Persbericht, 15-1-2004
Ross-van Dorp laat sportblessures registreren
Staatssecretaris Clémence Ross-van Dorp (VWS) wil komende zomer drie
pilotprojecten starten op het gebied van blessureregistratie. Bij drie
sportbonden - waaronder de korfbal- en hockeybond - zal worden bekeken
hoeveel aangesloten sporters geblesseerd raken en wat de aard van de
blessures zijn. De proefprojecten moet gedetailleerde informatie
opleveren over de oorzaken van sportblessures in relatie tot de
sporttak. Wanneer de pilots positief verlopen, overweegt Ross ook bij
andere bonden en bij de niet-georganiseerde sporten blessures te laten
registreren. Dit in het kader van blessurepreventie.
Ross zei dit vandaag bij de overhandiging van het rapport Sportzorg op
de kaart, dat het RIVM in opdracht van VWS heeft uitgevoerd. Het
rapport geeft inzicht in het aanbod van en de vraag naar sportzorg.
Het rapport maakt het aannemelijk dat aanbieders van sportzorg - zoals
sportartsen, sportfysiotherapeuten en masseurs - onevenwichtig
verdeeld zijn over de regio's.
Een betere spreiding is volgens Ross-Van Dorp in eerste instantie een
zaak van de sportaanbieders zelf. Wel wil Ross een betere spreiding
als gesprekspunt meenemen in het jaarlijkse onderhoud met de Federatie
van Sport Medische Instellingen (FSMI). 'Ik zal de Federatie vragen
aandacht te besteden aan een zorgvuldige verdeling van de
sportmedische instellingen.'
De staatssecretaris zei bij de presentatie dat VWS zich de komende
tijd haar pijlen wil richten om inactieve mensen. 'Uit de laatste
peiling blijkt het aantal mensen dat nauwelijks sport of beweegt
toeneemt, terwijl aan de andere kant het aantal Nederlanders dat
voldoet aan de beweginsnorm is toegenomen. Daarom heeft VWS onlangs
een 11-tal lokale projecten gefinancierd, die gericht zijn op het
stimuleren van inactieve mensen om te gaan bewegen. In de toekomst
kunnen mogelijk meer van deze projecten volgen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport