Socialistische Partij
SP-delegatie bezoekt Israël en Bezette Gebieden
09-01-2004 * Van 3 tot en met 10 januari 2004 bezoekt een vierkoppige
SP-delegatie, waaronder Tweede-Kamerlid Harry van Bommel, senator Anja
Meulenbelt en ROOD-voorzitter Driek van Vugt, Israël en de Bezette
Gebieden. Doel van de reis is het onderzoeken van de levensvatbaarheid
van het vredesproces zoals dat in de Routekaart naar Vrede is
vastgelegd, en de diverse alternatieven, zoals het Geneefs Akkoord,
die de laatste weken zijn gepresenteerd.
SP-Kamerlid Harry van Bommel doet in
een dagboek op de SP-site verslag van de gebeurtenissen. Op deze
pagina beschrijft ROOD-voorzitter Driek van Vugt zijn ervaringen
tijdens het werkbezoek.
* Laatste update: vrijdag 9 januari
Lees het verslag van eerdere dagen
Zie het origineel
* Beluister het interview met Driek vanuit Israël
(RealAudio-formaat: BNN United, Radio 1, 8 januari)
* Lees het verslag van SP-Kamerlid Harry van Bommel
Donderdag 8 januari
Om zeven uur gaat de wekker. Harry, Guido en ik slapen met zn allen op
één kamer. Guido vermant zich als eerste en gebruikt de douche. Als
hij klaar is staat Harry op. Als die eenmaal klaar is, is het tien
voor acht, terwijl we om acht uur afgesproken hadden om te vertrekken.
Ik haast me zoveel als ik kan op dit uur van de dag en met de weinige
uren slaap achter de rug. Ik storm de ontbijtzaal binnen, grijp een
broodje en een kiwi en roep schuldig: Ik kan in één ruk door. Om maar
zo weinig mogelijk tijd te verspillen. Rustig zegt Anja "kom maar
lekker zitten, onze gids is er nog niet". Jammer dat ik niet wat
langer ben blijven liggen, fijn dat ik rustig kan ontbijten.
Als na het ontbijt de gids er wel al is maar nog druk in de weer is
met telefoons om van alles te regelen, staan Harry en ik buiten een
luchtje te scheppen. Leuke reacties op je site Driek, waarmee hij de
ROOD-site bedoelt. Het is eerder de site van Kevin, onze webmaster. Ik
ga meteen even achter de computer om de reacties te lezen. Goede
reacties inderdaad. Leuke interactie op deze manier vanuit een ver
buitenland.
We rijden richting Qalqilia, een Palestijns stadje. Dit is een van de
plaatsen die het zwaarst getroffen worden door de Muur. De
burgemeester, waar we even later zitten, vertelt over de goede
betrekkingen tussen de Israeliers en de Palestijnen (het ligt op het
grensgebied en was voorheen een belangrijk winkelcentrum en had een
levendig, gemengd uitgaansleven) waar zijn plaats altijd trots op was.
Van dat recente verleden is weinig te merken. Vervallen ligt het
stadje erbij (vind ik althans, volgens Anja valt het wel mee, maar
goed, die is dan ook in Gaza geweest...): veel winkels zijn gesloten
vanwege de verdwenen klandizie. De burgemeester vertelt dat over de
vele inwoners die ze het laatste jaar zijn kwijtgeraakt (ongeveer tien
procent van de bevolking), de mensen die het zich konden veroorloven
zijn weggetrokken.
Eenmaal op pad met enkele gemeenteambtenaren doemt al snel de
boosdoener op: de Muur. Hier is ie weer anders dan in Jeruzalem.
Meters hoog, ik schat ongeveer acht meter, steekt 'ie de lucht in.
Metersdik beton, geregeld onderbroken door een akelig aandoende
wachttoren. Ik herinner met dat ik als kind met mijn vader naar het
Ijzeren Gordijn ging kijken. Nog steeds herinner ik me hoe niet het
hek dat daar stond en de prikkeldraad dat er lag me fascineerde, maar
de wachttoren met een soldaat inclusief machinegeweer. Dat had ik
immers nog nooit gezien, hekken en prikkeldraad wel. Die wachttoren
maakte het ook nu weer griezelig, al stond er geen soldaat - althans
niet zichtbaar. Misschien waren ze er wel, maar je kunt het niet zien
door de constructie van de toren en de kijkgaten. Dat maakt het nog
enger. Timide en op mijn hoede maak ik fotos, het zit me toch niet
lekker. Zoveel vertrouwen in soldaten heb ik hier niet opgedaan.
