E.ON BENELUX B.V.
E.ON Nieuwjaarstoespraak Staatssecretaris Nicolai
Maandag 19 januari 2004
Gemeentemuseum, Den Haag
Staatssecretaris van Europese Zaken Atzo Nicolaï
Dames en heren,
Bijna elk jaar wordt geroepen dat Europa een historisch jaar te
wachten staat. Het gebruik van het woord .historisch. heeft dan ook
wel enige sleet opgelopen. Maar hoe je het ook wendt of keert, 2004
wordt een heel belangrijk Europees jaar.
De belangrijkste gebeurtenis op de Europese kalender vindt op 1 mei
plaats. Dan treden acht Midden- en Oost-Europese landen, plus Cyprus
en Malta tot de EU toe. Daarmee komt definitief een einde aan de
tweedeling van Europa die door de Koude Oorlog werd opgedrongen. Een
mijlpaal dus.
Na de uitbreiding van de EU komen de verkiezingen voor het Europees
parlement. In Nederland zullen die op 10 juni plaatsvinden. Dan volgt
vanaf 1 juli het Nederlandse voorzitterschap van de EU, dat tot het
einde van dit jaar zal duren. Tijdens dit voorzitterschap zal op 1
november een nieuwe Europese Commissie aantreden. 2004 staat voor
Nederland dus zondermeer in het teken van Europa.
De aanstaande uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe
lidstaten is ongekend. Europa wordt groter dan ooit tevoren. Bovendien
is de uitbreiding nog niet voorbij. Roemenië, Bulgarije, Turkije en
Kroatië willen ook deel gaan uitmaken van de Unie. En ongeacht wat
daarover uiteindelijk wordt besloten, denk ik dat de eerste tien jaar
van deze eeuw . althans wat Europa betreft . de geschiedenisboeken
zullen ingaan als het .Decennium van de uitbreiding..
Maar de 21ste eeuw in zijn geheel zou wel eens de .Eeuw van de
energie. kunnen worden. Voor Nederland, voor Europa en voor de wereld
in zijn geheel. Want de vraag die zich in de komende tientallen jaren
steeds dwingender zal opwerpen luidt: hoe kunnen wij op duurzame wijze
blijven voorzien in de wereldwijde behoefte aan energie? Veel zal
afhangen van ons antwoord op deze vraag. Daarbij zal ongetwijfeld ook
steeds naar ontwikkelingen in de energiesector gekeken worden. Mijn
verwachting is dat u over aandacht niet te klagen zult hebben.
Wat versta ik nu precies onder een duurzame mondiale
energiehuishouding? Een duurzame mondiale energiehuishouding is naar
mijn mening een energiehuishouding die economisch efficiënt is, het
milieu niet onevenredig belast en voldoende energie levert . niet
alleen voor geïndustrialiseerde gebieden, zoals Europa en Amerika,
maar voor de gehele wereld. Om dit te bereiken zal het nodig zijn dat
alle energiebronnen . fossiel, hernieuwbaar, nucleair . worden benut.
We moeten een duurzame energiemix tot stand brengen.
Waar het om gaat is ervoor te zorgen dat ook in de toekomst voldoende
energie beschikbaar is. Twee kwesties vragen daarbij om aandacht. In
de eerste plaats de kwetsbaarheid van de distributiesystemen van
energie en in de tweede plaats de huidige afhankelijkheid van de
aanvoer van fossiele energie. Ik zal over beide punten iets zeggen.
Allereerst de kwetsbaarheid van de distributiesystemen. Die
kwetsbaarheid was vorig jaar tweemaal wereldnieuws. Eerst ging het
licht uit in grote delen van het Noordoosten van de Verenigde Staten
en een aangrenzend deel van Canada. Een wereldstad als New York werd
in het duister gedompeld. Nog voordat het euvel was verholpen,
begonnen de Amerikanen en Canadezen te zwartepieten over de vraag wie
aan de stroomuitval schuld had.
Maar ook aan deze kant van de Atlantische Oceaan sloeg het noodlot op
spectaculaire wijze toe. In september was het namelijk de beurt aan
Italië om enige tijd zonder stroom te zitten. Dit leverde voor
nieuwsrubrieken en kranten mooie plaatjes op van het donkere silhouet
van de Eeuwige Stad tegen een lucht met een opkomende zon, die na een
pikdonkere nacht weer wat verlichting zou brengen. Ondertussen waadden
de Romeinse ijsverkopers . bijgeschenen door voor de deur geparkeerde
scooters . in hun ijssalons tot hun enkels door een plas gesmolten
zuppa inglese, stracciatella- en pistacheijs.
Het hoeft geen betoog dat de economische schade van dergelijke
stroomstoringen bijzonder groot is en niet beperkt blijft tot bergen
gesmolten Italiaans ijs. Want ook het vertrouwen van de bevolking
wordt geschokt. Zij is plotseling afgesneden van de aanvoer van
elektriciteit. Een aanvoer die als vanzelfsprekend wordt beschouwd. De
ervaring leert dat eigenlijk alleen het geboortecijfer bij zulke
ingrijpende stroomstoringen is gebaat.
Inmiddels is wat meer bekend over de oorzaken van de stroomuitval. In
Amerika zou veroudering van het distributiesysteem aan de problemen
ten grondslag hebben gelegen. In Italië wordt ondermeer de slechte
communicatie met netbeheerders in de buurlanden verantwoordelijk
gehouden. Hoewel dus niet een direct verband bestaat met de
liberalisering van de energiemarkt, maken deze black-outs wel
duidelijk dat goede regels noodzakelijk blijven om ervoor te zorgen
dat de huidige distributiesystemen voldoende robuust zijn en blijven.
Naar mijn idee moeten wij op Europees niveau de voorwaarden scheppen
voor een klimaat waarin de energiesector wordt gestimuleerd te
investeren in voldoende opwekkings- en distributiecapaciteit.
De kwetsbaarheid van de distributiesystemen van energie verdient onze
aandacht. Maar om de aanvoer van energie in de toekomst veilig te
stellen, moeten we ook kijken naar onze afhankelijkheid van de aanvoer
van fossiele energie. Dat brengt mij op mijn tweede punt.
Ook over die afhankelijkheid verschijnen regelmatig berichten in het
nieuws. Een week geleden liet Shell weten dat zijn olie- en
gasreserves minder groot zijn dan eerder geschat. De voorraden in
Australië, Nigeria en landen in het Verre Oosten bestaan wel, maar
overeenstemming met regeringen over de winning laat op zich wachten en
het is soms lastiger dan verwacht om de olie of het gas op te
pompen.
Dit bericht houdt voor mij een waarschuwing in. Het herinnert mij
eraan dat de afhankelijkheid van Europa van de import van fossiele
energiebronnen de komende decennia fors zal toenemen. In het jaar 2000
was de Europese Unie nog in staat om in ongeveer de helft van haar
eigen behoefte aan fossiele energie te voorzien. Over iets meer dan
twintig jaar, in 2025, zal dat tot iets meer dan een kwart zijn
teruggelopen. Dat betekent dat de Unie tegen die tijd al bijna
driekwart van haar behoefte aan fossiele energie zal moeten
importeren. En daarin staat Europa niet alleen, want voor de Verenigde
Staten geldt een vergelijkbaar percentage.
Tegen deze grotere afhankelijkheid lijkt nauwelijks kruid gewassen. De
Europese bronnen hebben in 2025 hun beste tijd gehad, nucleaire
energie en steenkool worden binnen Europa als alternatief door velen
verworpen en ondertussen zal de vraag naar energie door economische
groei alleen maar toenemen. En niet alleen in Europa, want het is een
mondiaal verschijnsel. Zo voorspelde het International Energy Agency
(IEA) twee jaar geleden dat de wereldwijde behoefte aan energie tussen
nu en 2030 met ruim vijftig procent zal stijgen. De verwachting is dat
met name fossiele brandstoffen in de stijgende behoefte aan energie
zullen moeten voorzien. De IEA denkt dat dit zal leiden tot een
stijging van de vraag naar olie met zestig procent, een verdubbeling
van de vraag naar aardgas en een toename met dertig procent van de
vraag naar steenkool.
Velen onder u zullen deze cijfers wel kennen. Anderen zal het nu
misschien duizelen. Hoe dan ook: de conclusie dat Europa in de
toekomst steeds meer fossiele energie zal moeten importeren lijkt
onontkoombaar. Met dat vooruitzicht moeten we rekening houden. Zeker
als we ons bedenken dat de gebieden met de grootste voorraden olie en
gas niet tot de meest stabiele regio.s ter wereld kunnen worden
gerekend . en dat is op het ogenblik voor het Midden-Oosten nog mild
uitgedrukt. En wie weet hoe de situatie zich de komende jaren rond de
Kaspische Zee en in Rusland zal ontwikkelen?
Overigens is het niet nodig onze afhankelijkheid te dramatiseren. Met
uitzondering van een paar grote exporteurs is immers geen land ter
wereld zelfvoorzienend op energiegebied. Dat is niet per definitie
onrustbarend: er zijn nog zoveel andere belangrijke zaken die we
moeten importeren. Maar de risico.s van onze afhankelijkheid van de
import van fossiele energie moeten wel worden verkleind. Dit vereist
optreden in EU-verband. Ik kom daar later op terug.
Om ervoor te zorgen dat elke Europeaan ook in de toekomst over
voldoende energie beschikt, heb ik gewezen op de noodzaak van robuuste
distributiesystemen en benadrukt dat we de risico.s van de groeiende
afhankelijkheid van de import van fossiele energie zoveel mogelijk
moeten indammen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het IEA heeft
eind vorig jaar becijferd dat tussen nu en 2030 investeringen nodig
zijn ter hoogte van ongeveer 16 triljoen dollar . dus een zestien met
twaalf nullen. Omgerekend tegen de huidige wisselkoers toch nog zo.n
12,5 triljoen euro.
Dit lijkt een astronomisch bedrag. Maar is het echt zoveel? Het
antwoord luidt: .nja.. Zowel .ja. als .nee. dus . afhankelijk van wie
de portemonnaie moet trekken. Als we het bedrag bijvoorbeeld afzetten
tegen het wereldwijde BNP dan valt het leed te overzien: 16 triljoen
is daarvan maar één procent. Een vergelijkbare berekening valt voor de
Europese Unie zelfs gunstiger uit, want dan belopen de noodzakelijke
investeringen slechts een bedrag ter hoogte van een half procent van
het BNP van de EU.
Maar het omgekeerde is het geval voor andere regio.s. Neem
bijvoorbeeld Rusland. Daar zal de komende decennia jaarlijks gemiddeld
vijf procent van het BNP in de energiesector moeten worden
geïnvesteerd. Oftewel een derde van de binnenlandse investeringen. Je
kunt je afvragen of dit gaat lukken.
Ik hoop dat ik u inmiddels heb kunnen overtuigen dat de
voorzieningszekerheid van energie mijn warme belangstelling heeft. Ook
de Europese Unie hecht gelukkig veel belang aan onze toekomstige
energievoorziening. De Unie heeft haar gedachten over dit onderwerp
uiteengezet in het Groenboek Voorzieningszekerheid uit 2001. In dit
Groenboek worden de strategische lijnen uitgezet waarmee de Unie
tracht de kwetsbaarheid van de distributiesystemen te verminderen en
de risico.s van de afhankelijkheid van de import van fossiele energie
in te dammen.
De Unie heeft zich bij het uitzetten van de strategische lijnen in het
Groenboek beperkt tot terreinen waar zij een duidelijke meerwaarde
heeft, zoals het bevorderen van de vrijhandel in de wereld en de
versteviging van de interne markt in Europa. Dat vind ik heel
verstandig. Dat zijn terreinen waar de Unie zeer goed thuis is en waar
gezamenlijk optrekken in Europees verband nuttig is.
Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat inmiddels vooruitgang is
geboekt. Denk bijvoorbeeld aan de liberalisering van de energiemarkt,
die over niet al te lange tijd in heel Europa een feit zal zijn. Frits
Bolkestein en Karel van Miert hebben in voorgaande jaren bij deze
gelegenheid al over liberalisering gesproken. Ik wil dat hier niet nog
eens doen. Toch kan ik het niet nalaten de sanctie die de Europese
Commissie medio december heeft opgelegd aan het Franse energiebedrijf
Electricité de France (EdF) nog eens in herinnering te roepen. Dit
bedrijf moet 1,2 miljard euro terugbetalen aan de Franse overheid. EdF
had het geld uitgespaard omdat het in 1997 minder belasting hoefde te
betalen. Dat is nu door de Commissie aangemerkt als ongeoorloofde
staatssteun. Ik vind dit een goede ontwikkeling. Hopelijk maakt dit
een eind aan de situatie waarbij Franse energiebedrijven de
liberalisatie van de energiemarkt aangrijpen om Europa in te gaan,
terwijl Frankrijk weigert de eigen markt voor anderen open te
stellen.
Maar deze en andere successen betekenen natuurlijk niet dat we er al
zijn. Integendeel. Er is nog veel werk te doen. Ik denk bijvoorbeeld
dat het verstandig zou zijn om een heldere Europese gemeenschappelijke
buitenlandse politiek te formuleren die gericht is op het beperken van
de risico.s die verbonden zijn met groeiende afhankelijkheid van de
import van fossiele energie. Om die reden is de relatie van Europa met
Rusland zo belangrijk. Het is hoog tijd dat resultaten worden geboekt
in de energiesector. Zo moeten we bijvoorbeeld blijven aandringen op
ratificatie van het Energy Charter Treaty en het bijbehorende
Transitprotocol.
Ook tijdens het Nederlands voorzitterschap zal de relatie met Rusland
ongetwijfeld een rol spelen. En ik wil me voor de uitbouw ervan graag
blijven inzetten. De Russische inzet om allerlei belangrijke dossiers
zoals die over de WHO, Kyoto en het Transitprotocol aan elkaar te
knopen vind ik contraproductief. Maar ook aan de houding van de EU
valt het een en ander te verbeteren. Denk daarbij aan de onenigheid
binnen de Commissie over langetermijncontracten. Eerst vond de
Commissie dat dit niet zou moeten worden toegestaan omdat ze de
marktwerking belemmerden. Nu wil ze juist wel langetermijncontracten
aangaan om de voorzieningszekerheid te waarborgen. De impasse duurt al
te lang. De EU mag blij zijn dat de Chinezen niet zoveel geld hebben,
want anders had Rusland zijn gas allang aan hen verkocht.
Dit jaar . ik noemde het zo-even al . zullen maar liefst tien nieuwe
lidstaten tot de Europese Unie toetreden. Tot besluit van deze
nieuwjaarstoespraak wil ik kort ingaan op de gevolgen van deze
uitbreiding voor de voorzieningszekerheid op het gebied van energie.
Maakt de aanstaande uitbreiding die taak gemakkelijker of juist
moeilijker?
Allereerst betekent de uitbreiding van 1 mei aanstaande dat de interne
markt van de EU wordt vergroot. Eerst zal veel werk nodig zijn om een
goed functionerende interne energiemarkt te verwezenlijken. Maar als
die uitgebreide interne energiemarkt eenmaal functioneert, dan biedt
hij ons allen een betere bescherming tegen lokale, regionale en
nationale energietekorten.
Ook positief is dat de nieuwe lidstaten nog veel vooruitgang kunnen
boeken op het gebied van energiebesparing. Zo zal modernisering van
het verouderde machinepark uit vervlogen communistische tijden
ongetwijfeld tot grote besparingen leiden.
Daarnaast betekent de uitbreiding dat de Unie groter wordt. Haar
gewicht in de internationale economische verhoudingen neemt daardoor
toe.
Tenslotte rukken de grenzen van de Unie door de uitbreiding naar het
oosten op. De Unie komt daardoor bijvoorbeeld dichter bij de
belangrijkste leveranciers van fossiele energie te liggen. Deze
geopolitieke realiteit kan in relatie met de landen in deze regio
voordelig zijn. Voorwaarde is dan wel dat de EU ten aanzien van deze
regio een gemeenschappelijke beleid formuleert dat bijdraagt aan
politieke en economische stabiliteit, een gunstig investeringsklimaat
en tegelijkertijd inzet op het ontsluiten van de aanwezige fossiele
energiebronnen.
Tegenover deze positieve ontwikkelingen staat dat de toetredende
lidstaten stuk voor stuk meer energie in- dan uitvoeren. En dat
verbruiksoverschot zie ik in de toekomst eerder groter dan kleiner
worden. Je mag immers verwachten dat de economische groei van deze
landen na hun toetreding een extra impuls krijgt. En zoiets leidt
doorgaans tot meer energieverbruik. Pas als Rusland tot de Unie zou
toetreden, zou de Europese netto-positie op het gebied van energie
aanmerkelijk verbeteren. Maar dat zie ik nog niet gebeuren.
Dames en heren,
Het beperken van de risico.s van afhankelijkheid van import van
fossiele energie is een belangrijke strategie. Op lange termijn biedt
zij echter geen soelaas voor het vraagstuk van voorzieningszekerheid.
De bronnen zijn beperkt en de risico.s van een te grote
afhankelijkheid van import van fossiele energie zijn voor een duurzame
energiehuishouding te groot. En dan heb ik het nog niet eens gehad
over de milieu- en gezondheidseffecten van een te hoog verbruik van
fossiele energie.
Voor een duurzame oplossing van het vraagstuk van
voorzieningszekerheid is het zeker zo belangrijk dat wij onze aandacht
richten op diversificatie van energiebronnen en vergroting van de
efficiency. In Nederland wordt daaraan hard gewerkt en ook in Europees
verband worden allerlei initiatieven ontplooid.
Als de voorspelling van het IEA uitkomt dat fossiele brandstoffen in
2030 nog steeds voorzien in meer dan negentig procent van de
wereldwijde energiebehoefte, dan vind ik dat zorgelijk. Want dat
betekent dat onze inspanningen om te komen tot een duurzame energiemix
. met een dalend aandeel van fossiele brandstoffen . te weinig
resultaat zullen hebben gehad. Dat lijkt mij zowel op grond van
geopolitieke overwegingen als vanuit het oogpunt van
voorzieningszekerheid een slechte zaak.
Ik vind dat overheid en bedrijfsleven samen en gebruikmakend van de
kracht van Europa ervoor moeten zorgen dat de 21ste eeuw daadwerkelijk
de geschiedenis ingaat als de .Eeuw van de energie. en niet die van de
.energiecrisis.. Dat betekent dat we een duurzame mix tot stand moeten
brengen van fossiele, hernieuwbare en nucleaire energie. Want met een
zinspeling op een uitspraak van Don Huberts, voormalig CEO van Shell
Hydrogen: .Net zomin als de Steentijd ten einde kwam door een gebrek
aan stenen, hoeven we niet te wachten op de uitputting van de olie- en
gasvoorraden om het tijdperk van de fossiele energie af te sluiten..
Ik dank u.
20 jan 04 12:13