Federale regering Belgie

Persbericht

PB-synthesedocument tweedaagse ministerraad - Gembloux - 16 en
17/01/04
(2004-01-18)

Persdienst van de Eerste Minister

Gelieve in bijlage het synthesedocument terug te vinden van de
tweedaagse ministerraad in Gembloux van 16 en 17 januari 2004.

Tweedaagse Ministerraad 16 en 17 januari 2004

OBJECTIEF 200.000

Kanselarij van de Eerste Minister
Persdienst
Wetstraat 16
1000 Brussel

Persdienst van de Eerste Minister

Bijhorende documenten

conclusies ojectief 200 000

Copyright Presscenter.org | Legal | info@presscenter.org

Tweedaagse Ministerraad 16 en 17 januari 2004

OBJECTIEF 200.000

Duurzaam ondernemen in een bedrijfsvriendelijke klimaat met respect voor sociale solidariteit.

Doelstelling

"OBJECTIEF 200.000" is de noemer voor negen reeksen van maatregelen en hervormingen, negen hefbomen als het ware die het mogelijk moeten maken de doelstelling van 200.000 nieuwe banen mogelijk te maken.

Het gaat er om door diepgaande ingrepen en beslissingen omtrent concrete dossiers België resoluut in het koppeloton van de Europese Unie te plaatsen. Dat vergt ingrepen die werken op langere termijn.

Om de vele ingrepen te kunnen bundelen, versnellen en inpassen in een globale visie en een algemeen doortastende aanpak, is gekozen voor een tweedaagse ministerraad. Op het einde van de tweedaagse ministerraad zal een bundel op tafel liggen met een strikte kalender, een heel aantal concrete beslissingen geconcentreerd in acht hefbomen.

Negen hefbomen

Elk van de hefbomen bevat een reeks maatregelen en hervormingen die een positieve invloed kunnen teweeg brengen op een van de volgende negen cruciale domeinen van de Belgische economie:

(a) Logistiek en mobiliteit;
(b) Handel;
(c) KMO;
(d) Buitenlandse investeringen;
(e) Onderzoek en ontwikkeling;
(f) Arbeidsmarkt;
(g) Bedrijfsleven;
(h) Concurrentiebeleid.
(i) Administratieve vereenvoudiging en e-government

Naast deze negen hefbomen wordt onderzocht hoe strategisch belangrijke dossiers op efficiënte wijze doorheen de administratieve verplichtingen op de diverse beleidsniveaus kunnen worden geloodst. Op initiatief van de Eerste Minister wordt een inventaris van de bestaande dienstverlening opgemaakt.

Economisch kader

Omdat het belangrijk is bij het nemen van beslissingen te weten wat het economisch kader is, is de tweedaagse ministerraad van start gegaan met een overzicht van de huidige economische toestand en de vooruitzichten door de gouverneur van de Nationale Bank van België, Guy Quaden. Samengevat was de boodschap van de gouverneur de volgende:

België behoort tot de welvarendste landen ter wereld. Zijn bbp per hoofd stijgt uit boven het gemiddelde van de Europese Unie. Die welvaart berust op de eerste plaats op een relatief hoge productiviteit. De grootste bedreiging voor de welvaart is de lage werkgelegenheidsgraad.

Tijdens de laatste drie jaar werd in België, net als in het eurogebied, een geringe groei opgetekend. De Belgische economie vertoonde in vergelijking met haar voornaamste handelspartners in het tweede halfjaar een snellere groei, met name inzake particuliere consumptie. Ook de conjunctuurindicator in België vertoonde een forse stijging die sinds juni 2003 aanhield, zowel voor de industrie, de diensten en, in mindere mate, voor de bouwsector.

De groeivooruitzichten van de Belgische economie werden zodoende opwaarts herzien en zouden in 2004 een percentage van om en nabij 2% bereiken. Het herstel van de economische activiteit brengt een opleving van de werkgelegenheid met zich, maar met vertraging en in te geringe mate. Uit prognoses blijkt dat de groei van 2% alleen al ongeveer 16.000 arbeidsplaatsen zou creëren.
De potentiële groei wordt in belangrijke mate bepaald door de kwantiteit en de kwaliteit van de investeringen en de doeltreffendheid waarmee arbeid en kapitaal worden aangewend. Hij berust derhalve op de ondernemingen, maar ook de overheid kan een bijdrage leveren, niet enkel via reeds besproken herschikkingen van overheidsuitgaven en - ontvangsten, maar ook door het creëren van een gunstig ondernemingsklimaat.

Zo zou de overheid de vereenvoudiging van de nodige stappen voor het oprichten van ondernemingen en de vermindering van de administratieve lasten dienen voort te zetten.

Een consolidatie van de overheidsfinanciën zal de groei op de middellange en lange termijn bevorderen. De vorming van begrotingsoverschotten op middellange termijn zal de overheidsfinanciën bovendien voorbereiden om de kosten op te vangen van de vergrijzing.

Een andere prioriteit betreft de verhoging van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling. Met zowat 0,6% bbp in 2002 waren de overheidsuitgaven hiervoor immers lager dan het EU-gemiddelde. Ook moet de fiscale en sociale fraude op afdoende wijze worden bestreden.

Om bij te dragen aan het wegwerken van de jobachterstand ten opzichte van de Europese partners, zijn aanhoudende inspanningen aangewezen om de arbeidskosten te beheersen. Maatregelen tot lastenverlaging, zoals die al zijn genomen in de voorbije periode - zowel op het vlak van de sociale bijdragen als van de fiscaliteit - kunnen hieraan bijdragen, mits zij niet gebruikt worden voor loonsverhoging en ingepast worden in een begrotingstraject dat de verdere gezondmaking van de overheidsfinanciën waarborgt. Een verantwoorde loonontwikkeling zelf moet echter evenzeer een absolute leidraad zijn.

Naast de verlaging van de loonkosten zijn er ook heel wat andere factoren die het concurrentievermogen kunnen versterken: de toekomstgerichte aanpassingen in de productiestructuur van de economie zelf, de investeringsinspanningen, de kwaliteit van het ondernemerschap en de inspanningen voor innovatie die het mogelijk maakt om interessante marktsegmenten met een hoge toegevoegde waarde aan te boren. Al deze elementen kunnen worden versterkt door een beleid dat gericht is op een goed functionerende markten, de ontwikkeling van de kenniseconomie en een ondernemingsvriendelijke cultuur.

Daartoe moet de financiering van KMO's en nieuwe ondernemingen, zowel door krediet als door risicokapitaal, een blijvend aandachtspunt vormen.

10 economische lessen voor de lange termijn

1) De consolidatie van de overheidsfinanciën bevordert de groei op de middellange en lange termijn.
2) De vorming van begrotingsoverschotten zal de overheidsfinanciën voorbereiden om de kosten van de vergrijzing op te vangen.
3) Aanhoudende inspanningen, waaronder lastenverlagingen, zijn nodig om de arbeidskosten te beheersen.
4) Er is hoge nood aan meer administratieve vereenvoudiging
5) Er moeten toekomstgerichte aanpassingen gebeuren in de industriële structuur van de economie
6) Er moeten investeringsinspanningen door de overheid geleverd worden
7) Er moet aandacht gaan naar de kwaliteit van het ondernemerschap en een ondernemingsvriendelijke cultuur
8) Er moeten meer inspanningen gebeuren voor innovatie en de ontwikkeling van de kenniseconomie
9) De sociale en fiscale fraude moeten op afdoende wijze bestreden worden.
10) De financiering van KMO's en nieuwe ondernemingen, zowel door krediet als door risicokapitaal, moet een blijvend aandachtspunt vormen.

Langetermijnvisie: Duurzaam ondernemen in een bedrijfsvriendelijk klimaat met respect voor sociale solidariteit.

Deze titel is de samenvatting van de langetermijnvisie die de regering tijdens de tweedaagse ministerraad heeft ontwikkeld en die het kader aangeeft waarin de verschillende concrete beslissingen genomen zijn.

