Gemeente Tilburg

Datum
16 januari 2004

Tilburgs polismodel schot in de roos

bij reactivering van uitkeringsgerechtigden

Bestandsontwikkeling Bijstand fors lager dan landelijk

De individuele aanpak die Sociale Zaken hanteert om mensen weer aan een baan te helpen is succesvol. Dit blijkt uit een evaluatie van het Tilburgs polismodel en het casemanagement door Bureau Mede. Het in juni 2001 geïntroduceerde polismodel is werkendeweg uitgegroeid tot een manier van werken die zowel bij klanten, reïntegratiebedrijven als bij casemanagers zelf tot tevredenheid leidt. In het onderzoek is gekeken naar hoe deze groepen het polismodel en casemanagement beleven. Uit cijfers blijkt dat in Tilburg het aantal bijstandsuitkeringen minder groeit dan landelijk. Dit goede resultaat is ook behaald door een efficiënte fraudeaanpak en de medewerking van de partners en werkgevers in de stad.

Eind vorig jaar had Sociale Zaken 5613 klanten in het bestand. Vergeleken met december 2002 is dit slechts een stijging van 0,5%. Landelijk is de stijging in diezelfde periode bijna 4%. In een recent landelijk vergelijkend onderzoek over de algemene bijstandswet komt Tilburg ook gunstig naar voren. De snelheid van afhandeling van aanvragen laat een groot verschil zien: in beginsel mag dit volgens de wet maximaal 56 dagen zijn, in Tilburg is dat 29 en bij de andere sociale diensten 42 dagen. Daarnaast bedragen de totale uitvoeringskosten per klant in Tilburg E 1209.-. Dit is laag vergeleken met sociale diensten met een vergelijkbaar aantal klanten (E 1505,-).

Polismodel in uitvoering

Na de uitstroom van grote groepen klanten in een economische bloeiperiode eind jaren negentig, resteerde een groep die vroeg om een nieuwe aanpak. Aan deze klanten wordt integraal maatwerk aangeboden op de gebieden werk, inkomen en zorg om de zelfredzaamheid en vitaliteit te vergroten. De afspraken die hierover worden gemaakt zijn niet meer vrijblijvend. Die worden vastgelegd in een polis. Waar dat kan is deze gericht op werk. Waar werk nog niet aan de orde is, is de werkpolis gericht op een verdere stap op de werkgelegenheidsladder. Deze stappen worden waar nodig aangevuld met inkomensondersteuning of zorgtrajecten. In die gevallen waar werk helemaal geen optie is, wordt een zorgpolis opgemaakt. Hierin wordt gekozen voor de meest optimale inkomensondersteuning in samenhang met zorgtrajecten. Samen met de klant wordt bepaald hoe de weg naar werk, een volgende stap op de werkgelegenheidsladder of zelfredzaamheid het best en op zo'n kort mogelijk termijn kan verlopen. De klant kan eigen ideeën en wensen over zijn reïntegratie bespreken met de casemanager. Die bekijkt vanuit zijn expertise hoe deze wensen om te zetten in een traject, dat zo goed mogelijk past bij de klant en zo snel mogelijk duurzaam resultaat heeft. Het verplichtende karakter van de afspraken uit de polis heeft tot gevolg dat de druk op de klant toeneemt. Ze zien de afspraken aanvankelijk als meer van de casemanager dan van henzelf. In de loop van het traject komt daar verandering in, de klanten vertrouwen op de deskundigheid van de casemanager en op zijn aanpak.

Beleving van de klant

Driekwart van de klanten ervaart een beter contact sinds de invoering van casemanagement en polis. Investeren in houding en gedrag bij de klant loont. Een klant duidelijk maken dat een uitkering bedoeld is om tijdelijk een werkloosheidssituatie te overbruggen en in die periode zelf weer stappen te zetten op weg naar werk. Hierdoor komt de klant in beweging, zelfs na lange tijd. De klant waardeert de dienstverlening van de casemanager met gemiddeld een 7,2 en de klantvriendelijkheid met een 7,5. De klant en ook het reïntegratiebedrijf vragen om één vaste contactpersoon bij Sociale Zaken, zodat de klant zijn geschiedenis niet keer op keer aan iemand anders moet toevertrouwen. In februari 2003 heeft Sociale Zaken deze 'life-time'-koppeling bij iedere klant gerealiseerd.

