Resultaten Lagekostenbedrijf 2002
PraktijkRapport 39
Auteurs: M.H.A. de Haan, B.J.H. Hutschemaekers, G. Holshof, C.J.
Hollander, H.J. van Doren, W. Ouweltjes, J.G.A. Hemmer
In de loop van de jaren negentig zijn de inkomens in de
melkveehouderij flink onder druk komen te staan. Voor een gemiddeld
Nederlands melkveebedrijf laat het gezinsinkomen het afgelopen
decennium een dalende trend zien. 1998 en 2001 waren uitzonderingen
met een tijdelijke opleving. De dalende ontwikkeling is niet wenselijk
en is zelfs zorgelijk. De ongunstige inkomensontwikkeling en de
dalende opbrengsten zijn een belangrijke aanleiding voor de opzet van
het Lagekostenbedrijf op de Waiboerhoeve. In september 1997 is dit
bedrijf voor de eerste fase (1998 - 2002) van start gegaan als een
zuiver melkveebedrijf met 400.000 kg melkquotum en 32 hectare
kleigrond. Met dit bedrijf proberen we een manier te ontwikkelen om
een kostprijs te realiseren van EUR 0,34 per kg melk. Verder zijn de
doelen: gemiddeld 50 arbeidsuren per week; maximaal 16 kg krachtvoer
per 100 kg meetmelk; MINAS-overschotten die lager zijn dan 164 kg
stikstof en 30 kg fosfaat (inclusief kunstmest). Het doel van dit
rapport is om een goed beeld te geven van de bedrijfsvoering, de
bedrijfsresultaten (o.a. in vergelijking met voorgaande jaren) en de
resultaten van het onderzoek in 2002. De tweede fase van dit
onderzoeksbedrijf start in 2003.
Economie
De kostprijs van één kg melk is licht gestegen van 2001 naar 2002. Met
EUR 36,5 per 100 kg melk is deze in 2002 EUR 0,02 hoger dan in 2001 en
ruim boven de doelstelling van EUR 34 per 100 kg melk. Toch is de
kostprijs nog EUR 6,5 lager per 100 kg melk dan bij vergelijkbare
praktijkbedrijven. De voerkosten zijn gedaald, maar met name
arbeidskosten en kosten voor machines & installaties waren ongunstig
voor het Lagekostenbedrijf. De arbeidsbesteding lag, evenals in 2001,
rond de 52 uur per week in 2002. Dit is net iets meer dan het doel van
50 uur. De meeste tijd is besteed aan melken (46%). De loonwerkkosten
waren in 2002 ruim 1 euro per 100 kg melk hoger dan in 2001. Dit komt
door meer inkuilen van gras, terwijl in 2001 nog gras op stam verkocht
was. Vanaf 2003 (start 2e fase) worden knelpunten opgelost om tot een
gunstige kostprijs te komen. Mestscheiding gaat uit het bedrijf,
andere (duurzamere) koeien komen op het bedrijf en productiemiddelen
als quotum, grond en stal worden beter op elkaar afgestemd.
Veestapel
De bedrijfseconomische melkproductie was met circa 8300 kg per koe
behoorlijk hoog. De krachtvoergift is met 16,3 kg per 100 kg meetmelk
beperkt gebleven. Gemiddeld over de afgelopen jaren is aan de
doelstelling van 16 kg krachtvoer per 100 kg meetmelk, voldaan. Met
een meetmelkproductie van 22 kg uit weidegras was de melkproductie uit
ruwvoer hoog. De conditie van de dieren is aan de schrale kant en ligt
voor de koeien gemiddeld net onder de norm. Bovendien beginnen zowel
de koeien als de vaarzen in een zeer matige conditie aan de lactatie.
De vruchtbaarheidssituatie van de veestapel ligt beneden het
wenselijke niveau, maar dit is wel iets beter dan in 2001. Met name
het drachtigheidspercentage na 1e inseminatie is gestegen van 21 naar
bijna 35%. Maar de 35% is nog steeds aan de lage kant. De groei van
het jongvee was, evenals in voorgaande jaren, behoorlijk goed.
Gemiddeld begonnen de kalveren net iets onder de norm, maar na een
jaar, tot aan het afkalven was het gewicht ruim boven de norm.
Overigens was de gemiddelde leeftijd bij eerste keer afkalven 24,1
maanden.
Teelt, bemesting en MINAS
Door de grote ruwvoervoorraad en omwille van de MINAS-doelstelling is
de stikstofbemesting beperkt tot circa 185 kg per ha grasland. Mede
door gebruik van klaver, is toch veel ruwvoer gewonnen. Het
maaipercentage was 256% en de kuilopbrengst ruim 199 ton ds. De koeien
zijn vroeg naar buiten gegaan (eind maart) en in november moesten de
koeien door de nattigheid volledig op stal. Mede door het lage
bemestingsniveau was het MINAS- stikstofoverschot erg laag (102 kg per
ha). Het MINAS-fosfaatoverschot (inclusief kunstmest) was ongeveer 25
kg per ha. Door de lage veebezetting hoeft het Lagekostenbedrijf geen
mestafzetovereenkomsten (MAO) te sluiten voor 2003.
Mechanisatie en gebouwen
Via een dichte hellende vloer, veel stro in de boxen en een mestschuif
wordt de mest gescheiden in een vaste en vloeibare fractie. Door de
mestscheiding zit ruim 80% van de organische stikstof, fosfaat en de
droge stof in de vaste mest. Dit rendement is hoog en zelfs beter dan
bij mechanische mestscheiders. Er is echter gebleken dat nauwelijks
compostering van de vaste mest optreedt. Bovendien blijken de
(onderhouds)kosten van primaire mestscheiding op het Lagekostenbedrijf
hoger dan een systeem met drijfmest. Verder is de begaanbaarheid van
de dichte hellende vloer soms erg slecht. In de tweede fase van het
Lagekostenbedrijf maakt mestscheiding plaats voor een systeem met
drijfmest, waarbij de vloer beter beloopbaar wordt gemaakt (beton met
zeskanten rubber ringen erin).
Het Lagekostenbedrijf lijkt goed te voldoen aan moderne klimaateisen.
Door de ruime ventilatiemogelijkheden is de luchtsnelheid in de stal
voldoende hoog en blijft ook 's zomers de temperatuur in de buurt van
de buitentemperatuur. Verder is het klimaat in de winter ook goed voor
de koeien, want zelfs in perioden met 10 graden vorst trad geen
koudestress op. Windbreekgaas zorgt hierbij voor een lage
luchtsnelheid in de stal.
Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel
praktijkrapport 39 hier voor de prijs van EUR 16.51 (excl BTW) .
Rundvee praktijkrapport 39: Resultaten lagekostenbedrijf 2002 - 2003 -
69 pagina's
---
© Praktijkonderzoek - Animal Sciences Group - Wageningen UR. Laatst
bijgewerkt: 21-01-2004 12:20.
Mail vragen en opmerkingen over de Praktijkonderzoek Website naar:
webmaster.po.asg@wur.nl
Praktijkonderzoek Veehouderij