Prismant

Geen wildgroei managers in de zorg

Utrecht, 6 januari 2004

Middenkader in de zorg een gezwel?

De gezondheidssector is de laatste jaren gegroeid, maar de kosten zijn sterker toegenomen dan de productie. Wat is hiervan de oorzaak?

De suggestie van de publieke pers is duidelijk: de groei is teveel opgegaan in overhead: aan talloze ondersteunende functies waar patiënten of cliënten weinig van merken. Dit beeld klopt niet en is gevaarlijk, want het kan leiden tot snijden in een middenkader dat broodnodig is en al overbelast is. Het achterblijven van de productie ligt niet aan een onevenredige toename van managers of aan een overmatige groei in staffuncties. Dat heeft niet plaatsgevonden. Er is wel een toename van de niet-patiëntgebonden tijd voor professionals. Terugdringing van die uren, door middel van ICT, is met name in de ziekenhuissector een kans om de productiviteit te vergroten.

In de praktijk van de afgelopen jaren zijn nogal wat zorgorganisaties overgegaan tot een verplatting van de organisatie, zij hebben een managementlaag weggehaald, of zij hebben het concept van zelfsturende teams doorgevoerd. Ter illustratie: in de thuiszorg zijn organisaties ontstaan met zelfsturende teams waarbij één direct leidinggevende voor meer dan 60 medewerkers het dagelijkse (personeels-)beleid onder haar hoede heeft. Of in een verpleeghuis met 600 medewerkers zijn er, behalve directie en managementteam, geen managementlagen meer aanwezig en zijn de afdelingshoofden meewerkend voorlieden geworden.

Zijn deze organisaties uitzonderingen? Is het verwijt van een onevenredige groei in overhead toch terecht? Wat zeggen de harde cijfers?

Eerst het percentage verpleegkundig managers. Tien jaar geleden lag dit op 5% van het totaal aan verplegend en verzorgend personeel de berekening berust op de toenmalige salarisindelingen (cijfers Nationaal Ziekenhuisinstituut). Voor de goede orde: de lijn is getrokken vanaf het niveau van afdelingshoofd; meewerkend teamleiders zijn niet meegerekend als verpleegkundig managers. Uit een nieuwe schatting van Prismant blijkt dat begin 2003 deze percentages nog steeds op hetzelfde niveau liggen! In de verpleeghuizen en de thuiszorg is naar verhouding het aantal verpleegkundig managers afgenomen van 5% naar 4,4 resp. 4,7%. In de ggz en gehandicaptenzorg is het aantal iets toegenomen, resp. van 5 naar 6% en van 4 naar 4,5. Voor de ziekenhuizen weten we dit niet precies, maar we schatten dit rond de 6 %, hetzelfde als tien jaar geleden. We moetn hiervoor wel een schatting maken, omdat in de ziekenhuizen een aantal functies in salaris opgewaardeerd is tot een managementschaal, maar daar niet toe behoort.

Dus wat managers betreft is er geen sprake van een afname of een toename. Het is heel belangrijk dat we ons dit realiseren. Het zou een slechte zaak zijn wanneer bestuurders onder de huidige politieke druk van bezuinigingen zouden snijden in het middenkader. Voor medewerkers is een leidinggevende van groot belang voor de band met het werk en de organisatie. Een leidinggevende die duidelijk is over wat er gebeurt in de organisatie, die zelf op de hoogte is van wat er speelt, maakt een verschil van dag en nacht voor medewerkers. Het aantal medewerkers waaraan leiding gegeven wordt mag dan ook niet te groot zijn. Boven de 35 mensen is het persoonlijke contact niet meer realiseerbaar. Maar ook bij allerlei veranderings- en verbeterprojecten heeft het middenkader een belangrijke spilfunctie, zoals in het aardige boek het onmisbare middenkader van de SMS-reeks te lezen is.

Een tweede indicator voor de overhead is het percentage van het niet-patiëntgebonden personeel. Naast de kleine groep managers horen hier alle medewerkers toe die niet in de primaire zorg werken, zoals administratief en technisch personeel, huishoudelijke medewerkers, opleidingsfunctionarissen, kwaliteitsfunctionarissen, arbo-medewerkers, itc-medewerkers, receptie, enz. Uit recente gegevens van de Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek blijkt dat ook dit percentage de laatste jaren exact hetzelfde is gebleven. Gemiddeld is een kwart van het personeel (24%) werkzaam buiten het primaire zorgproces. Maar er zijn wel grote verschillen tussen de zorgbranches. Zo ligt in de verzorgingshuizen, gehandicaptenzorg en thuiszorg het overheadpercentage tussen de 13 en 18%. In de ziekenhuizen ligt deze overhead wel een stuk hoger - nu sinds jaar en dag op 32% - maar dat is verklaarbaar vanuit het hightech bedrijf dat een ziekenhuis nu eenmaal is. Dus ook bij deze indicator van overhead geen groei.

Natuurlijk zijn er dringend oplossingen nodig voor de achterblijvende productiviteit en de uit de hand lopende kosten van zorgorganisaties. Een belangrijk deel van de oplossingen moet gevonden worden in een hogere arbeidsproductiviteit en doelmatiger inzet van personeel. Want er is wel een probleem: de uren per week die medewerkers besteden aan de primaire zorg, is wel degelijk verminderd!

Het meest dramatisch komt dit naar voren bij medisch specialisten. De laatste 25 jaar is bij hen de niet-patiëntgebonden werktijd toegenomen van 6 naar 26%. Voor verpleegkundigen en verzorgenden ligt dit stukken lager, maar ook hier zien we een stijging van niet productieve uren. Allerlei begrijpelijke redenen liggen eraan ten grondslag. De multidisciplinaire behandeling van patiënten, het vastleggen van zorgafspraken met de patiënt, het registreren van bijna-ongevallen, enzovoorts, enzovoorts: allemaal noodzakelijk, maar deze professionalisering en kwaliteitsverbetering van de zorg vergen wel extra coördinatie, administratie, overleg. Hoe nodig ook, toch is juist in de vormgeving van deze werkprocessen mogelijk winst te behalen. Allereerst door effectiever gebruik te maken van ICT. Het elektronisch patiëntendossier zou menig overleg kunnen vervangen. De meerwaarde van ingesleten gewoonten en interne regels dient tegen het licht gehouden. Maar vooral in het routiniseren en logistiek stroomlijnen van bedrijfsprocessen valt winst te boeken.

De discussie zou meer over deze, en andere, oplossingsrichtingen moeten gaan en niet over algemene onjuistheden over overhead. Dat is onterecht en heeft grote risicos.

Drs. Henk Kanters (organisatiepsycholoog, Prismant), Willem van der Windt (sociaal geograaf, Prismant) en
dr. Marlies Ott (wetenschappelijk hoofd afdeling personeels- en arbeidsvraagstukken Prismant en programmadirecteur iBMG Erasmus Universiteit Rotterdam).