MINISTERIE VAN DEFENSIE

Bij Defensie ontbreekt goed veiligheidsmanagement

Bij het ministerie van Defensie en meer in het bijzonder bij de Koninklijke Landmacht krijgt veiligheid onvoldoende prioriteit en ontbreekt een goed functionerend veiligheidsmanagementsysteem. Met goed veiligheidsmanagement zou tijdens oefeningen een groter veiligheidsbewustzijn hebben bestaan dan thans het geval is. Dan zou ook de kans op een ongeval, zoals tussen een YPR-rupsvoertuig en een trein bij Assen, kleiner zijn geweest. Dat concludeert de Tijdelijke Commissie Ongevallenonderzoek Defensie (TCOD) in een rapport dat vandaag is gepubliceerd.

Op 17 juni 2003 werd een YPR pantserrupsvoertuig op een onbeveiligde spoorwegovergang bij Assen gegrepen door een lege passagierstrein. Bij het ongeval kwamen de burgerchauffeur en de commandant van de YPR om het leven; de treinmachinist raakte zwaar gewond en de boordschutter van de YPR licht gewond.

De TCOD, bestaande uit dr. ir. J.P. Visser, voorzitter, mr. G.C. Gillissen en drs. J.S.J. Hillen, is door de Staatssecretaris van Defensie ingesteld in afwachting van de instelling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV). Daarvoor is nog een wet in behandeling bij de Tweede Kamer. De beoogd voorzitter van de OVV en huidig voorzitter van de Raad voor de Transportveiligheid, mr. Pieter van Vollenhoven, adviseert de TCOD. De Commissie doet geen onderzoek naar de schuldvraag of naar de aansprakelijkheidsvraag bij veiligheidsincidenten, maar analyseert en adviseert zodat veiligheidsrisico's beter kunnen worden beheerst.

De Commissie concludeert dat de directe oorzaak van het ongeval is dat de bemanning de trein niet heeft zien aankomen. Ook is vastgesteld dat bij deze oefening diverse regels ontbreken, onduidelijk zijn dan wel niet worden nageleefd. Zo speelde bij dit ongeval mee, dat de boordschutter bovenop het voertuig zat om de antennes van het verbindingssysteem omlaag te houden. Dit deed hij om te voorkomen dat de antennes in aanraking zouden komen met de bovenleiding. Doordat de boordschutter niet op zijn normale plek zat, moest de chauffeur langzaam rijden om te voorkomen dat hij van het voertuig zou vallen. Door het langzame rijden en doordat de overweg niet haaks was (maar een hoek maakte van 21 graden met de spoorbaan) duurde het rijden over de overweg veel langer dan wanneer de YPR op normale snelheid de overweg haaks had kunnen kruisen.

De trein kwam, gezien vanuit de YPR, schuin van achteren en bevond zich in de 'blinde hoek' voor de chauffeur en de commandant. De boordschutter kon de trein evenmin zien, omdat hij bovenop het voertuig met de antennes bezig was. De antennes hadden, volgens de regels, eigenlijk vastgebonden moeten zijn (getuid). In die situatie had de boordschutter op zijn normale plek kunnen blijven zitten. Maar omdat dan tijdens de oefening de verbindingen niet goed functioneerden, had men de antennes losgemaakt.

Aanbevelingen
Op grond van het onderzoek doet de TCOD een reeks aanbevelingen aan de Minister van Defensie en aan de Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS). De Minister wordt aanbevolen voor de gehele defensieorganisatie heldere doelstellingen te formuleren voor het gewenste niveau van veiligheid. Voor de gehele krijgsmacht, inclusief het kerndepartement, zou één uniform veiligheidsmanagementsysteem moeten worden ingevoerd.

Daarbij zou de BLS direct een aantal maatregelen moeten nemen die het risico van ongevallen tijdens oefeningen verminderen. Zo beveelt de TCOD aan dat bij alle oefeningen risico-inventarisaties en -evaluaties worden gemaakt. Niet alleen worden zo procedures en inzichten optimaal doorgenomen, maar ook wordt zo het veiligheidsbewustzijn van alle betrokkenen gestimuleerd. Met name specifieke risicovolle omstandigheden, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van spoorwegovergangen op het voor de oefening geselecteerde terrein, moeten in dat kader in kaart worden gebracht. Voor de omgang met blinde hoeken dienen eenduidige regels te worden vastgesteld, evenals voor het al dan niet vastmaken van antennes en het dragen van veiligheidsgordels.