Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 52
Uw brief Ons kenmerk
9 december 2003 SV/V&V/03/95165
nr. 2030404410
Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid Mosterd 20 januari 2004
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Financiën, de antwoorden op de vragen van het lid
Mosterd (CDA) over de opbouw van de AOW door Nederlanders die woonachtig zijn in het
buitenland.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M.Rutte)
2
2030404410
Vragen van het lid Mosterd (CDA) aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en van Financiën over de opbouw van AOW door Nederlanders die woonachtig
zijn in het buitenland. (Ingezonden 8 december 2003)
1
Is het u bekend dat er Nederlanders zijn die woonachtig zijn in het buitenland en tevens
ingeschreven staan in de basisadministratie van een Nederlandse gemeente in Nederland?
Antwoord 1
Ja. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een ingezetene weliswaar buiten Nederland verblijft
maar nog niet wettelijk is verplicht om zich daadwerkelijk uit de GBA uit te schrijven. Artikel 68
van de Wet GBA bepaalt dat de ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten
minste twee derde van de tijd buiten Nederland zal verblijven is verplicht bij het college van
burgemeester en wethouders van de gemeente van inschrijving binnen vijf dagen voor zijn vertrek
uit Nederland schriftelijk aangifte van vertrek te doen.
Overigens wordt er met betrekking tot de toepassing van de AOW geen onderscheid gemaakt
naar nationaliteit. In het kader van de beantwoording gaat het dus zowel om Nederlanders als om
personen met een andere nationaliteit.
2
Is het u bekend dat deze Nederlanders jaarlijks hun AOW rechten opbouwen?
Antwoord 2
Voor de beantwoording van de vraag of iemand als verplicht verzekerde voor de
volksverzekeringen, in casu de AOW, kan worden aangemerkt, geldt het ingezetenschap als
uitgangspunt: iedereen die in Nederland woont, is in beginsel verzekerd. Om te kunnen beoordelen
of iemand in de zin van de AOW geacht kan worden in Nederland te wonen, is het van belang dat
er tussen de belanghebbende en Nederland een persoonlijke band van duurzame aard bestaat.
Aan de hand van vaste jurisprudentie wordt vastgesteld of die persoon het middelpunt van zijn
maatschappelijk leven in ons land heeft.
In een grensoverschrijdende situatie beoordeelt het uitvoeringsorgaan, de Sociale
Verzekeringsbank (SVB), of iemand het middelpunt van zijn maatschappelijk leven in Nederland
heeft. Het onderzoek daarvoor spitst zich toe op de feitelijke omstandigheden.
Doorslaggevend daarbij is in welke mate betrokkene een juridische, een economische en een
sociale binding met Nederland heeft. In sommige gevallen is één van deze bindingen zo sterk dat
deze op zichzelf reeds tot ingezetenschap leidt. In andere gevallen is geen van deze bindingen
voldoende sterk om tot ingezetenschap te leiden, maar moet op grond van het complex van
factoren toch tot ingezetenschap worden geconcludeerd. Bij de beoordeling is tevens van belang of
en in hoeverre er (nog) sprake is van binding met een ander land dan Nederland. In principe kan
gesteld worden dat de band met Nederland sterker is naarmate de band met een ander land
zwakker is.
3
Bij de beoordeling van het ingezetenschap is de inschrijving in de Gemeentelijke basisadministratie
(GBA) slechts één onderdeel. De inschrijving is derhalve niet doorslaggevend.
Blijkt uit het onderzoek dat betrokkene, gelet op de feitelijke omstandigheden, ondanks de
inschrijving in de GBA niet in Nederland woont, dan zal de SVB het hiermede verband houdende
tijdvak niet in het AOW-pensioen honoreren , mits betrokkene niet op een andere grond als
verzekerde kan worden aangemerkt.
In de spiegelbeeldsituatie, de betrokkene is niet ingeschreven in de GBA, zal de SVB wel AOW-
rechten toekennen als blijkt dat naar de omstandigheden beoordeeld de betrokkene geacht moet
worden in Nederland te wonen.
Indien er geen sprake is van verzekering, omdat betrokkene niet als ingezetene in de zin van de
AOW kan worden aangemerkt, zal de SVB geen AOW-rechten toekennen, zelfs al is die persoon
in de GBA ingeschreven.