Net zoals de gouverneur van de Nationale Bank van België aangeeft, heeft deze en de vorige regering een begroting in evenwicht De eerste algemene lastenverlaging, die zich nu pas echt laat voelen, heeft haar effect in de koopkracht wat tot uiting is gekomen in een verhoogde consumptie tijdens het tweede semester van 2003. De tweede lastenverlaging van 800 miljoen euro is vanaf 1 januari 2004 volledig in werking getreden en zal binnen afzienbare tijd hetzelfde effect bewerkstelligen.

De langetermijnvisie "duurzaam ondernemen in een bedrijfsvriendelijk klimaat met respect voor de sociale solidariteit" wordt doorheen een pakket concrete maatregelen, gebundeld in negen hefbomen, uitgevoerd en heeft als doel dat meer ondernemingen worden opgestart, meer ondernemingen hun productie en dus hun arbeidscapaciteit kunnen optrekken, meer ondernemingen zich in België kunnen vestigen of in België gevestigd blijven en meer ondernemingen zich door het investeringsklimaat en de hoogtechnologische omgeving aangetrokken voelen om in België te investeren.
Deze maatregelen worden versterkt en duurzaam gemaakt door een verdere administratieve vereenvoudiging en een investering in toekomstgerichte, onderzoeksgerichte en milieuvriendelijke technologie.

Tot slot wil de regering de hoge productiviteit van de Belgische werknemers verzilveren door het verhogen van de arbeidsethos. Daarom worden sociale en fiscale fraude bestreden. Daarom worden nieuwe solidariteitsmechanismen geïntroduceerd waarbij onder andere ook zelfstandige ondernemers beter worden beschermd.

De tweedaagse ministerraad wil door dit grote pakket aan maatregelen een positieve stimulans geven aan de eerlijke en hardwerkende werknemer, aan de gemotiveerde werkzoekende en aan de duurzame en investeringsgezinde ondernemer.

Het pakket van concrete beslissingen

1. HEFBOOM LOGISTIEK EN MOBILITEIT

Belgische garantie voor DHL

DHL bekomt de garantie voor de realisatie in België van haar operationeel hoofdkwartier voor haar Europees netwerk. De regering neemt akte van het feit dat dit project gepaard gaat met een substantiële verhoging van het aantal directe en indirecte arbeidsplaatsen.

Gedurende de eerste jaren wordt aan de uitbreidingsbehoeften (fase I) voldaan binnen de site van Zaventem en dit rekening houdend met de actuele beperkingen zoals voorzien in het regeerakkoord.

Voor de verdere uitbreiding verkrijgt DHL de garantie dat op 1 september 2004 een van de volgende twee opties wordt doorgevoerd. Daarbij zal optie 2 worden weerhouden indien voor 1 september as. geen volledig akkoord over optie 1 werd bereikt. Hoe dan ook maken beide opties de uitbreiding van DHL mogelijk op een economisch, sociaal en ecologisch verantwoorde wijze: Dit zijn de twee opties:

- Optie 1 : DHL voert de verdere uitbreiding door in Zaventem op grond van een akkoord dat uiterlijk tegen 1 september 2004 zal worden afgesloten tussen de federale regering, de Vlaamse regering en de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, BIAC en DHL. Om tot een dergelijk globaal akkoord te komen, zullen nieuwe oplossingen kunnen worden onderzocht die bijvoorbeeld betrekking zullen hebben op de verplaatsing van bepaalde andere activiteiten, de verschuiving van bestaande vluchten teneinde meer en langere geluidsluwte te bekomen, bijkomende investeringen in de luchthaveninfrastructuur, de verstrenging van de individuele QC en de verlaging van de globale geluidsquota, die door DHL zullen moeten worden nageleefd door geprogrammeerde investeringen in geluidsarmere toestellen van de nieuwe generatie; dit alles rekening houdend met de normen "hoofdstuk 4".

- Optie 2 :DHL verhuist naar een andere luchthaven. Tenzij inmiddels over optie 1 een volledig akkoord werd bereikt, zal voor 1 september as. de keuze van deze luchthaven worden vastgelegd. Daartoe wordt tijdens de komende zes maanden door BIAC met behulp van een internationaal expert en onder begeleiding van het betrokken Gewest dat haar eigen experts aanduidt, alsook in samenwerking en in transparantie met DHL, een grondige studie uitgevoerd, die rekening zal houden met de bevindingen van het eerste algemene rapport dat daartoe door BIAC op vraag van de federale regering werd opgesteld. Dit rapport leidde tot een eerste beoordeling van acht mogelijke sites, waarbij telkens onder meer de geluidshinder (bevolkingsdichtheid), de totale investeringskost, de intermodale toegankelijkheid, als de al dan niet bestaande faciliteiten, ATC, e.a. werden nagegaan. Meer in het bijzonder zal de definitieve studie zich toespitsen op de uitbouw van een bestaande regionale luchthaven met bijzondere aandacht voor Bierset en Jehonville dan wel op een nieuwe, zogenaamde greenfield ontwikkeling.
De regering zal de instap van BIAC in het kapitaal van de weerhouden luchthaven voorstellen.

Verhoging met 1 % van vrachtvervoer per trein

De regering heeft een ontwerp goedgekeurd ter subsidiëring van het gecombineerd goederenvervoer per trein (transport van containers) voor een bedrag van 30 miljoen ¤ per jaar. Deze subsidiëring is nodig wil men voorkomen dat nog meer vrachtvervoer over de weg plaatsvindt. Met deze ondersteuning wil men vrachtvervoerders aanzetten om voor intermodaal vervoer te opteren via een competitief prijsaanbod. Dit moet leiden tot een toename met 10% van het vrachtvervoer per spoor.

Het intermodaal vervoer is in België structureel niet winstgevend, zelfs niet indien men nog veel meer kostendrukkend zou werken. De afstanden in België zijn immers kleiner dan minimum nodig is om er een winstgevende activiteit van te maken. Prijsverhogingen alleen zouden geen soelaas bieden. Maar ook in grotere Europese landen wordt vandaag reeds ruime subsidies verleend aan dat soort transport. België kan zich niet veroorloven om achter te blijven, zeker niet in de geliberaliseerde sector van het vrachtvervoer.

Het transport van containers laat toe gebruik te maken van de minst vervuilende transportmiddelen over land, namelijk transport via waterwegen en via het spoor. Deze laatste staat in voor een belangrijk deel van het traject, zelfs wanneer het vertrek- en aankomstpunt ver van een water- of spoorweg liggen.

Dit soort transport is dus zeer milieuvriendelijk, maar het moet ook de belangrijke vaste kosten dekken die gepaard gaan met het overladen van goederen van wegvoertuigen of schepen op een treinwagon.

Vanuit een relatief oogpunt belasten deze kosten vooral het binnenlands vervoer, aangezien de afstanden daar veel korter zijn.

België beschikt reeds over een belangrijk netwerk van terminals, maar ze moet dringend werk maken van een stimuleringsregeling door de subsidiëring van de goederenbehandeling en de tractie over kleine afstanden.

Concreet houdt de maatregel in dat de spoorwegmaatschappijen voor het binnenlandse transport van containers (en wissellaadbakken) over een afstand van meer dan 50 km zullen kunnen genieten van een bedrag van 20¤ per container + 0,4 ¤ per km alsook van een vermindering van de bijdrage voor de spoorweginfrastructuur. De subsidie zal toegekend worden op basis van de elektronische letters op de rijtuigen. Voor het moment betreft het hier 300.000 containers. Het gaat om een dubbele doelstelling:

· Men moet vermijden dat spoorwegmaatschappijen sommigen treinlijnen opgeven

· de maatschappijen moeten een commercieel beleid kunnen voeren dat nieuwe treinlijnen kan aantrekken.

De komende jaren zullen de vervoerde volumes vermoedelijk dalen, maar o.a. door de goedgekeurde maatregelen mikt de regering voor de middellange termijn op een verhoging met 10% van de vervoerde volumes ten aanzien van de volumes van 2003.

Bovendien draagt deze maatregel bij tot de bestrijding van uitstoot van broeikasgassen zoals vooropgesteld in de doelstellingen van Kyoto.

2. HEFBOOM HANDEL

Openingstijden en zondagsrust

Met betrekking tot de problematiek van de openingstijden en de zondagsrust stelt de regering vast dat de bestaande reglementering meer dan 30 jaar oud is en niet meer aangepast aan de maatschappelijke evolutie. Getuige hiervan is de hoeveelheid afwijkingen op de standaardreglementering die doorheen de jaren is ontwikkeld. Bovendien stelt zich de vraag of de toepassing van de reglementering met voldoende objectiviteit gebeurt.

Daarom start de federale regering een overleg op met de betrokken actoren in de sector van de distributie (de middenstand, de grootdistributie, werkgevers-, werknemers- en consumentenorganisaties), met de vertegenwoordigers van steden en gemeenten en met de regionale Ministers van Toerisme om uiterlijk aan de laatste MR van juli van dit jaar een voorstel tot aanpassing van de bestaande reglementering voor te leggen. Hiervoor wordt ook gesteund op de ervaring van andere Europese landen inzake openingstijden van handelszaken.

Deze aanpassing zal onder meer volgende factoren in overweging nemen:

· de sindsdien gewijzigde leef-, werk-, en consumptiepatronen;
· de impact van een versoepeling van de regeling op de werkgelegenheid;
· de impact van een versoepeling van de regeling op de concurrentiepositie van de kleinhandelszaken;
· de concurrentiepositie van Belgische handelszaken in de grensstreek ten gevolge van het regime in de buurlanden;
· de graad van flexibiliteit waarover de zelfstandigen beschikken;
· de afstemming van de afbakening van toeristische gemeenten en zone's op het toeristisch beleid van de Gewesten;
· de levenskwaliteit van zelfstandigen en werknemers;
· de stadskernontwikkeling.

Handelsvestigingen

De Ministerraad heeft beslist tot wijziging van de Wet op de handelsvestigingen van 29 juni 1975 door:
1. een grotere autonomie te geven aan de gemeentes bij de beslissing over handelsvestigingen.
2. dossiers sneller afgehandeld te laten worden
3. het Nationaal Socio-economisch Comité voor de Distributie een adviserende in plaats van een beslissende stem te geven, waardoor er een mogelijkheid tot beroep komt.
4. dat alle aanvragen die na 1.1.2000 werden ingediend en die het voorwerp hebben uitgemaakt van een weigering door het socio-economisch comité zullen automatisch worden heronderzocht zonder dat de indiener een nieuwe aanvraag moet doen. Daartoe zal de betrokken administratie alle indieners raadplegen om na te gaan of hun handelsproject dat werd ingediend nog actueel is. Het betreft hier 393 bedrijven of ongeveer 5500 arbeidsplaatsen.

Wet op de Handelsvestigingen
van 29 juni 1975 Wetsontwerp Moerman-Laruelle
van 16 januari 2004
De termijnen in KALENDERDAGEN

DE TERMIJNEN BEGINNEN TE LOPEN DE DAG VAN VERZENDING VAN HET ONTVANGSTBEWIJS WAARBIJ AAN DE AANVRAGER WORDT MEEGEDEELD DAT ZIJN DOSSIER VOLLEDIG IS.

§ Ingeval van ongunstig advies van het Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie (SECD):

Totaal: 115 kalenderdagen

De termijnen in KALENDERDAGEN

DE TERMIJNEN BEGINNEN TE LOPEN DE DAG VAN VERZENDING VAN HET ONTVANGSTBEWIJS WAARBIJ AAN DE AANVRAGER WORDT MEEGEDEELD DAT ZIJN DOSSIER VOLLEDIG IS.

§ Ingeval van een handelsvestiging met een netto verkoopsoppervlakte tussen de 400 en de 1000 m²:

Totaal: 50 kalenderdagen
§ Ingeval van gunstig advies of gunstig advies met voorwaarden van het SECD:

Totaal: 165 kalenderdagen § Ingeval van een handelsvestiging met een netto verkoopsoppervlakte van meer dan 1000 m²:

Totaal: 70 kalenderdagen
HET BEROEP HET BEROEP

Wanneer?

§ Geen beroep ingeval van ongunstig advies

§ Enkel beroep ingeval van gunstig advies met voorwaarden
Wanneer?

§ Het beroep is in alle gevallen mogelijk, dus zowel ingeval van:

o Gunstig advies met voorwaarden

o Ongunstig advies

Wie kan in beroep gaan?

§ Door de aanvrager

§ Door de leden van de Nationale Commissie voor de Distributie
Wie kan in beroep gaan?

§ Door de aanvrager

§ Door het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie

§ Door minstens 7 leden van de stemgerechtigde leden van het Nationaal Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie

De instelling van het beroep:

§ Binnen de 30 kalenderdagen na kennisgeving van de beslissing aan de aanvrager.
of

§ Binnen 30 kalenderdagen na verloop van de termijn opgelegd aan het Sociaal-Economisch Comité voor de Distributie' om over de aanvraag te beslissen in de plaats van de gemeente (in het laatste vermelde geval op het schema).
De instelling van het beroep:

§ Binnen de 20 kalenderdagen na kennisgeving van de beslissing aan de aanvrager

of

§ Binnen de 20 kalenderdagen volgend op de ontstentenis van de beslissing door het College van Burgemeester en Schepenen.

3. HEFBOOM KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN

Een nieuw sociaal statuut voor zelfstandigen

De Ministerraad heeft beslist om een nieuw sociaal statuut uit te bouwen. Dat statuut is gebaseerd op vier pijlers:

1. De minimale pensioenen worden verhoogd met gemiddeld 30 euro per maand. Deze maatregel gaat van start vanaf 1 september 2004. Deze maatregel wordt door de overheid gefinancierd.
2. Vanaf 1 juli 2006 zal daar bovenop de tweede pensioenpijler of de pensioenen volgens kapitalisatie voor zelfstandigen worden ingevoerd. Deze pijler wordt gefinancierd door bijdragen van de zelfstandigen zelf, dit op een solidaire wijze.
3. Vanaf 1 juli 2006 zullen de kleine risico's automatisch geïntegreerd zijn in de verplichte verzekering.
4. Eveneens vanaf 2006 zullen zelfstandigen beter verzekerd zijn tegen invaliditeit en werkonbekwaamheid.

Maatregelen ten gunste van de horeca

De regering zal de concurrentiepositie van de horecasector versterken door:
- voor de inkomens 2004, de aftrekbaarheid van restaurantkosten in België, van 50 naar 62,5 % op te trekken;
- de aftrekbaarheid van restaurantkosten in het buitenland of geassimileerd van 100 naar 62,5 % terug te brengen;
- voor de inkomens 2005 wordt de aftrekbaarheid opgetrokken tot 75%.
Van 2005 af, zal de sterke drankvergunning vereist in drankgelegenheden waar sterke drank wordt verstrekt, afgeschaft worden.

Er wordt overleg gepleegd met de sector over de afsluiting van een fiscale en sociale gedragscode alsook met betrekking tot de voedselveiligheid.

Starterfonds

Het doel van het Starterfonds is het inzamelen van financiële middelen die het zullen toelaten de tussenkomsten te verhogen van het Participatiefonds ten voordele van de starters - met inbegrip van de niet-werkende werkzoekenden - die een bedrijf oprichten of die sedert maximum 4 jaar gevestigd zijn.

Het Starterfonds zal in de loop van de maand april 2004, dankzij de uitgifte van een obligatielening op naam, vergezeld van een fiscaal voordeel, bij de bevolking 65 miljoen euro opleveren.

De aldus door het Starterfonds ingezamelde middelen zullen ter beschikking worden gesteld van het Participatiefonds die zijn financiële middelen zal zien stijgen van 36 miljoen euro tot 49 miljoen euro per jaar, hetzij 13 miljoen extra.

