Gemeente Utrecht

2003 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
94 Vragen van de heer mr V.A. Dalmijn
(ingekomen 16 december 2003)

Vorige maand is er op Fort aan de Klop met een grote hoeveelheid grond een wal aangelegd/opgehoogd. Deze grond, oorspronkelijk afgegraven bij de aanleg van riolering, is eigendom van de gemeente en is vermoedelijk verontreinigd met onder meer stenen/puin/glas en mogelijk ook met minerale olie afkomstig van het in het verleden aftanken van defensievoertuigen. Dit baart met name zorg omdat in het verleden ook is vastgesteld dat bepaalde delen van de grond op het fort ernstig met minerale olie verontreinigd zijn. De grond is aan de oostkant van het fort aangebracht tegen een ijzeren schutting aan de achterzijde van het bouwwerk, dat bekend staat als loods A. De grond is naar alle waarschijnlijkheid aangebracht met behulp van groot materieel, waaronder een graafmachine.

Het gehele fort geniet als Rijksmonument bescherming van de Monumentenwet en ook het vigerende bestemmingsplan erkent de bijzondere waarde van het fort door voor alle werken een aanlegvergunning te eisen. De aarden vestingwallen van het fort zijn een beeldbepalend onderdeel van het Rijksmonument. Één van die wallen is door de uitgevoerde werken nu over een lengte van zeker 40 meter 1,5 a 1,75 meter opgehoogd en met ongeveer eenzelfde maat verbreed. De stammen van een aantal bomen, die zich in het in het talud van de nieuwe, uitgezakte grond bevinden, zijn voor een deel bedekt geraakt. De ontstane situatie heeft derhalve een onmiddellijk effect op de bomen alsmede op de lager gelegen meidoornhaag, die deel uitmaken van de ecologische structuur van het fort en de omgeving. Voorts is de aarden wal oorspronkelijk aangelegd met grond afkomstig uit de fortgracht, waardoor de bodemopbouw anders is dan elders op het fort en de (uit hoofdzakelijk zand en leem bestaande) grond een specifieke voedingsbodem vormt voor bepaalde vegetaties. Door de ingreep is deze "bodemstructuur" ter plekke doorbroken, zijn de betreffende vegetatiesoorten bedolven en zullen naar verwachting grotendeels ook niet meer terugkomen. De ophoging van de wal is opvallend en blijvend zichtbaar voor voorbijgangers op de Eerste Polderweg. Het fort is ter plaatse een behoorlijk stuk "hoger" geworden.

Belanghebbenden zijn in het verleden schriftelijk in kennis gesteld van de rioleringswerkzaamheden op het fort. Uit de destijds verzonden informatiebrief blijkt dat de werkzaamheden werden geleid door dan wel onder supervisie stonden van het Ingenieursbureau van de gemeente (IBU) in opdracht van het Bureau Bijzonder Beheer (BBB). Thans lijkt een en ander echter welhaast "uit de lucht gevallen".

In de "Sinterklaasbrief" (d.d. 5 december j.l.) van wethouder Verhulst aan de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling wordt het verheugende feit aangekondigd dat een Europese subsidie van ongeveer E 500.000 is toegekend voor de restauratie en herinrichting van het fort en tevens dat het de bedoeling is dat begin 2004 een restauratieplan voor de gebouwen op het fort gereed is. Voorafgaand aan de restauratie moet het aanwezige bedrijf worden verplaatst naar en geconcentreerd in en bij de wagenloods op het fort. Een en ander brengt de fractie van Leefbaar Utrecht tot de volgende vragen:

Wie is de opdrachtgever voor de aanleg van de grote berg grond op de oorspronkelijke aarden vestingwal van het fort? Wat heeft het project gekost, is zo nodig een aanbestedingsprocedure gevolgd, welke aannemer heeft het werk uitgevoerd en wie heeft de rekening betaald? Zijn er een aanleg- en/of bouwvergunning en een Rijksmonumentenvergunning verleend voor het uitvoeren van dit werk? Zijn de vergunningaanvra(a)g(en) gepubliceerd in "Ons Utrecht" of op anderszins verplichte wijze? Is DSO/Monumenten van tevoren om advies gevraagd over het werk en zo nee, waarom niet? Welk doel dient de ophoging van de wal? Is deze maatregel van tevoren onderzocht op haalbaarheid/toereikendheid? Is de bouwkundige constructie van de 40 meter lange schutting conform de vigerende wet- en regelgeving en is deze toereikend om de druk van de berg grond te dragen? Is van tevoren een rapportage hiervan gemaakt? Is het toegestaan om deze met stenen en ander materiaal verontreinigde grond toe te passen in het betreffende werk? Zo ja, is er een analyserapport van de grond beschikbaar en zo ja, wat waren de bevindingen? Heeft er vanuit ecologisch opzicht een studie/beoordeling plaatsgevonden van het effect van de (grond)werken op de diversiteit aan plantenrijkdom op het fort? Zo ja, wat waren de conclusies? Zo nee, bent u bereid alsnog een dergelijke studie uit te doen voeren? Gelet op het feit dat de werkzaamheden werden geleid door en/of onder supervisie stonden van het Ingenieursbureau van de gemeente (IBU) in opdracht van het Bureau Bijzonder Beheer (BBB), welke rollen hadden voornoemde partijen in deze en was er niet de mogelijkheid om een en ander (tijdig) te melden? Zo ja, waarom zijn de commissie Stedelijke ontwikkeling en in het algemeen belanghebbende partijen niet op de hoogte gebracht van deze ingrijpende verandering op het fort? Indien blijkt dat de benodigde vergunningen niet verleend zijn en/of de grond vervuild is en/of er ongewenste ecologische effecten optreden of naar verwachting zullen optreden, bent u dan bereid de grond weg te (doen) halen? Uit de mededeling in de bovengenoemde brief van 5 december blijkt dat niet alleen restauratiewerkzaamheden worden gepland, maar ook een verplaatsing en concentratie van het aanwezige bedrijf. Dit laatste kan als een herinrichtingsactiviteit worden aangemerkt. Deelt het college de mening dat het gewenst is niet alleen een restauratieplan op te stellen, maar tevens dit vergezeld te doen gaan van een (eventueel gedeeltelijk) herinrichtingsplan, terwijl in beide plannen vermeld wordt voor welke activiteiten een monumenten- en/of aanlegvergunning benodigd is? Bent u bereid restauratieplan en/of (gedeeltelijk) herinrichtingsplan zodanig tijdig aan de Commissie voor Stedelijke Ontwikkeling ter informatie te zenden dat het hierin zo nodig besproken en nog aangepast kan worden?

Antwoord van Burgemeester en Wethouder
(Verzonden 20 januar1 2004)

Opdrachtgever voor de aanleg van nutsvoorzieningen op fort Aan de Klop is het Bureau Bijzonder Beheer (toenmalig Ontwikkelingsbedrijf, thans Dienst Stadsbeheer) geweest. Directievoerder en toezichthouder was het Ingenieursbureau Utrecht (GU) dat aannemersbedrijf Achterberg de werkzaamheden heeft laten verrichten. In het voorjaar van 2003 werd het fort op riolering en gas aangesloten. Putten en meterkasten voor water en electra werden naar het fort zelf verplaatst. Het werk werd meervoudig onderhands aanbesteed (conform aanbestedingsbeleid gemeente Utrecht) en gegund voor een bedrag van EUR 47.000,00 excl. BTW. De resterende grond van de genoemde werkzaamheden werd (als extra werk voor een bedrag van EUR 3.194,40 excl. BTW) op een deel van de wal achter loods A aangebracht (zie verder antwoorden op volgende vragen). Voor het uitvoeren van het extra werk (ophogen wal) is geen aanlegvergunning/bouwvergunning/Rijksmonumentenvergunning aangevraagd. In het oorspronkelijke bestek is geen sprake van het ophogen van de wal. De grond zou namelijk gebruikt worden om de sleuven voor kabels en leidingen weer af te vullen. Tijdens het werk bleek de structuur van de grond hiervoor echter ongeschikt (te veel klei) waarna de sleuven met zand zijn afgevuld. De resterende grond is gebruikt voor het (tijdelijk) ophogen van de wal. Dienst Stadsontwikkeling/Monumenten is niet om advies gevraagd omdat het om een tijdelijke situatie gaat vooruitlopend op de verplaatsing van het bedrijf K9 waarbij geluidwerende voorzieningen aan de achterzijde van loods A en op de wal ter plekke moeten worden aangebracht. In 2004 zal er in overleg met Dienst Stadsontwikkeling/Monumenten naar een definitieve oplossing worden gezocht. Daarbij zullen de vereiste vergunningen worden aangevraagd. Zoals gezegd is thans sprake van een tijdelijke ophoging. In de definitieve situatie (waarbij K9 is geconcentreerd in en rondom loods A) moeten geluidwerende maatregelen worden getroffen om de overlast voor omwonenden en gasten van camping en herberg te beperken. Uit geluidsonderzoek dat is verricht in opdracht van de gemeente Utrecht blijkt dat een combinatie van (verhoogde) wal en schutting hierbij voldoet. De huidige schutting (achterzijde kennels) wordt in de nieuwe situatie gesloopt. Overigens is de extra grond niet tegen deze schutting aangebracht en hoeft deze dus ook geen (extra) druk te dragen. Na de werkzaamheden ten behoeve van de nutsvoorzieningen is de resterende grond tijdelijk op een vloeistofdichte folie op het fort opgeslagen. Vervolgens is de grond, conform het Bouwstoffenbesluit AP04, onderzocht voorafgaand aan het ophogen van de wal. Daaruit bleek dat de grond mag worden aangeduid als categorie 1 en dus mag worden hergebruikt en toegepast op de locatie. Nee, een dergelijke studie/beoordeling heeft niet plaatsgevonden. Uit een rapport over de natuurwaarden van Fort Aan de Klop (bureau Natuur- en Milieucommunicatie, DSB, januari 2000) en een inventarisatie van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (1998) is gebleken dat er bij de kruidenvegataties rondom de gebouwen op het fort qua soortenlijst en veldbeeld geen sprake is van een waardevolle situatie. De actuele waarde van de vegetaties op het fort wordt zelfs beperkt genoemd. Het KNNV-verslag concludeert dat de flora op fort Aan de Klop bestaat uit normaal in West Nederland voorkomende planten en dat geen enkele soort als zeldzaam, beschermd of als rode-lijstsoort kan worden aangemerkt. Het effect van de ophoging van de wal op de plantendiversiteit kan dan ook beperkt genoemd worden. De ophoging leidt tot een andere maar niet tot een soorten-armere vegetatie.Op basis van het voorgaande is ons college niet van plan een dergelijke studie alsnog uit te laten voeren. De ter plekke van de verhoogde wal aanwezige bomen blijven gespaard. Daar waar in de tijdelijke situatie de grond tegen deze bomen is aangebracht zal deze spoedig weer worden verwijderd zodat de bomen rondom vrij komen te staan. De rol van genoemde partijen is bij de beantwoording van vraag 1 aangegeven. Bij de Planidentificatie fort Aan de Klop (voorjaar 2001) is de raadscommissie ROWGO geïnformeerd over de noodzakelijke aanpassingen van de riolering en de nutsvoorzieningen op het fort.Zoals gezegd was het gedeeltelijk ophogen van de wal niet in deze plannen opgenomen. Omdat het hier een tijdelijke situatie betreft vooruitlopend op de verplaatsing van het bedrijf K9 en de ter plekke te nemen geluidwerende maatregelen, is de raad niet tussentijds geïnformeerd. Over de noodzaak tot verplaatsing en concentratie van K9 is de raadscommissie bij de planidentificatie gehoord. De nieuwe situatie maakt geluidwerende maatregelen ter plekke noodzakelijk. Een monumentenvergunning is niet noodzakelijk voor de genoemde tijdelijke grondwerken. Een aanlegvergunning blijkt, achteraf gezien, ook voor een tijdelijke ophoging van de wal noodzakelijk. De betrokken medewerkers waren hier niet van op de hoogte. Voor de definitieve oplossing worden nog dit jaar de benodigde vergunningen aangevraagd. Ten aanzien van de vervuiling van de grond en de ecologische effecten van de ophoging van de wal wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen 5 en 6. Noodzaak om de grond weg te halen is thans niet aanwezig. De gemeenteraad is bij de Planidentificatie in maart 2001 en de Randvoorwaarden kampeervoorziening fort Aan de Klop (januari 2002) geïnformeerd over het voortzetten van de activiteiten van het bedrijf K9 , maar dan geconcentreerd op een kleiner deel van het fort.In en rondom het huidige bedrijfsgebouw (wagenloods A) moeten hiervoor aanpassingen worden aangebracht. De hiertoe benodigde vergunningen worden in de loop van 2004 aangevraagd.De restauratie en herinrichting van fort Aan de Klop vindt plaats in twee fasen. In de eerste fase vindt de conserverende cascorestauratie van de gebouwen plaats. De benodigde procedures hiertoe zijn inmiddels opgestart. In de tweede fase vindt de herinrichting van gebouwen en terrein plaats. Over het herinrichtingsplan wordt de raadscommissie gehoord.

---- --