LEI

persbericht / nr. 1756

14-januari-2004

Landbouw en welvaart in West-Nederland.

Het agrocomplex in West-Nederland (Noord- en Zuid-Holland) had in 2000 een toegevoegde waarde van 10,9 miljard euro. Het leverde daarmee een bijdrage van ruim 7% aan de regionale economie. In termen van werkgelegenheid was de bijdrage ruim 8%. Van de ruimte in West-Nederland wordt 60% gebruikt door land- en tuinbouwbedrijven. Zij zijn vaak belangrijke dragers voor landschap, cultuurhistorie en natuur. Ook langs die weg leveren ze een bijdrage aan de welvaart, al kan die bijdrage maar voor een deel in geld worden uitgedrukt. Dat komt naar voren in een rapport van het LEI (onderdeel van Wageningen UR) over de betekenis van de land- en tuinbouw voor de welvaart in West-Nederland. Het rapport verschijnt binnenkort en is samengesteld in opdracht van de Westelijke Land- en tuinbouworganisatie WLTO.

Veel land- en tuinbouwbedrijven leveren door hun activiteiten meerdere producten en diensten tegelijk, bijvoorbeeld een open weidelandschap in combinatie met veehouderijproducten. Door hun nevenactiviteiten dragen ze ook bij aan agrotoerisme en natuurbeheer. Enkele voorbeelden: de Bollenstreek is bepalend voor het imago van 'Nederland-Bloemenland'. Toeristen besteden er jaarlijks naar schatting 45 tot 90 miljoen euro. De Veenweidegebieden vervullen een belangrijke functie in het behoud van biodiversiteit. Voorzichtig geschat bedraagt de economische waarde van de biodiversiteit in het Groene Hart 50 miljoen euro per jaar.

De baten van de landbouw in de vorm van natuur en landschap komen vooral terecht bij burgers, recreatieondernemers of huizenbezitters. De landbouw zelf profiteert hiervan maar beperkt, bijvoorbeeld in de vorm van een vergoeding voor natuur- en landschapsbeheer.


__________________________________
Het rapport Betekenis van de land- en tuinbouw voor de welvaart in West-Nederland verschijnt binnenkort. U kunt het daarna vinden op onze website onder nummer 4.04.01