Twee soorten leningen zullen door deze toename van actiemiddelen van het Participatiefonds worden bedoeld. Het gaat om de startEO-lening en de startlening. De startEO-lening, van een bedrag van maximum 125.000 euro zal gedurende de eerste jaren worden vergezeld van een voorkeurrente (werkelijke rente: nul). De startlening, ten voordele van de niet-werkende werkzoekenden, van een bedrag van maximum 30.000 euro, zal eveneens van een voorkeurrente worden vergezeld

4. HEFBOOM BUITENLANDSE INVESTERINGEN

Horizontale opvolging van investeringsdossiers

Met het oog op het efficiënter begeleiden van investeringsaanvragen heeft de Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, opdracht tegen midden maart 2004 over te gaan tot:

- De oprichting van een horizontale Task Force Investeringen;
- De redactie van een Investeringsgids, een soort 'roadmap' voor kandidaat-investeerders;
- Het opzetten van een federale database van alle buitenlandse investeringen, inclusief statistische gegevens;
- Actualisering van de webstek www.invest.belgium.be.

Rulings

De Ministerraad heeft een aantal maatregelen getroffen om de werking van de dienst "Voorafgaande beslissingen" ("rulingdienst") die is opgericht in het kader van de wet van 24 december 2002 betreffende de hervorming van de vennootschapsbelasting, te optimaliseren.

Om sneller een beslissing te treffen in de dossiers die door de betrokken belastingplichtigen bij die dienst zijn ingediend en om op die manier ook sneller rechtszekerheid te geven aan die belastingplichtigen:

- zal de organisatie en de werking van de dienst geherstructureerd worden;
- zal voorzien worden in een minimum personeelsbezetting van 20 personen;
- zal de kennisopbouw binnen die dienst verzekerd worden door tewerkstelling van het personeel voor een minimumduur van 5 jaar.

Er werd eveneens beslist het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 aan te passen zodat, conform de internationale regels ter zake, ook verminderingen van de winst van vennootschappen die behoren tot een multinationale groep mogelijk zijn zonder gevaar op dubbele belasting. Ook door deze maatregel zal de rechtszekerheid van de belastingplichtige vennootschappen in belangrijke mate vergroten en zal een aantrekkelijkere omgeving worden gecreëerd voor investeringen.

Internationale mobiliteit werknemers

De regering heeft enkele administratieve bepalingen versoepeld om de internationale mobiliteit van werknemers te versoepelen. Voor buitenlandse zaakvoerders wordt de procedure tot aanvraag van een beroepskaart volledig geïnformatiseerd.

5. HEFBOOM ONDERZOEK EN ONTWIKKELING

Het bevorderen van de clean technology

De regering heeft beslist dat het onderzoek naar en het gebruik van clean technology bevorderd zal worden. Daartoe werden een aantal concrete maatregelen genomen ten aanzien van het statuut van de onderzoeker en het onderzoek naar en het gebruik van biobrandstoffen.

Verbetering van het statuut van de onderzoeker

De Ministerraad hecht zijn goedkeuring aan de uitbreiding van de vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing ten belope van 50% aan 72 wetenschappelijke instellingen vanaf 1 juli 2004.
Dezelfde uitbreiding wordt vanaf 1 januari 2005 toegekend aan private ondernemingen die samenwerken met universiteiten en hogescholen en/of met de 72 wetenschappelijke instellingen op basis van concrete onderzoeksprojecten.

Bevordering van de biobrandstoffen

De Ministerraad geeft zijn goedkeuring aan het voorstel tot omzetting van de Europese richtlijn 2003/30 van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer.

Deze richtlijn heeft tot doel in elke lidstaat het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen als vervanging van dieselolie of benzine in het vervoer te bevorderen, teneinde bij te dragen tot doelstellingen op het gebied van klimaatverandering, milieuvriendelijke voorzieningszekerheid en bevordering van hernieuwbare energiebronnen.

Biobrandstoffen zijn vloeibare of gasvormige transportbrandstoffen die gewonnen worden uit biomassa. De oorsprong van deze biomassa is zeer divers. Het kan gaan om de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval.

De regering zal onmiddellijk onderhandelingen aanvatten met de sector met het doel om, op dezelfde wijze als gebeurde voor de zwavelarme brandstoffen, vanaf 2005 een biobrandstof op de markt te brengen die voldoet aan de percentages van de richtlijn en dit tegen een prijs die lager is dan deze van de andere brandstoffen.

6. HEFBOOM ARBEIDSMARKT

Voorbereiding van de te nemen beslissingen inzake de vergrijzing

De vergrijzing van de bevolking stelt de samenleving voor belangrijke uitdagingen. Het is mogelijk van de vergrijzing een maatschappelijk succes te maken, op voorwaarde dat tijdens deze legislatuur de nodige aanpassingen gebeuren in het sociale beleid. De federale regering wenst in de tweede helft van 2004 een breed maatschappelijk debat over het opvangen van de vergrijzing, waarbij met name de problematiek van het einde van de loopbaan met de sociale partners besproken zal worden. Dit debat moet leiden tot concrete conclusies tegen het einde van 2004, zodat maatregelen kunnen geïmplementeerd worden in het begin van 2005. Intussen wordt aan de Staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het Werk opdracht gegeven om samen met de Minister van Werk aan de hand van concrete acties de positieve mogelijkheden van een leeftijdsbewust arbeidsmarktbeleid te illustreren en te ondersteunen.

Voorbereiding besluitvorming vergrijzingsproblematiek

Om van de vergrijzing een maatschappelijk succes te maken, dient een beleid gevolgd te worden op vier sporen:

- het verder verminderen van de overheidsschuld en opbouwen van het Zilverfonds;
- de verhoging van de activiteitsgraad, met name van 50plussers, en de kwaliteit van het werk voor 50plussers;
- het aanpassen van de organisatie van de gezondheidszorg aan de behoeften van een ouder wordende bevolking;
- de ondersteuning van de wettelijke pensioenen en de democratisering van de aanvullende pensioenen.

Op basis van grondig beleidsvoorbereidend werk zal in de tweede helft van 2004 een meerjarenplan 2005-2007 uitgetekend te worden, waarin voor elk spoor aangegeven wordt wat moet gebeuren, en dit in overleg met de sociale partners en het maatschappelijke middenveld.
Voor het beleidsvoorbereidende studiewerk rekent de regering op de Studiecommissie voor de Vergrijzing, de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, de Hoge Raad voor Financiën, de FOD Sociale Zekerheid en de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Aan de Studiecommissie voor de Vergrijzing wordt gevraagd om in zijn jaarlijks verslag van eind april bijzondere aandacht te besteden aan:

- De evolutie van de gezondheidskosten met een duidelijke beschrijving van de beleidsrelevante hypothesen, het simuleren van voldoende varianten die de uitdaging goed kaderen en het onderzoeken van eventuele verschillen in ontwikkeling tussen België en zijn Europese partners;

- De effecten van de geringe participatie van ouderen aan de arbeidsmarkt onder meer door een analyse van de effectieve pensioenleeftijd, en een grondige studie over de gevolgen van een versterking van het beleid die een effectieve verhoging van de pensioenleeftijd tot gevolg heeft.

Aan de Hoge Raad voor Financiën wordt gevraagd in het Verslag van juni bijzondere aandacht te besteden aan de vergrijzingsproblematiek en de gevolgen voor het begrotingsbeleid van de overheid.

