Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DL. 2003/4130
datum
20-01-2004

onderwerp
Reactie op RDA-advies 'negatief- en positieflijst voor zoogdieren en vogels'
TRC 2003/9061

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Onlangs heb ik van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) een advies ontvangen getiteld 'Negatief- en positieflijst voor zoogdieren en vogels ter invulling van artikel 33 van de Gezondheid- en welzijnswet voor dieren'. Ik wil daar graag een reactie op geven. In uw bovengenoemde brief verzoekt u mij ook om een reactie, en vraagt u mij daarbij aan te geven óf en zo ja, hoe ik de aanbevelingen van de RDA ga overnemen.

datum
20-01-2004

kenmerk
DL. 2003/4130

bijlage

Advies RDA
Op 4 november jl. heeft de RDA zijn door mij gevraagde advies gepubliceerd. In dit advies geeft de Raad aan welke zoogdieren en vogels naar zijn mening niet resp. wel gehouden kunnen worden als huisdier. De Raad heeft bij het opstellen van de lijsten gelet op de gezondheid en het welzijn van de diersoorten. De Raad heeft geen rekening gehouden met de CITES-wetgeving, noch met de mogelijkheid dat bepaalde diersoorten voor de mens gevaarlijk kunnen zijn, of dat er faunavervalsing zou kunnen optreden indien bepaalde soorten gehouden worden als huisdier.

Hier volgen enkele elementen uit het advies.
* De Raad kondigt aan dat voor de dieren op de positieflijst houderijvoorschriften zullen moeten worden ontwikkeld. * Voor de dieren die niet gehouden kunnen worden, stelt de Raad een overgangsperiode voor, met een nader vorm te geven uitsterfbeleid. * Tevens stelt de Raad voor om een erkenningmogelijkheid te creëren voor houders van dieren die op de negatieflijst staan. Zij moeten aantonen dat zij omstandigheden hebben geschapen, waarbij de te houden diersoort geen onaanvaardbare gezondheid- of welzijnsproblemen heeft.
* Voor de overheid wordt een rol voorgesteld onder andere bij het opnemen van de lijsten van diersoorten in een AMvB. Die AMvB zou regelmatig aangepast moeten worden. De Raad denkt daarbij aan een frequentie van twee jaar.
* Ook vindt de Raad dat de overheid toezicht moet hebben op de wijze waarop het veld de handhaving van de AMvB uitwerkt, en op de erkenningprocedure voor houders van dieren die in principe niet gehouden mogen worden.

De Raad geeft aan dat zijn advies een eerste stap is, en roept de sector en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op om de precieze rol van de sector en de verdere invulling van welzijnsaspecten te bespreken. Ten aanzien van de rolverdeling bij de handhaving, stelt de Raad voor dat partijen in het veld een belangrijke rol kunnen spelen bij de uitvoering; de overheid moet toezicht houden op de controle op de naleving door de sector.

Beleid dierenwelzijn
In mijn brief van 20 oktober jl. heb ik mijn beleid ten aanzien van het dierenwelzijn uiteengezet. Ik heb daar aangegeven te streven naar welzijnsregels die in Europees verband worden afgesproken (het zgn. level-playing-field). Binnen die context streef ik naar een zo hoog mogelijk dierenwelzijn. Daarnaast wil het kabinet meer verantwoordelijkheid leggen bij de samenleving en met name bij de houders van de dieren zelf, en heeft het als doelstelling om de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken. Ten aanzien van gezelschapdieren heb ik in deze brief een verschil met landbouwhuisdieren aangegeven: de handhaafbaarheid. Controle op het dierenwelzijn bij gezelschapsdieren, die in privé-situaties worden gehouden, is zeer lastig. En dit kabinet streeft ernaar om geen regels uit te vaardigen die niet handhaafbaar zijn.

Reactie
De discussie over het houden van gezelschapsdieren en de daaraan vaak gekoppelde discussie over de invulling van artikel 33 van de GWWD heeft een lange historie. Ook vanuit uw Kamer is hier aandacht voor gevraagd.
Ik zie het advies van de RDA in dat opzicht dan ook als een doorbraak. Vanuit een ontwikkelde set van criteria is voor zoogdieren en vogels een lijst ontwikkeld van diersoorten die wel en niet gehouden kunnen worden als gezelschapsdier, vanuit het beeld van gezondheid en welzijn. Voor het eerst is er hierover een breedgedragen opvatting ontstaan.

De lijn die in het advies van de RDA wordt gekozen past echter niet binnen de kaders van het kabinetsbeleid. Het neerleggen van een lijst van te houden dieren in een AMvB past niet in het hierboven geschetste kader voor het dierenwelzijnsbeleid, waarbij de verantwoordelijkheid bij de houder van de dieren wordt gelegd.
Hier speelt daarnaast dat de controle op de gezondheid en het welzijn van gezelschapsdieren niet goed kan plaatsvinden. Ook is de handhaving van de voorwaarden die gesteld moeten worden aan het houden van dieren die op de positieflijst staan, zoals door de RDA wordt voorgesteld (met voorschriften per diersoort), onuitvoerbaar. De voorgestelde tweejaarlijkse aanpassing van de gewenste AMvB past tenslotte ook niet in de kaders van het beleid van het kabinet.
De invulling van art. 33 van de GWWD bij AmvB blijft wat mij betreft dan ook achterwege.

Hoe verder?
Ik zie in het advies van de RDA wel een vraag vanuit de maatschappij om op dit terrein stappen te zetten. Ik zie het advies als een aansporing voor het veld om gezamenlijk te komen tot een beter welzijn voor de gezelschapdieren. Daarvoor kan het veld diverse instrumenten inzetten. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het geven van voorlichting aan nieuwe eigenaren, en aan het certificeren van dierenwinkels en importeurs.
Ook kunnen bijvoorbeeld door partijen in de sector afspraken gemaakt worden dat bepaalde diersoorten niet geïmporteerd of verhandeld worden. Dit komt ook tegemoet aan mijn opvatting dat de verantwoordelijkheid voor de gezondheid en het welzijn van de dieren primair bij de houder van het dier ligt.
Ik zal - waar mogelijk en nuttig - een bijdrage leveren aan de activiteiten die het veld ontwikkelt. Te denken valt aan het meefinancieren van voorlichtingsactiviteiten of het ondersteunen van onderzoek.
Dit laat overigens onverlet de verantwoordelijkheid die de overheid heeft bij het optreden tegen excessen. Daarvoor zal en wil ik in de toekomst aanspreekbaar blijven.

Om ervoor te zorgen dat de energie die op dit terrein bestaat niet verloren gaat, wil ik nagaan op welke wijze ik het veld kan ondersteunen initiatieven te nemen. Daartoe zal ik dit voorjaar een conferentie organiseren, waarin alle partijen afspraken kunnen maken over de wijze waarop de gezondheid en het welzijn van gezelschapsdieren verbeterd en gewaarborgd kunnen worden. Er kunnen daar eveneens afspraken gemaakt worden over het proces dat daarbij gevolgd moet worden.
Indien partijen met veelbelovende initiatieven komen zal ik die graag faciliteren.

Dit past in het beeld dat ik voor me zie als het gaat om de invulling van de verantwoordelijkheid van LNV op het terrein van welzijn van gezelschapdieren.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

PDF-versie van de brief

Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel
Reactie op RDA-advies 'negatief- en positieflijst voor zoogdieren en vogels' (PDF-formaat, 47 Kb)


---