Ingezonden persbericht


Ministerie van Sociale Zaken
en WerkgelegenheidDirectie
Communicatie

22 januari 2004

Nr. 04/013

Onderzoek: voorlichting en training helpen bij voorkoming van meisjesbesnijdenis

Het voorkomen van besnijdenis van meisjes is vooral gebaat bij voorlichting en training van de betrokken bevolkingsgroepen, hulpverleners, politie en justitie. Hoewel meisjesbesnijdenis in Nederland en veel andere landen strafbaar is, blijkt dat voor de preventie weinig uit te maken. Desondanks stellen de onderzoekers voor dat besnijdenis in Nederland ook strafbaar wordt als het plaatsvindt in een land waar meisjesbesnijdenis wel is toegestaan. De onderzoekers verwachten dat hiervan een belangrijke signaalwerking uitgaat.

Dit staat in het rapport Strategieën ter voorkoming van besnijdenis bij meisjes . Minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het rapport aan de Tweede Kamer aangeboden. Op dit moment bespreken de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken, Justitie, Vreemdelingenbeleid en Integratie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport het rapport en wordt bekeken welke maatregelen haalbaar zijn. Het kabinet streeft ernaar voor 1 april te reageren op de het rapport.

Het onderzoek, dat aangekondigd is in het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie , strekt zich uit over vier bevolkingsgroepen waar meisjesbesnijdenis veel voorkomt: Somaliërs, Eritriërs, Egyptenaren en Soedanezen. Het blijkt dat besnijdenis bij meisjes geen eenduidig verschijnsel is. Het verschilt per bevolkingsgroep wat betreft de ingrijpendheid, de leeftijd waarop het gebeurt, de kennis van de gevolgen, de bespreekbaarheid en de betekenis voor de eigen identiteit. De manier waarop een bevolkingsgroep aankijkt tegen besnijdenis en het belang voor de etnische groepsidentiteit zijn zeer bepalend voor de mogelijkheden om iets te doen tegen meisjesbesnijdenis, aldus de onderzoekers.

Hoewel de strafbaarheid van meisjesbesnijdenis afschrikwekkend werkt en zeer bekend is bij de vier betrokken bevolkingsgroepen, blijkt uit vergelijkend onderzoek met andere landen dat nauwelijks sprake is van succesvolle vervolging en bestraffing van besnijdsters of medeplichtigen. Uit onderzoek blijkt dat door te eenzijdige aandacht voor de strafbaarstelling van besnijdenis van meisjes het taboe hierop juist wordt vergroot en de uitvoering van besnijdenissen wordt verplaatst naar de illegaliteit.

De onderzoekers concluderen dat goede afspraken, regie, coördinatie en initiatief nodig zijn om besnijdenis bij meisjes te voorkomen. Hulpverleners, politie en justitie moeten adequaat en alert reageren op signalen die wijzen op het bestaan van besnijdenis van meisjes. De bevolkingsgroepen waar meisjesbesnijdenis voorkomt, moeten worden betrokken bij het oplossen van het probleem.

Dit betekent volgens de onderzoekers dat, om meisjesbesnijdenis te voorkomen, beleid moet worden ontwikkeld om alle vier de betrokken bevolkingsgroepen door middel van voorlichting en training te betrekken bij de preventie. Dit moet ook gebeuren voor hulpverleners, politie en justitiemedewerkers. De mogelijkheid om een steunpunt en website in te richten dient te worden bekeken, aldus de onderzoekers.