbevolen hoeveelheden energie en Stiltegebieden 44 voedingsstoffen 38 Stoffen bij ingrijpende medische behandelin- beoordelingsmethoden 53 gen 40 brandvertragers 63 duurzame productiemethoden 62 dieselrook 51 gezondheidsbevorderende ingrediënten 37 essentiële metalen 63 gezondheidsclaims 65 formaldehyde 51 richtlijnen goede voeding 38 gezondheidskundige advieswaarden 63 veiligheidsbeoordeling nieuwe voe- humaan-toxicologische en ecotoxico- dingsmiddelen 37, 39 logische risicobeoordeling 49 verrijking met foliumzuur 40 infertiliteit 56 visolievetzuren 64 interventiewaarden bij incidenten of voorlichting 38 ongevallen 50 Voedingsmiddelen 64 kankerverwekkende eigenschappen 54 Voedselallergie 39 kinderen 67 Voorlichting MAC-waarden 55 over voeding 38 mutagene eigenschappen 49 Rijksvaccinatieprogramma 34 reproductietoxiciteit 54 Voorzorgprincipe in het milieubeleid 43 sensibilisatie 56
Stoffen, zie ook Gezondheidskundige advies- W
waarden
Straling Water certificatie stralingsdeskundigen 57 ecologie en gezondheid 46 ioniserende 42, 46, 57 Website (www.gr.nl) 13 Wegenverkeerswet T middelengebruik in het verkeer 23 Werkgroep Bloed 30 taaislijmziekte, zie Cystische fibrose Werkgroep Infectie Preventie (WIP) 34 Tandem-massaspectrometrie 18 Wet Bijzondere opneming in psychiatrische Index 73


ziekenhuizen (BOPZ) 24 Kernenergiewet 57 Wet op het bevolkingsonderzoek (WBO) 17 Orgaandonatie 23 Wet orgaandonatie 23 Wegenverkeerswet 23 Wetten
bijzondere medische verrichtingen Z
(WBMV) 27
Bijzondere opneming in psychiatrische Zoönosen 35 ziekenhuizen (BOPZ) 24 Zwangerschapsimmunisatie 31

74 Werkprogramma 2004 Gezondheidsraad




---- --