Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: Vragen van het lid van Dam (PvdA) aan de minister van Economische Zaken over de mogelijke problematiek van zogenaamde autodialers Nummer: 442 Datum: 20-01-2004

De minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst heeft deze vragen als volgt beantwoord. Ministerie van Economische Zaken


Vraag 1:

Bent u op de hoogte van het feit dat er bedrijven zijn die personen die op het internet surfen, tegen hun wil, via bepaalde software automatisch verbinding laten maken met betaalde 090X-telefoonnummers? )


Antwoord:

Ja.


Vraag 2:

Waar kunnen mensen die het slachtoffer zijn van dergelijke praktijken met hun klachten terecht?


Antwoord:


Bij klachten over deze problematiek kan de consument terecht bij de Stichting Informatiedienstencode (Stic) of, sinds 1 januari 2004, bij de Stichting Onafhankelijke Commissie Informatienummers (OCI). Dit kan alleen in die gevallen dat de klacht betrekking heeft op de transparantie van tarieven van betaalde informatienummers waarmee een verbinding tot stand is gebracht.


Vraag 3:

Wat wordt op dit moment tegen dergelijke praktijken ondernomen en wat is hier het resultaat van?


Antwoord:


De intransparantie bij deze praktijken valt in twee delen uiteen:


Ten eerste het op de pc plaatsen van software (zoals de software die de ongevraagde verbinding tot stand brengt, de zogenoemde autodialers) zonder de expliciete toestemming van de gebruiker.


Ten tweede de kostenaspecten van het inbellen naar betaalde informatienummers nadat de software eenmaal op de pc geplaatst is.


Met betrekking tot het eerste deel (het plaatsen van software) kan ik het volgende opmerken.
In artikel 5, derde lid, van de nieuwe EU-privacyrichtlijn voor de sector elektronische communicatie (richtlijn nr 2002/58/EG) wordt aan de lidstaten opgedragen om er onder meer voor te zorgen dat het gebruik van elektronische communicatienetwerken voor de opslag van informatie in de eindapparatuur van de gebruiker alleen is toegestaan op voorwaarde dat de betrokken gebruiker daaromtrent wordt geïnformeerd en het recht krijgt aangeboden om dit te weigeren. Deze bepaling ziet niet alleen toe op het plaatsen van cookies of spysoftware, maar ook op de plaatsing van andersoortige software zoals de zogenoemde autodialers.
Artikel 5, derde lid, van de richtlijn zal in het (nieuwe) Besluit Universele Dienstverlening en Eindgebruikers worden geïmplementeerd. Een voorstel ter implementatie van genoemde richtlijnbepaling is volgens de gebruikelijke procedure voor reactie gezonden naar OPTA en naar het College Bescherming Persoonsgegevens. In het voorstel is opgenomen het toezicht op deze bepaling neer te leggen bij OPTA.


Met betrekking tot het tweede deel (het kostenaspect) is het zo dat, indien deze software -met toestemming- op de pc is geplaatst, ook de transparantie door de nummergebruiker van de kosten voor inbellen naar betaalde informatienummers aan banden ligt, en wel onder een regime van zelfregulering. Op dit moment hanteren de Stic en, sinds 1 januari 2004, de OCI daartoe een gedragscode.
In de praktijk is gebleken dat het handhaven van een gedragscode bemoeilijkt wordt door het malicieuze gedrag van bepaalde informatiedienstaanbieders, die verantwoordelijk zijn voor het onderhavige probleem (m.n. recidivisme en een aantal aanbieders die in zeer korte tijd veel gedupeerden treffen). In de komende periode zal naar verwachting dergelijk gedrag meer kunnen worden ontmoedigd op basis van adequater sanctiebeleid. Ik heb tevens het voornemen om het beleid ten aanzien van de transparantie van tarieven van informatienummers te vernieuwen . Dit beoogt een betere waarborg te geven zodat in de toekomst dit probleem zoveel mogelijk wordt geminimaliseerd.


Vraag 4:

Bent u van mening dat deze problematiek op dit moment voldoende effectief wordt bestreden?


Antwoord:


Ik ben van mening dat op dit moment deze problematiek niet voldoende effectief wordt bestreden. Daarvoor acht ik een gecombineerde aanpak van het eerste deel en het tweede deel van de problematiek noodzakelijk. De onder het antwoord op vraag 3 genoemde punten geven daar in voldoende mate invulling aan.