Advies inzake het verzoek tot teruggave van Musicerend gezelschap op een
terras van Dirk Hals (NK 1456)
(zaaknummer RC 1.16)
Bij brief van 26 mei 2003 verzocht de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen de Restitutie Commissie om advies over het verzoek van de heer K.
van 31 maart 2003 tot teruggave van het schilderij Musicerend gezelschap op een
terras van Dirk Hals (NK 1456).
De feiten
Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Commissie een onderzoek naar de feiten
laten uitvoeren, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 25 augustus
2003 van Bureau Herkomst Gezocht. Dit rapport is voorgelegd aan verzoeker, waarop
deze bij brief van 30 oktober 2003 inhoudelijk reageerde.
Algemene overwegingen
a. De Restitutie Commissie laat zich bij haar advisering leiden door de beleidslijnen
ter zake van de Commissie Ekkart en de regering.
b. De Restitutie Commissie heeft zich de vraag gesteld of een uit te brengen advies
invloed mag ondervinden van mogelijke consequenties voor de beslissing in latere
zaken. De Commissie beantwoordt die vraag, behoudens bijzondere
omstandigheden, ontkennend, omdat een dergelijke invloed bezwaarlijk kan
worden tegengeworpen aan de betrokken verzoeker.
c. De Restitutie Commissie heeft zich voorts afgevraagd op welke wijze moet
worden omgegaan met het gegeven dat bepaalde feiten niet meer te achterhalen
zijn, dat bepaalde gegevens verloren zijn gegaan of niet zijn teruggevonden, of
anderszins bewijzen niet meer zijn bij te brengen. De Commissie is daaromtrent
van mening dat, indien het tijdsverloop (mede) oorzaak is van de ontstane
problemen, het risico daarvoor, behoudens bijzondere omstandigheden, behoort
te liggen bij de overheid.
d. De Restitutie Commissie is ten slotte van mening dat inzichten en
omstandigheden die sinds de Tweede Wereldoorlog klaarblijkelijk zijn veranderd,
naar algemene maatschappelijke opvattingen gelijk mogen worden gesteld aan
nova (nieuwe feiten).
Bijzondere overwegingen:
1. De heer K. verzoekt teruggave van Musicerend gezelschap op een terras van Dirk
Hals (NK 1456) namens de gezamenlijke erven van zijn vader, de heer K. sr.,
geboren in .. en overleden in .. .
2. Gezien de onderzoeksgegevens stelt de Commissie vast dat dit schilderij (NK
1456) eigendom was van voornoemde K. sr. (hierna K. sr.). K. sr., van joodse
afkomst, verkocht de Dirk Hals in augustus of september 1940 via een
bemiddelaar aan de zogenaamde Dienststelle Mühlmann.
3. De omstandigheden van het bezitsverlies van het schilderij zijn beschreven in een
brief van de raadsman van K. sr., mr. M. Knap, van 7 mei 1948 aan de Stichting
Nederlandsch Kunstbezit (SNK):
"Omstreeks augustus 1940 waren door client enige schilderijen, waaronder het
onderhavige bij het veilinglokaal Frederik Muller gebracht ter verkoop. Client is in
relatie gekomen omstreeks dezelfde tijd met een zekere Schönnemann, van
duitse nationaliteit, . Genoemde Schönnemann deelde mede, eventueel zijn
bemiddeling te kunnen verlenen tot het verkrijgen van een vergunning voor client,
die van joodse afstamming is, om het land te verlaten, tegen eventuele overdracht
van schilderijen en/of betaling van een geldsom; Het schilderij is toen bezichtigd
door een duitser en aan deze is door Schönnemann het schilderij aangeboden,
namens client, voor een bedrag van FL. 8.000,-. Toen bleek, dat de betrokken
duitser niet een uitreisvergunning wilde garanderen, wilde client de koop althans
de overdracht niet door laten gaan, doch de duitser eiste toen de levering van het
schilderij onder de bedreiging het anders te zullen vorderen. Het schilderij is toen
geleverd voor een bedrag van FL. 8000,- waarvan FL. 1000,- als commissie voor
Schönnemann was bestemd. Genoemde Schönnemann heeft daarop tegen
betaling van nog eens een bedrag van FL. 8000,- toch een vergunning tot uitreis
kunnen verzorgen."
In de archieven teruggevonden documenten tonen aan dat K. sr. de Dirk Hals via
een tussenpersoon voor NLG. 8000 verkocht aan de zogenaamde Dienststelle
Mühlmann, een om haar aankoopmethoden beruchte Duitse instelling. Verzoeker,
zoon van K. sr., heeft met betrekking tot de vluchtpoging van zijn vader en
hemzelf de Commissie in een brief van 30 oktober 2003 nader geïnformeerd:
"De datum van de eerste (mislukte) poging was 12 mei 1940 met de 'Van
Rensselaer', welk schip even buiten IJmuiden op een mijn liep. De brief van
de höhere SS und Polizeiführer beim Reichskommissar enz. Rauter, waarin het
verzoek tot verstrekking tot een uitreisvisum wordt ingewilligd is gedateerd 9
september 1940 . Direct daarna, nog in September, zijn mijn vader en ik via
Berlijn naar Madrid en vervolgens naar de Verenigde Staten gereisd."
