De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
Viss. 2003/6284
datum
03-11-2003
onderwerp
Visserijcontrole EU-lidstaten, brief LNV
TRC 2003/8270
bijlagen
---
Geachte Voorzitter,
Tijdens het Algemeen Overleg met uw Commissie 22 mei jl. heb ik u naar
aanleiding van de signalen uit de visserijsector die uw lid, de heer
Van der Vlies, ontving, toegezegd navraag te zullen doen bij de
visserijsector naar verschillen in controlepraktijken tussen de
lidstaten. Alvorens hier verder op in te gaan wil ik eerst in algemene
zin een aantal opmerkingen maken over de controle en handhaving van
het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB).
datum
03-11-2003
kenmerk
Viss. 2003/6284
bijlage
Eventuele verschillen tussen controlepraktijken in de lidstaten moeten
beoordeeld worden tegen de volgende achtergrond. De Gemeenschap als
geheel draagt er zorg voor dat het GVB juist en volledig wordt
geïmplementeerd. De lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor de
implementatie van het GVB in hun nationale rechtsstelsel en voor de
adequate handhaving van de regelgeving. Op welke wijze een lidstaat
controleert en handhaaft, is derhalve in beginsel aan de
desbetreffende lidstaat, mits een en ander op adequate wijze gebeurt.
Als gevolg van onder meer verschillen tussen de nationale
rechtsstelsels, de geografische omstandigheden, de structuur van de
nationale visserijsectoren, en het nationaal quotumbeheer, kunnen er
verschillen optreden in de wijze van controle en handhaving in de
verschillende lidstaten.
In het in 2001 gepubliceerde Groenboek over de hervorming van het GVB
constateert de Europese Commissie dat 'toezicht en controle voor de
handhaving van de regels van het GVB in brede kring onvoldoende en
discriminerend worden gevonden'. Ook concludeerde de Commissie toen
dat de bestaande regels ontoereikend zijn en geen gelijkheid in de
hele Unie garanderen. De Europese Commissie heeft voorts eind 2001 aan
de Raad verslag (COM(2001)526 def.) uitgebracht over het toezicht op
de uitvoering van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid over de periode
1996-1999. Dit verslag is onder meer gebaseerd op een beschrijving en
evaluatie van het controlesysteem per lidstaat. De Europese Commissie
heeft de uitkomsten van de discussies in het kader van het Groenboek
en de bevindingen van het hiervoor genoemd verslag verwerkt in haar
hervormingsvoorstellen en in een actieplan.
Bij de discussie over de hervorming van het GVB was de inzet van
Nederland er onder meer op gericht te komen tot een gelijkwaardig
controleniveau tussen de lidstaten. De uitkomst van deze discussie is
geweest dat in het nieuwe GVB controle en handhaving een prominente
plaats hebben gekregen. Het 'toezicht op het toezicht', zoals
opgenomen in de Europese controleverordening, is versterkt door de
Europese Commissie meer mogelijkheden te geven om door middel van
inspecties toe te zien op controlesystemen van de lidstaten. Ook is de
basis gelegd voor verdere harmonisatie van sancties bij overtredingen.
Tevens zijn er betere voorwaarden voor samenwerking en coördinatie
tussen de lidstaten overeengekomen.
Naast deze aanpassingen in de communautaire wetgeving heeft de
Europese Commissie onlangs voor de periode 2003 tot en met 2005 een
actieplan voorgesteld dat gericht is op een doeltreffender gebruik van
nationale controlemiddelen en op de ontwikkeling van specifieke
controleprogramma's met daarin prioriteiten en benchmarks voor
inspectie en controle. Tevens wordt op korte termijn een
haalbaarheidsstudie naar de mogelijkheden voor het opzetten van een
gezamenlijke inspectiestructuur uitgevoerd.
Signalen uit de visserijsector over het functioneren van de controle
en handhaving in de lidstaten acht ik belangrijk. Zoals toegezegd aan
de heer Van der Vlies is - om een reëel beeld te krijgen vanuit de
visserijpraktijk - het Productschap Vis op 17 juni jl. verzocht om
voor de Noordzeelidstaten in kaart te brengen:
* waar zich in de controlepraktijk in de beleving van de
visserijsector belangrijke verschillen voordoen;
* welke ervaringen er bestaan ten aanzien van sanctionering (boetes,
opleggingen etc.) in de verschillende lidstaten bij geconstateerde
overtredingen;
* waar er sprake is van verschillende interpretatie van regelgeving;
* in welke mate de verschillen technisch van aard zijn
(controlemethodiek en frequentie) dan wel leiden tot grote
verschillen in effectiviteit van de controle.
Daarbij is het Productschap gevraagd om bovenstaande analyse met
concrete feiten te documenteren. Van het Productschap heb ik tot nu
toe geen reactie mogen ontvangen. Wel is mij een brief van het
Nationaal Overleg Visafslagen (NOVA) ter hand gesteld, waarin een
aantal constateringen en vermoedens wordt uitgesproken over de
situatie bij de afslagen in andere lidstaten. Tijdens mijn werkbezoek
aan Urk 15 oktober jl. heb ik met de visserijsector van gedachten
gewisseld over de controleproblematiek. Ik heb aangegeven dat ik graag
bereid ben om zaken bij de Europese Commissie en de Europese collega's
aan de orde te stellen, maar dat ik dat niet kan doen zonder over zeer
concrete aanwijzingen te beschikken.
De Algemene Inspectiedienst heeft met betrekking tot de
controle-intensiteit een vergelijking gemaakt met een aantal andere
lidstaten. Een globale vergelijking van het aantal aanlanding- en
zeecontroles levert het beeld op dat Nederland zich wat betreft de
controle-inzet in de middengroep bevindt (zie bijlage). Overigens
geven de gepresenteerde cijfers geen beeld van de effectiviteit van de
controle-inzet. Evenmin is hier rekening gehouden met de inzet van de
visserijsectoren in de lidstaten, zoals het co-managementsysteem in
Nederland.
Afsluitend merk ik op dat met de hervormingsbesluiten van de Raad eind
vorig jaar en met de voorgenomen acties door de Europese Commissie
wordt gewerkt aan meer gelijkwaardige inspectie- en
handhavinginspanningen. Zoals in 'vitaal en samen' is aangegeven,
blijf ik mij onverminderd met kracht inzetten voor een 'level playing
field'. Dit niet alleen in communautair kader maar ook in de
bilaterale samenwerking met andere, met name Noordzee-lidstaten. Ik
zal daarvoor, mede in het licht van de interimrapportage van de
Stuurgroep Nijpels die ik uw Kamer toezend, een aantal initiatieven
nemen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Bijlage:
Globale vergelijking van het aantal aanlanding- en zeecontroles
(PDF-formaat, 24 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
http://www.minlnv.nl/infomart...2003/par03328.htm
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit