Socialistische Partij
Mechanische kokkelvisserij moet `uitgekocht' worden
De evaluatie van het schelpdiervisserijbeleid (EVA-II) toonde aan dat
inperking van de kokkelvisserij massale vogelsterfte en aantasting van
het bodemleven niet kon voorko-men. Het beleid moet ingrijpend
veranderen.
---
door Krista van Velzen, Tweede-Kamerlid SP
---
Het roer moet om: die kernboodschap van de evaluatie wordt door
niemand betwist. Het structurele voedseltekort voor vogels, de
verzanding van de bodem en de aantasting van het bodemleven: het zijn
definitieve bewijzen dat het schelpdiervisserijbeleid ingrijpend moet
veranderen. Het is de hoogste tijd om invulling te geven aan die
`duurzame verweving' van natuur en visserij waar al een decennium lang
over gepraat wordt.
Laten we eens kijken naar die beide belangen: natuur en visserij. De
natuurbelangen staan buiten kijf. De Waddenzee is een uniek
natuurgebied van grote internationale betekenis. Het gebied is
onvervangbaar als voederplek voor trekkende vogelsoorten. Geen wonder
dat de Wadden tot één van Europa's belangrijkste beschermde
natuurgebieden worden gerekend. Maar de sociaal-economische belangen
van de schelpdiervisserij zijn ook niet mis. Volgens eigen zeggen
genereert de sector circa 3.000 arbeidsplaatsen en ruim EUR 200 mln
omzet (in het jaar 2000). Het grootste deel hiervan komt voor rekening
van de mossel- en oesterindustrie, want de kokkelsector biedt volgens
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) slechts 200
arbeidsplaatsen. Echter, werkend in een fragiel natuurgebied zit de
kokkelvisserij al jarenlang in de rode cijfers. Het break-evenpoint
van 3.2 mln kilo kokkelvlees per seizoen wordt sinds 2000 niet meer
gehaald. Volgens het CBS is het aantal actieve kokkelschepen afgenomen
van 22 naar 3, en is de vangst tussen 1998 en 2002 gedaald met 85%. De
kokkelvisserij is langzaam aan het doodbloeden. De sector staat er dus
economisch slecht voor, maar ook de natuur blijkt te lijden onder de
`verweving' van natuur en visserij. Het EVA-II onderzoek stelt met 95%
zekerheid vast dat mechanische kokkelvisserij leidt tot een slibarmere
bodem op de korte én lange termijn, terwijl de bodem de spil van de
kustecologie is. Ook wijst het rapport op de verhongering van 15.000
scholeksters en op de sterfte van tientallen procenten bodemleven.
De botsing tussen natuur en visserij zal in de toekomst alleen maar
heviger worden, als we het evaluatierapport mogen geloven. Deze stelt
dat de draagkracht van de kustwateren met 40% is gedaald. Maar
wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam en het Instituut voor
Zee Onderzoek (NIOZ) twijfelen aan de juistheid van deze stelling. Zij
wijzen erop dat het chlorofylgehalte (de voeding uit algen) niet is
afgenomen. Sterker nog, de voedselkwaliteit voor schelpdieren is
toegenomen, zo concludeert ook EVA-II. De afname van de kokkelstand en
de massale vogelsterfte zijn dus niet aan een afnemende draagkracht te
wijten, maar aan de verstoring van het natuurlijke evenwicht door o.a.
de mechanische kokkelindustrie.
Het roer moet dus om. Onder het huidige beleid gaan natuur en visserij
niet duurzaam samen. De minister weet het, maar laat de
herstructurering aan de sector zelf over. Deze komt met een gewaagde
visie, waarin de realiteit volledig op de kop wordt gezet. Onder het
motto `niet reserveren, maar produceren,' beweren de kokkelvissers de
kustvogels te gaan voeden door kansarm schelpdierbroed op te vangen en
te verzaaien op betere plekken. Terwijl het kweken van mosselen een
realistische optie is, ligt dit voor kokkels geheel anders. Vroegere
experimenten met het kweken van kokkels zijn op niets uitgelopen, valt
na te lezen in het vakblad Visserijnieuws. Kokkels blijken slecht
opgewassen tegen verplaatsingen. Daarnaast is kweek dubbel zo
schadelijk voor het bodemleven, want er is twee maal bodemberoering
nodig.
Kortom, gespeend van elke vorm van zelfkritiek blijven de
kokkelvissers de kustwateren, grotendeels beschermde natuurgebieden,
eenzijdig benaderen in termen van kwantiteit. Een onvervalst stukje
productiviteitsdenken uit begin jaren zeventig. Hoe risicovol zo'n
benadering is blijkt wel uit de mest- en dierenwelzijnproblemen in de
intensieve landbouw.
Voor een beschermd natuurgebied als de Waddenzee moet gelden: geen
verder risico nemen. Dat is het enige reële uitgangspunt voor duurzame
schelpdiervisserij, zoals de Duitsers en de Denen al jarenlang
begrijpen én toepassen. De Nederlandse schelpdiervisserij moet naar
buitenlands voorbeeld verduurzamen. De economische relevante
mosselsector kan door technische innovatie behouden worden. Zo bieden
hangcultures in windturbineparken op de Noordzee goed
toekomstperspectief. Maar de mechanische kokkelvisserij, veel minder
belangrijk voor de werkgelegenheid, dient te worden beëindigd. Een
warme sanering gaat tussen de EUR 5 en EUR 50 mln kosten en kan
gefinancierd worden deels vanuit de begroting van LNV voor 2004, en
deels met de overschotten op de Europese structuurfondsen. Door
sanering van de mechanische kokkelvisserij ontstaat er meer ruimte
voor duurzame schelpdiervisserij en andere bedrijvigheid zoals
recreatie en toerisme. Hiermee worden de kustwatergebieden weer wat ze
waren: een unieke omgeving waarin ecologie en economie duurzaam
samengaan.
(Dit artikel verscheen begin januari 2004 in de Provinciale Zeeuwse
Courant