Beleving van het reïntegratiebedrijf en casemanagement

Uit het onderzoek blijkt dat de samenwerking met de reïntegratiebedrijven hoog scoort. Een goed voorbeeld hiervan is de instelling van het Consortium Arbeid & Zorg. Dit heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het intensiveren van de samenwerking met de zorginstellingen zoals GGZ, Reclassering, Kentron en IMW.

Vanwege het succes van casemanagement zal dit instrument gebruikt worden voor andere onderwerpen van gemeentelijke dienstverlening zoals bij inburgering of bij zelfstandigen.

Voor de pers:
Frans Jan Lathouwers, Concerncommunicatie, telefoon 013 - 542 89 91 Ron de Rooij, Publiekszaken, telefoon 013 - 542 98 75

Journalisten kunnen de rapportage van bureau Mede en de notitie waarin onder andere informatie over de bestandsontwikkeling opvragen bij Frans Jan Lathouwers.

NB: Voor de financiering van deze intensieve manier van werken volgens het polismodel heeft de gemeente Tilburg in 2001 samen met andere grote gemeenten afspraken gemaakt met het ministerie van SZW. Als bijlage een samenvatting van de 'Agenda voor de Toekomst 2001 - 2006'. Een volledige versie is te vinden op de website van het ministerie: www.szw.nl.

---- --
Bijlage bij persbericht: Tilburgs polismodel schot in de roos bij activering van uitkeringsgerechtigden

De Agenda voor de Toekomst 2001 - 2006

Voor de financiering van deze intensieve manier van werken volgens het polismodel heeft Sociale Zaken Tilburg in 2001 samen met de 25 grootste gemeenten (G26) prestatieafspraken gemaakt met het Ministerie SZW (dat is de Agenda voor de Toekomst 2001-2006). De tussenrapportage hiervan is eind december 2003 aangeboden aan de Tweede Kamer. Tilburg wordt diverse malen in deze tussenrapportage aangehaald als voorbeeldgemeente. O.a. voor het resultaatgericht werken, de doorvertaling van de afspraken tot medewerkerniveau en de goede samenwerking binnen de gemeente om de vraag van werkgevers en het aanbod van bijstandsgerechtigden dichter bij elkaar te brengen (maatschappelijk ondernemen, tROM-projecten).

Uit de overzichten blijkt dat Tilburg veruit het hoogste ambitieniveau heeft. Bij de realisatie in 2002 van het aantal trajecten moeten we bij de G26 alleen Groningen voor laten gaan, hetzelfde geldt voor de uitstroom naar werk in 2002.

Gemiddeld hebben de G26 in het jaar 2002 741 trajecten gerealiseerd, Tilburg 1.965. De gemiddelde uitstroom naar werk was in 2002 bij de G26 96, Tilburg 363. In de eerste helft van 2003 is bij de meeste gemeenten een terugval. Gemiddeld aantal trajecten bij de G26 1e helft 2003 is 388, Tilburg 720. Gemiddelde uitstroom naar werk bij de G26 1e helft 2003 is 56, Tilburg 103.

Bij het aantal trajecten loopt alleen Groningen voor en bij de uitstroom alleen Enschede. Hierbij moet overigens aangegeven worden dat Tilburg in de 2e helft van 2003 de grote inhaalslag hebben gemaakt. Er zijn nu al 300 personen uitgestroomd naar (gesubsidieerd) werk, dat aantal zal waarschijnlijk groeien tot een kleine 350. Het aantal trajecten over 2003 zal oplopen tot zo'n 2200.

De gemaakte afspraken versus de realisatie ziet er als volgt uit: Trajecten 2002: G26 gemiddeld 77%, Tilburg 90%.
Uitstroom 2002: G26 gemiddeld 103%, Tilburg 166%.
Trajecten 1e helft 2003: G26 gemiddeld 40%, Tilburg 33% Uitstroom 1e helft 2003: G26 gemiddeld 21%, Tilburg 17%.

Bij de cijfers van 2003 opnieuw de kanttekening dat de inhaalslag in de tweede helft van 2003 is gemaakt en dat het ambitieniveau van Tilburg bij de gemaakte afspraken veelal het dubbele is van de andere gemeenten.

Een laatste indicator uit het rapport is het percentage van de uitgestroomde klanten dat naar (gesubsidieerd) werk uitgestroomd is. Dat loopt af van 40% in 2001 tot 30% in 2002. In Tilburg is dat over die periode gemiddeld 50% geweest.

---- --