Vereniging van Effectenbezitters


Een rijke is zelden tevreden, een tevredene is altijd rijk.

VEB start juridische acties Ahold

Persbericht | 07-01-2004

Jaarrekeningprocedure en enquêteverzoek

De Vereniging van Effectenbezitters maakt bekend dat zij juridische acties start tegen Koninklijke Ahold N.V. De juridische actie loopt via twee sporen. Allereerst heeft de VEB op dinsdag 6 januari jl. een jaarrekeningprocedure aanhangig gemaakt. Ten tweede heeft de VEB een enquêteverzoek voorbereid dat op korte termijn zal worden ingediend. De twee juridische acties worden hieronder toegelicht.

Bij de juridische acties worden twee doelstellingen gehanteerd:
1. waarheidsvinding en het vaststellen van de verantwoordelijkheid van betrokkenen;

2. het onderzoeken van de mogelijkheid om schadevergoeding te bewerkstelligen.

De VEB is van mening dat ondanks het uitgebreide jaarverslag 2002 volstrekt onvoldoende informatie is verstrekt over de partijen en/of personen die verantwoordelijk zijn voor de malversaties (fraude, side letters en winstmanipulatie), de wijze waarop de Raad van Bestuur is omgegaan met en betrokken was bij deze malversaties, de betrokkenheid van leden van de Raad van Bestuur bij het totstandkomen en ondertekenen van side letters, de rol van de accountant, het door de Raad van Commissarissen gehouden toezicht en de wijze waarop deze raad (en/of het audit committee) heeft gereageerd op signalen van een tekortschietende boekhouding.

In het verlengde heeft de VEB de indruk op basis van uitlatingen van Ahold hierover dat de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen zich onvoldoende inspannen om a) ten onrechte genoten bonussen en optiewinsten terug te vorderen en b) een deel van de schade te verhalen op partijen en personen ( intern of extern) die verantwoordelijk of mede-verantwoordelijk zijn voor de malversaties. Tot de externe partijen en personen zouden kunnen behoren de accountant(s) van Ahold, (medewerkers van) leveranciers, adviseurs van Ahold ten tijde van de overname van US Foodservice, adviseurs en medewerkers van US Foodservice die betrokken waren bij de verkoop in 2000 aan Ahold.

Op basis van de thans beschikbare informatie moet immers worden geconcludeerd dat de fraude met inkoopkortingen zijn oorsprong vond voor de acquisitie van US Foodservice en dat bij de acquisitie een te hoge prijs voor US Foodservice is betaald. Naar het oordeel van de VEB is het de plicht van de huidige bestuurders en commissarissen om alles in het werk te stellen om (een deel van) de schade op de verantwoordelijken te verhalen.

Beleggers in aandelen Ahold en aan Ahold gerelateerde effecten die schade hebben geleden worden opgeroepen zich als deelnemer aan de actie te melden en de juridische acties van de VEB te ondersteunen. Voor deelname komen beleggers in aanmerking die aandelen Ahold of aan Ahold-gerelateerde effecten hebben gekocht in de periode 1 januari 2000 tot en met 24 februari 2003, de datum dat Ahold de fraude bekendmaakte. Onder Ahold gerelateerde-effecten wordt verstaan: (converteerbare) obligaties Ahold, preferente aandelen, warrants, opties en participaties in het AH Vaste Klantenfonds. Aan diegenen die zich reeds bij de VEB hebben gemeld, wordt deze week een deelnemingsovereenkomst toegezonden.

De VEB laat zich in de Ahold procedures bijstaan door een team van ervaren advocaten van het advocatenkantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, en staat voorts in nauw contact met Amerikaanse topadvocaten met betrekking tot de in de Verenigde Staten gestarte class action procedure.

Vereniging van Effectenbezitters

A De jaarrekeningprocedure

In het kader van de jaarrekeningprocedure vordert de VEB bij de Ondernemingskamer de jaarverslagen over 2001 en 2002 te vernietigen en voor deze jaren nieuwe jaarrekeningen te deponeren. Aansluitend wordt ook voor de jaren daarvoor (1998, 1999 en 2000) om vernietiging van de jaarrekeningen verzocht. De gronden daarvoor zijn gelegen in:
1. de fraude bij US Foodservice (2000, 2001)
2. onjuiste consolidatie van deelnemingen: a) ICA (2000, 2001)
b) Bompreço (1998, 1999)
c) Jerónimo Martins Retail (1998 2001)
d) Disco Ahold International Holdings (1998-2001)
3. te positieve weergave inzake pensioenen a) overschatting van de pensioenreserves (getroffen voorzieningen)

b) onderschatting van de pensioenverplichtingen.
4. overige onjuistheden en correcties (zie jaarverslag Ahold 2002)

De hierboven toegelichte verwijten worden grotendeels (met uitzondering van het gestelde onder punt 3) onderkend door Ahold. Ten aanzien van de behandeling van de pensioenen is de VEB van mening dat de verplichtingen door een te hoge verdisconteringsvoet te laag worden weergegeven. Ten aanzien van de opgebouwde pensioenreserves is de VEB van mening dat het door Ahold gehanteerde verwachte rendement met 9 procent per jaar veel te hoog is.

Hoewel Ahold in het jaarverslag 2002 heeft aangegeven welke correcties nodig waren voor de cijfers 2001 (resultatenrekening en balans) en 2000 (resultatenrekening), dient deponering van nieuwe gecorrigeerde jaarrekeningen enkele belangrijke doelen.
1. deponering van gecorrigeerde jaarrekeningen verplicht Ahold om de correcties ook over eerdere jaren - uitgebreid toe te lichten (conform de eisen van de Wet op de Jaarrekening);
2. deponering van gecorrigeerde jaarrekeningen versterkt de juridische positie ten opzichte van de accountant (Deloitte & Touche) die op 24 februari 2003 zijn goedkeurende verklaring voor de jaarrekeningen 2000 en 2001 heeft ingetrokken;
3. bij de in de afgelopen jaren uitgekeerde bonussen en toegekende opties hebben de gepubliceerde en gedeponeerde jaarcijfers als uitgangspunt gediend. Vernietiging van de oude jaarrekeningen en deponering van gecorrigeerde jaarrekeningen zal de mogelijkheden vergroten om ten onrechte genoten bonussen en/of ten onrechte toegekende opties en de daaraan verbonden optiewinsten terug te vorderen .

B Het enquêteverzoek

De VEB heeft tevens een enquêteverzoek voorbereid dat op korte termijn zal worden ingediend. Voor toewijzing van het enquêteverzoek dient sprake te zijn van "gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid". In het enquêteverzoek geeft de VEB tien gronden weer die naar het oordeel van de VEB gezamenlijk en ieder op zich voldoende reden vormen om te twijfelen aan een juist beleid op basis waarvan een onderzoek gerechtvaardigd zou zijn.
1. de geconstateerde fraudegevallen bij US Foodservice en andere Amerikaanse dochterondernemingen;

2. de onterechte consolidatie van diverse deelnemingen (waaronder ICA, Bompreço, Disco) en de frauduleuze wijze waarop werd gewerkt met side letters en control letters;

3. de overschatting van de resultaten en het vermogen van Ahold in (tenminste) de boekjaren 2000, 2001 en 2002 (tenminste tot en met het derde kwartaal);

4. het volstrekt onvoldoende functionerende managementinformatiesysteem;

5. de geconstateerde tekortkomingen in de interne controle;
6. de twijfelachtige transacties en gang van zaken met betrekking tot de deelnemingen in Argentinië en de berichtgeving daarover;
7. de tekortschietende informatieverschaffing aan aandeelhouders voorafgaand aan 24 februari 2003;

8. de tekortschietende informatieverschaffing aan aandeelhouders in de periode vanaf 24 februari 2003;

9. de gang van zaken in de aandeelhoudersvergadering van 4 september 2003 (informatie over beloning Moberg te laat verschaft, bindende voordracht zonder reëel alternatief, omgang met en volmacht van stichting preferente aandelen);

10. het onvoldoende onderzoeken en aansprakelijk stellen van interne en externe partijen die (mede-)verantwoordelijk zijn voor de malversaties bij Ahold.

In het 223 paginas tellende jaarverslag 2002 legt Ahold de nadruk op de cijfermatige correcties die als gevolg van de uitkomsten van de (forensische) onderzoeken dienen te worden doorgevoerd. Op essentiële vragen over het ontstaan van de fraudegevallen en de onterechte consolidatie, en de (interne en externe) partijen die daarvoor (mede-) verantwoordelijk zijn, wordt niet ingegaan.

Indien het enquêteverzoek door de Ondernemingskamer wordt toegewezen zal de VEB verzoeken in dit onderzoek speciale aandacht te besteden aan:

1. het functioneren van de financiële administratie alsmede het managementinformatiesysteem;

2. de vraag of de Raad van Bestuur eerder op de hoogte was van de problemen inzake malversaties met inkoopkortingen, of daarop adequaat actie is ondernomen, en of een of meer leden van die Raad daar zelf bij betrokken waren;

3. de vraag of leden van de Raad van Bestuur betrokken waren bij het opstellen en ondertekenen van de side letters die hebben geleid tot onterechte consolidatie van deelnemingen en flattering van met name omzet en bedrijfsresultaat;

4. het moment waarop de Raad van Commissarissen of de van deze raad deel uitmakende auditcommissie, op de hoogte waren van problemen met betrekking tot de boekhoudkundige verwerking van de inkoopkortingen en of daar adequaat actie op is ondernomen;
5. het door de Raad van Commissarissen gehouden toezicht in het algemeen;

6. de rol van de accountant, de opmerkingen en aanwijzigingen die de accountant heeft gegeven in het kader van de jaarrekeningcontroles over tenminste de jaren 2000 en 2001 (onder meer: de management letter), alsmede de kwaliteit van de door de accountant uitgevoerde werkzaamheden en controle;

7. eventueel verband tussen de overschatting van de resultaten en vermogen en het beloningssysteem van Ahold (bonussen en optieregelingen).




---