Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo (DRC) / januari 2004
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken
Afdeling Asiel en Migratie Zaken
20 januari 2004
1 Inleiding
In dit algemene ambtsbericht wordt de situatie in de Democratische Republiek
Congo beschreven voorzover deze van belang is voor de beoordeling van
asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit de DRC en voor de
besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Congolese asielzoekers. Dit
verkorte algemeen ambtsbericht vormt een aanvulling op en een actualisering van
het ambtsbericht over de situatie in de DRC van 3 juni 2003, zodat in dit verkorte
ambtsbericht in het algemeen slechts die onderwerpen zijn opgenomen waar zich
wezenlijke wijzigingen in de situatie hebben voorgedaan. Indien bepaalde
onderwerpen in dit ambtsbericht niet aan de orde komen, is de tekst van het vorige
algemeen ambtsbericht op hoofdlijnen nog steeds van toepassing. Dit verkorte
ambtsbericht beslaat de periode juni tot en met december 2003.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de
opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de
Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en
berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen
is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen vertrouwelijke rapportages
van de Nederlandse vertegenwoordigingen in de regio en in Europese landen aan
dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. Waar in dit ambtsbericht wordt
verwezen naar openbare bronnen, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op
informatie die op vertrouwelijke wijze is ingewonnen.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente politieke ontwikkelingen en wordt
een beschrijving gegeven van de veiligheidssituatie. Deze beschrijving wordt
voorafgegaan door een overzicht van de recente geschiedenis.
In hoofdstuk drie zijn relevante ontwikkelingen op het gebied van de
mensenrechten opgenomen.
In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden en vluchtelingen
in de regio aan de orde, evenals het beleid van een aantal Europese landen inzake
asielzoekers uit de DRC en activiteiten van internationale organisaties.
Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf.
---
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
2 Landeninformatie
2.1 Geschiedenis
Voor een beschrijving van de geschiedenis van Zaïre en de DRC wordt voor de
periode tot november 2000 verwezen naar het algemeen ambtsbericht van 15 april
2002 en voor de aansluitende periode tot april 2002 naar het algemeen
ambtsbericht van 3 juni 2003.
In deze paragraaf zal worden ingegaan op de gebeurtenissen die hebben
plaatsgevonden tussen april 2002 en mei 2003.
De politieke ontwikkelingen in de DRC stonden in de periode van april 2002 tot
en met mei 2003 vooral in het teken van de Inter-Congolese (ook wel nationale)
Dialoog (ICD) en de besprekingen met betrekking tot terugtrekking van de
buitenlandse mogendheden van het Congolese grondgebied.
Deze ontwikkelingen worden hieronder beschreven. Eerst wordt ingegaan op
politieke ontwikkelingen in Kinshasa, vervolgens op de terugtrekking van de
buitenlandse mogendheden en tenslotte op de Inter-Congolese Dialoog.
Politieke ontwikkelingen in regeringsgebied (Kinshasa)
Op 31 maart 2002 werd een nieuwe politieke partij opgericht door aanhangers van
president Kabila, de Parti du Peuple pour la Réconstruction et la Démocratie
(PPRD). De partij, opgericht door 253 leden, waaronder enkele ministers, stelt
verwantschap te hebben met de ideeën van Patrice Lumumba (de eerste Congolese
president) en Laurent Kabila (de vader van de huidige president)1.
Naar aanleiding van het VN rapport over de illegale exploitatie van natuurlijke
hulpbronnen in de DRC2, waarin beschuldigingen werden geuit tegen hoge
regeringsfunctionarissen, ontsloeg president Kabila drie ministers (waaronder
Mwenze Kongolo, de minister van Nationale Veiligheid), de directeur van
Gécamines (de staatskoper- en -zinkmijn), de directeur van de Minières de
Bakwanga (staatsdiamantmijn in Mbuyi Mayi), de directeur van de ANR (Agence
Nationale de Renseignement, de nationale inlichtingendienst) en de ambassadeur
in Zimbabwe.
1 Afrique Express nr. 247 d.d. 2 april 2002.
2 United Nations, Final report of the Panel of Experts on the Illegal Exploitation of Natural
Resources and Other Forms of Wealth in the Democratic Republic of the Congo (New York
16 oktober 2002).
---
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
Terugtrekking buitenlandse mogendheden uit de DRC
In de periode april 2002 - mei 2003 bleken de onderhandelingen over de
terugtrekking van alle buitenlandse mogendheden die troepen in de DRC hadden,
succesvol.
Op 18 juli 2002 begonnen besprekingen in Pretoria tussen de DRC en Rwanda
over de terugtrekking van de naar schatting 30.000 Rwandese militairen uit de
DRC. Na vijf dagen onderhandelen onder voorzitterschap van de Zuid-Afrikaanse
vice-president Jacob Zuma werd op 22 juli een akkoord bereikt. Dit akkoord, dat
op 30 juli 2002 door de presidenten Kagame en Kabila werd ondertekend, hield
onder meer in dat de naar schatting 12.000 Hutu milities, die zich op Congolees
grondgebied bevinden, door het Congolese leger zouden worden bijeengebracht en
teruggestuurd naar Rwanda. Hierna zou Rwanda binnen 15 dagen beginnen met
het terugtrekken van zijn troepen. De totale terugtrekking zou binnen 45 dagen
moeten worden gerealiseerd.
In overeenstemming met het akkoord van 30 juli 2002 tussen Rwanda en de DRC
kondigde de regering in Kinshasa op 25 september een verbod aan op alle
gewapende Rwandese groepen in de DRC en verklaarde zij hun leiders 'personae
non gratae'. De regering had hiermee speciaal de Forces Démocratiques de
Libération du Rwanda (FDLR) op het oog en gaf de leiders van deze groepering
72 uur de tijd om de DRC te verlaten. Vervolgens werden acht leiders op 30
oktober 2002 naar Rwanda uitgewezen. Evenzo heeft de regering, in
samenwerking met MONUC (Mission d' Organisation des Nations Unies en
République Démocratique du Congo), 375 ex-strijders met 302 familieleden uit
Kamina naar Rwanda gerepatrieerd.
Op 27 september 2002 begon Rwanda met de terugtrekking van zijn troepen uit
Noord-Kivu en op 5 oktober meldde MONUC dat ruim 20.000 Rwandese troepen
de DRC hadden verlaten. Het was echter niet zeker of daarmee alle Rwandese
troepen waren vertrokken.
De ontwapening van de Hutu milities ( ex-FAR en Interahamwe) kwam, afgezien
van de 375 uit Kamina, nauwelijks van de grond, omdat deze milities zich
bevinden in gebieden waar het regeringsleger geen toegang heeft.
Het akkoord van 30 juni 2002 tussen Kabila en Kagame werd dus niet geheel
uitgevoerd.
Op 6 september 2002 tekenden de Ugandese president Museveni en president
Kabila in Luanda een bilaterale overeenkomst met betrekking tot de terugtrekking
van de Ugandese troepen uit de DRC. Uganda had op 4 september reeds
aangekondigd dat het al zijn troepen uit de DRC had teruggetrokken, behalve twee
bataljons die in Bunia (Ituri district) achtergebleven waren om de bevolking te
beschermen.
5
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
Het vertrek van de resterende Ugandese troepen werd afhankelijk gesteld van de
resultaten van de Ituri Pacificatie Commissie (IPC), (die uiteindelijk op 4 april
2003 is opgericht) (zie 2.3).
