Wageningen Universiteit

Persbericht

31 december 2003, nr. 094

Onderzoekers vinden plantaardig eiwit in dierenrijk

Wetenschappelijk onderzoekers van het Laboratorium voor Nematologie van Wageningen Universiteit hebben in samenwerking met collegas van de Katholieke Universiteit Nijmegen en het Schotse onderzoeksinstituut SCRI een eiwit ontdekt in een aaltje, waarvan tot nu toe gedacht werd dat het alleen in het plantenrijk voorkwam. Het wormpje gebruikt het eiwit als gereedschap om door de stevige celwanden van planten heen te dringen. Voor het eerst is aangetoond dat ook dieren in staat zijn om eiwitten uit te scheiden die celwanden losser maken. De onderzoekers publiceren hun ontdekking in het gezaghebbende tijdschrift Nature van deze week.

Plantencellen worden bijna altijd omgeven door een celwand die als een rigide korset de cellen nauwelijks bewegingsvrijheid biedt. Het plantaardige eiwit dat het onderzoeksteam in het aaltje (of nematode) ontdekte is een zogenoemd expansine. Planten maken expansines aan om de stugge celwanden te versoepelen, bijvoorbeeld om de cellen na deling de gelegenheid te geven zich te strekken, om pollenkorrels in de stempel te laten doordringen en voor het zacht worden van rijpe vruchten. Het expansine dat de onderzoekers in het aaltje aantroffen heeft geen interne functie; deze dieren hebben simpelweg geen celwanden. Het aaltje maakt het eiwit dan ook aan om zijn voedingsbron, plantenwortels, binnen te dringen.

Het expansine werd aangetroffen in het in de Nederlandse aardappelteelt gevreesde aardappelcystenaaltje. Dit wormpje kruipt door de grond totdat het een geschikte plantenwortel vindt. Vervolgens moet het aaltje de plantenwortel zien binnen te dringen. Dat is niet eenvoudig aangezien de wortelcellen zijn omgeven door een solide celwand die voor een worm met een lengte van slechts 0,4 mm een formidabele barrière vormt. Om deze desondanks te penetreren perforeert de nematode de celwand. Op moleculair niveau verbreekt het expansine in het speeksel van het aaltje talrijke verstevigende waterstofbruggen in het dichte netwerk van suikerpolymeren waaruit de celwand is opgebouwd. Als resultaat schuiven de langgerekte polymeren over elkaar heen, zodat de structuur losser en opener wordt. Tegelijkertijd scheidt het wormpje een heel scala aan eiwitten uit die de celwand vervolgens afbreken. Waarschijnlijk zorgt het expansine ervoor dat deze enzymen veel efficiënter hun werk doen. Het voorkomen van expansine verklaart waarom het aardappelcystenaaltje met een relatief hoge snelheid de plantenwortel kan binnendringen.

Door de ontdekking moet het denkbeeld dat dieren zelfstandig niet of nauwelijks celwanden kunnen afbreken op de helling. De meeste planteneters zijn niet in staat om celwanden in hun menu te verteren. Sprinkhanen bijvoorbeeld leven van de sappige inhoud van de cellen die bij elke beet vrijkomt. De ongeschonden bladstukjes daartussen worden niet benut. Deze inefficiëntie verklaart waarom sprinkhanen zo veel bladmateriaal eten.
Koeien, geiten en schapen hebben micro-organismen in hun maag die celwandafbrekende enzymen uitscheiden. Dankzij deze symbionten kunnen deze zoogdieren efficiënt plantencellen openbreken. Ook kunnen ze de energie en de voedingsstoffen die in plantencelwanden ingesloten liggen benutten. Mensen maken geen gebruik van de voedingswaarde van plantencelwanden die slechts een belangrijke component van de ontlasting vormen.

De onderzoekers hebben bij andere aaltjessoorten al mogelijke expansines gevonden. De kans is groot dat dergelijke eiwitten binnenkort ook worden aangetroffen in schimmels die op planten parasiteren.