BredeSchoolNet


Onderzoek naar brede basisscholen

Als voorbereiding op later effectonderzoek hield het SCO Kohnstamminstituut een inventariserend onderzoek onder brede basisscholen.

Resultaten en cijfers zijn belangrijke hulpmiddelen. Zeker in tijden van bezuinigingen. Kun je aantonen dat jouw onderwijsvorm meer effect heeft dat die van iemand anders, dan wordt eerder in de budgetten van de ander gesnoeid dan in die van jou. Brede scholen voelen de bui al hangen. Veel cijfers die aantonen dat zij het beter doen, zijn er (nog) niet. Daarom neemt de roep om cijfers toe.

Als voorbereiding op toekomstig effectonderzoek, heeft het SCO-Kohnstamm instituut van de Universiteit van Amsterdam een inventariserend onderzoek gehouden onder brede basisscholen. Het brengt doelen, aanbod en deelname in kaart. De centrale vraag is: in welke verschijningsvormen komt de brede school in het basisonderwijs voor. Het onderzoek bestond uit twee delen. Een vragenlijst aan alle scholen in Nederland die zichzelf beschouwen als brede school, of daarvan essentiële kenmerken hebben (ver-brede scholen), en vijftien case-studies. De laatste zijn gehouden in Amsterdam, Den Haag, Amersfoort, Oss, Sittard, Nijmegen, Zutphen, Deventer, Rotterdam, Roermond en Stadskanaal. De medewerkenden blijven anoniem.

De opvallendste conclusie van het onderzoek luidt dat de doelgerichtheid van (ver)brede scholen gemiddeld niet erg hoog is, en dat er nog geen uitgewerkt concept ten grondslag ligt aan de brede school. 'Het gaat met recht om 'brede' scholen. Tegelijkertijd blijkt echter dat scholen bij dit alles niet erg doelgericht zijn en dat de samenwerking met buitenschoolse partners nog vooral ligt in de sfeer van uitwisselen van informatie en organisatorische afstemming en nog niet gericht is op het formuleren van gemeenschappelijke doelen of het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie. Er ligt, in algemene termen, nog geen uitgewerkt idee of concept onder de brede school. Ook valt op dat leerkrachten lang niet altijd bij de extra activiteiten worden betrokken; vaak is op deze scholen (met achterstandsleerlingen) juist behoefte aan het ontlasten van leerkrachten.'

De auteurs, Yolande Emmelot en Ineke van der Veen, laten hun onderzoek vergezeld gaan van een waarschuwend woord over eventueel effectonderzoek: zaken als een sterker zelfbewustzijn, een bredere belangstelling, een groter welbevinden van de kinderen, of meer betrokkenheid van de ouders (vaak genoemd als doelen van de brede school), laten zich niet zo snel vertalen in meer leerwinst. Het wil nog niet zeggen dat het daarom niet goed is. Emmelot en Van der Veen: 'Elke school die meer probeert te zijn dan een leerfabriek, elke leerkracht die zich inzet voor het welbevinden van de leerlingen en daarbij ook de ouders betrekt, voegt iets toe.' 'VVE en de VSD bieden extra mogelijkheden om kennis van de wereld en taalvaardigheid op te doen; activiteiten voor ouders en op het terrein van zorg en hulpverlening bieden leerlingen ondersteuning bij hun schoolloopbaan en kunnen hun welbevinden verhogen. Toekomstige effectstudies zullen zich dan ook zeker niet alleen en in de eerste plaats op schoolse vaardigheden moeten richten.'

Yolande Emmelot, Ineke van der Veen, Brede basisscholen uitgelicht, SCO Kohnstamm Instituut, www.sco-kohnstamminstituut.uva.nl, 235 pags, ISBN 90-6813-726-3, EUR15.