Op 30 oktober 2002 werd in Kinshasa met een militaire parade afscheid genomen
van de Angolese, Namibische en Zimbabwaanse troepen, die in 1998 de DRC te
hulp waren gekomen in de strijd tegen de rebellen die door Rwanda en Uganda
werden gesteund. Van de 8000 man sterke Angolese troepenmacht bleven
overigens een paar honderd achter in de DRC, hetgeen formeel in strijd was met
het bereikte akkoord over de terugtrekking van alle buitenlandse troepen.
Inter-Congolese Dialoog
De bijeenkomst in het kader van het Lusaka-akkoord, van juli 1999, over de Inter-
Congolese Dialoog (ICD), die op 25 februari 2002 in Sun City (Zuid-Afrika)
begon en waaraan 358 afgevaardigden deelnamen, werd op 19 april van dat jaar
afgesloten met de ondertekening van een akkoord door de meerderheid van de
aanwezige delegaties. De ondertekenaars waren de regering van de DRC, een deel
van de politieke oppositie, de Forces Vives (letterlijk het productieve deel van de
bevolking, hierbij is ook inbegrepen het maatschappelijk middenveld), de Mayi
Mayi en de rebellengroepen MLC (Mouvement du Libération du Congo), RCD-K-
ML (Rassemblement Congolais pour la Démocratie-Kisangani-Mouvement du
Libération) en RCD-N (Rassemblement Congolais pour la Démocratie-National).
De belangrijkste rebellen groep, de RCD-Goma en de belangrijkste
oppositiepartijen, de UDPS, Union pour la Démocratie et le Progrès Social
(Etienne Tshisekedi), de FONUS, Forces Novatrices pour l'Union et la Solidarité
(Joseph Olengankoy) en de MNCL, Mouvement National Congolais Lumumba
(François Lumumba), tekenden niet. De RCD-Goma verwierp het akkoord met
kracht en beschouwde het als een 'staatsgreep' van Kabila en Jean-Pierre Bemba,
de leider van de MLC.
In het akkoord, dat 21 artikelen bevat, staat dat Joseph Kabila president blijft en
dat Bemba eerste minister wordt. Beide personen zouden gedurende de gehele
overgangsperiode van 24 maanden hun functie behouden. Alle ondertekenaars
van het akkoord (ook de RCD-Goma, wanneer zij het akkoord alsnog zouden
ondertekenen), zouden bij de eerste minister een lijst van kandidaten indienen voor
een post in de regering (art. 7)3.
De internationale gemeenschap verwelkomde het akkoord en deed een beroep op
de RCD-Goma en andere niet-ondertekenaars om alsnog te tekenen.
3 Accord politique pour la gestion consensuelle de la transition en République Démocratique
du Congo 19 april 2002.
---
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
Etienne Tshisekedi (UDPS) reisde in juni 2002 vanuit Zuid-Afrika naar Goma om
zijn standpunt aan de bevolking in de door de RCD-Goma bezette gebieden uit te
leggen4.
In mei 2002 begon in Matadi (DRC) een reeks besprekingen tussen de
ondertekenaars van het Sun City-akkoord. De belangrijkste geschilpunten waren
de machtsverdeling tussen Joseph Kabila en Jean Pierre Bemba (MLC) die eerste
minister zou worden, en de commandostructuur van het leger. De zeer fluïde
onderlinge verhoudingen tussen de regering en de rebellengroepen MLC en RCD-
Goma werden bij deze besprekingen weer eens bevestigd. Bemba kreeg het gevoel
dat hij op een zijspoor werd gezet, mede door toenemende contacten tussen de
Congolese regering en Rwanda. Bemba zocht hierop toenadering tot de RCD-
Goma (zijn afgezanten waren José Endundo en Alexis Thambwe, twee voormalige
RCD-leden, die naar de MLC waren overgelopen en nu bij de MLC respectievelijk
minister van financiën en van justitie zijn).5
Van juni tot oktober 2002 reisde de op 12 juni 2002 benoemde Speciale
Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties6, de
voormalige eerste minister van Senegal Moustapha Niasse, naar de regio om de
mogelijkheden te onderzoeken alle partijen weer op één lijn te krijgen.
Dit resulteerde in nieuwe besprekingen in Pretoria eind oktober 2002, onder
leiding van Niasse. De RCD (Goma) nam hier niet aan deel.
Na afloop van de besprekingen verklaarde de MLC in het kader van de
machtsdeling bereid te zijn in te stemmen met het principe van vier vice-
presidenten. Op 10 december 2002 werden de besprekingen in Pretoria hervat en
deze resulteerden in een 'Accord Global et Inclusif sur la Transition', dat op 16
december ondertekend werd door de Congolese regering, de RCD-Goma en de
MLC, de Forces Vives, de politieke oppositie (inclusief de politieke partijen die
het Sun City-akkoord niet hadden ondertekend), de RCD-K-ML, de RCD-N en de
Mayi Mayi.
In het 'Accord Global' wordt de machtsdeling in de DRC nader uitgewerkt (zie
2.1.3)
De onderhandelingen werden op 24 februari 2003 in Pretoria voortgezet en
richtten zich op een interim-grondwet, machtsdeling en verantwoordelijkheden in
het leger en de bescherming van de leiders en instellingen in Kinshasa.
Op 6 maart 2003 werd door twee werkgroepen, waar alle partijen zitting in
hadden, overeenstemming bereikt over de tekst van een nieuwe ontwerp-
overgangsgrondwet, over een memorandum over de vorming van een nieuw
4 Le Phare 10 juni 2002.
5 EIU Country Report DRC november 2002
6 De Speciale Vertegenwoordiger werd benoemd om alle partijen in de DRC bij de Inter-
Congolese Dialoog te helpen tot een akkoord te komen.
---
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
nationaal leger en over de veiligheidsmaatregelen ten behoeve van de leiders
tijdens de overgangsperiode.
Tijdens de slotbijeenkomst in Sun City op 1 en 2 april 2003 werd de Final Act van
de ICD getekend. President Kabila en Bemba waren hierbij afwezig. Zij lieten zich
vertegenwoordigen.
Op 15 april 2003 ondertekende president Kabila een decreet (nr. 01/003), waarin
amnestie wordt afgekondigd voor oorlogshandelingen en politieke 'vergrijpen'7
(zie ook 3.1.2).
Deze wet maakte het mogelijk voor de rebellenleiders voor besprekingen naar
Kinshasa te komen, zonder het risico gearresteerd te worden.
Op 28 april 2003 arriveerden de leiders van de RCD-Goma in Kinshasa voor
besprekingen met president Kabila en de leiders van de MLC over de nieuw te
vormen regering. Zij werden beveiligd door MONUC.
De geplande installatie van de vier vice-presidenten van de overgangsregering (zie
2.1) op 29 mei 2003 kon geen doorgang vinden, omdat de RCD-Goma zich (naar
later bleek tijdelijk) terugtrok uit de besprekingen met de regering in Kinshasa.
2.2 Staatsinrichting
De staatsinrichting is conform hetgeen vermeld staat in het Accord Global et
Inclusif sur la Transition en République Démocratique du Congo, dat op 16
december 2002 in Pretoria werd vastgesteld. Als grondwet geldt de
overgangsgrondwet die op 4 april 2003 door president Kabila werd afgekondigd.
Over de tekst van deze overgangsgrondwet werd tijdens besprekingen van de
Inter-Congolese Dialoog op 6 maart 2003 in Pretoria door twee technische
commissies overeenstemming bereikt (zie 3.1).
Het staatshoofd is president Joseph Kabila, die tevens opperbevelhebber van de
strijdkrachten is. Hij werd op 7 april 2003 ingezworen.
De regering is een regering van nationale eenheid en overgang, geïnstalleerd op 17
juli 2003, en bestaat uit de president, de vier vice-presidenten, 36 ministers en 25
vice-ministers.
Het overgangsparlement bestaat uit 500 leden onder voorzitterschap van Olivier
Kamitatu (MLC). De leden zijn afkomstig uit alle provincies, waarbij de vorige
regering, de RCD-Goma, de MLC, het maatschappelijk middenveld en de
voormalige politieke oppositie ieder 94 afgevaardigden hebben. De overige leden
7 Décret-loi nr. 01/003 du 15 avril 2003 portant amnestie pour faits de guerre et infractions
politiques et d'opinion
---
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
zijn afkomstig uit de RCD-K-ML, de RCD-N en de Mayi Mayi. De leden zijn
benoemd door de respectievelijke groeperingen.
De Senaat bestaat uit 120 leden die eveneens uit bovengenoemde groeperingen
afkomstig zijn en door hen benoemd. De voorzitter is Pierre Marini Bodho,
namens het maatschappelijk middenveld.
Parlement en Senaat zijn op 22 augustus 2003 geïnaugureerd.
2.3 Politieke ontwikkelingen
De politieke ontwikkelingen in de DRC stonden sinds juni 2003 in het teken van
het samenstellen van een nieuwe overgangsregering en de herstructurering van de
strijdkrachten.
De samenstelling van de overgangsregering liep vertraging op, omdat partijen het
niet eens konden worden over de beslissing welke groepering de chef-staf van het
leger zou leveren. Na diverse blokkades door Kabila en na buitenlandse politieke
interventies ging Kabila uiteindelijk eind juni 2003 ermee akkoord de functie van
chef-staf van de landmacht aan de RCD-Goma te doen toekomen. Hiermee was de
verdeling van de belangrijkste posten van de krijgsmacht rond.
De opperbevelhebber is president Kabila, de functie van chef-staf van de
krijgsmacht komt toe aan de regering van Kabila, de chef-staf van de landmacht
komt van de RCD-Goma en zijn twee plaatsvervangers van de regering en de
MLC. De chef-staf van de luchtmacht wordt geleverd door de regering
(plaatsvervanger van de MLC) en de chef-staf van de marine komt van de MLC en
diens plaatsvervanger van de RCD-Goma. Het land wordt onderverdeeld in 10
militaire regio's, waarvan er 3 worden geleid door militairen van de regering, 2
door RCD-Goma en 2 door de MLC, 1 door de Mayi Mayi, 1 door de RCD-N en 1
door de RCD-K-ML.
Nadat het akkoord over de krijgsmacht op 29 juni 2003 was getekend door de
regering, de RCD-Goma, de MLC, alsmede de Mayi Mayi, de RCD-K-ML en de
RCD-N, was de weg vrij voor de vorming van een nieuwe overgangsregering.
Over de verdeling van de ministersposten over de diverse groeperingen was bij het
Accord Global et Inclusif van 16 december 2002 reeds overeenstemming bereikt.
Op 3 juli 2003 werd de personele bezetting bekend gemaakt.
De vice-presidenten zijn Yerodia Ndombasi (voormalige regering), Azerias
Ruberwa (RCD-Goma), Jean-Pierre Bemba (MLC) en Arthur Z'Ahidi Ngoma
(politieke oppositie).
---
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
De 36 ministers zijn afkomstig van alle (voormalige) rebellengroepen, de
(voormalige) regering, de (voormalige) politieke oppositie en het maatschappelijk
middenveld8. Zij zijn door de betreffende groepering aangewezen.
Onder de ministers bevinden zich ook ex-mobutisten, die na de machtsovername
door Laurent Kabila in 1997 verscheidene jaren in het buitenland hebben
gewoond.
Zo is Gérard Kamanda wa Kamanda, die onder Mobutu minister van Financiën en
Buitenlandse zaken is geweest, thans minister voor Wetenschappelijk onderzoek,
namens de politieke oppositie (Front National Congolais) en is Catherine Nzuzi
wa Mbombo, leider van de MPR-fait privé, de voormalige eenheidspartij van
Mobutu, nu minister voor Solidariteit en Humanitaire Aangelegenheden.
Op 14 juli 2003 verklaarde Azerias Ruberwa, de nieuwe leider van de RCD-
Goma, in Goma op een bijeenkomst van 15.000 mensen dat de RCD de rebellie
tegen de regering in Kinshasa officieel had beëindigd.
De beëdiging van de vier vice-presidenten vond plaats op 17 juli 2003 in Kinshasa
en de ministers en vice-ministers, afkomstig uit de voormalige regering, de
politieke oppositie en het maatschappelijk middenveld werden op 18 juli beëdigd.
De ministers van de voormalige rebellengroepen RCD-Goma en MLC, weigerden
aanvankelijk de eed af te leggen, omdat deze wel een eed van trouw aan president
Kabila bevatte, maar niet aan instellingen en wetten van het land. Nadat de eed
was aangepast, werden ook deze ministers en vice-ministers op 24 juli 2003
beëdigd.
Eén van de ministersposten, de minister van Cultuur, die aan de vorige regering
was toegewezen, werd door Kabila nog opengehouden. Een tijd lang was er sprake
van dat deze post door Nzanga Mobutu, een naar de DRC teruggekeerde zoon van
de overleden ex-president Mobutu, zou worden vervuld. Toen bleek dat deze
weigerde, werd op 8 september 2003 Pierette Gene benoemd.
Met de installatie van de nieuwe overgangsregering zijn de RCD-Goma, MLC,
RCD-N en RCD-K-ML werden de rebellengroeperingen de facto politieke
partijen. (zie ook 3.3.1)
Op 22 augustus 2003 vond de plechtige installatie van het parlement en de senaat
plaats.
In het parlement hebben 29 partijen en groeperingen zitting, waaronder leden van
in het buitenland (onder andere België en Frankrijk) gevestigde oppositie. Onder
de partijen bevindt zich ook de MPR-fait privé, een voortzetting van de partij van
ex-president Mobutu en de UDPS vleugel van Kibassa Maliba.
8 zie bijlage
10
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
President Kabila heeft per decreet de diverse bevelhebbers van de
krijgsmachtonderdelen en hun plaatsvervangers benoemd. Zij werden op 5
september 2003 beëdigd en geïnstalleerd.
De regering ziet zich gesteld voor de taak om, overeenkomstig het Accord Global
et Inclusif, over twee jaar (met een uitloopmogelijkheid van één jaar) algemene
verkiezingen te organiseren. Als voorbereiding hierop dient eerst een volkstelling
plaats te vinden en een oplossing te worden gezocht voor het
nationaliteitsprobleem van de Congolese Tutsi (Banyamulenge). Een team van
experts van de Verenigde Naties is sinds oktober 2003 in Kinshasa om de
verkiezingen te helpen voorbereiden.
Andere belangrijke taken zijn de vorming van reguliere nationale strijdkrachten,
de ontwapening, demobilisering en reïntegratie van hen die niet in het nationale
leger worden opgenomen en de vorming van een nationale politiemacht.
De leider van de UDPS, Etienne Tshisekedi, is na een zelf opgelegde ballingschap
van twee jaar in Zuid-Afrika, eind september 2003 in Kinshasa teruggekeerd. Hij
verklaarde dat hij met zijn partij oppositie zal gaan voeren en deel zal nemen aan
de verkiezingen.
