Timmermans over de sponsoring van het Nederlandse EU voorzitterschap
Beantwoording Kamervragen Timmermans over de sponsoring van het
Nederlandse EU voorzitterschap
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
21 januari 2004
Behandeld
mw. drs. Maaike Fekkes
Kenmerk
CP-EU 12/04
Telefoon
070-3487179
Blad
1
Fax
070-3486817
Bijlage(n)
1
E-mail
maaike.fekkes@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van het lid Timmermans over de sponsoring van het
Nederlandse EU-voorzitterschap
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Timmermans over de sponsoring van het Nederlandse
EU-voorzitterschap. Deze vragen werden ingezonden op 14 januari 2004
met kenmerk 2030406080.
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Atzo Nicolaï
Antwoorden van de heer Nicolaï, Staatssecretaris voor Europese Zaken,
op vragen van het lid Timmermans (PvdA) over sponsoring van het
EU-voorzitterschap.
Vraag 1
Bent u er niet in geslaagd belangstelling te wekken bij het
bedrijfsleven voor het sponsoren van activiteiten in verband met het
Nederlandse EU-voorzitterschap?
Antwoord
Inhakend op het gebruik van voorgaande voorzitterschappen is besloten
de mogelijkheid tot sponsoring van het Nederlandse EU-voorzitterschap
open te stellen, met als hoofddoel een platform te bieden voor
promotie van het Nederlandse bedrijfsleven. Hierop is door slechts een
klein aantal bedrijven gereageerd. Bepaalde aanbiedingen bleken om
organisatorische of juridische redenen niet bruikbaar. In de meeste
gevallen betrof het korting op te leveren diensten of goederen, en
geen daadwerkelijke sponsoring.
Vraag 2
Zo neen, waaraan is dit naar uw oordeel te wijten?
Antwoord
Mogelijk ligt een deel van de verklaring in de gemaakte keuze voor
indirecte acquisitie. Het Deense voorzitterschap heeft destijds echter
ook gekozen voor indirecte acquisitie en heeft hiermee wel degelijk
sponsors binnengehaald.
Een andere verklaring zou de huidige economische situatie kunnen zijn.
Bedrijven hebben minder geld te besteden aan sponsordoeleinden en zijn
daarom kritischer bij de besteding van sponsorgeld. De overheid kan
sponsors slechts een beperkte tegenprestatie bieden.
Verder is de omstandigheid dat er geen aansprekende grote, door alle
media prominent in beeld gebrachte evenementen als een Europese Raad
in Nederland zullen plaatsvinden een factor van betekenis. De
informele bijeenkomsten van ministers en de toppen (m.n. EU-China,
EU-Rusland) die in Nederland zullen plaatsvinden hebben voor
potentiële sponsors mogelijk minder aantrekkingskracht dan een
Europese Raad.
Vraag 3
Welke stappen heeft u ondernomen om het bedrijfsleven te benaderen
voor sponsoring? Is het gebleven bij een verzoek van u aan de
voorzitter van VNO-NCW, een verzoek dat door hem is doorgeleid aan
alle bij de organisatie aangesloten bedrijven? Zo ja, is dit niet een
veel te passieve vorm om daadwerkelijk belangstelling te genereren? Zo
neen, wat heeft u nog meer gedaan om sponsors binnen te halen?
Antwoord
Het VNO-NCW en alle Kamers van Koophandel zijn aangeschreven en
geïnformeerd over de mogelijkheid om Officieel Leverancier van het
Nederlandse EU-voorzitterschap in 2004 te worden. VNO-NCW heeft deze
mogelijkheid actief bekendgesteld aan de leden. Door
VNO-NCW-voorzitter Schraven is hiervoor bovendien aandacht gevraagd in
het algemeen en dagelijks bestuur, waarin alle brancheorganisaties
zitting hebben. Ook verschillende Kamers van Koophandel hebben actief
bedrijven benaderd.
Vraag 4
Was er sprake van onwil bij het Ministerie van Economische Zaken om
sponsoren te werven? Zo ja, heeft dit Ministerie uw pogingen actief
tegengewerkt, of op andere manieren uw inspanningen ontmoedigd of niet
gesteund? Waren er ook andere Ministeries niet bereid uw pogingen
actief te steunen? Om welke Ministeries gaat het daarbij?
Antwoord
Door verschillende departementen werd verschillend gedacht over de
wenselijkheid en de wijze van aanpak van sponsoring. Van tegenwerking
is nimmer sprake geweest.
Vraag 5
Waarom lukt het naar uw oordeel andere landen wel om sponsoren te
vinden voor hun EU-voorzitterschap? Heeft u onderzoek laten doen naar
de methoden die in andere lidstaten door de overheid zijn gehanteerd
om sponsors binnen te halen? Zo ja, welke lessen heeft u uit die
ervaringen getrokken en op welke wijze heeft u die lessen in de
praktijk gebracht bij uw wervingsactiviteiten? Zo neen, waarom heeft u
niet de moeite genomen te leren van ervaringen elders?
Antwoord
Er is onderzoek verricht naar het sponsorbeleid van een aantal
voorgaande voorzitterschappen, waaronder Zweden, Finland, Denemarken,
België, Italië en Ierland. Er is voor gekozen om het Nederlandse
beleid te baseren op dat van voorzitterschappen die principiële
afwegingen gemaakt hebben ten aanzien van hun sponsorbeleid en die
bovendien qua omvang, opzet en uitstraling met het Nederlandse
voorzitterschap vergelijkbaar zijn. Met name het succesvolle Deense
beleid is als voorbeeld genomen. Denemarken heeft via
brancheorganisaties en werkgeversorganisaties sponsors geworven. Het
Deense voorzitterschap kende echter als hoogtepunt de Europese Raad in
Kopenhagen, die veel aandacht van de media trok. Om sponsoring
aantrekkelijker te maken voor het bedrijfsleven is besloten om, naar
analogie van het Zweedse voorzitterschap, sponsors het predikaat
Officieel Leverancier van het Voorzitterschap toe te kennen.
Vraag 6
Kunt u een overzicht per lidstaat geven van de hoeveelheid sponsorgeld
die in de afgelopen vijf à zes jaar door de verschillende
voorzitterschappen is binnengehaald? Wat kan uit dit overzicht worden
afgeleid voor de meerkosten die de Nederlandse belastingbetaler moet
dragen omdat u er niet in bent geslaagd sponsoren te vinden, daar waar
dat in andere lidstaten wel steeds is gelukt?
Antwoord
Het voor het voorzitterschap beschikbare budget is sluitend. Bij het
opstellen van de begroting is niet uitgegaan van eventuele bijdragen
van sponsors.
Uit bovengenoemd onderzoek blijkt dat door sponsors per
voorzitterschap gemiddeld EUR 2 à 3 miljoen in natura werd
bijgedragen. Daarbij betrof het in bepaalde gevallen goederen en
diensten die in strikte zin niet essentieel waren voor de organisatie
van evenementen, en die zonder sponsoring mogelijk niet, of in een
andere vorm, zouden zijn aangeschaft. Hierdoor is het moeilijk na te
gaan hoeveel er door sponsoring eventueel bespaard had kunnen worden
op de kosten van het voorzitterschap.
de Volkskrant, 10 januari jl.
Ministerie van Buitenlandse Zaken