Aan de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid wordt gevraagd om voor eind juni 2004 een verslag voor te bereiden waarin:
- Markante verschillen inzake werkgelegenheid tussen België en zijn Europese partners verder worden onderzocht, zodat een duidelijk beeld ontstaat waar de jobachterstand van België zich in het bijzonder situeert, en wat de oorzaken zijn;
- De geringe participatie van ouderen aan de arbeidsmarkt en het einde van de loopbaan verder worden onderzocht; de Raad wordt inzonderheid verzocht de rol van financiële stimulansen bij de uittredingen uit de arbeidsmarkt te belichten alsook informatie te verstrekken over en lessen te trekken uit de "beste praktijken" die hij terzake kan identificeren in andere Europese landen.
De sociale partners worden uitgenodigd om binnen een termijn van vier weken eventuele bijkomende vragen en suggesties voor beleidsvoorbereidend werk te formuleren. Ter voorbereiding daarvan zal de regering op korte termijn een contact organiseren tussen vertegenwoordigers van de Studiecommissie voor de Vergrijzing, de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, de Hoge Raad voor Financiën en de sociale partners.
De regering zal aan de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, eventueel in samenwerking met de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid of andere instanties, tegen uiterlijk juni 2004 een grondige evaluatie vragen van de maatregelen die in het verleden getroffen werden om de activiteitsgraad van de ouderen te verhogen.
De regering zal aan de Federale overheidsdienst Sociale zekerheid de opdracht geven om uiterlijk tegen juni 2004 een studierapport neer te leggen over de ontwikkeling van de behoeften inzake ouderenzorg, de noodzakelijke aanpassingen van het aanbod teneinde rekening te houden met de veranderingen in de verwachtingen van de ouderen zelf, onder andere wat betreft toename aan preventief gebruik van zorg, en de andere elementen die de vraag zullen beïnvloeden (demografie, aantal levensjaren in slechte gezondheid en aantal levensjaren met beperkingen, compressie van morbiditeit en afhankelijkheid), de draagkracht van de mantelzorg, de ontwikkeling van de totale en van de publiek gedekte kostprijs van de zorg en van het private kostenrisico en de noodzakelijke evolutie van het arbeidsaanbod en van de materiële infrastructuur in de zorgsector.

Meer aandacht voor werk voor ouderen

De bijzondere Ministerraad zal ook acties ondernemen met het "Fonds voor de bevordering van de kwaliteit van de arbeidsvoorwaarden van oudere werknemers". Dit Fonds zal gebruikt worden om aandacht te besteden aan gepast werk voor ouderen, met name 55-plussers.

Met dit Fonds zullen sectoren gestimuleerd worden pilootprojecten te ontwikkelen in bedrijven, in het kader van een leeftijdsbewust personeelsbeleid. Daarnaast zal op de werkvloer zelf, in de bedrijven, een debat opgestart worden over 'werk voor ouderen'.

De modaliteiten van het Fonds zullen vanaf 2005 uitgebreid worden. Zo moet b.v. de leeftijdsgrens van 55 jaar naar beneden.

Betere opvolging van werklozen

Wie een uitkering krijgt als werkzoekende, moet effectief op zoek zijn naar werk. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) gaat werkzoekenden van nabij opvolgen, om te voorkomen dat ze de moed opgeven. Wie aanhoudend weigert een opleiding te volgen of werk te zoeken, zal geleidelijk zijn werkloosheidsuitkering verliezen. Tegelijk wordt de bestaande regeling voor de schorsing van uitkeringen (het beruchte "artikel 80") afgeschaft.

De werkloosheidsreglementering zegt dat enkel wie "onvrijwillig werkloos" is, recht heeft op een werkloosheidsuitkering. Dat betekent onder meer dat werkzoekenden geen passend werk of opleiding mogen weigeren en dat ze beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt. In de praktijk worden deze regels maar beperkt opgevolgd. Alleen samenwonenden, die dubbel zo lang werkloos zijn als gemiddeld in hun regio, moeten aantonen of ze actief werk zoeken. Wie dit niet kan, is onherroepelijk de hele werkloosheidsuitkering kwijt.

De regering heeft nu een veel bredere en geleidelijkere regeling klaar. Deze moet werkzoekenden helpen om de moed niet op te geven, veeleer dan één welbepaalde categorie blind te schorsen.

Volgens het nieuwe plan zal de RVA de werkzoekenden veel sneller contacteren. Normaalgezien gebeurt dit na 18 maanden werkloosheid. In regio's met een lage werkloosheidsgraad (20% onder het nationaal gemiddelde) komt de eerste uitnodiging na 12 maanden, in regio's met veel werklozen (20% boven het gemiddelde) is het na 24 maanden. Voor mensen die tijdelijk arbeidsongeschikt zijn of die recent een opleiding gevolgd hebben, zal de eerste afspraak later vallen.

Op dit eerste gesprek kan de werkzoekende aantonen welke inspanningen hij of zij al geleverd heeft. Wie echt werk gezocht heeft, krijgt een nieuwe uitnodiging voor respectievelijk 9, 12 of 15 maanden later. Wie dit niet gedaan heeft, krijgt al een afspraak voor 3, 4 of 5 maanden later. Bovendien moet deze werkzoekende een verbintenis aangaan met daarin de acties die hij of zij in de tussenliggende zal ondernemen. Voor personen die niet komen opdagen op het gesprek, zijn er uiteraard afzonderlijke regels.

Op het tweede gesprek wordt dezelfde procedure gevolgd. Wie echter een verbintenis heeft getekend, en die niet heeft nageleefd, zal voor 4 maanden geschorst worden. Bij alleenstaanden en gezinshoofden wordt de uitkering verlaagd tot het niveau van het leefloon. De betrokkene moet ook een nieuwe verbintenis tekenen en krijgt een nieuwe afspraak na de 4 maanden. Als op het derde gesprek blijkt, dat de werkzoekende nog steeds geen inspanning gedaan heeft, dan wordt de sanctie sterker:
- wachtuitkeringen worden onmiddellijk afgeschaft;
- werkloosheidsuitkeringen voor alleenstaanden, mensen met gezinslast of samenwonenden met een laag gezinsinkomen worden eerst gedurende 6 maanden verminderd tot het niveau van het leefloon en daarna afgeschaft;
- werkloosheidsuitkeringen voor andere samenwonenden worden onmiddellijk afgeschaft.
Deze mensen zullen pas terug recht krijgen op een werkloosheidsuitkering, als ze eerst voldoende gewerkt hebben. De standaardregel is hier 312 arbeidsdagen gedurende 18 maanden.

Wie het niet eens is met de beslissing van de RVA kan beroep aantekenen bij de Nationale Administratieve Commissie. In deze commissie zijn behalve de magistratuur en de overheid ook de sociale partners vertegenwoordigd. De regering besprak de opmerkingen van de vakbonden en nodigt hen uit tot een overleg over de concrete uitwerking van het nieuwe systeem (zie bijlage).

Zoals voorzien in de regeringsverklaring zal met de Gewesten overlegd worden om een meer actieve bemiddeling en een meer persoonlijke begeleiding uit te werken voor werkzoekenden die moeilijkheden ondervinden om werk te vinden. Het resultaat van dit overleg moet toelaten, waar dat aangewezen is, het regeringsplan dat van start gaat in juli 2004, te verbeteren.

Tenslotte bevestigde de Ministerraad dat de administratieve stempelcontrole afgeschaft moet worden. Dit zal gebeuren, na overleg met de Gewest- en Gemeenschapsregeringen, ten laatste tegen einde 2004.

Thuiswerker krijgt volwaardige plaats

De Ministerraad keurde de voorstellen goed die moeten toelaten (tele)-thuiswerk een volwaardige plaats te geven op onze arbeidsmarkt.

Het is belangrijk dat thuiswerkers een even goede sociale bescherming en sociale zekerheid genieten als andere werknemers en dat deze bescherming toepasbaar is in de realiteit. De belangrijkste voorstellen zijn de aanpassing van de arbeidsbescherming en een betere verzekering tegen arbeidsongevallen.

Door de mogelijkheden van de nieuwe informatica- en communicatietechnologieën zit thuiswerk in de lift. Het thuiswerk bevat heel wat troeven voor werkgevers en werknemers: geen tijdverlies in de dagelijkse files, arbeidstijd kan beter afgestemd worden op het privé- of gezinsleven, bezuiniging op kantoorruimte, meer tewerkstellingskansen voor mindervalide werknemers, enzovoort. Het thuiswerk stuit evenwel op een reeks praktische en juridische problemen.

Er moet een sluitend juridisch kader komen voor de thuiswerker aangepast aan de realiteit van dit thuiswerk en met de nodige waarborgen voor arbeidsbescherming en bescherming van de privacy. Dit kader hoeft geen bijkomende lasten te leggen op bedrijven die thuiswerk willen organiseren. Het is integendeel de bedoeling om ontoepasbare reglementen uit te zuiveren en een betere verzekering uit te werken tegen arbeidsongevallen, die leidt tot een lastenvermindering voor de ondernemingen.