2.4 Veiligheidssituatie
De veiligheidssituatie is in grote delen van het land, na het staken van de
vijandelijkheden tussen de diverse rebellengroepen en de regering, verbeterd.
Tussen de voormalige rebellenbewegingen en het Congolese leger vinden geen
gevechten meer plaats. In de Ituri regio en in de Kivu's wordt echter nog altijd
doot lokale gewapende groeperingen gevochten.
Ituri
De Ituri regio ligt in de provincie Oriental en grenst aan Uganda. De hoofdstad is
Bunia. De provincie is rijk aan goud, tropisch hardhout en coltan (colombo-
tantalite). Ook worden er grote hoeveelheden koffie geteeld. Vanwege de ligging
aan het Albertmeer en de Ugandese grens is Ituri een plaats waar lucratieve
grensoverschrijdende handel plaatsvindt. Het is één van de minst stabiele gebieden
van het land en recentelijk het meest getroffen door conflicten.
De van oudsher bestaande etnische spanningen in dit gebied tussen de Hema en de
Lendu, die zich in eerste instantie beperkten tot geschillen omtrent grondgebruik
en visrechten, hebben nu ook andere stammen zoals de Nande, Gegere, Bira en
Alur bij het geweld betrokken, wegens hun al dan niet vermeende
bondgenootschap met een van de oorspronkelijke rivaliserende groepen.
In 2002 en 2003 escaleerden de gevechten en was er sprake van kannibalisme en
massamoorden.
---
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
De VN-Veiligheidsraad stemde op 30 mei 2003 in met het zenden van een
internationale interim vredesmacht (Interim Emergency Multinational Force) naar
Bunia, de hoofdstad van de Ituri-regio9.
Deze multinationale macht, die onder Franse leiding stond en waarvan het
overgrote deel door Frankrijk werd geleverd, zou tot begin september 2003 in
Bunia blijven, tot een versterkt MONUC de beveiliging van Bunia en de rest van
Ituri zou overnemen. Op 6 juli 2003 was de ontplooiing van de troepen voltooid.
Het mandaat van de Multinational Force was beperkt tot Bunia en het
bijbehorende vliegveld, maar was robuuster gesteld dan het mandaat van
MONUC, dat alleen uit zelfverdediging mocht schieten. De Multinational Force,
die opereerde onder de codenaam `Operatie Artemis', was gerechtigd
gewapenderhand op te treden om de veiligheid van de bevolking, het VN-
personeel en de humanitaire hulpverleners te waarborgen.
Op 28 juli 2003 gaf de VN-Veiligheidsraad toestemming tot uitbreiding van
MONUC van 8700 tot 10.800 man10. Het extra personeel wordt gebruikt om de
MONUC aanwezigheid in Ituri op 4700 man te brengen11. Bij dezelfde resolutie
werd het mandaat van MONUC verlengd tot 30 juli 2004.
Ook tijdens de aanwezigheid van de Multinational Force gingen de moordpartijen
en plunderingen in Ituri door. Lendu milities vielen in augustus 2003 de dorpen
Bule en Fataki op 60 kilometer van Bunia aan, plunderden de winkels en namen al
het vee mee en staken de hutten in brand. Hierbij vielen tientallen slachtoffers
waarbij velen op beestachtige wijze werden omgebracht of verminkt12.
Op 16 en 17 augustus 2003 vond in Kinshasa op het hoofdkwartier van MONUC
een bijeenkomst plaats tussen de leiders van vijf gewapende militiegroeperingen in
Ituri, MONUC en de Congolese regering.
Aanwezig waren Thomas Lubanga van de Union des Patriotes Congolais (UPC),
Unen Can van het Front Populaire pour la Démocratie au Congo (FPDC), Chief
Kawa van de Parti pour l'Unité et la Sauvegarde de l'Intégrité du Congo
(PUSIC), generaal Jérome Kakwavu van de Forces Armées du Peuple Congolais
(FAPC) en Floribert Njabu van het Front des Nationalistes et Intégrationnistes
(FNI)13.
Van regeringszijde waren aanwezig de minister van Binnenlandse zaken,
Theophile Mbemba Fundu en de minister van Defensie Jean-Pierre Ondekane.
De vertegenwoordigers van de milities spraken de wens uit om een duurzame
vrede te bewerkstelligen door deelname aan het verzoeningsproces in de DRC,
9 Veiligheidsraadresolutie nr. 1484 (2003).
10 Veiligheidsraadresolutie nr. 1493 (2003).
11 Reliefweb (AFP) 17 augustus 2003.
12 Reuters 10 augustus 2003.
13 Digitalcongo.net 18 augustus en Reliefweb (PANA) 20 augustus 2003.
12
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
zoals voorzien in het Accord Global et Inclusif. Overeengekomen werd dat
eenheden van de geïntegreerde nationale politie en het geïntegreerde nationale
leger in Ituri zullen worden geplaatst. De militieleiders verzochten om de
rechterlijke macht en de lokale ambtenaren, die door gewapende groepen waren
ontslagen, in Bunia weer aan te stellen14.
Om een soepele overgang te bewerkstelligen tussen de Interim Emergency
Multinational Force en de versterkte MONUC brigade in Ituri (genoemd de Ituri
Brigade), bestaande uit militairen uit Uruguay, Bangladesh, India, Pakistan,
Indonesie en Nepal, verzocht de VN-Veiligheidsraad de Multinational Force tot
15 september 2003 aan te blijven15. De totale sterkte van de Ituri Brigade bedraagt
4700 man. De Brigade heeft toestemming alle noodzakelijke maatregelen te
nemen om zijn mandaat in Ituri te kunnen vervullen. De overgang van operatie
Artemis naar de MONUC Ituri Brigade is zonder problemen verlopen.
Op 20 september 2003 maakte vice-president Azarias Ruberwa bekend dat de
regering had besloten 3035 politiemensen naar Ituri te sturen. De politiemacht is
samengesteld uit elementen van de politie van de vorige regering, de RCD-Goma
de MLC en de Mayi Mayi.
Ondanks de aanwezigheid van de Ituri Brigade vond begin oktober 2003 wederom
een massaslachting plaats in het Ituri gebied. In Katshelli, op ongeveer 50
kilometer van Bunia werden tenminste 65 personen, meest vrouwen en kinderen
vermoord.
Het is niet bekend welke groepering de aanval heeft uitgevoerd, maar MONUC
verdenkt bewoners van naburige dorpen van deze aanval.
De Ituri regio is ongeveer van de zelfde grootte als Sierra Leone of Liberia.
Daarom zal ook de versterkte MONUC brigade niet overal aanwezig kunnen zijn
om gewapende conflicten te voorkomen. De brigade heeft wel de beschikking over
gevechtshelicopters, die een mogelijke afschrikking vormen. Begin november
2003 vonden wederom massaslachtingen plaats. Een teken dat de situatie in Ituri
nauwelijks is verbeterd.
Overzicht van de vijf belangrijkste gewapende groepen in Ituri16.
Union des Patriotes Congolais (UPC, Hema), geleid door Thomas Lubanga.
Het is de meest dominante groep in Bunia. De groep heeft een nieuwe strategie
ontwikkeld door niet te reageren op aanvallen, zelfs wanneer dit inhoudt dat de
bevolking wordt vermoord. Als argument wordt gebruikt dat de overgangsregering
14 Reliefweb (PANA) 20 augustus 2003.
15 VN-Veiligheidsraadresolutie 1501 (2003).
16 Reliefweb (AFP) 31 augustus 2003.
13
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
in Kinshasa verantwoordelijk is voor de veiligheid. De UPC wordt sinds eind 2002
gesteund door Rwanda, maar er zijn tekenen die erop wijzen dat weer toenadering
wordt gezocht tot Uganda.
Front des Nationalistes et Intégrationnistes (FNI, Lendu), geleid door Floribert
Njabu.
Heeft sinds eind juli 2003 zijn hoofdkwartier in Bunia, met toestemming van
MONUC en de Multinational Force. De FNI wordt sinds augustus 2003
beschuldigd van medeplichtigheid van rituele verminkingen door Lendu milities in
het binnenland. Volgens de FNI betreft het ongecontroleerde elementen. De FNI is
begin 2003 in Uganda opgericht. Maar sinds april zijn de banden met Uganda
verbroken en zou de FNI banden met Kinshasa hebben.
Parti pour l'Unité et la Sauvegarde de l'Intégrité du Congo (PUSIC, Hema),
geleid door `Chief' Kawa. Het betreft een splintergroep van de UPC die eveneens
zijn hoofdkwartier heeft in Bunia. De groep wordt gesteund door Ugandese
officieren in Kampala.
Forces Armées du Peuple Congolais (FAPC), geleid door generaal Jérome
Kakwavu.
Het betreft eveneens een splintergroep van de UPC, die door een andere groep
Ugandese officieren wordt gesteund. De FAPC wordt ervan beschuldigd in
augustus ten noorden van Bunia deel te hebben genomen aan series van
massamoorden.
Front Populaire pour la Démocratie au Congo (FPDC), geleid door Unen Can.
Het is de minst belangrijke groep. De leden behoren tot de Alur en zijn tegen de
Lendu. De FPDC is opgericht in Uganda.
Hiernaast zijn nog verschillende andere gewapende groepen in Ituri actief.
De Kivu's
De veiligheidssituatie in Noord- en Zuid-Kivu is na het aantreden van de
overgangsregering niet verbeterd. Ondanks het feit dat zowel de RCD-Goma als
de Mayi Mayi deelnemen aan de overgangsregering, hebben eenheden van beide
bewegingen regelmatig met elkaar gevochten.
Op 11 september 2003 begonnen zij in de buurt van Bukavu besprekingen die
moeten leiden tot verzoening tussen de beide groeperingen en de oprichting van
een gemeenschappelijke politiemacht17.
Volgens Rwanda bevinden zich nog altijd ongeveer 25.000 Rwandese ex-FAR en
Interahamwe milities in de Kivu's18. MONUC schat het aantal op 14.00019.
17 Irin 11 september 2003.
14
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
De woordvoerder van president Kabila stelde op 16 oktober 2003 dat de regering
van de DRC de aanwezigheid van ex-FAR en Interahamwe op Congolees
grondgebied niet langer zal tolereren. In het kader van het vrijwillige DDRRR-
programma (demobilisation, disarmament, repatriation, reinsertion en
reintegration) dat ongeveer twee-en-een half jaar geleden door MONUC werd
gestart, zijn ongeveer 2500 Rwandese strijders en hun familie naar Rwanda
teruggekeerd. Hiermee is het programma niet succesvol gebleken. De
aanwezigheid van grote aantallen ex-FAR en Interahamwe op Congolees
grondgebied brengt het risico met zich mee dat het Rwandese leger zich weer op
Congolees grondgebied zal begeven om deze milities te bestrijden.
Volgens de Secretaris-Generaal van Amnesty International, Irene Khan, die in
oktober 2003 een bezoek aan de Grote Merenregio heeft gebracht, heeft de
overgangsregering nog geen gezag in het oosten van de DRC20. Hierdoor kunnen
alle gewapende groepen die in het oosten van het land actief zijn, ongestraft
mensenrechtenschendingen plegen. Vooral seksueel geweld tegen vrouwen komt
veelvuldig voor. Daarbij komt dat verkrachtingen vaak gepaard gaan met
verminkingen, verwondingen en bewuste vernedering van de slachtoffers. Volgens
Irene Khan worden in Zuid-Kivu door militiegroepen verkrachtingen bewust
gebruikt om gemeenschappen te vernietigen en vernederen.
In de Kivu's vindt nog steeds recrutering van kindsoldaten plaats. Dit wijst er op
dat de talrijke gewapende groepen hun militaire sterkte aan het uitbreiden zijn.
2.5 Sociaal-economische situatie
De sociaal-economische situatie is na de installatie van de overgangsregering nog
niet merkbaar verbeterd. De inflatie is weliswaar van 600% teruggebracht tot 25%
in 2002, maar de nieuwe overgangsregering en de bijbehorende instituties brengen
ook weer hoge kosten met zich mee.
Voor de 60 bewindslieden, 200 volksvertegenwoordigers en 120 senatoren die niet
uit Kinshasa afkomstig zijn dient onderdak te worden gezocht. Hierbij komen de
kosten voor de beveiliging van de bewindslieden. Eind juli 2003 werd
overeengekomen dat de vier vice-presidenten recht hebben op 108 bodyguards per
18 Rwanda Demobilisation and Reintegration Commission (RDRC), Key activities
accomplished as at September 30, 2003 (oktober 2003)
19 Irin 17 oktober 2003.
20 Irin Interview met Irene Khan 21 oktober 2003.
15
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
persoon, de ministers op 13 en de vice-ministers op 8. Dit zijn 1067 personen
waarvan de kosten door de staat zullen worden gedragen21.
Het risico van corruptie en patronage, die in de DRC een lange traditie kennen, is
niet denkbeeldig, zeker wanneer veel bewindslieden zich zullen realiseren dat hun
enige tijd als bewindspersoon tijdens de overgangsperiode zal zijn.
Het commercieel vervoer over de Congo rivier tussen Kinshasa en Kisangani is
hervat. Hiermee is een belangrijke handelsroute weer geopend die kan bijdragen
aan economisch herstel. Ook de luchtvaartverbindingen tussen plaatsen in het
oosten van de DRC en Kinshasa zijn hersteld.
Vice-president Jean-Pierre Bemba kondigde op 22 oktober 2003 een belangrijk
herstelprogramma van wegen en infrastructuur aan in het kader van PMURR
(Programme multisectoriel d'urgence de reconstruction et de réhabilitation). De
projecten van de PMURR worden gefinancierd door donoren waaronder de
Wereldbank. Het programma, dat in 2002 werd gestart, beperkte zich door de
oorlogsomstandigheden aanvankelijk tot Kinshasa. Als eerste zal de hoofdweg 1
worden hersteld. Deze loopt van Boma en Matadi via Kinshasa naar
Lubumbashi22.
21 EIU Country Report DRC - september 2003.
22 Irin 22 oktober 2003.
16
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
3 Mensenrechten
3.1 Nationale wetgeving
Als grondwet geldt de op 4 april 2003 afgekondigde overgangsgrondwet. Over de
tekst van deze grondwet werd op 6 maart 2003 in Pretoria overeenstemming
bereikt. In deze overgangsgrondwet wordt in artikel 2 de onschendbaarheid van
vrijheden en fundamentele mensenrechten gegarandeerd.
