Ministerie van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag

- Afdeling Midden- en Oost-Afrika

Directie Sub-Sahara Afrika

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

- 15 december 2003

Behandeld

- Wouter Vidlund

Kenmerk

- DAF/MA ­ 907/03

Telefoon

- 0703485777

Blad

- 1/6

Fax

- 0703486607

Bijlage(n)

- -

- woj.vidlund@minbuza.nl

Betreft

- Beantwoording vragen van de leden Koenders en Fierens over het artikel in de Volkskrant van 11 december jl., 'Geheim VN-rapport: Rwanda bewapent vijand in Congo'

Graag - bied ik u hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - de leden- Koenders en Fierens over - het artikel in de Volkskrant van 11 december jl., 'Geheim VN-rapport: Rwanda bewapent vijand in Congo'. Deze vragen werden ingezonden op - 12 december 2003 met het kenmerk 2030404840.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoorden van mevrouw Van Ardenne ­ Van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Koenders en Fierens (beiden PvdA) aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de een artikel in de Volkskrant, d.d. 11 december jl., 'Geheim VN-rapport: Rwanda bewapent vijand in Congo'.

Vraag 1
Bent u op de hoogte van het feit dat een - nog ongepubliceerd - hoofdstuk van een VN-rapport over plunderingen in Congo de rol van de Rwandese regering in buurland Congo aan de kaak stelt - ?

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Hoe schat u deze uitgelekte informatie in en wat betekent dit voor het Nederlandse beleid ten aanzien van Rwanda?

Antwoord
Ik heb zelf inmiddels eveneens toegang kunnen krijgen tot de betrokken informatie. De inhoud van het uitgelekte hoofdstuk baart zeker zorgen, gezien de verontrustende informatie over acties die in zouden gaan tegen herstel van vrede, veiligheid, staatsgezag en ontwikkeling in de regio. Daar teken ik tegelijkertijd bij aan dat een van de redenen om de betreffende informatie en beweringen in een geheim hoofdstuk op te nemen, volgens dezerzijds verkregen inlichtingen te maken heeft met twijfels
aangaande de hardheid van die informatie. Navraag bij verschillende bij de Veiligheidsraad betrokken EU-partners en bij de International Crisis Group - die onder andere briefings over de Grote Meren heeft verzorgd voor de Veiligheidsraad en als een autoriteit geldt op het gebied van ontwikkelingen in de regio - laat zien dat zij die twijfels delen. Zo zijn zij onder meer van mening, deels op basis van eigen informatie, dat beweringen over steun van Rwanda aan een nieuwe rebellie in de Kasai
niet gestaafd kunnen worden. Hetzelfde geldt ten aanzien van manipulatie door Rwanda van de ex-FAR/Interahamwe en ten aanzien van wapenleveranties. Desondanks biedt het hoofdstuk voldoende redenen om kritisch naar de rol van Rwanda, maar ook van de DRC en Uganda te kijken.

Tevens is het zaak een zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de bewijsvoering van het geheime hoofdstuk. In dit verband verwijs ik naar de ervaringen met een eerder rapport van het Panel, waarin beschuldigingen aan het adres van Martinair werden geuit die vervolgens onjuist bleken. Daarom heb ik inmiddels stappen ondernomen om nader inzicht te verwerven in de in het hoofdstuk verstrekte informatie. Daarbij maak ik gebruik van de mij daartoe ter beschikking staande kanalen, waaronder de VN en
MONUC.

Voorts heb ik de VN verzocht om de drie betrokken landen een gedetailleerde reactie te vragen op het rapport van het VN-panel, waaronder het geheime deel.

Vraag 3
Bent u bereid om de Rwandese regering hier op aan te spreken? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Inmiddels heb ik onze ambassades in de drie meest betrokken landen instructie gegeven mijn verontrusting in duidelijke bewoordingen over te brengen. Daarbij heb de landen verzocht hun visie aangaande de informatie in het geheime hoofdstuk, maar ook de rest van het rapport te berde te brengen.

Vraag 4
Welke mogelijkheden ziet u om, indien de informatie klopt, maatregelen te nemen tegen de ondermijnende activiteiten van de Rwandese regering?

Antwoord
Indien vast zou komen te staan dat partnerlanden van Nederland, waaronder Rwanda, zich inderdaad bezig houden met illegale exploitatie van grondstoffen en wapenhandel in de DRC en daarmee de processen gericht op vrede en veiligheid doelbewust in gevaar hebben gebracht, zal dat directe gevolgen hebben voor de bilaterale relaties. In dit verband verwijs ik ook naar de ontwikkelingsrelaties met Eritrea en Ethiopië die als gevolg van de grensoorlog een tijd lang bevroren zijn geweest. Het
bovenstaande is eveneens in de onder vraag 3 vermelde démarches opnemen.

Vraag 5
Hoe beoordeelt u de gesuggereerde reden van niet-bekendmaking van het betreffende hoofdstuk, namelijk bemoeilijking van het vredesproces?

Antwoord
Er is sprake van een duidelijke en positieve ontwikkeling in het gehele vredesproces. Hiervan getuigen recent onder meer wederzijdse bezoeken van de ministers van Buitenlandse Zaken van de DRC en Rwanda, de aankondiging van herstel van de diplomatieke relaties tussen beide landen en de tijdens de laatste AVVN door de DRC, Rwanda en Uganda afgelegde verklaring van goed nabuurschap. Ook het regeringsteam in de DRC waarvan oude tegenstanders tezamen deel uitmaken, maakt vorderingen in de
onderlinge samenwerking. Maar dit proces is kwetsbaar, en het is in niemands belang dit in gevaar te brengen. Ik begrijp dat vrees bestond dat de informatie in het betreffende hoofdstuk zou kunnen leiden tot verkrampte reacties bij de erin vermelde partijen, mede gelet op de eerder geschetste twijfels over de hardheid van de informatie, en dat dit terugslag in het vredesproces zou brengen. Anderzijds leert ervaring dat dergelijke informatie moeilijk binnenskamers blijft.

Vraag 6
Bent u van oordeel dat landen die een actieve (ontwikkelings-) relatie met Rwanda onderhouden op de hoogte gesteld moeten worden van het gehele VN-rapport?

Antwoord
Mede gelet op mijn laatste opmerking onder vraag 5 ten aanzien van de moeilijkheid dergelijke informatie binnenkamers te houden, maar ook om speculatie over de uitgelekte inhoud te voorkomen, zijn er goede redenenen voor bredere verspreiding van het volledige rapport. Dan kan ook een discussie plaatsvinden over de hardheid van veel van de informatie in het geheime hoofdstuk.

Vraag 7
Wat betekent deze informatie voor de activiteiten van MONUC in Congo, mede gezien de plunderingen die de voortdurende vijandigheden financieren en de regio blijven destabiliseren?

Antwoord-

Binnen haar huidige mandaat, dat is vastgesteld door de Veiligheidsraad op 25 juli 2003, is MONUC ten principale verantwoordelijk voor de vrijwillige ontwapening en demobilisatie van gewapende groeperingen in de DRC, waaronder de ex-FAR/Interahamwe en waarneming van illegale activiteiten zoals wapenhandel. Dit mandaat blijft onverminderd van kracht. De capaciteit van MONUC voor haar waarnemingstaken is evenwel beperkt. Nederland zet zich al langere tijd in om deze capaciteit te versterken. De
verwachting is dat SGVN Kofi Annan in lijn met aanbevelingen terzake in het Panel-rapport, met voorstellen zal komen voor een versterkt monitoringmechanisme. Daarnaast heeft de SGVN aangekondigd te onderzoeken op welke wijze het VN-systeem de illegale exploitatie kan adresseren. Daarbij zou gedacht worden aan initiatieven om de wetgeving in betrokken landen in orde te brengen en deze landen institutionele steun te bieden bij het beheer en de exploitatie van hun bodemschatten.

Vraag 8
Bent u bereid om deze vragen met spoed te beantwoorden, zodat de antwoorden beschikbaar zijn voor het debat over de begrotingsbehandeling?

Antwoord
Ja.

- De Volkskrant, 11 december jl., 'Geheim VN-rapport: Rwanda bewapent vijand in Congo'

---