European Commission

IP/04/35

Brussel, 13 januari 2004

De Commissie stelt een strategie vast voor de coördinatie van en het toezicht op het economisch beleid

De Commissie heeft heden, naar aanleiding van de conclusies van de Ecofin-Raad van 25 november, een drieledige strategie vastgesteld om de coördinatie van en het toezicht op het economisch beleid te verduidelijken en te verbeteren. De eerste krachtlijn van deze strategie is de voortzetting, door de Commissie, van het toezicht op het economisch en begrotingsbeleid van alle lidstaten in het kader van het Verdrag en het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Ook zal de Commissie de ontwikkelingen in landen met een buitensporig tekort blijven volgen. Een tweede onderdeel van de strategie bestaat erin dat de Commissie, op basis van de in de eerste vijf jaar van de EMU opgedane ervaring, nieuwe voorstellen zal indienen met het oog op een betere economische governance in de toekomst. Verbeteringen in de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact maken deel uit van dit initiatief. Tenslotte zal de Commissie, in haar rol van hoedster van de Verdragen, trachten de juridische duidelijkheid en voorspelbaarheid van de Verdragsbepalingen inzake de EMU te waarborgen. De conclusies van de Ecofin-Raad van 25 november hebben politieke implicaties die de kern van het Europese integratieproces raken. In plaats van een besluit te nemen met welbepaalde rechtsgevolgen heeft de Raad niet-bindende conclusies vastgesteld. De Commissie heeft daarom besloten bij het Europese Hof van Justitie tegen deze conclusies in beroep te gaan. Dit beroep zal evenwel louter procedurele aspecten betreffen en laat de aspecten van de conclusies van de Raad het landenspecifieke economische toezicht, buiten beschouwing.

In de woorden van Commissievoorzitter Romano Prodi: "De Commissie zal ten volle deelnemen aan de economische governance van Europa en aan de inspanningen om het economisch herstel te bespoedigen en groei en werkgelegenheid te scheppen. Wij zullen het toezicht op de overheidsfinanciën van de lidstaten voortzetten en doorgaan met de uitvoering van de in Lissabon overeengekomen agenda in het kader van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad. Maar de gebeurtenissen van 25 november hebben politieke gevolgen. Zij hebben overduidelijk aangetoond dat wij een grotere mate van economische governance nodig hebben om de voordelen van de euro beter te kunnen benutten. Daarom zal de Commissie de volgende maand nieuwe voorstellen terzake indienen. Deze voorstellen moeten ervoor zorgen dat de lidstaten resultaten boeken wanneer zij economische beleidsdoelstellingen op EU-niveau vaststellen. Aangezien ik er vast van overtuigd ben dat wij een rechtsgemeenschap zijn moeten deze veranderingen worden besproken en moet hierover via duidelijke communautaire procedures worden beslist.

Daarom hebben wij heden besloten de vorm en rechtsgeldigheid van de conclusies van de Econfin-Raad van 25 november voor het Europese Hof van Justitie aan te vechten."

Commissaris Pedro Solbes verklaarde "het zal, na de gebeurtenissen in de Ecofin-Raad van 25 november, niet gemakkelijk zijn om de coördinatie van en het toezicht op het economisch beleid voort te zetten. Maar de Commissie zal alles in het werk stellen om een correcte toepassing van het Verdrag en van het SGP te waarborgen. Al onze aanbevelingen blijven gebaseerd op gedegen economische analyses en het beginsel van gelijke behandeling. Daarnaast zullen we bij het Europese Hof van Justitie gerechtelijke stappen nemen om ervoor te zorgen dat op het Verdrag gebaseerde procedures in de toekomst correct ten uitvoer worden gelegd. Wij weten allen dat de Raad de inhoud van de Ecofin-conclusies in de vorm van aanbevelingen van de Raad had kunnen goedkeuren, zoals het Verdrag terzake bepaalt. Maar de lidstaten hebben er opzettelijk voor gekozen een intergouvernementeel standpunt in te nemen. Dit wijzigt de aard van het begrotingstoezicht en het is daarom zinvol om over een uitspraak van het Hof te beschikken waarmee het begrip toezicht met het oog op de toekomst wordt verduidelijkt. De ervaring met de eerste vijf jaar van de euro heeft mij gesterkt in mijn opvatting dat wij een voorspelbaar en doorzichtig kader voor economische governance nodig hebben; een kader dat een evenwicht tot stand brengt tussen het ene monetair beleid en ons stelsel van nationaal, zij het gecoördineerd economisch beleid. Ons initiatief zal daarop gericht zijn."