Op 15 april 2003 kondigde president Kabila een amnestiewet af voor
oorlogshandelingen in het kader van de rebellie, politieke 'vergrijpen' en
vergrijpen op het vlak van de vrijheid van meningsuiting die begaan zijn tussen 2
augustus 1998 en 4 april 2003 (decreet nr.1/003). Oorlogsmisdrijven en misdrijven
tegen de menselijkheid zijn van de amnestie uitgezonderd.
Vooruitlopend op de goedkeuring van de wet zijn meer dan 400 gedetineerden uit
de centrale gevangenis van Kinshasa (CPRK, Centre Pénitentiaire et de
Rééducation de Kinshasa) vrijgelaten. Onder hen bevonden zich leden van
politieke partijen, journalisten en leden van politiek-religieuze bewegingen.
Een werkgroep bestaande uit rechters van het Hooggerechtshof, officieren van
Justitie, advocaten en juridische raadslieden is door de minister van Justitie
ingesteld om de toepassing van de amnestiewet te bestuderen, in afwachting van
de parlementaire goedkeuring van deze wet23.
3.2 Toezicht
De Speciale Rapporteur voor de Mensenrechten in de DRC, Iulia Motoc, bracht
eind augustus 2003 een tiendaags bezoek aan de DRC, waarbij zij zich speciaal
richtte op de binnenlands ontheemden, seksueel geweld tegen vrouwen en
kinderen, de gerechtelijke administratie en kindsoldaten. In een interview aan het
eind van haar bezoek hekelde zij onder meer de benoeming van twee generaals
van de RCD-Goma, Tango Fort (alias Gabriel Amisi) en Laurent Nkunda, tot
commandant van twee van de tien militaire regio's. Beide generaals worden
beschuldigd van ernstige mensenrechtenschendingen.
De aanklager van het in Den Haag gevestigde Internationale Strafhof heeft
bekendgemaakt de misdrijven tegen de menselijkheid die in (het oosten van) de
DRC worden gepleegd, als eerste te zullen vervolgen.
23 MONUC, HRFOC. DRC Mensenrechtensituatie augustus 2003.
17
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
3.3 Naleving en schendingen
Onderstaand worden de naleving en schendingen van de mensenrechten
besproken, voorzover hierin wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van het
vorige ambtsbericht. Voor niet vermelde categorieën mensenrechten geldt dat de
situatie zoals die was in de vorige verslagperiode, in de huidige niet wezenlijk
veranderd is.
Vooral in gebieden waar gewapende groepen nog optreden, zoals in Ituri en de
Kivu's, worden de mensenrechten op grote schaal geschonden.
In Ituri deden zich verscheidene massaslachtingen voor waarbij vooral vrouwen en
kinderen het slachtoffer waren. Ook hebben zich gevallen van kannibalisme
voorgedaan.
In de Kivu's zijn op grote schaal verkrachtingen gepleegd. Naar schatting
duizenden vrouwen zijn slachtoffer geworden van extreem seksueel geweld.
Gewapende milities gebruiken verkrachtingen om gemeenschappen te
ontwrichten.
3.3.1 Vrijheid van vereniging en vergadering
In de DRC zijn 234 politieke partijen, die nog onder de vorige regering van Joseph
Kabila zijn erkend. Op 29 september 2003 maakte de minister van Binnenlandse
Zaken, Theophile Mbemba, bekend dat de voormalige rebellengroepen (RCD-
Goma, MLC, RCD-N, RCD-K-ML) toestemming hebben gekregen als politieke
partijen te functioneren, vooruitlopend op de betreffende wet die nog door het
parlement moet worden goedgekeurd. Zij dienen zich daartoe wel formeel in te
schrijven bij het ministerie van Binnenlandse Zaken onder overlegging van hun
statuten en een lijst van bestuursleden. Deze regel geldt ook voor alle andere
nieuwe politieke partijen24. Met de installatie van de overgangsregering werden de
rebellenbewegingen al de facto politieke partijen.
3.3.2 Bewegingsvrijheid
Het eerste commerciële konvooi uit Kinshasa sinds de installatie van de
overgangsregering, heeft begin augustus 2003 na een reis van een maand over de
rivier de Congo Kisangani bereikt. De acht schepen hadden een lading meel, zout,
cement en duizenden fietsen aan boord. Op de terugweg zouden palmolie, rijst en
andere voedselprodukten voor Kinshasa worden meegenomen25.
24 Irin 30 september 2003.
25 Irin 5 augustus 2003
18
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
De binnenlandse reismogelijkheden zijn na het aantreden van de
overgangsregering aanzienlijk verbeterd. Sinds begin augustus 2003 zijn door drie
lokale luchtvaartmaatschappijen (Wimbi Dira, Hewa Bora en Uhuru Airways)
commerciële luchtvaartverbindingen geopend vanuit Kinshasa op Kisangani,
Goma, Beni en Bunia.
In het westelijk deel van de DRC (het voormalige regeringsgebied) zijn
roadblocks, voor zover bekend, grotendeels verdwenen. In de Kivu's en in Ituri
komen roadblocks nog overal voor. Zij vormen niet alleen een bron van inkomsten
voor allerlei ongecontroleerde milities, maar kunnen ook dienen voor gedwongen
rekrutering. Vrouwen en meisjes lopen bij deze roadblocks het risico te worden
geselecteerd voor seksuele diensten.
3.3.3 Vrijheid van meningsuiting
De persvrijheid lijkt te zijn toegenomen. In de kranten verschijnen steeds meer
kritische artikelen, zonder dat de overheid represailles neemt ten opzichte van de
journalist of de uitgever. Wel zijn enkele journalisten bedreigd door privé
personen of hoge ambtenaren, omdat deze het niet eens waren met de strekking
van de artikelen waarin zij genoemd werden. Twee journalisten die nog
gedetineerd waren, zijn vrijgelaten.
Eén journalist, Bamporiki Chamira, en vier leden van zijn familie zitten sinds 14
februari 2003 in het Centre Pénitentiaire et de Réeducation de Kinshasa
(voormalige Makala gevangenis) gevangen op beschuldiging van 'directe of
indirecte deelname aan een samenzwering om president Kabila te elimineren' en
het helpen ontsnappen van de schoonzoon van de journalist, een majoor van het
Congolese leger, uit een ANR gevangenis26.
3.3.4 Rechtsgang
120 militaire rechters en aanklagers volgden begin oktober 2003 een tweedaagse
training in mensenrechten, georganiseerd door het bureau van de Hoge
Commissaris voor de Mensenrechten in de DRC (Human Rights Field Office in
the Congo, HRFOC). De deelnemers aan de training kwamen overeen een nieuwe
gedragscode voor hun werkzaamheden vast te stellen. De nieuwe gedragscode zal
aan het parlement worden voorgelegd voor officiële goedkeuring27.
In grote delen van het land, met name in Ituri, zijn geen rechtbanken meer. Dit
werkt straffeloosheid in de hand.
President Kabila heeft per decreet op 25 november 2003 315 rechters, die in 1998
massaal ontslagen waren wegens een staking over hun salaris, in ere hersteld. Het
salaris voor beginnende rechters zal $100 per maand bedragen, tegen $12 thans.
26 Irin 16 oktober 2003.
27 Reliefweb (IRIN) 3 oktober 2003.
19
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
3.3.5 Doodstraf
De opheffing in november 2002 van het moratorium op de voltrekking van de
doodstraf is nog niet ingetrokken. De overgangsregering heeft wel beloofd dat een
commissie zich zal buigen over de vonnissen van het inmiddels opgeheven Cour
d'Ordre Militaire met betrekking tot de moord op Laurent Kabila.
Over voltrekking van doodvonnissen is na juni 2003 niets bekend.
Op 20 oktober 2003 zijn door de militaire rechtbank van Gombe acht
doodvonnissen uitgesproken tegen militairen van het voormalige Zaïrese leger die
in september 2003 vanuit Brazzaville in Kinshasa waren geïnfiltreerd met het doel
terroristische acties te plegen28.
3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Etnische groepen
Tutsi
Het kamp op het terrein van het INSS (Institut National de la Sécurité Sociale) te
Kinshasa, waar sinds 1998 enkele honderden Tutsi verbleven, is in de zomer van
2003 door het ministerie voor Mensenrechten gesloten, omdat er vanuit de lokale
bevolking een tolerantere houding ten opzichte van de Tutsi is ontstaan. Het
Internationale Rode Kruis heeft geassisteerd bij het vinden van oplossingen voor
de ex-bewoners van dit kamp.
Ongeveer 100 personen hebben een visum voor Canada gekregen en ongeveer 80
personen zijn naar het oosten van de DRC afgereisd (dit werd gecoördineerd door
het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties).
De rest van de ex-bewoners zijn in Kinshasa gebleven en in de maatschappij
opgenomen. Zij werden hierin gedurende zes maanden door het Rode Kruis
bijgestaan.
3.4.2 Voormalige Mobutu-aanhangers
Reeds vanaf het akkoord van Sun City van april 2002 trad er een verandering op in
de houding van de overheid ten opzichte van Mobutugetrouwen. Thans, na de
installatie van het overgangskabinet, wordt voorzover bekend niet meer
opgetreden tegen Mobutisten. Zeker twee Mobutisten hebben zitting in het
kabinet: Gérard Kamanda, voormalig minister van Financiën en Buitenlandse
Zaken en Catherine Nzuzi, voorzitter van de Mobutistische partij MPR-fait privé.
Deze partij heeft ook zitting in het parlement.
28 Digitalcongo.net 21 oktober 2003
20
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
Twee zoons van Mobutu, Nzanga en Manda, zijn naar Kinshasa teruggekeerd.
Naar verluidt zou aan Nzanga het ministerschap voor cultuur zijn aangeboden,
maar heeft hij dat geweigerd.
Ook Léon Kengo wa Dondo, voormalig Eerste minister onder Mobutu is op 16
november 2003 in Kinshasa teruggekeerd. Hij heeft aangekondigd een rol te
willen spelen in het nieuwe politieke bestel in de DRC.
3.4.3 Ex-FAZ militairen
Steeds meer ex-FAZ (Forces Armées Zaïroises) militairen keren uit het buitenland
terug. Bij de MLC hadden zich ex-FAZ militairen aangesloten, die nu in het
geïntegreerde leger opgenomen zullen worden.
In Brazzaville verblijft een groep van ongeveer 2500 militairen van de voormalige
DSP (Division Spéciale Présidentielle), de voormalige lijfwacht van Mobutu. Met
de autoriteiten van de Republiek Congo zijn onderhandelingen gaande om deze
groep naar Kinshasa te laten terugkeren29.
3.4.4 Vrouwen
In het oosten van het land, vooral in de Kivu's, betalen de vrouwen de hoogste tol
voor de gevechten. Naar schatting duizenden vrouwen zijn op beestachtige wijze
verkracht en seksueel verminkt. Alle strijdende partijen hebben zich hieraan
schuldig gemaakt. Niet alleen gewapende fakties maken zich hieraan schuldig
maar steeds vaker plegen politieagenten en lokale machthebbers, die misbruik
maken van de straffeloosheid, seksuele misdrijven.
Ook worden vrouwen en meisjes ontvoerd om als seksslaven te dienen en
huishoudelijk werk te verrichten. De ontvoeringsperiode kan oplopen tot een jaar.
Verkrachte vrouwen worden door hun gemeenschap verstoten en de angst voor
besmetting met aids, dat gepaard gaat met verkrachtingen, isoleert hen nog meer
van famile en vrienden30.
29 Digitalcongo.net 14 oktober 2003
30 UNHCR - International protection considerations regarding asylumseekers and refugees from
the Democratic Republic of the Congo. (Geneve oktober 2003)
21
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
4 Migratie
4.1 Binnenlands ontheemden en vluchtelingen
Het aantal binnenlands ontheemden in de DRC bedroeg in januari 2003 ongeveer
2,7 miljoen personen31.
In de DRC verblijven ongeveer 280.000 vluchtelingen uit buurlanden. Met de
terugkeer van Angolezen is reeds een begin gemaakt. Ook vluchtelingen uit de
Centraal Afrikaanse Republiek zijn met steun van UNHCR naar huis
teruggekeerd.
4.2 Internationale organisaties
UNHCR
Op 21 augustus 2003 bracht de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen, Ruud
Lubbers, een bezoek aan de DRC. Tijdens dit bezoek gaf hij aan dat UNHCR op
het punt stond een plan vast te stellen voor de vrijwillige terugkeer van de
ongeveer 375.000 Congolese vluchtelingen in de buurlanden, vooropgesteld dat de
gebieden waar zij naar terugkeren veilig zijn. Dit is nog niet het geval in Ituri en
de Kivu's. Naar verwachting komen de eerste terugkeerders uit de Centraal
Afrikaanse Republiek, waar 1300 Congolese vluchtelingen zich voor terugkeer
naar de DRC hebben aangemeld32.
In Tanzania bevinden zich ruim 145.000 Congolese vluchtelingen. De regionale
commissarissen van de Tanzaniaanse regio's Kigoma en Kagera, waar alle kampen
zijn gelegen, hebben bewegingsrestricties opgelegd aan de vluchtelingen (ook aan
vluchtelingen uit Burundi, waarvan er 374.00 in Tanzania verblijven) en aan de
omwonende gemeenschappen. De vluchtelingen mogen de kampen niet verlaten
op straffe van maximaal zes maanden hechtenis.
De lokale bevolking mag de kampen niet betreden om aldaar gebruik te maken van
de gezondheidszorgfaciliteiten. De gemeenschappelijke markten, waar beide
groepen handel dreven, zijn op last van de autoriteiten gesloten.
UNHCR waarschuwt tegen gedwongen terugkeer van afgewezen asielzoekers naar
gebieden buiten Kinshasa, in verband met de afwezigheid van een sociaal-
economisch vangnet dat nodig is voor een duurzame reïntegratie op het platteland.
31 UNHCR - International protection considerations regarding asylumseekers and refugees from
the Democratic Republic of the Congo (oktober 2003).
32 Reliefweb (UNHCR) 21 augustus 2003.
---
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
UNHCR is van mening dat afgewezen Congolese asielzoekers wel naar Kinshasa
kunnen worden teruggestuurd, op voorwaarde dat er familiebanden zijn en
middelen van bestaan33.
ICRC
Het Internationale Rode Kruis heeft in de afgelopen maanden 94 kinderen met hun
families herenigd na een scheiding van meer dan vijf jaar. In totaal zijn 650
kinderen met hun ouders herenigd. Nog 2000 kinderen wachten op hereniging.
4.3 Beleid andere landen
Verenigd Koninkrijk
Alle Congolese asielaanvragen worden individueel behandeld. Aan Tutsi wordt in
de regel asiel verleend, maar niet aan personen van gemengde afkomst. In principe
worden afgewezen Congolese asielzoekers naar de DRC verwijderd.
België
De meeste Congolese asielaanvragen worden op normale wijze in behandeling
genomen. Er is een beslisstop van toepassing op de aanvraag van personen die
stellen afkomstig te zijn uit Ituri. In principe worden afgewezen Congolese
sielzoekers naar de DRC verwijderd.
Duitsland
Asielaanvragen door Congolese staatsburgers worden individueel beoordeeld.
Uitgeprocedeerde Congolese asielzoekers worden naar Kinshasa verwijderd.
Denemarken
Alle Congolese asielaanvragen worden individueel beoordeeld. Uitgeprocedeerde
Congolese asielzoekers worden daadwerkelijk uitgezet.
Zwitserland
In sommige gevallen wordt aan Tutsi asiel verleend. Tutsi en personen die in nauw
contact met de Mobutu regering stonden worden niet uitgezet. Uitgeprocedeerde
Congolese asielzoekers worden naar Kinshasa uitgezet.
33 UNHCR - International protection considerations regarding asylumseekers and refugees from
the Democratic Republic of the Congo (oktober 2003).
23
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
5 Samenvatting
De vorming van een overgangsregering liep in juni 2003 een lichte vertraging op,
omdat men het eerst eens wilde worden over de benoeming van een chef-staf van
het nieuw te vormen nationale leger. Toen het besluit hierover was genomen, werd
op 30 juni 2003 de overgangsregering geïnstalleerd. De ministersposten zijn
verdeeld volgens de in het Accord Global et Inclusif van 16 december 2002
overeengekomen verdeelsleutel. Alle voormalige rebellengroeperingen, de
voormalige regering, de voormalige politieke oppositie en het maatschappelijk
middenveld zijn in het kabinet vertegenwoordigd.
Tot dusver heeft de regering, die als belangrijkste taak heeft over twee tot drie jaar
algemene verkiezingen te organiseren, het er zonder kleerscheuren afgebracht.
Van grote rivaliteit tussen ministers is (nog) niet gebleken.
De veiligheidssituatie is in grote delen van het land verbeterd. Tussen de
voormalige rebellen en het Congolese leger wordt niet meer gevochten. Grote
onveiligheid heerst nog in Ituri en in de Kivu's. MONUC heeft in Ituri ongeveer
4700 man (de Ituri brigade). De belangrijkste vijf gewapende groeperingen in Iruri
zijn weliswaar in augustus 2003 een wapenstilstand overeengekomen, maar meer
massamoorden werden hier niet mee voorkomen. Begin oktober 2003 werden in
Katshelli tenminste 65 personen, meest vrouwen en kinderen, vermoord. De
daders waren waarschijnlijk afkomstig uit naburige dorpen.
Ook in de Kivu's vinden nog regelmatig moordpartijen en verkrachtingen plaats.
De Mayi Mayi en de RCD-Goma, die elkaar nog bevochten, hebben begin oktober
2003 een staakt-het-vurenovereenkomst gesloten.
In het oosten van het land verblijven nog altijd ongeveer 30.000 Rwandese ex-
FAR en Interahamwe milities. Het vrijwillige DDRRR-programma kan als mislukt
worden beschouwd.
De mensenrechtensituatie is in Ituri en de Kivu's onverminderd slecht. Gewapende
milities gebruiken verkrachting als wapen om gemeenschappen te ontwrichten.
Het Internationale Strafhof in Den Haag heeft aangekondigd de misdrijven tegen
de menselijkheid, gepleegd in Ituri, als eerste te zullen vervolgen. De Congolese
overheid heeft nog geen vervolging ingesteld tegen de plegers van deze
misdrijven.
De bewegingsvrijheid in de DRC is toegenomen. De rivier de Congo is tussen
Kinshasa en Kisangani weer geopend voor commercieel verkeer en de
vliegverbindingen tussen Kinshasa en steden in het oosten van het land
(Kisangani, Goma, Beni en Bunia) zijn hersteld.
24
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
Bijlage(n)
I Bronnen
Economist Intelligence Unit (EIU), Country Report Democratic Republic of
Congo (september 2003) - (Londen 2003).
Amnesty International Democratic Republic of Congo - Ituri: A need for
protection, a thirst for justice. (Oktober 2003).
UN Security Council Resolutions 1484, 1493 en 1501 (2003).
UNHCR - International Protection Considerations Regarding Asylumseekers and
Refugees from the Democratic Republic of the Congo (Geneve, oktober 2003)
25
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
II Overgangsregering
President: Joseph KABILA
Vice-presidenten: Jean Pierre BEMBA (MLC), Abdoulaye YERODIA
NDOMBASI (voorm. regering), Arthur Z'AHIDI NGOMA (politieke oppositie),
Azarias RUBERWA (RCD-Goma)
Ministers
Binnenlandse Zaken, Decentralisatie en Veiligheid: Theophile MBEMBA
FUNDU (voorm. reg.)
Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking: Antoine GHONDA
MANGALIBI (MLC)
Regionale Samenwerking: Mbusa NYAMWISI (RCD-ML)
Defensie, Demobilisatie en Oorlogsveteranen: Jean Pierre ONDEKANE (RCD-
Goma)
Gezins- en Vrouwenzaken: MWANGILA (RCD-Goma)
Justitie: KISIMBA NGOY (pol. opp. UNAFEC)
Mensenrechten: Marie-Madeleine KALALA (maatsch. middenveld)
Pers en Informatie: Vital KAMERHE (voorm. reg.)
Planning: Alexis THAMBWE MWAMBA (MLC)
Begroting: Francois MUAMBA TSHISIMBI (RCD-Goma)
Financiën: Mutombo KIAMAKOSA (voorm. reg.)
Economie: Celestin MVUNBALI (RCD-Goma)
Industrie en Kleine Ondernemingen: Pierre Andre FUTA (voorm. reg.)
Mijnbouw: Eugene Diomi DONGALA (pol. opp.)
Energie: Kalema LUSONA (voorm. reg.)
26
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
Buitenlandse Handel: Roger LUMBALA (RCD-N)
Semi-Overheidsbedrijven: Joseph MUDUMBI
Ambtenarenzaken: Bernard Gustave TABEZI (maatsch. middenveld)
Landbouw: Justin KANGUNDU (MLC)
Plattelandsontwikkeling: Pardonne KALIBA MUNANGA (Mayi Mayi)
Post en Telecommunicatie: Gertrude KITEMBO (RCD-Goma)
Wetenschappelijk Onderzoek: Gerard KAMANDA Wa KAMANDA (pol. opp.)
Openbare Werken en Infrastructuur: Jose ENDUNDO BONOMENGE (MLC)
Transport: Joseph OLENGANKOY (pol. opp.)
Milieu: Anselme ENERUNGA (Mayi Mayi)
Toerisme: Roger NIMY (RCD-N)
Landzaken: Venant TSHIPASA (pol. opp.)
Gezondheid: YAGI SITOLO (voorm. reg.)
Universiteiten en Hogere Opleiding: Emile NGOY KASONGO (RCD-Goma)
Lager en Middelbaar Onderwijs: Elysee MUNEMBWE
Arbeid en Sociale Zekerheid: Theo BARUTI (RCD-Goma)
Sociale Zaken: Ingele IFOTO (pol. opp.)
Jeugd- en Sportzaken: Omer EGBAKE (MLC)
Humanitaire Zaken en Solidariteit: NZUZI Wa MBOMBO (pol. opp.)
Cultuur : Pierette GENE (voorm. reg.)
27
Verkort Algemeen Ambtsbericht Democratisch Republiek Congo | (DRC) / januari
2004
28
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken