Algemene Onderwijsbond

EMBARGO
t/m WOENSDAG 21 JANUARI, 09.15 UUR

Minister vraagt 'het veld' om input meerjarenplan VO. De Algemene Onderwijsbond discussieert mee.

AOb biedt minister 'Manifest Voortgezet Onderwijs' aan

Utrecht, 20 januari 2004. Woensdag 21 januari biedt AOb-voorzitter Walter Dresscher aan minister Van der Hoeven van Onderwijs het 'AOb-Manifest Voortgezet Onderwijs' aan. Dresscher doet dit bij de start van Koers VO en wil hiermee input leveren aan de discussie die de minister met 'het veld' wil voeren over de toekomst van het voortgezet onderwijs. Ook roept de AOb haar leden op om actief deel te nemen aan deze discussie. In het AOb-manifest formuleert de bond zeven uitgangspunten die het mogelijk moeten maken de kwaliteit van het voortgezet onderwijs in de nabije toekomst te verbeteren.

Kernpunten uit het manifest zijn: kleinere klassen, frisse scholen met goede voorzieningen, heldere verantwoording van resultaten, goede coaching van nieuwe docenten, voldoende onderwijs ondersteunend personeel, samenhang tussen de verschillende richtingen en adequate financiering.

De Algemene Onderwijsbond signaleerde al eerder het ontbreken van een lange termijn visie op het onderwijs en juicht het toe dat de minister een meerjarenplan wil ontwikkelen. Walter Dresscher, voorzitter AOb: "Het voortgezet onderwijs heeft jarenlang in de verdrukking gezeten, terwijl de sector van groot belang is voor de maatschappij. De politiek heeft dertig jaar gesold met de vormgeving van het voortgezet onderwijs."

In het manifest toont de AOb ook aan dat het Nederlandse voortgezet onderwijs slecht bedeeld wordt. In Nederland wordt 4800 euro uitgetrokken per leerling, in België en Duitsland 5600. In Frankrijk is dat zelfs 6000 euro per leerling per jaar. Dresscher: "Het voortgezet onderwijs is onevenredig zwaar aangepakt bij bezuinigingen. De minister geeft in haar plannen aan dat ze in de begroting 2005 wil kijken of er extra geld beschikbaar kan komen voor Koers VO. Ik ga ervan uit dat ze echt iets gaat doen."

Koers VO gaat woensdag landelijk van start. In februari wil de minister regionale bijeenkomsten beleggen om met betrokkenen uit het onderwijs te praten over de toekomst van het voortgezet onderwijs. Daarna zullen vertegenwoordigers van de minister op scholen langs gaan. De AOb wil met het aanbieden van het manifest en het oproepen van haar leden een zinvolle bijdrage leveren aan de discussie. Ook wil de onderwijsbond voorkomen dat de discussie teveel gestuurd wordt door de minister en slechts een verantwoording oplevert voor haar reeds geplande beleid.

Voor de redactie: Het aanbieden vindt plaats op 21 januari, 09.15 uur, te Rotterdam in het Erasmus Expo- en Congrescentrum, Burgemeester Oudlaan 50. Nadere informatie: Marc Mathies, AOb, 030 2989210 of 06 53410159.

AOb-manifest Voortgezet Onderwijs

Leerlingen verdienen het allerbeste onderwijs, zodat zij hun talenten optimaal kunnen ontplooien. Het ministerie van Onderwijs wil met leerlingen, ouders en onderwijspersoneel praten over de toekomst van het voortgezet onderwijs, onder de titel Koers VO. De Algemene Onderwijsbond wil die discussie graag aangaan. In onderstaand manifest formuleert de AOb zeven uitgangspunten die het mogelijk moeten maken dat de kwaliteit van het voortgezet onderwijs in de nabije toekomst verbetert. De AOb roept de leden op deze punten tijdens de regionale bijeenkomsten van het ministerie naar voren te brengen.

1. Onderwijs is mensenwerk
Onderwijs was, is en zal bestaan uit een onderwijskundige relatie tussen leraren en leerlingen. De rol van de leraar als begeleider, als drager van kennis, als professional die weet hoe hij of zij leerlingen motiveert speelt in dat proces een cruciale rol. Een leraar kan dat overigens niet alleen. Daarnaast zijn assistenten, ondersteuners en administratief personeel nodig.

2. Leraren leggen verantwoording af
Leraren moeten over het onderwijs vanzelfsprekend verantwoording afleggen. Als het gaat om de pedagogische en didactische aanpak, beoordelen zij elkaar. Als het gaat om de resultaten en de besteding van belastinggeld, verantwoorden zij zich open en helder naar ouders en naar de overheid.

3. De school heeft een menselijke maat
Kleine eenheden en kleine klassen zijn een voorwaarde voor succes. Op dit moment zijn de klassen in de basisvorming bijvoorbeeld echt te groot om goed onderwijs mogelijk te maken. Schoolbesturen neigen uit efficiencyoverwegingen naar grotere scholen. Dat moet voorkomen worden. Wel kunnen kleine eenheden onderdeel uitmaken van een groter geheel.

4. Frisse schoolgebouwen en moderne apparatuur
De school moet een aantrekkelijke leer- en werkplek zijn. Scholen moeten qua architectuur, voorzieningenniveau en apparatuur hetzelfde niveau en dezelfde uitstraling hebben als de Hoftoren in Den Haag waar het ministerie zetelt.

5. Leraar worden kan op allerlei manieren
Er zijn meerdere wegen naar het leraarsschap, zoals de gewone vierjarige lerarenopleiding en het traject voor zij-instromers die vanuit het bedrijfsleven de overstap naar onderwijs maken. De opleiding zal verder steeds vaker duaal zijn, waarin theorie en praktijk worden afgewisseld. Coaching op de school wordt daarom steeds belangrijker. Wie start in het onderwijs moet de mogelijkheid krijgen de eerste jaren minder lessen te geven en moet kunnen rekenen op een goede begeleiding.

6. De school moet optimale kansen bieden
Het voortgezet onderwijs is het scharnierpunt tussen basisschool en vervolgopleidingen, waar belangrijke keuzen gemaakt worden voor de toekomst. Dat betekent dat er samenhang moet zijn tussen basisvorming, vmbo en studiehuis. Een samenhang zodat opstromen en overstappen mogelijk blijft om talenten een kans te geven. Het betekent ook dat de school een rol speelt bij de maatschappelijke vorming en een veilig klimaat biedt.

7. De overheid financiert het onderwijs adequaat
De overheid heeft in dit alles de taak om te zorgen voor voldoende goedopgeleide leraren en ondersteunend personeel. Dat betekent dat het beroep aantrekkelijk moet zijn, een concurrerend salaris en goede arbeidsomstandigheden horen daar bij. Juist in het voortgezet onderwijs is Nederland erg karig. Gemiddeld genomen geven de ons omringende landen per leerling beduidend meer uit aan middelbare scholen. Een paar voorbeelden. Nederland ¤ 4800, België ¤ 5600, Frankrijk ¤ 6000, Duitsland ¤ 5600.