De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
GRR. 2003/1567
datum
12-01-2004
onderwerp
Werkprogramma 2004 voor de Raad voor het Landelijk Gebied
TRC 2003/10256
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Gelet op de Kaderwet adviescolleges stuur ik u hierbij het
werkprogramma 2004 voor de Raad voor het Landelijk Gebied.
Vooraf
Dit werkprogramma is in overleg met de raad tot stand gekomen. Per
onderwerp zal ik de raad nog advies aanvraagbrieven zenden waarin de
planning in overleg met de raad zal worden opgenomen.
datum
12-01-2004
kenmerk
GRR. 2003/1567
bijlage
Werkprogramma 2004
1. Ontwikkelen van kwaliteit op het platteland.
De kwaliteiten op het platteland die we nu koesteren maar niet kunnen
vasthouden ontstonden in het verleden als bijproduct van economische
functies. Een mooi landschap, biodiversiteit, sociale cohesie,
veiligheid, rust, stilte, duisternis, schoon water, culturele
identiteit zijn daar voorbeelden van. De grote dynamiek van de
afgelopen 40 jaar lijkt de bestaande waarden om zeep te helpen zonder
daar nieuwe voor in de plaats te brengen. Het landschap verrommelt, de
regionale identiteit valt weg, ecologische waarden verdwijnen. Met
sectormaatregelen proberen we te redden wat er te redden valt; EHS,
stiltegebieden, Belvédere. Maar het levert geen samenhangend geheel
met kwaliteit op. Dat probleem wordt nog groter als de mogelijkheden
om te bouwen op het platteland worden vergroot, zonder dat aandacht
aan de kwaliteit van het platteland wordt besteed.
De raad wordt gevraagd;
* Welke strategieën kunnen worden toegepast om de beschreven
ontwikkelingen zodanig vorm te geven, dat de kwaliteiten in het
platteland per saldo worden vergroot.
* Op welke wijze kunnen Rijk, provinciale en gemeentelijke overheden
opereren om op zijn minst de huidige kwaliteiten in het land te
'bewaken'.
* Met welke wensen van burgers zal bij de verdere uitwerking van het
landelijk gebied vooral rekening moeten worden gehouden. Hoe
kunnen keuzes worden gemaakt.
* Hoe kan bij voorbeeld bebouwing een bijdrage leveren aan de
vitaliteit van het platteland. Moet de gewenste ruimte voor
woningen voor de eigen bevolking worden gevonden door nieuwe
dorpen te bouwen of door bestaande dorpen uit te breiden.
* Een mening te geven over inzet en werking van de
Ontwikkelingsgerichte Landschapsstrategie.
2. Ruimtelijke ontwikkeling glastuinbouw.
Het doel van het ruimtelijk rijksbeleid voor de glastuinbouw is het
verbeteren van de ruimtelijke en economische kwaliteit en het
verminderen van milieueffecten door het clusteren van bedrijven in
duurzaam ingerichte landbouwontwikkelingsgebieden. In deze gebieden is
nieuwvestiging en uitbreiding van de glastuinbouwbedrijven mogelijk.
Nieuwvestiging buiten deze gebieden is niet toegestaan met
uitzondering van vestiging op industrieterreinen.
Om dit doel te bereiken zet het Rijk in op drie sporen:
1. Het totstandkomen van tien nieuwe landbouwontwikkelingsgebieden;
2. Het herstructureren en doorontwikkelen van bestaande locaties;
3. Het saneren van bestaand (verspreid liggend) glas.
Teneinde de gewenste herstructurering van de glastuinbouw met kracht
ter hand te nemen en met spoed voor de bestaande knelpunten met name
in het Westen van het land een oplossing te vinden hebben LNV en LTO
Nederland in 2000 besloten een aantal afspraken te maken die dit
herstructureringsproces dienen te versterken. De verantwoordelijkheid
hiervoor en de rol van LNV en LTO Nederland is vastgelegd in een
bestuurlijk afsprakenkader.
LNV wil meer inzicht krijgen in de gewenste toekomstige ontwikkeling
van de glastuinbouw en vraagt de raad om advies over de volgende
vragen.
Leidt het ingezette beleid tot de meest gewenste landschappelijke
verschijningsvorm van de economische activiteit glastuinbouw? Wat is
beoogd met het ingezette beleid, hoe verloopt dit inhoudelijk en
procesmatig in contacten met maatschappelijke actoren en wat zou er
aangepast moeten worden? Vragen hierbij zijn hoe de ontwikkeling van
de beoogde tien nieuwe landbouwontwikkelingsgebieden verloopt en hoe
de herstructurering en doorontwikkeling van de bestaande locaties
verloopt. Zit LNV met dit ingezette spoor op de goede weg of dient dit
met het oog op de toekomst aangepast te worden? Hoe is de overloop
vanuit de 'oude' glastuinbouwgebieden naar de nieuwe
landbouwontwikkelingsgebieden en is dit nog relevant? Hoe is de
relatie tussen de tien nieuwe landbouwontwikkelingsgebieden en de
ontwikkeling van de door de provincie aan te wijzen regionale
landbouwontwikkelingsgebieden? Welke rollen en verantwoordelijkheden
zijn daarin te onderscheiden? In samenhang hiermee ook de sanering van
het verspreid liggende glas beschouwen. Hoe verloopt dit, hoe sluit
dit aan of moet dit aansluiten op de ontwikkeling van de verschillende
landbouwontwikkelingsgebieden en wat zijn de rollen en
verantwoordelijkheden van de verschillende betrokken overheden en
maatschappelijke organisaties.
En, welke kosten zijn er nu en in de toekomst met de herstructurering
van de glastuinbouw verbonden?
3. Instrumentatie Nationale Landschappen
In Nota Ruimte en Nationale agenda voor een vitaal platteland (AVP)
wordt op hoofdlijnen het (ruimtelijk) beleid voor Nationale
Landschappen vastgesteld. De volgende stap is de instrumentatie van de
Nationale Landschappen.
Nationale Landschappen zijn de internationaal zeldzame en nationaal
meest kenmerkende landschappen in Nederland. De gebieden kennen zeer
hoge landschappelijke waarden die veelal samengaan met hoge
ecologische en recreatieve waarden. Doel is behoud en versterking van
de gebiedseigen waarden. De landbouw is in de meeste gebieden de
belangrijkste drager en beheerder van deze waarden. Via de ruimtelijke
ordening wordt, onder het motto 'behoud door ontwikkeling', op
hoofdlijnen richting gegeven aan de ruimtelijke ontwikkeling door
enkele essentiële gebiedskwaliteiten vast te leggen die bij
ontwikkelingen behouden en versterkt dienen te worden. Het voornemen
is via Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en Groene Diensten
bij te dragen aan behoud, beheer en versterking van de
gebiedskwaliteit. Provincies zijn verantwoordelijk voor uitwerking,
organisatie en uitvoering van Nationale Landschappen.
Vraag: Op welke wijze en met welke instrumenten kunnen de
beleidsdoelen voor de Nationale Landschappen het meest effectief en
efficiënt gerealiseerd worden.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
PDF-versie van de brief
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
Werkprogramma 2004 voor de Raad voor het Landelijk Gebied
(PDF-formaat, 55 Kb)
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit