Ministerie Tewerkstelling en Arbeid Belgie

Nieuw op 1 januari 2004 op het vlak van werkgelegenheid


1. Vereenvoudiging banenplannen, hervorming startbanen en extra lastenverlaging

Op 1 januari worden de werkgeverslasten opnieuw verminderd. Tegelijkertijd wordt het aantal banenplannen teruggeschroefd van 20 naar 5. De lastenverlaging wordt gespreid over 1 structurele verlaging voor alle werknemers uit de private sector en 5 extra verlagingen voor doelgroepen. Voor 2004 bedraagt het budget voor de lastenverlaging 400 miljoen euro.

De structurele lastenverlaging is een algemene lastenverlaging: iedere werkgever kan voor iedere werknemer minimaal 400 euro per kwartaal krijgen. Voor de lage lonen en voor de hoge lonen (waarop veel bijdragen betaald worden) is een extra verlaging voorzien. De regeling maakt geen onderscheid meer tussen arbeiders en bedienden. Voortaan kan de lastenverlaging ook oplopen tot het totaal van de verschuldigde werkgeversbijdragen: voor echt lage lonen zullen dus helemaal geen werkgeversbijdragen meer betaald moeten worden.

Het tweede deel van de lastenverlaging gaat naar 5 doelgroepenplannen, namelijk voor jongeren, ouderen, langdurig werkzoekenden, arbeidsduurvermindering en voor eerste aanwervingen in bedrijven. De lastenverlagingen voor doelgroepen komen boven op de structurele lastenverlaging, maar mogen niet onderling gecombineerd worden. De verlagingen bedragen allemaal 400 of 1000 euro per kwartaal, alleen de periode waarover ze toegekend worden, verschilt naargelang de doelgroep en de situatie van de werknemer of de werkgever. Doordat gewerkt wordt met vaste bedragen doen kleine lonen extra voordeel: het effect van een forfaitaire lastenverlaging is voor hen immers veel belangrijker dan dat van een procentuele.

De grote lijnen van de hervorming van de lastenverlaging zijn vastgelegd in oktober 2002. Op de Werkgelegenheidsconferentie in september 2003 is een aantal belangrijke verbeteringen aangebracht aan het plan. De meest verregaande wijziging betreft het banenplan voor jongeren, waarvoor 30 miljoen euro extra wordt uitgetrokken. Het wordt aanzienlijk vereenvoudigd voor de werkgevers en bovendien komt een einde aan de "carrousel" die ontstond doordat sommige werkgevers jongeren aan het einde van hun startcontract ontsloeg om andere jongeren aan te werven en weer dezelfde gunstvoorwaarden te krijgen.

Sinds het einde van de jaren '90 zijn de sociale bijdragen stap voor stap verminderd. De som van deze opeenvolgende stappen zorgt intussen voor zeer aanzienlijke verminderingen van bijdragen , met name bij de tewerkstelling van mensen met lage lonen.

Een voorbeeld: wanneer een arbeider in 1999 tewerkgesteld werd met een bruto-loon van 1254,13 euro, dan betaalde de werkgever daarop toen 21,17% werkgeversbijdragen, terwijl van het bruto-loon nog eens 13,07% persoonlijke bijdragen werden afgehouden. Vanaf 1 januari 2004 betaalt de werkgever nog maar 14,44% werkgeversbijdragen, terwijl de persoonlijke bijdragen verminderd zijn tot 8,75%. De som van de patronale en persoonlijke bijdragepercentages daalde dus van 34,24% tot 23,19%. De "bijdragelast" verminderde dus met één derde in dit geval.
Na 1 januari 2005 dalen deze bijdragepercentages nog iets meer. Voor bedienden is de daling nog meer uitgesproken, omdat in de jaren '90 méér lastenvermindering werd toegekend voor tewerkstelling van arbeiders dan voor tewerkstelling van bedienden.

De sociale zekerheid kreeg intussen alternatieve inkomsten, zodat ze aan de behoeften kon blijven voldoen.


2. Minder papierwerk bij de regeling van arbeidsongevallen

De administratieve beslommeringen die gepaard gaan met de arbeidsongevallenverzekering worden verminderd. Vanaf 1 januari 2003 konden werkgevers reeds arbeidsongevallen elektronisch melden op één centraal adres. Vanaf 1 januari 2004 moeten de werkgevers geen loongegevens meer bezorgen aan de verzekeraars. Deze gegevens zijn nodig om de arbeidsongevallenvergoedingen te berekenen en de verzekeringspremies te bepalen. Voortaan kunnen het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO) en de verzekeraars voor deze gegevens terecht bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Eén en ander staat in een Koninklijk Besluit dat op 26 april 2002 is goedgekeurd door de Ministerraad. Doordat de betrokken partijen de gegevens die ze nodig hebben online kunnen raadplegen, kunnen de uitkeringen in vele gevallen ook sneller toegekend worden. Per jaar worden in België ongeveer 250.000 arbeidsongevallen aangegeven.


3. Gelegenheidswerknemers in de horeca

De tewerkstelling in de horeca van occasionele arbeidskrachten voor wie sterk verminderde RSZ-bijdragen moeten betaald worden kan vanaf 1 januari 2004 ook via interim-agentschappen. Deze gunstige RSZ-regeling is mogelijk tijdens maximaal 45 piekdagen op jaarbasis. Het moet gaan om een gelegenheidswerknemer die geen reguliere prestaties levert in de sector.


4. Groen licht voor dienstencheques

Op 1 januari 2004 treedt het nieuwe systeem van dienstencheques in werking. De federale overheid neemt vanaf dan de volledige financiering van het stelsel voor haar rekening, met de bedoeling om zwartwerk te "witten" en het scheppen van 25.000 jobs mogelijk te maken. Dit wil niet zeggen dat de werknemers die in het dienstencheque-systeem stappen per se ook het statuut van werkzoekende moeten hebben.

Voor de gebruiker betekent dit:

* dat dienstencheques voortaan alleen gebruikt kunnen worden voor schoonmaak, strijken, boodschappen en vervoer van minder-mobiele mensen. Dit betekent dat kinderopvang en hulp voor bejaarden, zieken en gehandicapten voorlopig niet in het systeem zijn opgenomen. Wel kunnen de Gewesten beslissen het lijstje uit te breiden.

* dat er veel meer dienstencheques beschikbaar zijn,
* dat oude cheques ook geldig zijn in het nieuwe systeem, maar wel met de beperking dat er alleen de boven vermelde activiteiten mee betaald wordt,

Andere belangrijke punten zijn:

* de cheques zijn 8 maanden geldig. De geldigheidsduur van cheques die gekocht zijn vóór 1 november 2003 wordt sowieso verlengd tot 30 juni 2004.

* de prijs van de dienstencheques verandert niet: hij is vastgesteld op 6,20 euro per uur. Voortaan geldt wel een uniforme regeling voor belastingaftrek: de netto-prijs zal hierdoor voor iedereen 4,34 euro zijn.

* de continuïteit van de bestellingen is gegarandeerd: op www.dienstencheques.be kunnen tot 31/12/3 "oude" dienstencheques besteld worden, vanaf 1/1/4 kunnen er nieuwe cheques besteld worden.

Gebruikers met vragen kunnen vanaf 1/1/4 terecht op het nummer 02/678.28.21. Zij komen dan terecht bij Accor, de onderneming die instaat voor de verdeling van de dienstencheques.

De federale overheid zal in de eerste helft van 2004 verschillende stappen ondernemen om het nieuwe systeem van de dienstencheques uit te bouwen.

* In een eerste fase worden de ondernemingen geïnformeerd over het nieuwe systeem. Een belangrijk luik hierin is de begeleiding van de Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen (PWA's) die een dienstencheque-onderneming willen opstarten. Vanaf februari zullen de ondernemingen federaal erkend kunnen worden als dienstencheque-onderneming (intussen werken de reeds erkende ondernemingen verder met hun bestaande erkenning). Formulieren om erkenning aan te vragen zullen vanaf 1 januari 2004 beschikbaar zijn op de website van de RVA: www.rva.be. De RVA is vanaf 27 januari ook bereikbaar voor vragen van ondernemingen op 02/515.40.20.

* tegelijk wordt via verschillende kanalen gezocht naar geïnteresseerde werknemers: de eerste doelgroep hierbij zijn de werkzoekenden. Het spreekt voor zich dat de PWA's en de arbeidsbemiddelingsdiensten hierin een belangrijke rol zullen spelen.

* in april voorziet de overheid een campagne voor het grote publiek.