4. Musicerend gezelschap op een terras is in november 1940 door Dienstelle
Mühlmann voor 20.000 Reichsmarken doorverkocht aan de handelaar en
verzamelaar Neuerberg te Hamburg. In 1946 is het schilderij door de geallieerden
vanuit München, onder de aanmerking dat de Dirk Hals 'geconfisceerd' bezit
betrof, teruggevoerd naar Nederland.
advies RC 1.16 2
5. De inmiddels in New York woonachtige K. sr. diende in 1948 tevergeefs een
teruggaveverzoek in bij de Stichting Nederlandsch Kunstbezit (SNK). De
beslissing van de SNK luidde dat het schilderij niet voor teruggave in aanmerking
kwam, aangezien de verkoop als vrijwillig diende te worden aangemerkt. Dit op
grond van het argument dat het initiatief tot verkoop van het schilderij bij K. sr. had
gelegen. Aldus is de Dirk Hals deel gaan uitmaken van de NK-collectie van
kunstvoorwerpen in beheer bij de rijksoverheid.
6. Ter bepaling van de aard van het bezitsverlies overweegt de Commissie allereerst
dat het regeringsbeleid, van toepassing op voorwerpen uit de Rijkscollectie,
uitgaat van de onvrijwilligheid van een verkoop, voor zover deze verkoop tijdens
de bezetting is aangegaan door een persoon die behoort tot een vervolgde
bevolkingsgroep en behoudens aanwijzingen van het tegendeel.
7. In casu is er sprake van een aangifte van de verkoop van Musicerend gezelschap
op een terras in oktober 1945 door een medewerker van veilinghuis Frederik
Muller en tevens zwager van K. sr., de heer Mensing, waarin deze de verkoop
aanmerkt als een 'vrijwillige verkoop'. Hieromtrent verklaart verzoeker in zijn brief
van 30 oktober 2003:
"Mijn vader was, gezien de precaire situatie waarin Joden zich bevonden, uit
begrijpelijke veiligheidsoverwegingen uiterst voorzichtig en deed geen
mededelingen over zijn vluchtpogingen aan personen, die niet noodzakelijk
geïnformeerd dienden te worden. Derhalve heeft hij zijn zwager B. Mensing dan
ook niet op de hoogte gesteld van de werkelijke inhoud van de (mislukte)
transactie met de Dirk Hals. Ook ik was niet op de hoogte van enige poging tot het
verkrijgen van een uitreisvisum totdat mijn vader er tenslotte een voor ons beiden
had bemachtigd. Noch mijn vader, noch Schönnemann, noch Mühlmann hadden,
om uiteraard zeer verschillende redenen, er belang bij om Mensing van de
werkelijke gang van zaken op de hoogte te stellen. Vandaar dat Mensing in zijn
onwetendheid kon verklaren dat er m.b.t. de Dirk Hals sprake was van een
vrijwillige verkoop."
De Commissie acht deze verklaring van verzoeker alleszins aannemelijk. Tegen
de achtergrond van zijn eerdere poging het land te ontvluchten is het immers zeer
onwaarschijnlijk dat K. sr. enkele schilderijen ter veiling aanbood met enig ander
doel dan het financieren van een nieuwe vluchtpoging. Ook de SNK heeft
aanvankelijk dit standpunt ingenomen - zo blijkt uit de onderzoeksgegevens -
alvorens men het teruggave verzoek afwees. De Commissie concludeert dan ook
dat K. sr. de verkoop aanging onder dwang die uitging van de koper én onder
dwang van de omstandigheden die hem noodzaakten te vluchten en een
uitreisvisum te bemachtigen. Dat de SNK hierover in 1948 anders oordeelde, doet
aan deze conclusie niet af. In dit kader kan er, zoals verzoeker terecht doet, nog
op gewezen worden dat al in 1952 de Raad voor het Rechtsherstel de hantering
door de SNK direct na de oorlog van het begrip 'vrijwillige verkoop' afwijst, waarbij
een eigen initiatief tot verkoop rechtsherstel - i.e. teruggave - in de weg zou staan.
De Raad wijst deze opvatting als onjuist van de hand (Afdeling Rechtspraak Raad
voor het Rechtsherstel, uitspraak inzake Gutmann van 1/7/'52).
advies RC 1.16 3
8. De Commissie stelt op grond van het vorenstaande vast dat het schilderij van Dirk
Hals onvrijwillig, door omstandigheden die direct in verband staan met het nazi-
regime, uit het bezit van K. sr. is geraakt. Zij acht het verzoek om teruggave
toewijsbaar.
9. Ten aanzien van de vraag of tegenover deze teruggave van het schilderij enig
bedrag ter zake van terugbetaling van de verkoopopbrengst moet worden betaald,
gaat de Commissie er van uit, overeenkomstig de vierde aanbeveling van de
Commissie Ekkart van 26 april 2001, dat er van terugbetaling van
verkoopopbrengsten alleen dan sprake kan zijn indien en voor zover de
toenmalige verkoper die opbrengsten daadwerkelijk ter vrije beschikking heeft
gekregen. Aangezien de opbrengst van de onderhavige verkoop is aangewend
voor de bekostiging van een uitreisvisum, mag worden aangenomen dat deze
verkoopopbrengst niet ter vrije beschikking van K. sr. is gekomen.
Conclusie
De Restitutie Commissie adviseert de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen om het schilderij Musicerend gezelschap op een terras van Dirk Hals
(NK 1456) terug te geven aan de erven van K. sr.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 15 december 2003,
J.M. Polak (voorzitter) B.J. Asscher (vice-voorzitter)
J.Th.M. Bank J.C.M. Leijten
E.J. van Straaten H.M. Verrijn Stuart
advies RC 1.16 4
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen