Centraal Planbureau

CENTRAAL PLANBUREAU

Onderwerp: persbericht
Nummer: 2
Datum: 9 januari 2004
Inlichtingen bij Casper van Ewijk, (tel. 070 - 3383400), Frans Suijker, (tel. 070-3383390) of Jacqueline Timmerhuis (tel. 070-3383477)

CPB: Loslaten volledige kapitaaldekking kan houdbaarheid pensioenstelsel in gevaar brengen

Het nieuwe financiële toetsingskader voor pensioenfondsen legt eisen vast voor de dekking van de pensioenverplichtingen. In het recent gepubliceerde kabinetsontwerp voor de hoofdlijnen van het toezicht op pensioenfondsen wordt ervoor gekozen om alleen de nominale pensioenrechten te beschermen. Het voorstel bevat geen eisen aan de reserves die pensioenfondsen moeten aanhouden voor de financiering van de indexatie van de pensioenrechten aan de inflatie en de loonontwikkeling. Daarmee lijkt de eis van volledige kapitaaldekking van de Nederlandse pensioenen te worden losgelaten. Dit kan de houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel ondermijnen. Om deze houdbaarheid te beoordelen, is het nodig verder te kijken dan alleen naar het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen. Ook de pensioencontracten moeten dan in beschouwing worden genomen. Gezien de ernstige financiële situatie van de pensioenfondsen zijn hoe dan ook maatregelen noodzakelijk. Opties zijn onder meer premieverhoging, aanpassing van de indexering en verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Hierover zal een bredere discussie moeten worden gevoerd.

Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen CPB Document 'Zekerheid in het geding. Analyse van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen'. In dit document analyseert het CPB verschillende opties voor het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen.

Het kabinetsvoorstel gaat uit van een solvabiliteitstoets, waarbij aan de pensioenfondsen de verplichting wordt opgelegd een zodanig vermogen aan te houden dat er gemiddeld maar eens in de 40 jaar een tekort kan ontstaat ten opzichte van de nominale verplichtingen. Dit vloeit voort uit de gekozen zekerheidsmaat van 97,5%. Voor een gemiddeld fonds betekent deze eis dat het een vermogen moet aanhouden ter grootte van minimaal 128% van de nominale verplichtingen, berekend op basis van de actuele rente. Wanneer een pensioenfonds niet aan deze eis voldoet, krijgt het fonds volgens het kabinetsvoorstel 15 jaar om het tekort in te lopen.

De solvabiliteitstoets die het kabinet voorstelt, kan als minimaal worden gekenschetst. Als pensioenfondsen alleen hun nominale verplichtingen hoeven te garanderen, kan de welvaartsvastheid van pensioenen in het geding komen. Vermindering of afschaffing van de indexering van pensioenen aan de inflatie en aan loonontwikkelingen zal veelal een aanpassing van pensioencontracten vergen.

Opvallend is dat het kabinetsontwerp geen aandacht besteedt aan de eis van volledige kapitaaldekking, dat wil zeggen dat de pensioenpremies die een generatie betaalt voldoende moeten zijn voor de later uit te keren pensioenen. Niet duidelijk is daarom naar welke vermogensdekking pensioenfondsen uiteindelijk moeten streven en binnen welke tijdshorizon de kapitaaldekking hersteld moet zijn.

Om het probleem van onvolledige kapitaaldekking te ondervangen, beschrijft het CPB een minimumtoets voor volledige verplichtingen, inclusief de te verwachten indexatie. Bij een dergelijke opzet moeten pensioenfondsen een dusdanig vermogen aanhouden dat zij naar verwachting welvaartsvaste pensioentoezeggingen kunnen nakomen. Om een dekkingsgraad van 100% te bereiken voor welvaartsvaste pensioenen, is een dekkingsgraad van ongeveer 150% van de nominale verplichtingen noodzakelijk. Dit betekent derhalve dat de pensioenpremies meer zouden moeten toenemen dan bij de door het kabinet voorgestelde solvabiliteitstoets.

Als pensioenfondsen koersen op de - lage - vermogenseis van de solvabiliteitstoets maar tegelijkertijd wel overgaan tot herstel van de indexatie, wordt de facto het beginsel van volledige kapitaaldekking van pensioenen losgelaten, met risico's voor de houdbaarheid van het stelsel. Tegenover een deel van de pensioenverplichtingen staan dan immers geen premiebetalingen door dezelfde generatie meer. In feite worden de boven-nominale pensioenaanspraken dan via een omslagstelsel gefinancierd uit de premies van de huidige werkenden. Een deel van de huidige tekorten wordt dan blijvend doorgeschoven naar toekomstige generaties. In het theoretische geval dat dit jaar in, jaar uit doorgaat, raken pensioenfondsen op termijn uitgehold. Een dergelijke constructie zal echter geen stand kunnen houden. Het draagvlak voor collectieve pensioenregelingen zal immers verminderen in een vergrijzende samenleving, waarbij de werkende generaties van nu weten dat er later waarschijnlijk onvoldoende werkenden zullen zijn om ook hen via een omslagstelsel hetzelfde te bieden.

Wanneer pensioenfondsen gemiddeld vasthouden aan een dekking van 128% (in plaats van de voor kapitaaldekking benodigde 150%) zullen deelnemers in de toekomst meer premie betalen dan zij terugontvangen aan pensioen. Het is de vraag of een structureel tekort niet de houdbaarheid van het pensioenstelsel in gevaar zal brengen.

Bij keuze voor een minimumtoets voor volledig geïndexeerde verplichtingen, waarbij dan wel kapitaaldekking voor het geheel wordt bereikt, zal overigens ook tijdens het hersteltraject een verlies resulteren, aangezien de huidige vermogens van pensioenfondsen tekortschieten. Is de vereiste dekkingsgraad eenmaal bereikt, dan betaalt iedere generatie nog slechts voor zichzelf.

Door de geslonken reserves in de jaren '90 en de daling van de aandelenkoersen op de beurzen kampen de pensioenfondsen met aanzienlijke dekkingstekorten. De pensioenfondsen hebben nu een gemiddelde dekkingsgraad van 70% van de totale welvaartsvaste verplichtingen. Dit komt overeen met 118% van de nominale verplichtingen. Een additionele opbouw van vermogen met ca. 30 %-punt van de totale verplichtingen komt overeen met een bedrag van ruwweg 30.000 euro per werknemer, ofwel circa 80% van de huidige bruto loonsom.

Waarom is toezicht nodig? Toezicht op pensioenfondsen is nodig om de rechten van gepensioneerden te beschermen, afwenteling op toekomstige generaties te voorkomen, en om verstorende effecten op de economie te beperken. Bij de invulling van het toetsingskader is het van belang om rekening te houden met het krimpende draagvlak voor risico's. Door de rijping van pensioenfondsen, vergrijzing van de bevolking en toenemende mobiliteit op de arbeidsmarkt nemen de mogelijkheden om schokken op te vangen via premieverhogingen af. Het pensioenstelsel kan robuuster worden gemaakt door herziening van het (impliciete) risicocontract en/of een prudenter beleid bij het nemen van risico's. Door meer risico's te leggen bij de huidige deelnemers (via het flexibeler maken van de pensioenaanspraken) kunnen schokken in de premies worden beperkt. Daardoor nemen ook de risico's voor de continuïteit van de pensioenfondsen af.

Vermogensherstel: grote gevolgen voor de Nederlandse economie Het noodzakelijke herstel van de pensioenvermogens veroorzaakt een forse schok voor de Nederlandse economie. In eerdere ramingen werd al een premiestijging voorzien van 10,5% in 2002 tot gemiddeld 14,75% in de periode 2004 - 2010. Uit de nu voorliggende berekeningen blijkt echter dat dit maar tot een gedeeltelijk oplossing van de pensioenproblemen leidt. Voor terugkeer naar volledige kapitaaldekking van de pensioenen is meer vereist. Zelfs bij een herstelperiode voor kapitaaldekking van 15 jaar en gedeeltelijke opschorting van de indexatie (volgens een staffel) duiden berekeningen nog steeds op een additionele premieverhoging van circa 1,5%. Een stijging van de premies valt te voorkomen door de indexatie sterker te korten. In het extreme geval van volledig opschorten van de indexatie totdat de vermogensdekking is hersteld, is een premieverlaging ten opzichte van het basispad mogelijk met ca. 2,5%. Bij een kortere hersteltermijn van 10 jaar bedragen de premieveranderingen in de twee varianten respectievelijk 4% en 0%. De macro-economische effecten van dergelijke premiestijgingen zijn groot. Deze effecten zijn groter naarmate de hersteltermijn korter is en naarmate de bestaande rechten gedurende het herstelproces voor een groter deel worden geïndexeerd aan de inflatie en de loonstijging.

Deze analyse maakt niet alleen duidelijk hoe ernstig de huidige situatie van de Nederlandse pensioenfondsen is, maar ook hoe belangrijk het is om het stelsel beter bestand te maken tegen schokken, zeker in het licht van de vergrijzing die het draagvlak voor het opvangen van schokken aanzienlijk zal verminderen. Het financieel toetsingskader kan daaraan bijdragen door het stellen van de randvoorwaarden waarbinnen sociale partners kunnen beslissen over de invulling van de pensioenregelingen. Werkgevers en werknemers zullen het uiteindelijk eens moeten worden over aanpassingen om de dekkingstekorten weg te werken. Dat zal geen eenvoudige keuze zijn: premieverhoging, aanpassing van de indexering en/of verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd.

Het CPB document 'Zekerheid in het geding. Analyse van het financieel toetsingskader voor pensioenfondsen', ISBN 90-5833-155-5, is te bestellen bij:

Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl

Prijs: 9,00 euro

CPB Document 47 is tevens (gratis) beschikbaar als PDF-bestand.