Ministerie van Buitenlandse Zaken

adviesaanvraag: 'Asiel en migratie, in relatie tot ontwikkelingssamenwerking'; bijlage

Kamerbrief inz. de adviesaanvraag: 'Asiel en migratie, in relatie tot ontwikkelingssamenwerking'; bijlage

Aan de Voorzitter van de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken

mr. F. Korthals Altes

Den Haag, 3 november 2003

In het werkprogramma voor 2003 van de AIV is, mede op mijn verzoek, een adviesaanvraag opgenomen over Asiel en migratie, in relatie tot ontwikkelingssamenwerking, waarbij is aangegeven dat uitwerking van deze adviesaanvraag kan doorlopen tot in 2004. Gaarne doe ik u bijgaand een nadere toelichting toekomen op de punten die ik in dit verband onderzocht zou willen zien.

Achtergrond

In de afgelopen jaren zijn de relaties tussen asiel, migratie en ontwikkelings-samenwerking (OS) door de Tweede Kamer en de regering nadrukkelijk op de agenda gezet. Kamerleden stelden vragen over een veelheid aan mogelijke relaties (mogelijke rol OS in het terugkeerbeleid en/of in het terugdringen van illegale migratie en/of brain drain, visies op arbeidsmigratie) en vroegen om integratie van migratiebeleid in het buitenlands beleid. De AIV werkt reeds uit eigen beweging aan een advies inzake een Europees asiel- en migratiebeleid. In aanvulling daarop is behoefte aan een advies dat specifiek gericht is op de relaties tussen ontwikkelingssamenwerking en migratie.

Gezien de breedte van de beleidsterreinen is het van belang de adviesaanvraag enigszins in te perken. Aan migratie zijn immers vele aspecten te onderscheiden: zuid-noord-migratie, zuid-zuid-migratie, asielmigratie, arbeidsmigratie, migratie in het kader van gezinshereniging of vorming, illegale migratie, misbruik van asielprocedures, et cetera. Ook aan ontwikkelingssamenwerking zijn vele aspecten te onderscheiden. Zo is een belangrijk onderscheid te maken tussen de structurele OS gericht op armoedevermindering en duurzame ontwikkeling en de meer humanitair gerichte nood- en wederopbouwhulp.

De adviesaanvraag zal zich met name richten op de zuid-noord-migratie, en daarbinnen op de landen van herkomst waarmee Nederland een OS-relatie heeft.

De migratie in het kader van gezinsvorming of hereniging zal dan ook niet worden onderzocht. Weliswaar is deze categorie migranten thans getalsmatig de grootste binnen de legale migratie naar Nederland en is juist in deze categorie sprake van problemen met de integratie, maar het verband met OS is zwak. Deze migratie wordt immers in hoge mate bepaald door Nederlands binnenlands beleid. Bovendien komt van deze categorie migranten de meerderheid uit middeninkomenslanden die niet behoren tot de ontwikkelingslanden of tot de prioriteitslanden van de Nederlandse OS.

De adviesaanvraag zal zich richten op twee terreinen:

in de eerste plaats de mogelijke bijdragen van migranten in Nederland (en Europese landen) aan de ontwikkeling van hun landen van herkomst, en de mogelijke rol van OS in dit verband;

in de tweede plaats het streven naar coherentie tussen het OS-beleid en het Nederlandse (en Europese) asiel- en migratiebeleid.

Bijdragen van migranten aan de ontwikkeling van landen van herkomst

In de afgelopen jaren is het besef gegroeid dat migratie uit ontwikkelingslanden een blijvend verschijnsel is met grote gevolgen voor de ontwikkeling van die landen. In het algemeen blijken de netto effecten van migratie op de ontwikkeling van de landen van herkomst positief, vooral als gevolg van de financiële overmakingen door migranten naar hun familie in het land van herkomst. Toch zijn er ook aanwijsbare negatieve effecten, zoals het vertrek van hooggeschoolden (brain drain). Overigens blijkt dat migranten veelal deel blijven uitmaken van transnationale netwerken van landgenoten in het land van herkomst en in verschillende landen van bestemming.

Tegen deze achtergrond zijn op verschillende plaatsen binnen de donorgemeenschap ideeën ontwikkeld en uitgeprobeerd om de bijdrage van migranten in de diaspora aan de ontwikkeling van hun land van herkomst te ondersteunen. Te denken valt aan het Franse concept van co-développement en aan het Migration for Development in Africa (MIDA) programma van de Internationale Organisatie voor Migratie. Nederland ondersteunt een proefproject MIDA Ghana.

Graag zie ik in de adviesaanvraag een analyse van de ervaringen van Nederland en de verschillende Europese landen en internationale organisaties op dit gebied, met het oog op het identificeren van lessons learned en best practices.

Coherentie tussen het OS-beleid en het Nederlandse (en Europese) migratiebeleid

Gezien de bevinding dat het algemene effect van migratie op ontwikkelingslanden veelal positief is bestaat er een spanning tussen de doelstellingen van het OS-beleid en de doelstellingen van het migratiebeleid, dat immers gericht is op het beheersbaar houden van de immigratie naar Nederland en Europa. Voor de regering is het dan ook van belang een coherent beleid te voeren op beide beleidsterreinen.

Op drie onderdelen van beleid zou ik graag meer inzicht verwerven hoe een coherent beleid vormgegeven kan worden, mede op grond van de ervaringen opgedaan elders in de wereld:

conflictbeleid;

terugkeer;

arbeidsmigratie.

Conflictbeleid is een van de aspecten waaraan de OS in de komende jaren meer aandacht zal geven. Naast het algemene belang van deze extra aandacht in het kader van het Nederlandse buitenlandse beleid, draagt dit beleidsaccent potentieel ook bij aan het beheersbaar houden van migratie naar Nederland en Europa. Asielmigratie blijkt immers nauw samen te hangen met internationale conflicten, gezien het feit dat de grote meerderheid van de asielzoekers van de afgelopen jaren in Nederland afkomstig is uit landen in (burger)oorlog. Succesvolle conflictpreventie, -beheersing en oplossing zullen in de eerste plaats leiden tot afname van primaire vluchtelingenbewegingen (grotendeels zuid-zuid), maar naar verwachting ook van secundaire migratie (onder meer zuid-noord). Een belangrijke vraag is of ook een versterking van de bescherming en integratie van oorlogsvluchtelingen en -ontheemden in de regio van het conflict zal leiden tot afname van secundaire zuid-noord-migratie. De UNHCR ontwikkelt in dit verband het concept van de Conventie Plus. De discussie over dit onderwerp wordt ook in Europees verband gevoerd, op initiatief van de Britse premier Blair. De regering heeft eind mei 2003 een eerste notitie over het onderwerp bescherming in de regio aan de Tweede Kamer gezonden, die in september 2003 zal worden gevolgd door een tweede brief.

In de verdere ontwikkeling van dit beleidsconcept dient zich een aantal vragen aan:

Hoe kan OS het meest effectief bijdragen aan preventie, beheersing en oplossing van conflicten en aan wederopbouw na conflicten? Is meer structurele, preventieve, samenwerking met risico-landen effectief? Draagt in de post-conflict-fase een meer structurele overgang van de humanitaire hulp naar wederopbouwhulp en armoedebestrijding bij aan verduurzaming van de conflictoplossing? De UNHCR ontwikkelt in dit kader het concept van de 4R (repatriation, rehabilitation, reintegration, reconstruction).

in hoeverre draagt een conflictgerelateerd buitenlands/OS-beleid bij aan het terugdringen van primaire en secundaire vluchtelingen- en migratiebewegingen? In hoeverre draagt versterking van bescherming in de regio bij aan het terugdringen van secundaire migratie? In hoeverre is synergie te verwachten wanneer een conflictgerelateerd buitenlands/OS-beleid voor een regio samengaat met een beleid van versterking van bescherming in die regio? Heeft een beleid gericht op bescherming in de regio vooral kans van slagen als het gekoppeld wordt aan een conflictgerelateerd beleid?

Terugkeer van illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen en van afgewezen asielzoekers neemt een centrale plaats in binnen het Nederlandse vreemdelingenbeleid. In de praktijk blijkt het echter niet gemakkelijk het terugkeerbeleid uit te voeren (brief aan de Tweede Kamer van 1 februari 2002). Inmiddels wint het terugkeerbeleid aan effectiviteit, mede doordat steeds vaker gedwongen terugkeer volgt indien vreemdelingen niet vrijwillig terugkeren.

Ook in EU-kader wordt veel aandacht besteed aan het bevorderen van terugkeer, onder meer door het afsluiten van Terug- en Overname-overeenkomsten met in eerste instantie de landen rond de EU.

Voor de uitvoering van terugkeerbeleid is de medewerking van de landen van herkomst noodzakelijk. Vele westerse landen hebben overwogen het al dan niet verlenen van OS aan landen van herkomst te gebruiken als onderhandelingsinstrument ter verkrijging van deze medewerking. Sommige westerse landen hebben geëxperimenteerd met vormen van koppeling van OS aan bereidheid tot samenwerking op het gebied van terug- en overname. Nederland heeft in de afgelopen jaren op beperkte schaal OS-middelen ingezet ter ondersteuning van de terugkeer van vreemdelingen (het project Gefaciliteerde Terugkeer van Afgewezen Asielzoekers in de jaren 1996 - 2000, en recenter activiteiten, zie de brieven aan de Tweede Kamer over terugkeerbeleid van 1 oktober 2001 en
1 februari 2002). Daarnaast is de regering voornemens landen die niet willen meewerken aan terug- en/of overname niet langer in aanmerking te laten komen voor ontwikkelingshulp.

In dit kader is grote behoefte aan een analyse van de ervaringen van Nederland en andere landen, in de vorm van lessons learned en best practices, gericht op de volgende vragen:

In welke gevallen (voor welke landen) is een negatieve dan wel een positieve koppeling tussen OS en terug- en overnamebereidheid (het meest) effectief?

In welke gevallen is OS het meest geëigende drukmiddel, in vergelijking met andere onderdelen van het buitenlands beleid?

Arbeidsmigratie wordt in vele internationale studies gezien als op de lange termijn positief voor de ontwikkeling van alle betrokken landen. Voor Nederland zijn er echter aanwijzingen dat in de huidige situatie de effecten van arbeidsmigratie vooral negatief zijn (CPB: Immigration and the Dutch Economy). Nederland voert dan ook geen beleid gericht op het aantrekken van economische migranten, anders dan het mogelijk maken van tijdelijke migratie voor moeilijk vervulbare vacatures.

Ook voor ontwikkelingslanden zijn de effecten van arbeidsmigratie niet eenduidig: enerzijds worden de overmakingen van migranten naar het land van herkomst en de ervaringen en netwerken die migranten rijker worden als een belangrijk positief effect gezien, anderzijds heeft de brain drain belangrijke negatieve effecten. Toch zien de meeste ontwikkelingslanden arbeidsmigratie vooral als een middel om de eigen economie te stimuleren. Bij de huidige WTO-ronde over een General Agreement on Trade and Services staat de wens van ontwikkelingslanden tot verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke arbeidsmigratie uitdrukkelijk op de agenda. Ook in EU-verband wordt beleid op het gebied van arbeidsmigratie ontwikkeld.

De vraag doet zich dan ook voor in hoeverre het regeringsbeleid zich moet richten op verruiming van de mogelijkheden voor (tijdelijke) arbeidsmigratie uit ontwikkelingslanden naar Nederland en de EU.

Ook op dit terrein ontvang ik graag de analyse van de AIV.

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven