Centrale Raad van Beroep Utrecht



Ingezetene; ligt het middelpunt van het maatschappelijk leven in Nederland

Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 9-12-2003

Er wordt kinderbijslag gevraagd voor het derde en vierde kwartaal van 2000. Het geschil spitst zich toe op de vraag of betrokkene als ingezetene ingevolge de AKW kan worden aangemerkt. Ingevolge artikel 2 AKW is ingezetene degene die in Nederland woont. De vraag waar appellante woont wordt ingevolge artikel 3 AKW beoordeeld naar de omstandigheden. Naar vaste rechtspraak van de Raad is daarbij in het bijzonder van belang in welke mate er sprake is van juridische, economische en sociale binding van de betrokken persoon met Nederland. Het gaat hierbij om de vaststelling of het middelpunt van het maatschappelijk leven van betrokkene in Nederland ligt. In casu is er wel sprake van een juridische binding met Nederland, aangezien betrokkene over een verblijfsvergunning beschikt. Van economische binding is evenwel geen sprake. Betrokkene verrichtte in Nederland geen arbeid en was financieel geheel afhankelijk van haar partner. Ook van een sociale binding is geen sprake, aangezien betrokkene geruime tijd in Litouwen verbleef, delen van het inburgeringsprogramma heeft gemist en niet was aangesloten bij een vereniging of iets dergelijks. Tot slot is haar zoon pas op 30 oktober 2000 aangemeld bij een school in Haarlem. De Raad concludeert dat niet gezegd kan worden dat het middelpunt van het maatschappelijk leven van betrokkene op de peildata in Nederland lag.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AN8997

Zie het origineel