Arrondissementsparket Amsterdam, 14 januari 2004
Geen strafrechtelijke vervolging officier Van Elsdingen
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam heeft
besloten de Arnhemse officier van justitie Van Elsdingen niet te
vervolgen. Tegen Van Elsdingen was aangifte gedaan inzake
(discriminatoire) belediging van de Roma gemeenschap.
In het eerste deel van zijn requisitoir op 14 mei 2003, heeft de
officier gezegd: "In de gemeenschap van de Roma wordt criminaliteit
normaal gevonden", of woorden van soortgelijke strekking. In het
tweede deel, tijdens zijn repliek, heeft hij gezegd: "waar over
Marokkanen en voetbalsupporters wordt gesproken is het een kleine
groep die het verpest voor het geheel. En binnen de Roma gemeenschap
is dat precies andersom; het zijn de uitzonderingen die geen
misdrijven plegen".
Deze uitlatingen zijn volgens het Amsterdamse parket beledigend en
brengen de Roma in diskrediet. De vraag is echter of deze beledigende
uitlatingen ook een strafbare belediging opleveren.
Uit jurisprudentie blijkt dat een op zich grievende uitlating als
bedoeld in art 137c Sr zijn beledigend karakter kan verliezen door de
context waarin die uitlating is gedaan.
De context in deze zaak wordt gevormd door de terechtzitting en het
requisitoir van de officier van justitie. De uitlatingen van de
officier vormden onderdeel van zijn visie op de strafzaak en zijn
bijdrage, in de context van de strafzitting, aan het maatschappelijk
debat. Dit karakter van de uitlatingen in de gegeven context maakt dat
de uitlatingen van Van Elsdingen niet beledigend zijn in de zin van
art. 137c Sr.
Van belang is voorts dat de officier de (tweede) uitlating slechts
heeft gedaan in het kader van een illustratieve vergelijking teneinde
de ernst van de situatie goed over het voetlicht te krijgen. Hij heeft
daarbij geen onnodig grievend of kwetsend taalgebruik gebruikt.
Bij beledigingsdelicten is verder van belang of er sprake is geweest
van opzet door verdachte. In deze situatie doet zich echter het
volgende voor. De verdachte heeft verklaard dat zijn uitlatingen
slechts betrekking hadden op een (min of meer) concrete
deelverzameling van de betreffende groep. Gelet op bovenomschreven
context waarin het een en ander is uitgesproken kan de opzet om de
hele bevolkingsgroep te beledigen dan ook niet worden vastgesteld.
Openbaar Ministerie