De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
Viss. 2003/6379
datum
03-11-2003
onderwerp
Interim rapportage Stuurgroep co-management visserij
TRC 2003/8406
bijlagen
---
Geachte Voorzitter,
Op maandag 27 oktober heeft de heer E.H.T.M. Nijpels zijn interim
rapportage aangeboden over de werkzaamheden van de onder zijn
voorzitterschap staande Stuurgroep inzake het co-management in de
visserij. De interim rapportage, die aan mij en aan de Voorzitter van
het Productschap Vis is aangeboden, treft u hierbij aan.
datum
03-11-2003
kenmerk
Viss. 2003/6379
bijlage
In april 2002 is onder leiding van de heer Nijpels een start gemaakt
met het Biesheuvel-II project. Onder zijn leiding staat een Stuurgroep
met vertegenwoordigers van het Ministerie van LNV en de visserijsector
met als taak:
* Herijken van bestaande afspraken binnen het Biesheuvelstelsel;
* Formuleren van voorstellen voor uitbreiding/verbreding
co-management, de versterking van de rol van handel en verwerking
in het stelsel, invoering van private controle;
* Stimuleren en begeleiden van de uitvoering van de voorstellen.
Voor afronding van het project werd een periode van twee jaar
voorzien. Over de start en opzet van de Stuurgroep bent u eind 2001
geïnformeerd (brieven Viss. 2001/7865 en Viss. 2002/526). In de
Stuurgroep is niet over alle punten overeenstemming bereikt. De
interim rapportage is dan ook niet namens de Stuurgroep, maar onder
verantwoordelijkheid van de voorzitter uitgebracht. De interim
rapportage bevat een aantal onderdelen waarover de Stuurgroep
overeenstemming heeft bereikt en een aantal waarover de heer Nijpels
als voorzitter advies uitbrengt.
In de Stuurgroep is overeenstemming bereikt over de herijking van
bestaande co-management afspraken over het quotumbeheer. U treft de
voorstellen van de Stuurgroep aan onder hoofdstuk 4 (herijking
afspraken bij eigen verantwoordelijkheid contingentbeheer) en 5
(uitbreiding private controle bij eigen verantwoordelijkheid
contingentbeheer).
Over de uitbreiding van het co-management naar andere onderdelen van
het visserijbeleid is geen overeenstemming bereikt. Het gaat hier met
name om de eigen verantwoordelijkheid van de sector voor het tegengaan
van het vissen met een te groot motorvermogen en het tegengaan van het
gebruik van illegale netvoorzieningen. De vertegenwoordigers van de
sector zijn van mening dat eerst op Europees niveau sprake moet zijn
van een 'level playing field' alvorens verdere stappen in het
co-management te zetten. In de Stuurgroep is een twee sporen aanpak
besproken, waarbij de uitbreiding van het co-management en de
inspanningen om bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid rond de Noordzee een 'level playing field' te bereiken,
parallel worden ontwikkeld. De heer Nijpels adviseert tegelijkertijd
te werken aan verbreding van het co-management én aan het bereiken van
een 'level playing field' bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid. De heer Nijpels heeft ook geconstateerd dat hiervoor
op dit moment geen overeenstemming kan worden bereikt en doet een
beroep op de overheid en visserijsector dit dilemma te doorbreken.
De heer Nijpels gaat in zijn rapportage ook in op een viertal
ontwikkelingen, die niet behoren tot de oorspronkelijk gegeven
opdracht. Het betreft de bundeling van belangenorganisaties, de
versterking van het Productschap Vis, de relatie Producenten
Organisaties/Biesheuvelgroepen en de bundeling van de afslagen.
Ik ben verheugd dat in de Stuurgroep in ieder geval overeenstemming is
bereikt over de herijking van de bestaande co-management afspraken.
Hiermee heeft de Stuurgroep voldaan aan het eerste deel van haar
opdracht. Eigen verantwoordelijkheid van de visserijsector bij het
quotumbeheer blijft onmisbaar voor een duurzaam visserijbeheer. De
visserijsector heeft laten zien dat zij haar verantwoordelijkheid bij
het quotumbeheer kan nemen. Mijn inzet zal erop gericht zijn de
voorgestelde aanpassingen, zoals opgenomen in hoofdstuk 4, spoedig te
implementeren. Ook de verdere uitwerking van de voorstellen onder
hoofdstuk 5 zal door overheid en visserijsector met voortvarendheid
moeten worden aangepakt. Uitvoering van de voorstellen zal leiden tot
versterking van het bestaande Biesheuvelstelsel.
In dit verband wijs ik wel op de constatering van de Stuurgroep dat
geen overeenstemming is bereikt over de private controle op de
naleving van de private veilplicht. Tijdens de parlementaire
behandeling van de evaluatie van het Groepenstelsel in 1997 is
geconcludeerd dat het toezicht van de groepen op het naleven van de
private veilplicht moest worden vergroot. In het licht van deze
conclusie is van de zijde van de overheid in de Stuurgroep bepleit om
naast de publieke controle de private controle op de naleving van de
private veilplicht uit te breiden. De discussies in de Stuurgroep
hebben geleid tot de conclusie dat in dit stadium prioriteit moet
worden gegeven aan verbetering van de werking van de huidige praktijk,
zoals voorgesteld in hoofdstuk 5. Ik deel deze conclusie.
Ondanks het minder gunstige gesternte waaronder de visserijsector zich
bevindt, ben ik van mening dat we onverminderd moeten voortgaan op de
ingeslagen weg van versterking en uitbreiding van co-management. Het
is helaas niet gelukt in de Stuurgroep overeenstemming te bereiken
over voorstellen voor uitbreiding van co-management.
Ik doel hier op het nemen van eigen verantwoordelijkheid door de
sector voor het tegengaan van het gebruik van illegale
netvoorzieningen en het vissen met een te groot motorvermogen. Ik heb
er begrip voor dat de visserijsector in de discussies de noodzaak van
een 'level playing field' bij de implementatie en uitvoering van het
Europees visserijbeleid benadrukt. Een 'level playing field' is naar
mijn oordeel van grote betekenis voor het draagvlak en
geloofwaardigheid van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Ik zal mij
met kracht blijven inzetten voor een uniforme en effectieve
implementatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Deze inzet kan
alleen succesvol zijn als óók wij - Nederlandse overheid én
visserijsector - de regels van het Europees visserijbeleid effectief
implementeren en naleven. Evenals elke andere lidstaat heeft Nederland
hier zijn eigen verantwoordelijkheid. Wij kunnen en mogen ons bij de
nationale uitvoering niet afhankelijk maken van de situatie in andere
lidstaten. Het is dan ook jammer dat het niet gelukt is het eens te
worden over een parallelle aanpak, waarbij tegelijkertijd gewerkt
wordt aan én een 'level playing field' én uitbreiding van het
co-management. Ik ben van mening dat tegelijkertijd - en niet
volgtijdelijk, zoals de sector in de stuurgroep heeft voorgesteld -
gewerkt moet worden aan beide sporen. Ik heb naar aanleiding van de
interim rapportage een dringend beroep gedaan op de visserijsector om
gezamenlijk met de overheid deze parallelle weg af te leggen. Dit
ondanks de ongetwijfeld moeilijke periode die wij tegemoet gaan. Over
de uitkomst hiervan zal ik u informeren. Mocht daartoe geen bereidheid
bestaan, dan zal de overheid de handhaving en naleving vooral met
publiekrechtelijke middelen moeten blijven effectueren. Dit betekent
overigens dat een herbezinning op de controlestrategie en -structuur,
zoals beperking van het aantal aanlandingspunten, noodzakelijk is.
Ten aanzien van de door de heer Nijpels gesignaleerde ontwikkelingen
onder het hoofdstuk efficiencyvergroting visserijorganisaties, alsmede
enkele overige maatregelen, zal naar mijn oordeel binnen de sector en,
waar nodig, tussen overheid en sector nader overleg noodzakelijk zijn.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Bijlage:
Interim rapportage Stuurgroep Nijpels (PDF-formaat, 138 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
http://www.minlnv.nl/infomart...2003/par03329.htm
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit