Memorie van antwoord
Het wetsvoorstel premievrijstelling bij in dienst nemen en in dienst houden van oudere
werknemers regelt een premievrijstelling voor werkgevers van werknemers die ouder dan 50
jaar zijn als ze in dienst genomen worden en voor werknemers van 55 jaar of ouder die in
dienst hebben zijn ontvangen werkgevers ook een premievrijstelling. Dit voorstel heeft ten
doel de werkhervattingkansen van oudere werknemers te vergroten en werkgevers te
stimuleren werknemers langer aan het werk te houden.
De leden van de vaste commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid van de Eerste
Kamer hebben twee vragen gesteld over dit voorstel. Ten eerste stellen de commissieleden de
vraag of het kabinet een onderzoek laat instellen naar de effecten van het hanteren van
positieve prikkels, respectievelijke negatieve sancties jegens werkgevers met het doel oudere
werknemers in dienst te houden en te nemen.
In het kader van de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers zullen de effecten van het
ingezette beleid gevolgd worden. Binnenkort worden tevens aanbevelingen van de Taskforce
Ouderen verwacht. Het kabinet zal indien daar aanleiding toe is aanvullende maatregelen
nemen om de arbeidsmarktpositie van ouderen te versterken. Ik ben bovendien voornemens
een onderzoek in te stellen naar de vormgeving van beleid gericht op werkgevers dat het
meest effectief en doelmatig de arbeidsmarktpositie van specifieke groepen kan verbeteren en
de druk op de werkloosheidsregelingen kan verminderen. Ik streef ernaar u in het tweede
kwartaal 2004 te informeren over de resultaten van dit onderzoek.
Ten tweede stelden de leden van de commissie de vraag of het drastisch gewijzigde
wetsvoorstel niet ter advisering aan de Raad van State moet worden voorgelegd.
Het wetsvoorstel is ingrijpend veranderd ten gevolge van een amendement dat door de
Tweede Kamer is aangenomen. Over amendementen, ook indien deze van ingrijpende aard
zijn, behoeft de Raad van State niet te worden gehoord. Op grond van artikel 15, eerste lid,
van de Wet op de Raad van State bestaat er geen verplichting om het advies in te winnen bij
de Raad van State over amendementen, van welke aard dan ook. Op grond van het tweede lid
van dit artikel heeft de regering hiertoe wel de mogelijkheid. De regering heeft dit echter niet
noodzakelijk geacht. Evenmin heeft de Tweede Kamer een verzoek gedaan aan de regering
om advies in te winnen bij de Raad van State.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(A.J. de Geus)