Schapen voor veilige zeedijken
PraktijkRapport schapen 1
Auteur: Jan Verkaik
In vervolg op de inventarisatie (2000) naar de kwaliteit van de
grasbekleding van zeedijken en het beheer met schapen zijn de
randvoorwaarden opgesteld voor het beheer van zeedijken met schapen.
De randvoorwaarden hebben betrekking op bemesting, beweiding,
winterbeweiding, extreme droogte en natheid, voederwinning, bloten,
inzaaien, mollenbestrijding, onkruidbestrijding en bijvoeren op
zeedijken. Ze vormden het uitgangspunt voor de gezamenlijke
formulering van drie perspectiefvolle beheersvormen door waterschappen
en schapenhouders in Zeeland. Afhankelijk van de berekende hoogste
golfbelasting variëren de gekozen beheersvormen in stikstofgift tussen
0 kg stikstof per ha, 80 kg stikstof per ha en 150 kg/ha. De
veebezetting, het benodigde graslandareaal en het saldo zijn per
beheersvorm modelmatig doorgerekend. Minder stikstof betekent een
lagere drogestofproductie per hectare waardoor meer hectares zeedijk
nodig zijn om hetzelfde aantal dieren te kunnen houden, de benodigde
oppervlakte tijdelijk beschikbaar grasland om de beweiding zorgvuldig
uit te kunnen voeren toeneemt en het saldo per hectare vermindert. De
modelmatige benadering is geschikt om de bedrijfsopzet van een
schapenhouderij met zeedijken te toetsen of knelpunten in de beweiding
te analyseren.
Acht schapenbedrijven hebben in de loop van 2000 hun beheer aangepast
met als doel het verkrijgen van een betere zodekwaliteit. Op deze
bedrijven is vervolgens 3 jaar het beheer en de zodekwaliteit
gemonitoord. Om tijdig bij te kunnen sturen in het beheer is de
ontwikkeling van de zodekwaliteit tussentijds geëvalueerd. De
tussentijdse evaluatie vormde aanleiding om het effect van te lang
gras in het groeiseizoen nader te beschouwen. Extra
doorwortelingsbepalingen in de herfst hebben uitgewezen dat te lang
gras in het groeiseizoen ernstige schade veroorzaakt waardoor de zode
al voor de winter op zijn zwakst kan zijn. Dit in tegenstelling tot de
eerdere aanname dat schade aan de zode met name in de winter door
winterbeweiding ontstaat en de veronderstelling dat de zode in
februari op zijn zwakst is. De randvoorwaarden voor beweiding,
winterbeweiding en voederwinning zijn door deze nieuwe wetenschap
bijgesteld. Het moment waarop de zodekwaliteit wordt beoordeeld, is
bepalend voor de betrouwbaarheid van uitspraken over het beheer. Onder
meer door de waargenomen wortelgroei in de winter van 2002/2003.
Het aangepaste beheer heeft tijdens deze driejarige monitoring niet de
verwachte en benodigde verbetering van de zodekwaliteit bij een hoge
golfbelasting opgeleverd. Te lang gras in het groeiseizoen en de
stikstofnalevering zijn de belangrijkste oorzaken voor het niet
uitontwikkeld zijn van de doorworteling. Eerder maaien, eerder in
scharen en/of een hogere veebezetting zijn tools om te voorkomen dat
het gras plat gaat liggen en wortelversterf optreedt. Andere redenen
voor een achterblijvende doorworteling zijn de dikte van het kleidek,
de grondsoort en het zandgehalte. Langdurig inscharen in combinatie
met een hoge veebezetting in de herfst en winter leidt tot schade aan
de zode en moet ongeacht de mate van belasting worden vermeden.
Beheersaspecten die een positief effect op de zodekwaliteit hebben,
zijn bloten, distelbestrijding en mollenbestrijding. Om de kans op
kale plekken in de toekomst te minimaliseren, lijkt de bestrijding van
kruipertje met traumat daar waar het om hoge aandelen gaat zinvol. Om
inloopschade, looppaden en vertrapping van kruinen te vermijden,
moeten aan elkaar grenzende zeedijkpercelen, maar ook aangelegen
percelen, afzonderlijk worden beweid en in enkele gevallen draagt het
verplaatsen van de afrastering bij aan de verbetering van de
zodekwaliteit.
Gedurende de monitoring zijn geen indicaties opgedaan die bijstelling
van het beoogde succes vergen en de verwachting is dat de drie vormen
van aangepast beheer op termijn zullen leiden tot de gewenste
zodekwaliteit. De verwachting weet zich ondersteund door de
waargenomen verbeteringen in bedekking en macrohomogeniteit. De
verbeterde bedekking onderstreept voorts dat winterbeweiding goed
mogelijk is, mits zorgvuldig uitgevoerd.
De monitoringsbevindingen wijzen uit dat de werkelijkheid veel
gecompliceerder is dan de theorie en het theoretische waardeoordeel
niet altijd overeenstemt met de daadwerkelijke beoordeling van de
zodekwaliteit. De belangrijkste nuancering is dat niet alleen de
stikstofgift bepalend is voor de zodekwaliteit op zeedijken, maar dat
aan alle randvoorwaarden moeten worden voldaan. Eén beheersfout
resulteert doorgaans al in een verminderde zodekwaliteit. Dit vergt
een analyse van het beheer, de zodekwaliteit en de probleemoplossing
op perceelsniveau. Het beheren van een zeekering is een
verantwoordelijke taak en vereist van de beheerder expertise, middelen
en flexibiliteit van handelen en voldoende uitschaarmogelijkheden. De
discussie die hierbij ontstaat gaat over de waardering van de rol van
de schapenhouder als beheerder van zeedijken.
Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel
praktijkrapport 1 hier voor de prijs van EUR 16.51 (excl BTW) .
Algemeen praktijkrapport 1: Schapen voor veilige zeedijken - 2003 - 33
pagina's
Overzicht alle praktijkrapporten
---
© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst
bijgewerkt: 12-01-2004 16:20.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar:
webmaster.po.asg@wur.nl
Praktijkonderzoek Veehouderij