Een arbeidsongeval is elk ongeval dat een werknemer overkomt tijdens en door de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Voor thuiswerkers stelt er zich een bewijsprobleem. De thuiswerker moet namelijk aantonen dat het ongeval gebeurd is tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Dat is geen eenvoudige zaak, onder andere omdat er doorgaans geen getuigen aanwezig zijn. Om de thuiswerker toch zekerheid te bieden, zal de regering, in samenspraak met de verzekeraars, onderzoeken of er een 24-urendekking voor het risico van arbeidsongevallen mogelijk is, die financieel aantrekkelijk is voor de werkgever omdat het risico van ongevallen tijdens het woon-werkverkeer kleiner is.

Een ander knelpunt is de toepassing van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) op thuiswerk. Sommige reglementen kunnen niet toegepast worden, bijvoorbeeld de inrichting van gescheiden toiletten, het installeren van luchtregeling, het plaatsen van noodverlichting, enzovoort. Het is dus nodig om het ARAB aan te passen aan het thuiswerk. De regering zal deze aanpassingen doorvoeren tegen eind 2004.

De regering zal tenslotte nog een aantal knelpunten bekijken.
Het gaat dan onder andere over:
- de afstemming van het arbeidsrecht op het thuiswerk: aan de NAR wordt gevraagd voorstellen te formuleren m.b.t. de toepassing van de arbeidsduurrregeling, de moederschapsbescherming en de schorsing van de arbeidsovereenkomst.
- de afstemming van het sociale zekerheidsstelsel op het thuiswerk: de betrokken parastatale instellingen en de NAR zullen dit onderzoeken.
- de problematiek van de schijnzelfstandigheid bij thuiswerkers: dit wordt geïntegreerd in de globale maatregelen tegen schijnzelfstandigheid.

De Ministerraad keurde tevens het voorstel goed om telewerkprojecten binnen de overheid te stimuleren. Doelstelling is, gelet op het vertrouwelijk karakter van sommige informatie, de internetcommunicatie te beveiligen. Er zal een initiatief genomen worden om telewerken voor ambtenaren op een voldoende veilige manier via het portaal mogelijk te maken.

Werkbonus en IGU: werken moet lonend zijn

De overgang van werkloosheid naar werk moet aantrekkelijker worden. Wie aan de slag gaat, moet dus aanzienlijk meer kunnen verdienen dan met een werkloosheidsuitkering. Bovendien moeten werklozen die maar enkele uren werken, er voordeel bij hebben om méér te gaan werken. De regering wil dit bereiken door de lancering van de werkbonus en de hervorming van de Inkomensgarantie-uitkering (IGU).

Door de werkbonus zullen werknemers met een laag loon minder sociale bijdragen moeten betalen. Ze zullen dus netto meer inkomen overhouden. De bijdragevermindering zal in de komende jaren geleidelijk belangrijker worden en het aantal mensen dat in aanmerking komt zal gestaag toenemen. Op kruissnelheid (2007) zal iedereen met een brutoloon onder de 1.956 euro per maand genieten van bijdrageverminderingen. Iemand met een loon onder de 1095 euro zal dan helemaal geen persoonlijke bijdragen meer moeten betalen.

Nog dit jaar wordt de maximale bijdragevermindering van 95 naar 105 euro per maand gebracht. De loongrens tot waar de werkbonus geldt, zal ook opschuiven, vertrekkende van de huidige 1539 euro bruto per maand. De snelheid waarmee dit gebeurt, hangt af van de beschikbare budgetten.

De werkbonus komt in de plaats van de bestaande vermindering van de sociale bijdragen voor lage inkomens en het belastingkrediet. Dat belastingkrediet is een fiscale maatregel voor lage inkomens die niet genieten van de belastinghervorming. Omdat het effect ervan pas voelbaar is bij de fiscale afrekening, dus 2 jaar nadat het loon is uitbetaald, is het niet echt een stimulans om aan de slag te gaan.

Het tweede luik is de hervorming van de Inkomensgarantie-uitkering (IGU). Door de IGU behoudt een werkzoekende die een deeltijdse job aanvaardt, boven op het loon nog een deel van zijn uitkering. Hij verdient op die manier netto méér dan met een gewone werkloosheidsuitkering. De betrokkene blijft wel werkzoekende: hij moet dus uitkijken naar bijkomend werk.

In de praktijk blijkt de IGU echter een werkloosheidsval: wie meer werkt, krijgt minder toeslag zodat het netto-inkomen gelijk blijft. Om dit pervers effect te vermijden, voert regering een belangrijke wijziging door. De IGU is bovendien niet meer een vast bedrag per maand, maar wordt uitgekeerd als een toeslag per uur. De toeslag per uur bedraagt 2,5 euro voor gezinshoofden, 1,75 euro voor alleenwonenden en 1 euro voor samenwonenden. Meer werken zal daardoor steeds lonend zijn.

Door de hervorming zullen mensen met minder dan 1/3de van een voltijdse job werkt, geen recht meer hebben op de IGU. Wie dat wil, kan zich wel inschrijven als werkzoekende. De RVA past dan bij tot het niveau van de werkloosheidsuitkering. De hervorming van de IGU en de eerste fase van invoering van de werkbonus gaan in ten laatste op 1 oktober 2004.

Aanvullende pensioenen promoten en hinderpalen wegnemen

De regering zal de aanvullende pensioenplannen voor werknemers actief promoten bij de sociale partners van alle sectoren. Bovendien wil de regering nog twee problemen aanpakken:

- de huidige regeling is niet soepel genoeg voor werknemers die verhuizen naar het buitenland;
- de fiscaal gunstige behandeling van de bijdragen wordt beperkt door de zogenaamde 80%-regel. Die stelt dat het resulterende aanvullend pensioen nooit méér mag bedragen dan 80% van het laatst verdiende loon. Dat is moeilijk jaren van te voren te voorspellen en kan evenmin vlot gecontroleerd worden.

Aangezien dit twee ingewikkelde problemen zijn, belast de Ministerraad een expertenwerkgroep oplossingen voor te stellen tegen eind maart 2004.

7. HEFBOOM BEDRIJFSLEVEN

Nacht- en ploegenarbeid minder belast

De programmawet van 22 décember 2003 bevat een steunmaatregel tot ploegen- en nachtarbeid ten gunste van de ondernemingen.

De Ministerraad keurde een ontwerp van koninklijk besluit goed om, vanaf 1 juli 2004, de bedrijfsvoorheffing op lonen van ploegen- en nachtarbeiders met 1% te verminderen.

Het ontwerp regelt ook de werkwijze van de aangifte en bewijsstukken om deze vermindering van fiscale lasten voor bedoelde ondernemingen in te stellen.

Elektriciteitskosten ondernemingen

De federale energieheffingen op het transmissienet worden beperkt door invoering van een degressief maximum. Ingevolge deze beslissing zullen bedrijven die méér dan 250.000 MWh/jaar verbruiken nog maximaal 250.000 euro/jaar betalen. Daarenboven zal de heffingenfactuur dalen voor alle bedrijven die méér verbruiken dan 20MWh/jaar.

De beperking geldt voor deze bedrijven die de vrijwillige akkoorden met betrekking tot energie-efficiëntie op Gewestelijk niveau ondertekend hebben en respecteren, voor zover zij in aanmerking komen voor deze akkoorden.

Tegelijk heeft de regering maatregelen genomen om het aanbod op de markt te verhogen. Zo werd beslist dat 25% van de productiecapaciteit toegankelijk moet zijn voor diverse marktactoren. In dit kader zal de Minister van Energie samen met de transmissienetbeheerder de mogelijkheden onderzoeken om de versterking van de interconnecties aan de zuidgrens te versnellen. Tegelijk zal de Minister van Energie aan de CREG en aan de Commissie voor bank- en financiewezen advies vragen over een regelgevend kader betreffende de oprichting, de toegang en het functioneren van een elektriciteitsbeurs. Daarnaast zal een evaluatie plaatsvinden van de eerste ronde van de veiling van virtuele productiecapaciteit (VPP).

Tenslotte heeft de regering beslist dat alternatieve energiebronnen makkelijker aansluiting krijgen op het transmissienet.

Vennootschapsbelasting

1) De Regering zal vanaf 1 juli 2005 een eerste evaluatie opstellen over de budgettaire gevolgen van de hervorming van de vennootschapsbelasting ingevoerd door de Wet van 24 december 2002 en zal vanaf die datum nagaan welke verdere stappen kunnen worden gedaan (bijvoorbeeld een verdere verlaging van de nominale tarieven en/of afbouw van de aanvullende crisisbijdrage).

2) De Regering zal vóór 1 juli 2004 onderzoeken op welke wijze het stelsel van de investeringsreserve kan worden gewijzigd, inzonderheid met het oog op het verhogen van de werkgelegenheid en het verbeteren van de kapitaalstructuur van de KMO's.

8. HEFBOOM CONCURRENTIEBELEID

Concurrentiebeleid

Een krachtig concurrentiebeleid betekent een jaarlijkse extra bijdrage aan het BNP van 250 miljoen euro, dit als gevolg van de vermindering van efficiëntieverliezen. Dit is volgens het Planbureau goed voor een 6000-tal jobs. Een nieuw beleid is tevens noodzakelijk in het kader van de Europese decentralisatie van de bevoegdheden.

De Ministerraad heeft beslist tot het creëren van een Belgische Mededingingsautoriteit met daarin een Mededingingsraad die de beslissingen neemt en een Mededingingsdienst die de onderzoeken doet. Ook wordt de Belgische wetgeving gestroomlijnd met de Europese wetgeving.

Een werkgroep zal zich buigen over de vaststelling van de concentratiedrempels ten einde de werklast voortkomende uit concentratiedossiers te verminderen.

Het vrijwaren van de concurrentie moet, wat de onderzoeken betreft, tijdelijk, tot de mededingingsautoriteiten voldoende uitgebouwd zijn en de sectorregulatoren gestabiliseerd zijn, door afspraken tussen de Mededingingsdienst en de sectorregulatoren worden overgenomen. Voor het einde van de legislatuur moeten de eerste stappen gezet zijn in de richting van het inpassen van de werking van de sectorregulatoren op het vlak van de mededingingscontrole in de Belgische Mededingingsautoriteit.

Strijd tegen sociale fraude in hogere versnelling

De regering kiest voor een kordate aanpak van de sociale fraude. Ze investeert daarom in een betere voorkoming, een scherpere controle en een efficiëntere sanctionering. Om dit te bereiken beveelt de Ministerraad een intensievere communicatie aan, de versterking van de inspectie, de vereenvoudiging van de reglementering en de hervorming van het sociaal strafrecht. De ministerraad heeft zaterdag ingestemd met een aantal in dit verband. De regering heeft bovendien een pakket maatregelen klaar voor specifieke doelgroepen.

Over de precieze omvang van de sociale fraude in België bestaan weinig cijfers. De schattingen van niet betaalde bijdragen en onterecht verkregen uitkeringen lopen uiteen van 1,7 tot 4,4 miljard euro per jaar. Wat het bedrag ook is, vast staat dat deze fraude de sociale zekerheid ondermijnt en de bescherming van de betrokken werknemers in gevaar brengt. Bovendien vervalst zwartwerk de concurrentie: wie geen sociale bijdragen betaalt, kan aan goedkopere voorwaarden werken.

De eenvoudigste manier om sociale fraude te doen afnemen, is ze te voorkomen. De overheid zal daarom veel intensiever communiceren over de bestaande reglementering. Bovendien zullen de regels vereenvoudigd worden, zodat ze gemakkelijker begrepen en nageleefd kunnen worden. Het verscherpen van de controles en een snellere bestraffing zullen ongetwijfeld ook een ontradend effect hebben. En uiteraard verwacht de overheid een positief effect van de maatregelen die voordelig zijn voor werkgevers en werknemers: de vermindering van de sociale bijdragen, de belastingverlaging en de specifieke maatregelen voor horeca, studentenarbeid, kunstenaars en poetshulp (de dienstencheques).

Een tweede spoor is de versterking van de sociale inspectiediensten. Die gebeurt door:
- het bevorderen van de samenwerking tussen de verschillende inspectiediensten. Hier zal over gewaakt worden door de Federale Raad voor de strijd tegen de illegale arbeid en de sociale fraude, het Federale Coördinatiecomité en de Arrondissementscellen. Deze instanties zullen onder meer zorgen voor een centrale planning en aansturing van het inspectiebeleid;
- het inzetten van extra personeel. In totaal worden ongeveer 80 bijkomende inspecteurs aangeworven.
- een doorgedreven informatisering. De bestaande databanken worden verder uitgebouwd en zullen toegankelijk zijn via een gezamenlijk informaticaplatform. Bovendien krijgen de inspectiediensten veel vlotter toegang tot een aantal andere databanken en komt er een team dat gespecialiseerd is in computerfraude.

Ten derde wordt een aantal sociale regels sterk vereenvoudigd. Door deze vereenvoudiging kunnen de regels beter begrepen en nageleefd worden. Bovendien maakt ze een doeltreffende controle door de inspectiediensten mogelijk. De domeinen waarop vereenvoudigingen voorbereid worden, zijn:

- de sociale documenten in de tuinbouw en de horeca;
- de gegevens die zowel op de loonfiche als in de RSZ-aangifte voorkomen;
- het begrip "loon" in de sociale zekerheid, de fiscaliteit en het arbeidsrecht
- de definitie van arbeidstijd;
- de dagen en uren waarop bouwwerken uitgevoerd mogen worden.

Het sluitstuk is de hervorming van het sociaal strafrecht. De regering wil een eind maken aan de wirwar van strafrechtelijke sancties door:

- voortaan slechts drie types van inbreuken te definiëren (zwaar, minder zwaar en licht), met dus drie soorten strafmaten;
- een aantal inbreuken voortaan te bestraffen met administratieve geldboetes. Zo kunnen deze zaken sneller afgehandeld worden (wat ontradend werkt) en krijgen de rechtbanken meer tijd voor de grote inbreuken.

Het is ook de bedoeling om in het gerecht tegen eind 2004 gespecialiseerde kamers op te richten, die uitsluitend sociaalrechtelijke strafzaken behandelen.

Naast deze algemene maatregelen, doet de regering ook gerichte ingrepen voor specifieke doelgroepen:

- mensen die afkomstig zijn uit Oost-Europa ("PECO-onderdanen") die zich bij ons vestigen als zelfstandigen. Er komen maatregelen om bestaande misbruiken tegen te gaan;
- mensen met een uitkering die tegelijk werken, maar dit niet melden. Dit zal gecontroleerd worden via de koppeling van databanken.
- mensen die op beperkte schaal artistieke activiteiten uitvoeren. De inkomsten tot 2000 euro per jaar (100 euro per prestatie) zullen behandeld worden als onkostenvergoedingen. Ze worden dus vrijgesteld van fiscale en sociale bijdragen. De sociale bijdragen die gelden voor hogere bedragen worden ook verder verlaagd.
- slachtoffers van mensenhandel. Werkgevers die misbruik maken van hun situatie, zullen strenger aangepakt worden.

Correctere inning van belastingen

Wat betreft de betere inning van de belastingen en de strijd tegen de fiscale fraude werd het actieplan verder verscherpt. Ter concrete uitvoering van de punten van het regeerakkoord heeft de Ministerraad beslist dat er boordtabellen worden aangelegd met een strakke kalender met het oog op een intense opvolging van de uitvoering. Die opvolging gebeurt zowel door de regering als door de Kamercommissie Financiën die daarover reeds in februari aanstaande een eerste vergadering zal houden.
Naast de zeven belangrijke punten ter bestrijding van de fiscale fraude die in het regeerakkoord zijn opgenomen, heeft de Ministerraad beslist over drie nieuwe krachtlijnen:

1. er worden fiscale specialisten ter beschikking gesteld van het Departement Justitie, ondermeer aan de gerechtelijke instanties.
2. er wordt uitgezocht in welke mate de verzaking aan roerende voorheffing toegekend aan spaarders, niet ingezeten, wordt misbruikt.
3. de toegang door de fiscus tot de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid en de Balanscentrale van de Nationale Bank wordt sterk verbeterd.

9. HEFBOOM ADMINISTRATIEVE VEREENVOUDIGING EN E-GOVERNMENT

Vruchtbare samenwerking leidt tot vereenvoudiging

De Ministerraad heeft de Staatssecretarissen verantwoordelijk voor respectievelijk de Informatisering van de Staat en de Administratieve Vereenvoudiging, de opdracht gegeven hun goede samenwerking verder te zetten om zo een aantal belangrijke vereenvoudigingsprojecten, dank zij een uitgekiende ICT-ondersteuning, te verwezenlijken.

Wat betreft e-government concentreren de beslissingen van de Ministerraad zich rond zes punten:
1. Task Force Administratieve Vereenvoudiging en informatisering van de Staat: de federale Task Force wordt heropgestart, onder het voorzitterschap van de Premier. Alle inspanningen rond Informatisering en Administratieve Vereenvoudiging worden in de Task Force gecoördineerd.
2. De éénvormigheid van Informatie:
de elektronische identiteitskaart, die beveiligde overheidsdiensten garandeert, wordt aanvaard als unieke identificatiekaart voor alle federale overheidstoepassingen en wordt tevens aan de Gemeenschappen en Gewesten aangeboden.
De FEDMAN (het netwerk waarop het dataverkeer van de federale overheid beveiligd wordt verstuurd) zal door alle Federale OverheidsDiensten (FOD's) worden gebruikt, en eveneens aan de Gemeenschappen en Gewesten worden aangeboden.
Hetzelfde geldt voor de federale Portaalsite, www.belgium.be , die meer dan ooit de unieke toegangspoort tot alle soorten overheidsinformatie moet worden. Om de communicatie met de federale overheid te vereenvoudigen, krijgen alle federale ambtenaren een uniform e-mailadres, voornaam.naam@belgium.be
3. De Staatssecretaris, in samenwerking met de Minister van Binnenlandse Zaken, introduceert een eID-label voor toepassingen met de elektronische identiteitskaart (eID). Op die manier worden ook bedrijven gestimuleerd gebruik te maken van de eID, en garandeert het label een absoluut beveiligde toepassing. Hetzelfde geldt voor kaartlezers: de bestaande kaartlezers en de apparaten die nog op de markt komen, krijgen een eID-label indien ze aan alle voorwaarden voldoen.
4. Een belangrijk element in het creëren van nieuwe banen, is het verminderen van de administratieve last van bedrijven. Het volledige circuit van openbare aanbestedingen (van het publiceren over het indienen van een offerte tot en met de toewijzing en de uitvoering) wordt geïnformatiseerd. Momenteel wordt alleen de publicatie door een beperkt aantal overheidsdiensten gebruikt.
5. Kruispuntbank Ondernemingen: de KBO wordt verder uitgebouwd, en vanaf 1 april maken de Staatssecretarissen bekend welke nieuwe toepassingen via de KBO beschikbaar worden gesteld.
6. Tax-on-web II: de Ministerraad beslist dat Tax-on-Web verder wordt uitgebreid. Mandaathouders zullen voor derden de elektronische belastingsaangifte kunnen invullen, en ook belastingsambtenaren kunnen een volmacht krijgen om burgers aan het loket elektronisch verder te helpen. Ten slotte wordt het ook mogelijk om de bijlagen elektronisch toe te voegen.

De Ministerraad heeft 16 concrete voorstellen goedgekeurd inzake de administratieve vereenvoudiging. Doel is om de administratieve lasten op bedrijven in 2004 verder te verminderen op drie terreinen:

- startende zelfstandigen en bedrijven
- fiscale verplichtingen
- sociale verplichtingen

Het opstarten van een bedrijf zal verder worden vereenvoudigd door het uniek ondernemingsloket te versterken en meer bevoegdheden te geven. Het ultieme doel is de opstarttermijn van 56 dagen te beperken tot 3 dagen. Zodoende kunnen we het aantal starters (2002: 3%; 2003 3,9%) verder opdrijven. Volgende beslissingen zijn daartoe genomen:

1. de oprichting van een vennootschap zal sneller en gemakkelijker kunnen door de elektronische aansluiting van de notaris op de Kruispuntbank Ondernemnigen. Vandaag duurt deze procedure 10 tot 30 dagen. Dit zal worden herleid tot 1dag. De aansluiting wordt voorzien tegen 1 september 2004. Ook de publicatie in het elektronisch Belgisch Staatsblad zal tegen de zelfde datum worden vergemakkelijkt. Ten slotte voorzien we een publiek toegankelijke statutendatabase tegen 1 januari 2005.

2. Eveneens zal de BTW-inschrijving in het ondernemingsloket kunnen geschieden. Dit levert een tijdsbesparing op van 5 tot 10 dagen. Vandaag moet men immers na het ondernemingsloket nog eens apart naar het BTW-kantoor.

3. Er zal gestart worden met een complete elektronische opstartmogelijkheid voor cafés, restaurants en hotels. Naast de ondernemingsformaliteiten zullen ook alle attesten en vergunningen (Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid, verkoop tabak en alcohol,...) kunnen worden geregeld in het uniek ondernemingsloket.

4. Tegen 1 september 2004 komt er een concreet voorstel van modernisering van de vestigingswetgeving van 1998, na consultatie met de betrokken organisaties. Het project wordt aangestuurd door de Minister van Middenstand.

Voor bestaande bedrijven zullen bestaande verplichtingen vereenvoudigd worden:

1. bedrijven met een omzet tussen 500.000 en 1.000.000 euro zullen volstaan met een driemaandelijkse in plaats van een maandelijkse BTW-aangifte, met uitsluiting van fraudegevoelige sectoren. Dit zorgt voor een administratieve vereenvoudiging voor meer dan 25.000 bedrijven. Deze maatregel gaat in op 1 januari 2005.
2. de verplichting tot het houden van de papieren boekhouding wordt afgeschaft indien de elektronische boekhouding de nodige garanties biedt om fraude tegen te gaan.Een voorontwerp van Koninklijk Besluit is hiertoe voorbereid, en zal medio maart 2004 op de Ministerraad worden goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor de verplichting om blanco-boeken te laten paraferen of viseren blad na blad door de griffie van de handelsrechtbank. Dit impliceert minder papieren voor honderdduizenden bedrijven en zelfstandigen.
3. De elektronische belastingsaangifte (tax-on-web) wordt uitgebreid zodat meer mensen (2003: 57.000) er gebruik van maken. Daartoe zullen ambtenaren die op vandaag voor 400.000 burgers de belastingsaangifte invullen gebruik maken van deze elektronische aangifte.
4. Ook op het vlak van de sociale verplichtingen van bedrijven zal er verder worden vereenvoudigd. Nadat de multifunctionele aangifte (DMFA) en Dimona op 1 januari 2003 werden opgestart en die beide betrekking hebben op loon en arbeidstijden, zullen ook andere gegevens in verband met tewerkstelling geëlektroniseerd worden via de aangifte van sociale risico's. Concreet denken we de aangifte van een arbeidsongeval.
5. Specifiek voor de horeca en de tuinbouw zal de vrijstelling van de aangifte voor gelegenheidswerkers met 1 jaar worden uitgesteld tot 1 januari 2005. Eerst moet er een studie komen naar de vermindering van de administratieve lasten voor deze sectoren.
6. Ten slotte zal onder leiding van de Minister van Werk een nota worden voorbereid om het elektronisch afsluiten van arbeidscontracten en de elektronische kennisgeving, en dit tegen 1 mei 2004.

Al deze voorstellen zullen worden geïntegreerd in de actieplannen "vereenvoudiging" die elke minister tegen 15 februari aanstaande klaar zal hebben, hetgeen zal resulteren in een totaal actieplan administratieve vereenvoudiging einde maart 2004. Elk trimester volgt een rapportering aan de ministerraad die de resultaten zal implementeren.