Prikkeldraad, hekwerk, wachttorens: de muur
Dit stukje security (een machtig woord in deze contreien) heeft
akelige gevolgen. Qalqilia is geheel omsingeld en afgesloten. Er zijn
twee agricultural gates: doorgangen voor de bewoners. Niets aan de
hand zou je zeggen. Kinderen kunnen naar school en boeren naar hun
land. Er zijn echter wel twee maren. Als je er mensen doorheen laat,
waarom heb je het ding dan gebouwd? Minstens zo belangrijk is de
volgende maar. De doorgangen, één aan de noordkant en de andere aan de
zuidkant, gaan drie keer per dag open. Vijftien minuten. Niet
gegarandeerd overigens. De vroegste openingstijd is vier uur s nachts
(!).
Als kinderen naar hun school willen gaan, waar ze dus gelukkig wel
kunnen komen, die om acht uur begint moeten ze zorgen dat ze om vier
uur bij de doorgang staan. s Nachts dus. De volgende openingstijd is
namelijk, meestal, om drie uur s middags. Daar maken de kinderen ook
gebruik van, als ze terug naar huis gaan. De school duurt tot 1 uur,
staan ze dus weer te wachten. En dat is nog het gunstigste geval. Soms
gaat de Muur helemaal niet open en staan mensen tevergeefs buiten.
Boeren en kinderen krijgen dan eten over de Muur geslingerd vanaf de
andere kant. Ik kan het niet geloven.
Uren later arriveren we in Sakhnin. Een Palestijnse gemeenschap in
Israël zelf. Een vaak vergeten groep. Niemand heeft het over hun
moeilijkheden, ook de Palestijnse Nationale Autoriteit te weinig (een
klacht die we vaker optekenen hier). De burgemeester, die we ook in
deze plaats aandoen, heeft een portret van Sharon en een Israëlische
vlag op zijn kamer. Terwijl het een, volgens hemzelf althans,
socialistische burgemeester betreft. Dat moet toch pijn doen als je de
klachten hoort over achterstallige budgetten, pesterijen en landjepik.
Wat me het meest is bijgebleven van dit bezoek echter is van een heel
andere orde. Sakhnin heeft een hele goede voetbalclub, ze zijn recent
geprovomeerd naar de Israelische eredivisie. Apetrots zijn ze daarop,
dat is wel duidelijk. Ze krijgen geen toestemming om een fatsoenlijk
stadion te bouwen, maar goed, daar zeuren we maar niet over. Er zijn
wel ergere problemen hier.
Maar onder het gesprek schuift de woordvoerder van de gemeente me een
brief toe uit Nederland. Hij wijst op het adres en vraagt fluisterend
aan me, wellicht verveelde hij zich een beetje, do you live here, in
Rotterdam?. No, but I work in Rotterdam, zeg ik. Dan zie ik de
afzender van de brief. Hans Ysbrandij, een zeer goede bekende van me.
Heeft bij me op school gezeten, politieke wetenschappen te Leiden en
is ook SP-lid. Hans en ik hebben het echter zelden over politiek, het
gaat altijd over voetbal. Hans is fervent Cambuur-aanhanger (ja, hoe
verzin je het inderdaad) en ik ben een frequent bezoeker van de beste
voetbalclub van Nederland (ik mag het er eigenlijk niet meer over
hebben van de achterban, maar ik kom uit het zuiden des lands...).
De brief van Hans gaat ook over voetbal. Hij schrijft iets in de geest
van I am a huge supporter of Bnei Sakhnin Club (typisch Hans, hoe komt
ie erbij vraag ik me af) and would like to know how I can become a
member of the supportersclub. Also I would like some information about
how to receive merchandise. Ik wrijf mn ogen nog een keer uit, het is
echt waar. Wat een toeval, wat is de wereld soms toch aangenaam klein.
Als ik de woordvoerder fluisterend informeer, vertellen we het verhaal
tactisch aan iedereen na het officiële gedeelte. Hilariteit alom. De
burgemeester zegt toe contact op te nemen met Hans, ik geef hen zijn
telefoonnummer (dat had Hans niet vermeld, wellicht in de
veronderstelling dat ze hier geen telefoon hebben), en stelt voor dat
we maar een plaatselijke supportersvereniging van Bnei Sakhnin in
Nederland moeten beginnen. Zo wordt het gesprek aangenaam afgesloten.
Buiten besluit ik te gaan lopen - heb al genoeg in autos gezeten en
het huis van Ali en Trees waar we wat gaan eten is vlakbij. Ik zie een
voetbaltoto-tentje en loop stoutmoedig naar binnen. Kan ik hier ergens
merchandise van Bnei Sakhnin krijgen. Na enig heen en weer gepraat
komen ze er achter dat we Ali kennen, die lokaal goed blijkt te
liggen. Ik krijg een lift naar de supporterswinkel van twee goed
Engels sprekende jongeren (dat doen de Palestijnen sowieso erg goed
valt op). Daar koop ik een vlaggetje, een vaantje en een sjaaltje (je
kent het wel) om een goede vriend blij mee te maken. Wat zal ie raar
opkijken als ik zeg: 'zo, Cambuur Leeuwarden was blijkbaar niet
voldoende voor je' en hem de presentjes overhandig met de groeten van
de burgemeester. Hopen maar dat Hans dit niet leest, want dan is mn
grap naar de Filistijnen.
Nu zitten we heerlijk thuis bij Ali en Trees, net een aangename
maaltijd genuttigd. Die is zeer welkom want behalve het slapen is ook
het eten tijdens onze reis iets wat onregelmatig tot ons komt. Straks
nog even een radio-interview geven, BNN United (radio 1), kwart over
negen Nederlandse tijd, en dan heerlijk naar bedje toe. Morgen ga ik
weer jongeren ontmoeten. Maar eerst dit verslag en de fotos nog even
de Middellandse Zee oversturen.
PS: net het interview achter de rug, ik was behoorlijk zenuwachtig.
Volgens de mensen hier die in een andere kamer geluisterd hebben was
ik behoorlijk op stoom. Toch wel moeilijk, over zon gecompliceerd
onderwerp.
* Beluister het interview met Driek vanuit Israël
(RealAudio-formaat: BNN United, Radio 1, 8 januari)
Vrijdag 9 januari
Lief dagboek, ik zit er behoorlijk doorheen. Niet alleen lichamelijk,
maar vooral geestelijk. Ik probeer een uitdrukking te vinden voor het
tegenovergestelde van een snoepreisje, maar kan er geen bedenken.
Vandaag zijn we weer getuige geweest van een boel menselijke ellende.
Eerder op de dag had ik het idee dat ik verzadigd was. Dat er niets
meer bij kan. Dat het me niet meer kon raken. Later, tijdens de
terugreis naar Jeruzalem, komt de klap en de ontlading. Morgen gaan we
weer terug. Daar ben ik erg blij om. Weg hier. Uit dit
verschrikkelijke tranendal. Hoewel ik ook het gevoel heb dat ik de
mensen hier in de steek laat. Dat ik er voor wegvlucht. Voor weg kan
vluchten.
s Morgens brengt Ali ons naar Israelische settlements rond het
Arabische dorp Sakhnin. In het luxueze winkelcentrum gaan we op zoek
naar nieuwe batterijen voor Anjas camera. We spreken met wat orthodoxe
religieuzen. Om te proberen te doorgronden wat er door hen heengaat.
Veel laten ze echter niet los, behalve dan wat preken over de Thora en
over God.
Een schril contrast: bedoeïendorp en luxe flats
Wat een contrast met het aangrenzende bedoeïnendorp. In keten leven
deze mensen, die ons meteen hartelijk ontvangen met een ronde thee en
een ronde koffie. En een zuurtje. We delen in de armoede. Geen
waterleiding, geen elektriciteit, containers met uitgezaagde ramen en
deuren. Wel belasting betalen. De kinderen zijn verlegen. De wat
oudere kiddos rijden met kruiwagens hooi op en neer naar de twee
aanwezige koeien. Samen met wat schapen en een moestuin is dit hun
levensvoorziening. Willen jullie hier niet weg dan, naar gebied waar
meer ruimte is om de traditionele bedoeïnenlandbouw te bedrijven?
Nooit, dit land is van mijn familie. Onze voorouders hebben hier
geleefd. Wij leven hier, wij sterven hier. Een vreemd gezicht, dit
zigeunerachtig aandoenend kampje pal naast de luxe huizen en
voorzieningen die uiteraard niet voor hen bestemd zijn.
De volgende bestemming is een unrecognized village van Arabieren in
Israel, Arabe Neiim. De armoede is hier, zo mogelijk, nog
schrijnender. Wat ik al zei, ook ik had het er even mee gehad.
Kinderen op blote voeten in de modderige ondergrond. Het is hier
drassig en koud, het regent de laatste dagen. Ook hier krotten van
golfplaten. Terwijl we aankomen klinkt gebed. Uit een groen geverfde
container die als moskee dienst doet. De schoenen staan keurig buiten
op een rijtje. Omdat de mannen aan het bidden zijn lopen we naar de
kinderen toe, daar zijn er veel van.
Ze hebben laatst een provosorisch speeltuintje cadeau gekregen van
Sakhnin, het Arabische stadje in de buurt. Ik loop naar de kids toe en
begin een beetje met ze te dollen. Al snel moet ik het draaitoestel
(of hoe heet zon ding waar je telkens een ruk aan moet geven en wat
vervolgens gaat draaien?) sneller en sneller katen gaan en meer en
meer kinderen voegen zich bij de vreemde bezoekers en proberen een
plaatsje te veroveren in het gewilde vertier. Denk maar niet dat je
vervolgens gemakkelijk afscheid kan nemen. Ze trekken aan je en
gebaren meer, nog een keer. Als de rest al lang weg is besluit ik er
een eind aan te maken door simpelweg weg te rennen.
De rest is al zowat bij de dokter, Bashir Abed. Ook die werkt vanuit
een containerkeet. Met een gammel medicijnenkistje.
Bewonderenswaardig. Hij vertelt over de erbarmelijke
gezondheidstoestand en de inteelt die hier een groot probleem is. We
vertrekken over een binnendoorweggetje wat Ali nog wel wist:
uitstappen en een uitlaat die telkens tegen de grond knalt. Gelukkig
houdt ie het.
Dan een wat minder somber gesprek. Dina, de dochter van Ali en Trees,
heeft wat vriendinnen van haar opgetrommeld om met ons te praten,
speciaal op mijn verzoek. In het begin is het wat ongemakkelijk. Ik
voel me ook niet opperbest omdat ik zojuist met mn baggerpoten de
vloer vuil heb gemaakt. Het wordt opgelost met een dweil en verdergaan
op sokken. Als de plaatselijke voetbalclub door mij ter sprake wordt
gebracht, we zijn immers weer in Sakhnin, gaat het al snel beter. Ze
vertellen over hun meisjeselftal en lachen als de keeper ter sprake
wordt gebracht. Die zegt vervolgens stoer yeah, I don't play like a
girl.
Over de politieke situatie zijn ze niet optimistisch. Als Palestijnen
die in Israel leven verwachten ze dat het alleen maar erger zal worden
de komende jaren. Ze vertellen vol bravoure over de demonstratie waar
ze laatst aan mee hebben gedaan en waar de plaatselijke gemeenschap
vernielingen heeft aangebracht aan de aangrenzende Israelische
legerbasis. Daar is een vrouw overleden. Bij de demonstraties die
volgden kwamen veel minder mensen. Bang. Ze hebben een hekel aan de
zelfmoordaanslagen. You can not kill innocent people, that is wrong.
Maar veel vertrouwen in onderhandelingen hebben ze ook niet. They have
been talking for ages, and what has it brought us?. Ze worstelen
zichtbaar met dit dilemma. Weten niet hoe het verder moet, hoe er tot
een oplossing gekomen kan worden. Ik ook niet. De onmacht straalt van
de gezichten af.
Gedecideerd stellen ze dat ze hun school moeten afmaken, dat ze verder
moeten gaan studeren in Haifa. Giechelen als we vragen hoe het zit met
vriendjes. Zoenen doen ze stiekem, want dat mag eigenlijk niet binnen
de gemeenschap. I think that is disgusting, we have to do it secretly,
zegt er eentje. Are you a moslim?, vragen we omdat dat in ieder geval
niet zichtbaar is. Absolutely!. Met deze stoere, zelfbewuste meiden is
er toch nog hoop, denk ik. Die komen er wel. Als ik ze de vlag van
ROOD geef als blijk van waardering, overleggen ze meteen driftig of en
wanneer ze die op hun school kunnen neerhangen. Leuk.
Palestijnse jongeren nemen ROOD-vlag in ontvangst
Nu, s avonds wanneer we moe aangekomen zijn in Jeruzalem, werk ik aan
dit verslag. Guido komt binnen en zegt brei er nu een eind aan joh, je
bent harstikke kapot. Binnen in het restaurant, dertig meter verderop,
schalt de feestmuziek. Elke vrijdagavond is het hier feest. Ik ga
lekker wat eten. Maar dit dagboek kan ik niet zomaar afraffelen. Ook
al is de rest al lekker bezig met het toosten op een geslaagde reis:
leerzaam en aangrijpend.
Ik moet alles eerst maar eens laten bezinken. Misschien dat ik dan nog
een nabeschouwing kan schrijven. Morgen komt mn vriendinnetje me
ophalen van Schiphol. Daar kan ik dan weer bijzonder vrolijk van
worden. Salaam aleikum. Shalom.
Driek van Vugt
* Lees het verslag van eerdere dagen
* Lees het verslag van SP-Kamerlid Harry van Bommel
---
Reacties
Zie het origineel
© R O O D 1 9 9 8 - 2 0 0 3 o w e b m a s t e r r o o d @
s p . n l