De SVB stelt veelal de verzekerde periode(n) eerst vast na ontvangst van een aanvraag om AOW,
dus relatief kort voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Daarbij is, zoals eerder opgemerkt,
inschrijving in de GBA een belangrijk gegeven, maar niet doorslaggevend. Indien daartoe
aanleiding bestaat doet de SVB onderzoek of de aanvrager en/of de relevante partner naar de
feitelijke omstandigheden als Nederlands ingezetene kan worden beschouwd, zoals bedoeld in de
AOW. Aanleiding voor een dergelijke onderzoek kan onder meer zijn:
- de door de aanvrager verstrekte informatie in de aanvraag;
- de aanvraag wordt vanuit het buitenland verzonden;
- een melding van een buitenlands sociaal verzekeringsorgaan, bijvoorbeeld een buitenlandse
stand van verzekering, conform de administratieve procedures ingevolge de verdragen,
administratieve akkoorden en Europese verordeningen ter zake;
- de in de verzekeringsadministratie van de SVB geregistreerde informatie, onder meer
afkomstig van de belastingdienst en het zogeheten Schakelregister.
Slechts in die gevallen waarin de aanvrager onjuiste gegevens verstrekt aan de SVB inzake
perioden van wonen in het buitenland en er geen sprake is van enig signaal dat de GBA-gegevens
niet juist zijn, kan het voorkomen dat zowel Nederlanders als niet-Nederlanders ten onrechte als
AOW-verzekerd worden beschouwd op grond van de inschrijving in de GBA.
3
Acht u dit terecht ten opzichte van in het buitenland wonende Nederlanders die niet ingeschreven
staan in het Nederlandse bevolkingsregister en daardoor jaarlijks 2% gekort worden op hun
AOW-opbouw? Is hier sprake van rechtsongelijkheid?
Antwoord 3
Naar de mening van het kabinet is er geen sprake van rechtsongelijkheid. De SVB doet alles wat
in haar vermogen ligt om de juiste verzekerde perioden vast te stellen en fraude of misbruik te
voorkomen.
In verband hiermede valt nog op te merken dat de SVB binnenkort - in de vorm van een
pilotproject - start met het vroegtijdig vaststellen van verzekeringsloopbanen met een internationaal
aspect. Hiertoe zal de SVB gedurende de actuele verzekeringsloopbaan de tijdvakken van
verzekering per individu beoordelen en vastleggen en niet meer tegen het bereiken van de 65-jarige
4
leeftijd. Dit zal de rechtmatigheid van de vaststelling van de verzekerde perioden verhogen. De
SVB kan de betrokkene dan tevens tijdig wijzen op de mogelijkheid of noodzaak een hiaat in de
opbouw te repareren (bijvoorbeeld via de vrijwillige verzekering), terwijl bovendien bij ontvangst
van de aanvraag een volledig overzicht van de AOW-rechten voor handen is, hetgeen de
afhandeling van de aanvraag zal bespoedigen.
Voorts is de SVB actief bij het ontwikkelen van hulpmiddelen voor een juiste registratie van zich in
Nederland vestigende vreemdelingen door een bijdrage te leveren aan de TEB (Toegang
Eigenschappen Brondocumentatie), een landelijke database van brondocumenten ten behoeve van
het onderkennen van fraude en misbruik met documenten aan het loket.
4
Vindt er controle plaats op het onjuist inschrijven in de gemeentelijke basisadministratie in
Nederland? Zo neen, wat wil de minister hieraan doen?
Bij de beantwoording van deze vraag is gebruik gemaakt van de volgende informatie van het
Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR.). Iedere burger die
voor langere tijd rechtmatig in Nederland verblijf houdt, is ingevolge het bepaalde in de Wet
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA) verplicht zich tijdig en correct in de
GBA van zijn woonplaats te doen inschrijven. Adresgegevens worden opgenomen op basis van
eigen aangifte van de burger. Gemeentes zijn verantwoordelijk voor het bijhouden van de
basisadministratie. In dat kader vinden er door de gemeenten regelmatig controles plaats naar de
juistheid van de inschrijvingen in de GBA.
Hierbij kan gedacht worden aan o.a. het vooraf controleren van de bewoning van een pand door
het laten overleggen van een vergunning of een koopakte tezamen met een geldig legitimatiebewijs,
het gebruik maken van TPG-verhuisberichten, bij ieder baliecontact controleren of het adres van
betrokkene mogelijk in onderzoek staat of het informeren van de burger over de consequenties die
zijn verbonden aan het doen van valse aangifte.
In verband met het zo betrouwbaar mogelijk houden van de gegevens in de basisadministratie, is
een aantal buitengemeentelijke afnemers aangewezen die verplicht zijn aan de basisadministratie
terug te melden of de gegevens die zij uit de basisadministratie hebben verkregen, in het contact
met de burger (on)juist blijken te zijn (artikel 62, eerste lid, wet GBA). Dit kan gebeuren via een
steekproefsgewijze terugmelding van een grote hoeveelheid gegevens, waarna deze gegevens
worden vergeleken met de gegevens in de basisadministratie. Ook kan de betrokken afnemer
iedere afwijking van de gegevens in de basisadministratie terugmelden aan het gemeentebestuur.
Indien een gemeentebestuur langs deze weg aanwijzingen verkrijgt over onjuiste gegevens in de
basisadministratie, zal het deze gegevens onderzoeken en eventueel via de wettelijk
voorgeschreven procedure tot wijziging van de gegevens overgaan.
Door sectorale wetswijzigingen onder de verzamelnaam Wet koppeling overheidsprestaties
(Kamerstukken II, 1999-2000, 26943, nr. 1-2) zijn aanspraken op prestaties van de overheid
(zoals AOW, studiefinanciering en bijstand) in eerste instantie afhankelijk van het in de GBA
opgenomen adres. Uitvoerende instanties schorten op basis van de wet een overheidsprestatie op
indien de door de burger opgegeven adresgegevens strijdig zijn met de adresgegevens in de GBA.
De gevraagde verstrekking, voorziening of uitkering wordt dan pas verstrekt nadat het
adresgegeven in de betreffende registers (van de GBA en/of de uitvoerende instantie) is aangepast.
Door de uitvoering van de wet wordt de actualiteit van het adresgegeven in de GBA verhoogd én
5
wordt voorkomen dat burgers op oneigenlijke gronden aanspraak kunnen maken op
overheidsprestaties. Het voorgaande laat onverlet hetgeen is weergegeven in het antwoord op
vraag 2, namelijk dat bij de beoordeling of sprake is van ingezetenschap, in ieder geval ook mee
moet wegen of en in hoeverre er (nog) sprake is van binding met een ander land dan Nederland.
Tot slot wordt in het kader van het traject Modernisering GBA thans een voorziening gerealiseerd
die het overheidsorganisaties mogelijk maakt door de burger opgegeven (adres)gegevens on-line
(dat wil zeggen direct) te controleren met die in de GBA. Dit maakt het mogelijk eventueel
misbruik nog sneller (b.v. reeds bij de aanvraag van voorzieningen aan het loket) te constateren.
Deze zgn. Landelijk Raadpleegbare Deelverzameling (LRD) zal naar verwachting dit jaar
operationeel zijn.
5
Bent u voornemens de opbouw van AOW-rechten voor iedere Nederlander mogelijk te maken?
Antwoord 5
Neen. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 reeds heb opgemerkt, is er geen sprake van
rechtsongelijkheid en doet de SVB er alles aan om fraude en misbruik ter zake te voorkomen.
Voor iedereen geldt, dat er in beginsel sprake is van verzekeringsplicht zolang men ingezetene is
van ons land. Vertrek uit Nederland met het doel om in een ander land te gaan wonen, betekent
dat de verzekeringsplicht eindigt. Indien men toch in het buitenland deze opbouw wil voortzetten,
bestaat er de mogelijkheid om gedurende een onafgebroken periode van ten hoogste tien jaar
gebruik te maken van de vrijwillige AOW-verzekering, mits de wens daartoe bij het
uitvoeringsorgaan wordt kenbaar gemaakt binnen één jaar na het einde van de verplichte
verzekering.
Het ligt met andere woorden geenszins in mijn voornemen om iedereen die naar het buitenland
vertrekt, verplicht verzekerd te houden voor de AOW.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid