Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
AV/KO/2003/97636
Onderwerp Datum
brieven meldpunt kinderopvang 21 januari 2004
Voorafgaande aan de begrotingsbehandeling van mijn departement ontving ik op 3 december 2003
van de FNV, in aanwezigheid van enige leden van de Vaste Commissie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en mede namens de VrouwenAlliantie, het "boek van Sinterklaas" met daarin
bijna 200 brieven over knelpunten met betrekking tot kinderopvang (waaronder ook
gastouderopvang). Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik toegezegd vóór de plenaire
vergadering over de Wet basisvoorziening kinderopvang (Wbk) hierop te reageren1. Deze
toezegging kom ik hierbij na. Eenzelfde brief heb ik naar de FNV en de VrouwenAlliantie
gestuurd. De schrijvers van de brieven krijgen per e-mail een individueel antwoord.
Allereerst wil ik de initiatiefnemers van het meldpunt danken voor deze actie. Uit de brieven komen
de knelpunten waar ouders tegenaan lopen helder naar voren. De meeste klachten gaan over
werkgeversbijdragen, de prijs van kinderopvang, wachtlijsten/wachttijden en over flexibiliteit. Vaak
betreft het een combinatie van deze knelpunten.
Ik ben van mening dat alleen met gezamenlijke inspanning en inzet van de verantwoordelijke
partijen -kinderopvangondernemers, werkgevers/sociale partners, ouders, gemeenten en het Rijk-
deze knelpunten kunnen worden opgelost. Daarnaast zal een gedeelte van de problematiek worden
verlicht als de Wbk in werking treedt. Ik zet mij er volledig voor in de Wbk per 1 januari 2005 van
kracht te doen zijn.
In het vervolg van deze brief ga ik in op de hierboven genoemde meest voorkomende knelpunten.
Per onderwerp belicht ik de aard van de knelpunten zoals uit de brieven naar voren komt.
Vervolgens ga ik in op recente informatie over het betreffende onderwerp en op de
verantwoordelijkheid van de verschillende partijen bij het komen tot een oplossing.
Werkgeversbijdrage
1 Handelingen II, 2004-2004, nr. 33, 2289.
---
Veel klachten gaan over het ontbreken van werkgeversbijdragen, een knelpunt dat in de
buitenschoolse opvang vaker voorkomt dan in de opvang voor 0 tot en met 3 jarigen. Onder
invloed van de scherpere inzet voor kostendeling tussen de werkgevers van beide ouders komt het
nu meer voor dat ouders geconfronteerd worden met een ontbrekende bijdrage van één van de
werkgevers. Dit kan tot financiële problemen bij ouders leiden.
Hoewel er in de afgelopen jaren veel CAO-afspraken over kinderopvang zijn gemaakt
-inmiddels heeft 89% van de grote CAO's een kinderopvangregeling- constateer ik dat a) niet alle
werkgevers bijdragen aan kinderopvang en b) niet alle regelingen kwalitatief voldoende zijn. In
2003 ontving 68% van alle werknemers een werkgeversbijdrage voor opvang voor 0 tot en met 3
jarigen. Voor buitenschoolse opvang kreeg 46% van de werknemers een bijdrage van de
werkgever. In 2004 moet daar nog hard aan getrokken worden. Ik blijf sociale partners hierop
aanspreken, waarbij ik bijzondere aandacht wil besteden aan enige grote werkgevers die nog geen
regeling, of een beperkte regeling (alleen voor vrouwen, geen buitenschoolse opvang) hebben.
Wat betreft het MKB merk ik op dat de bijdragen aan kinderopvang over de hele linie nog achter
lopen. Daarom subsidiëert het ministerie van SZW in 2004 een project van MKB-Nederland,
gericht op het stimuleren van kinderopvangbijdragen in het MKB. Tevens wijs ik op de verhoogde
fiscale aftrek voor werkgeversbijdragen aan kinderopvang in 2004.
./. Bijgaand stuur ik u de quickscan die de Arbeidsinspectie in 2003 heeft uitgevoerd naar
kinderopvangregeling in grote CAO's2. De gegevens in dit rapport zijn verwerkt in de nota naar
aanleiding van het nader verslag voor de Wbk die op 21 november jl. aan de Tweede Kamer is
gezonden. Ook dit jaar wordt het aantal kinderopvangregelingen in CAO's en bedrijfsregelingen
gemonitord. Deze gegevens zullen eind 2004 beschikbaar zijn.
De prijs van kinderopvang
Zoals hierboven reeds opgemerkt hebben veel ouders klachten over de prijs van kinderopvang.
De kosten van kinderopvang zijn de afgelopen jaren inderdaad sterk gestegen. De
kinderopvangorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor het vaststellen van de prijzen. De mate
van de prijsstijging verschilt dan ook per onderneming/instelling. Ook de redenen van de
prijsstijgingen kunnen verschillend zijn. Een veel voorkomende oorzaak is de doorberekening van
de gestegen personeelskosten. Bij personeelskosten gaat het zowel om salariskosten voor
bijvoorbeeld de groepsleiding, als om bijvoorbeeld aanpassing van de pensioengrondslag en
verhoging van pensioenpremies en premies ziektekostenverzekering. Een andere reden voor
prijsstijgingen ligt op het vlak van investeringen in huisvesting en arbeidsomstandigheden/veiligheid.
Een derde reden is dat vooruitlopend op de Wbk kinderopvangorganisaties financieel zelfstandig
moeten zijn; organisaties zullen een financiële buffer moeten hebben om eventuele tegenvallers op te
kunnen vangen. Prijsstijging kan hiervan het gevolg zijn.
Ik wil er hierbij op wijzen dat er een belangrijk verschil is tussen de prijs van kinderopvang en de
prijs die de ouder voor kinderopvang moet betalen. In de huidige situatie bepalen min of meer
toevallige individuele omstandigheden of een ouder in aanmerking komt voor een financiële
tegemoetkoming van de werkgever(s), of in aanmerking komt voor een subsidieplaats. Ook de
bijdragen die door de werkgever(s) of gemeente van de ouder worden gevraagd vertonen bij
2 Afspraken over kinderopvang in CAO's; Arbeidsinspectie, 2003.
---
vergelijkbaar gebruik een grote variatie. Hierbij wil ik opmerken dat ouders onder bepaalde
voorwaarden in aanmerking komen voor een fiscale tegemoetkoming in de kosten van
kinderopvang in de vorm van een buitengewone lastenaftrek.
Met de Wbk wordt een meer eenduidig financieringsstelsel voor kinderopvang geregeld, waarbij
de financiële toegankelijkheid een belangrijk uitgangspunt is. Daarnaast verwacht ik dat
kinderopvangondernemers hun prijzen in de toekomst in de hand zullen houden3. Vooruitlopend op
de Wbk heb ik de adviestabel ouderbijdragen 2004 gebaseerd op een inkomensafhankelijk
percentage van de prijs in plaats van een inkomensafhankelijk nominaal bedrag zoals in
voorgaande jaren.
In de Wbk zijn verschillende elementen opgenomen om de ondernemers in de kinderopvang te
stimuleren tot een beheerste prijsontwikkeling:
· Ouders betalen een inkomensafhankelijk percentage van de prijs, zodat ouders belang hebben
bij de hoogte van de prijs;
· De overheid geeft alleen een tegemoetkoming tot aan een maximumprijs;
· De maximumprijs wordt geïndiceerd op basis van het algemene inflatiecijfer. Hogere
prijsstijgingen worden niet geaccomodeerd.
Uit onderzoek4 is gebleken dat de incorporatie van deze elementen in het financieringsstelsel van
invloed is op meer gematigde prijsontwikkeling binnen de kinderopvangsector.
Ook de dereguleringsvoorstellen, zoals opgenomen in de Wbk, geven kinderopvangondernemers
meer ruimte voor flexibele en efficiënte bedrijfsvoering. In combinatie met de hierboven genoemde
financieringsmaatregelen en het uitgangspunt van vraagfinanciering -waardoor de positie van ouders
wordt versterkt- zal dit naar verwachting voor kinderopvangondernemers een belangrijke impuls
zijn om prijsstijgingen zoveel mogelijk te beperken en te streven naar kostenbeheersing. Ik zal bij
alle daarvoor geschikte gelegenheden de twee brancheorganisaties en kinderopvangondernemers
hierop aanspreken.
Wachtlijsten, wachttijden en capaciteit
Ouders hebben veel klachten over wachtlijsten. Het gaat hierbij zowel om wachtlijsten voor
opvang in een kinderdagverblijf als bij buitenschoolse opvang. De meeste problemen doen zich
voor in grote steden en op het platteland. Veel van de brievenschrijvers geven aan dat ze inmiddels
een oplossing voor het gebrek aan opvangcapaciteit gevonden hebben; een aantal ouders voorziet
in de nabije toekomst problemen als hun kinderen 4 jaar worden en van dagopvang naar
buitenschoolse opvang door willen stromen. Als oplossing voor het opvanggebrek wordt
uitgeweken naar informele opvang, opvang in ander kindercentrum of het aanpassen van de
werktijden van de ouders.
Landelijk gezien blijkt dat de wachttijden in de kinderopvang teruglopen. Uit gegevens van een
grote kinderopvangbemiddelaar -met circa 20% van de markt- komt naar voren dat steeds meer
kinderen worden geplaatst op het gewenste moment. In oktober 2003 werd 80% van de
dagopvangkinderen op tijd geplaatst. Ook uit deze cijfers blijkt dat in de grote steden minder
3 Zie hiervoor ook de antwoorden op de door de Tweede Kamer gestelde vragen over de brieven over de SZW-
adviestabel ouderbijdragen 2004 en prijsstijgingen in de kinderopvang (brief van 19 december 2003,
AV/KO/2003/87853).
4 Landelijk ramingsmodel kinderopvang 2002-2010; SEO/SCP; november 2003.
---
kinderen op tijd geplaatst worden dan in de rest van Nederland. Uit gegevens van deze
bemiddelaar blijkt tevens dat de wachttijden de afgelopen tijd afgenomen zijn. Medio 2002
bedroeg de gemiddelde wachttijd voor alle ouders die een plaats zochten voor een
dagopvangplaats circa 14 dagen en voor een plaats in de buitenschoolse opvang 20 dagen, medio
2003 bedroeg de gemiddelde wachttijd 9 respectievelijk 10 dagen.
Mede dankzij de inspanningen van de sector en stimuleringsregelingen van de rijksoverheid is het
aantal plaatsen in de kinderopvang afgelopen jaren sterk gegroeid. Uit de Monitor uitbreiding
kinderopvang 20035 blijkt dat de totale formele kinderopvang gegroeid is van circa 94.000
plaatsen eind 1998 naar ruim185.000 eind 2003; een verdubbeling! In het najaar van 2003 hebben
de ondernemers in de kinderopvang de verwachting uitgesproken dat er voor eind 2004 nog een
verdere groei naar circa 197.000 plaatsen te verwachten is. Per soort kinderopvang is de groei als
volgt:
· Het aantal plaatsen in kinderdagverblijven (kinderen van 0 tot en met 3 jaar) is in vier jaar tijd
gegroeid van ruim 71.000 naar ruim 114.000 eind 2003.
· Het aantal plaatsen voor buitenschoolse opvang (kinderen op de basisschool) is in die periode
bijna verdubbeld: van circa 32.500 eind 1999 naar circa 61.500 eind 2003.
· Het aantal plaatsen voor gastouderopvang (kinderen van 0 tot en met 12 jaar) bedroeg eind
2003 circa 9.500. Dat is een beperkte groei ten opzichte van eind 1999 en een lichte daling ten
opzichte van eind 2002.
Opgemerkt dient te worden dat er belangrijke regionale en lokale verschillen zijn in de
capaciteitsontwikkeling en in de beschikbare capaciteit per 1.000 inwoners.
Mede door de nog steeds groeiende investeringen in het aanbod komen -landelijk gezien- vraag en
aanbod steeds meer in evenwicht. De duidelijke vermindering van de wachtlijsten/wachttijden laat
dit ook zien. Lokaal is de situatie echter anders, op dit moment is er bij sommige gemeenten
sprake van een overschot aan aanbod, bij andere van wachtlijsten. Ik ben van mening dat
kinderopvangondernemers actief dienen in te spelen op díe situaties waar sprake is van
wachtlijsten/wachttijden. De Wbk voorziet uitdrukkelijk in die mogelijkheid. Gemeenten kunnen
hierbij stimulerend en ondersteunend zijn, bijvoorbeeld via ruimtelijk ordeningsbeleid. Ik zal de
brancheorganisatie van kinderopvangondernemers in deze zin aanspreken.
Uit de brieven van de ouders aan het meldpunt komt naar voren dat er lokaal problemen met de
wachtlijsten/wachttijden zijn. Deze brieven geven echter niet aan dat de wachtlijsten/wachttijden in
bepaalde gemeenten duidelijk groter zijn. Om die reden zie ik dan ook geen reden om specifieke
gemeenten en ondernemers aan te spreken.
In het najaar van 2004 zal ik opnieuw de capaciteitsontwikkeling zoals die heeft plaatsgehad in
2004 laten onderzoeken. De resultaten hiervan worden begin 2005 aan de Tweede Kamer
aangeboden.
Flexibele kinderopvang
Een aantal ouders noemt klachten over de openingstijden: deze sluiten niet aan bij de werktijden
van de betreffende ouders, bijvoorbeeld ingeval van onregelmatig werk. Ook worden de slechte
5 Monitor 2003, in opdracht van het Netwerkbureau uitbreiding kinderopvang door Deloitte & Touche en
VDMA; publicatie in febuari 2004. De hoofdlijnen van deze monitor zijn te vinden op www.szw.nl.
5
aansluiting van schooltijden en buitenschoolse opvang en tussen openingstijden van de opvang en
lesuren van bijvoorbeeld inburgeringscursussen genoemd.
In de toekomst zal naar mijn mening dit probleem minder worden. Immers, met de
financieringssystematiek van de Wbk zal de kinderopvangsector zich meer en meer ontwikkelen tot
een volwaardige marktsector. Kinderopvangondernemers zullen naar de wensen van ouders
(moeten) gaan luisteren. Anders prijzen ze zichzelf uit de markt. In deze context zullen
kinderopvangondernemers zich moeten bezinnen op het doen van een flexibel aanbod. In het kader
van experimenten Dagindeling wordt momenteel geëxperimenteerd met flexibele opvang,
bijvoorbeeld voor personeel in de gezondheidszorg en op Schiphol. Resultaten van deze
experimenten kunnen door kinderopvangondernemers als voorbeeld worden gebruikt. Eventuele
knelpunten in regelgeving zullen de komende jaren worden aangepakt.
Ook de hiervoor genoemde percentagetabel zal tot effect hebben dat de positie van ouders wordt
versterkt en zij zich meer bewust worden van de prijs/kwaliteit-verhouding, waardoor vraag en
aanbod meer in evenwicht wordt gebracht.
Tenslotte
Naast de initiatiefnemers van het meldpunt wil ik eveneens alle ouders die de moeite hebben
genomen knelpunten te beschrijven hiervoor bedanken. Ik verwacht dat de beleidsvoornemens
zoals hierboven geschetst mede tot oplossing van deze knelpunten zullen leiden.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid