Tweede Kamer der Staten Generaal

Den Haag, 15 januari 2004

Mededeling Kamervoorzitter over afdrachtsregeling SP

De Voorzitter van de Tweede Kamer heeft van diverse zijden vragen gekregen over een afdrachtregeling voor Kamerleden van een politieke partij. Met name wordt de vraag gesteld of deze regeling verenigbaar is met de zogenoemde zuiveringseed die Kamerleden afleggen bij het begin van hun lidmaatschap. Die eed luidt:

"Ik zweer/verklaar dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd."

De Voorzitter heeft vastgesteld dat afdrachtregelingen als hier bedoeld al vele tientallen jaren gegolden hebben en gelden binnen diverse politieke partijen, zowel voor leden van de beide Kamers als voor andere volksvertegenwoordigers en politieke bestuurders. Dit is algemeen bekend en de desbetreffende partijen hebben hier ook in het algemeen niet geheimzinnig over gedaan. Niettemin is dit, voor zover bekend, nooit voor de Commissie voor de Geloofsbrieven aanleiding geweest om voor te stellen de betrokken leden niet toe te laten tot de Kamer. Evenmin heeft de Kamer zelf ooit bij de beslissing over een voorstel van de Commissie voor de Geloofsbrieven deze vraag aan de orde gesteld. Ten slotte is dit nooit aanleiding geweest voor het Openbaar Ministerie om de desbetreffende Kamerleden, andere volksvertegenwoordigers of bestuurders te vervolgen vanwege verdenking van meineed.

De schrijvers op het gebied van het staatsrecht menen dat het Openbaar Ministerie moeilijk het "oogmerk" zal kunnen bewijzen om door het aangaan van een verplichting tot afdracht het Kamerlidmaatschap te verkrijgen. Ook menen zij dat de verplichting nietig is zodat de betrokken politieke partijen voor de rechter niet met succes nakoming zullen kunnen vorderen. Voorzover bekend heeft geen enkele politieke partij dit ooit geprobeerd.

De Voorzitter van de Tweede Kamer heeft geen bevoegdheid om maatregelen te treffen bij twijfel over de verenigbaarheid van bepaalde regelingen met de zuiveringseed. Meineed is geen klachtdelict. Bij afwezigheid van beslissingen over precedenten en van jurisprudentie, ziet de Voorzitter ook geen aanleiding tot het doen van uitspraken in het geval dat nu aan de orde is.

Met vriendelijke groet, Gonny Knijnenburg Stafdienst Voorlichting Tweede Kamer der Staten-Generaal tel.: 070 318 3040 http://www.tweedekamer.nl
---
Tweede Kamer der Staten-Generaal
www.tweedekamer.nl