VVD



Nieuws

19 jan 2004 - Vragen Laetitia Griffith over
vermeende vertrouwensbreuk in OM

Vragen van het lid Griffith (VVD) aan de minister van Justitie over de vermeende vertrouwensbreuk binnen het Openbaar Ministerie.

19 januari 2004

1. Is de Minister bekend met de artikelen uit het Parool, de Volkskrant en de Telegraaf over het Openbaar Ministerie?

2. Hoe oordeelt de Minister over de ontstane situatie binnen het openbaar Ministerie naar aanleiding van het opsporingsonderzoek naar de bedreigingen aan het adres van Officier van Justitie, de heer Plooy?

3. Hoe kijkt de minister aan tegen de berichten uit het openbaar ministerie dat er sprake is van geschonden vertrouwen tussen 'de werkvloer' en de top van het Openbaar Ministerie?

4. Is de Minister van mening dat er sprake van een gezagscrisis binnen het Openbaar Ministerie?

5. Wat vindt de minister van de berichtgeving dat de stijl van leiding geven door de voorzitter van het College van procureurs-generaal, de heer de Wijkerslooth, nadelig is voor de bestrijding van de criminaliteit?

6. Klopt het dat de gedachte heerst binnen het Openbaar Ministerie dat in de frontlinie van de oorlog tegen de georganiseerde misdaad, er onvoldoende bescherming aan de aanklagers wordt geboden. Welke stappen wilt u ondernemen om aanklagers wel afdoende te beschermen in hun strijd tegen de georganiseerde criminaliteit?

7. Op welke wijze heeft de minister invulling gegeven aan zijn ministeriële verantwoordelijkheid in deze kwestie? Is de minister voornemens een commissie in te stellen om de vertrouwensbreuk en de gezagscrisis binnen het Openbaar Ministerie te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?

8. Kan de Minister aangeven of het opsporingsonderzoek naar de bedreigingen aan het adres van de officier van Justitie, de heer Plooy is stopgezet? Klopt het dat de samenstelling van het opsporingsteams is veranderd. Wat is de reden hiervan?

9. Wat vindt de minister van de opmerkingen van de heer De Wijkerslooth dat de wettelijke mogelijkheden van het Openbaar Ministerie om bijzondere afspraken met criminelen te maken te beperkt zijn en dat hij voorstander is van een uitbreiding van deze bevoegdheden. Is aanpassing van de regelgeving wenselijk?