Een voortzetting van het economisch toezicht op basis van het Verdrag en de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact

De Commissie zal haar rol op het gebied van begrotingstoezicht in het kader van het SGP volledig op zich nemen. De Commissie is afgelopen week begonnen met de beoordeling van de meest recente geactualiseerde stabiliteits- en convergentieprogramma's en de goedkeuring van aanbevelingen voor adviezen betreffende deze programma's. De beoordelingen zijn in drie pakketten onderverdeeld. Het volgende pakket wordt door de Commissie op 28 januari onderzocht met het oog op de Ecofin-Raad van 10 februari, en het daaropvolgende pakket op 18 februari voor de Ecofin-Raad van 9 maart. Voor het eerst zijn de beoordelingen van de Commissie op de dag van de goedkeuring ervan bekendgemaakt, teneinde een openbaar debat te stimuleren en de transparantie te bevorderen. Bovendien zal het technisch document van de diensten van de Commissie waarop de beoordelingen gebaseerd zijn binnen enkele dagen worden gepubliceerd.

Verder zal de Commissie toezicht houden op de tenuitvoerlegging van de conclusies van de Raad ten aanzien van Frankrijk en Duitsland. Na de kennisgevingen van maart 2004 betreffende de begrotingsresultaten voor 2003 zal de Commissie onderzoeken of de huidige nog lopende buitensporigtekortprocedures (Portugal, Duitsland en Frankrijk) moeten worden voortgezet of beëindigd dan wel of de SGP-procedures op andere lidstaten moeten worden toegepast.

Afgezien van het begrotingstoezicht in het kader van het SGP is de Commissie voornemens de economische agenda van de Unie verder ten uitvoer te leggen met de goedkeuring van het voorjaarsverslag in de komende weken. Hierin zullen de economische prioriteiten van de Unie uitvoerig worden uiteengezet om het beginnende herstel te benutten en de tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon voort te zetten.

Het uiteindelijke doel van economische governance is om een sterkere groei en meer werkgelegenheid tot stand te brengen, en het voorjaarsverslag van de Commissie zal er in belangrijke mate toe bijdragen dat de relevante vraagstukken bovenaan de politieke agenda worden geplaatst. Bij dezelfde gelegenheid zal de Commissie het verslag over de tenuitvoerlegging van de Globale richtsnoeren voor het economisch beleid 2003 indienen.

De economische governance versterken

De EMU is nog jong en de ervaring die de afgelopen vijf jaar sedert de invoering van de euro is opgedaan moet als leidraad dienen voor maatregelen in de toekomst. De doeltreffendheid van de economische governance heeft geleden onder de recente gebeurtenissen. De procedure bij buitensporige tekorten is niet op de juiste wijze toegepast maar ook de tenuitvoerlegging van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de vorige jaren en de doelstellingen van Lissabon wordt niet altijd in acht genomen. De gebeurtenissen van 25 november tonen aan dat het tijd is om weer een stap voorwaarts te zetten.

In het verlengde van haar mededeling van november 2002 heeft de Commissie daarom besloten volgende maand een nieuw initiatief ter verbetering van het kader voor de economische governance in de Unie te presenteren. Dit initiatief zal voortbouwen op het bestaande Verdrag en de tekst van de ontwerp-grondwet, maar zou veranderingen in de verordeningen in het kader van het stabiliteits- en groeipact met zich kunnen meebrengen. Het juiste evenwicht moet worden gevonden tussen de noodzaak enerzijds om het kader voor de economische governance stabiel en voorspelbaar te houden en anderzijds om het systeem op basis van de opgedane ervaringen te verbeteren.

De belangrijkste punten waarover de Commissie het eens is geworden en die in deze mededeling moeten worden behandeld zijn: i) de noodzaak discipline en overwegingen op het gebied van de economische groei te laten samengaan door het begrotingsbeleid in de bredere context van het toezicht op het algemeen economisch beleid te plaatsen; ii) de noodzaak meer nadruk te leggen op de houdbaarheid van de openbare financiën van de lidstaten; iii) de noodzaak tot een betere tenuitvoerlegging van de maatregelen te komen door het gemeenschappelijk belang op het gebied van het economisch beleid meer gewicht te geven.

Wat het eerstgenoemde aspect betreft dient een nieuw evenwicht te worden gevonden tussen de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en het stabiliteits- en groeipact als instrumenten voor de coördinatie van het economisch beleid. Wat het tweede aspect betreft dient bij de uitvoering van het begrotingsbeleid in de lidstaten een stringentere discipline samen te gaan met flexibiliteit. Dit kan worden bereikt door, onder meer: i) meer nadruk te leggen op staatsschuld en houdbaarheid, ii) bijzonder strikt te zijn in een periode van hoogconjunctuur en zodoende een grotere mate van symmetrie te brengen in het begrotingstoezicht gedurende de gehele economische cyclus, iii) meer rekening te houden met specifieke verschillen per land, zonder het beginsel van de gelijke behandeling in gevaar te brengen en iv) beginselen voor het aangeven van het pad voor de begrotingsaanpassing vast te leggen en op een grotere mate van handhaving toe te zien.

De juridische zekerheid voor de toekomst herstellen

De laatste pijler van de strategie van de Commissie is het herstel van de juridische zekerheid voor de toekomst. De conclusies van de Raad ECOFIN leveren uit het oogpunt van het juridische en institutionele kader problemen op. De Commissie heeft in de notulen van de Raad al verklaard dat deze conclusies volgens haar niet sporen met de geest en de letter van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact. Dit standpunt is door onze Juridische dienst na een grondige analyse bevestigd.

De Commissie heeft daarom besloten de vorm en de rechtsgeldigheid van bepaalde elementen van de conclusies van de Raad bij het Hof van Justitie aan te vechten.

Volgens de Commissie vormen de conclusies van de Raad van 25 november een schending van het controlemechanisme dat is vervat in artikel 104 van het EG-Verdrag, Verordening (EG) nr. 1467/97 en de resolutie betreffende het stabiliteits- en groeipact. Dit mechanisme, dat uit een reeks opeenvolgende stappen en stringente termijnen bestaat, heeft tot doel de Raad ertoe te dwingen de betrokken lidstaat te verplichten de nodige maatregelen te treffen om het buitensporige tekort te corrigeren.

De Raad had de mogelijkheid de aanbevelingen van de Commissie te verwerpen. Hij kan dit doen in het licht van zijn eigen evaluatie van de objectieve economische factoren die de basis vormen van de te nemen besluiten. In dat geval moest hij duidelijk en ondubbelzinnig aangeven om welke reden het, in het licht van deze objectieve economische factoren, niet nodig is besluiten op basis van deze aanbevelingen te nemen.

In dit geval echter heeft de Raad de economische analyse van de Commissie bevestigd. Dit wordt duidelijk in zijn aanbevelingen (punten
1 en 4 van de conclusies van de Raad). Hij erkende dus de noodzaak van aanvullende maatregelen om het buitensporige tekort van de betrokken lidstaten terug te dringen. Weliswaar zou de Raad onder deze omstandigheden de inhoud van de aanbevelingen van de Commissie kunnen wijzigen, maar hij beschikt daarbij over geen enkele ruimte ten aanzien van de keuze van de rechtsinstrumenten en had een aanbeveling moeten goedkeuren zoals in het Verdrag is bepaald.

Het doel van een uitspraak van het Hof zou zijn, vast te stellen dat in een rechtsgemeenschap de regels van het Verdrag niet kunnen worden genegeerd of veranderd alleen omdat de Raad er niet in slaagt een meerderheid te bereiken om de besluiten overeenkomstig artikel 104, lid 8 en lid 9 te nemen, zoals door de Commissie werd aanbevolen. Met het aanvechten van de conclusies van de Raad zou niet worden beoogd de economische analyse of de door de Raad aan de twee betrokken lidstaten aanbevolen corrigerende maatregelen in twijfel te trekken.

Bovendien is het besluit van de Raad om de procedure bij buitensporige tekorten op te schorten in strijd met artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1467/97, waarin wordt bepaald dat de buitensporigtekortprocedure alleen wordt opgeschort indien de betrokken lidstaat de op grond van artikel 104, lid 7 aanbevolen maatregelen neemt om zijn tekort te corrigeren. Daarnaast kon de Raad, naar de mening van de Commissie, niet in de vorm van conclusies van de Raad elementen goedkeuren die hij volgens de duidelijk vastgelegde procedures van het Verdrag had moeten goedkeuren.

Tenslotte heeft de Commissie besloten het Hof van Justitie te verzoeken de zaak in een versnelde procedure te behandelen om zo snel mogelijk juridische zekerheid te verkrijgen over de koers die de Raad kan volgen wanneer de Commissie in de toekomst in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten nieuwe aanbevelingen formuleert.