Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
01-04-SZW AV/KO/2004/4479
Onderwerp Datum
Amvb's Wbk 22 januari 2004
Bij brief van 21 januari 2004 (kenmerk 01-04-SZW) verzoekt de vaste commissie voor
Sociale Zaken en Werkgelegenheid om informatie over de algemene maatregelen van bestuur
(amvb's) die op grond van de Wet basisvoorziening kinderopvang (Wbk) zullen worden
opgesteld. Uw Kamer wil bij voorkeur over deze amvb's beschikken, omdat - zo stelt de
Kamer- de uitvoerbaarheid van de Wbk alleen aan de inhoud van deze regelingen getoetst kan
worden. In het bijzonder geldt dat voor de amvb met betrekking tot de tegemoetkoming van de
kosten van kinderopvang en met betrekking tot de kwaliteit van de kinderopvang. Indien deze
amvb's thans nog niet beschikbaar zijn, dan wil uw Kamer de concept-amvb's met een
toelichting op de hoofdlijnen ontvangen, inclusief een tijdsplanning.
Hieronder geef ik een overzicht van de amvb's, alsmede een schets van de inhoud van deze
amvb's en per amvb een stand van zaken en een planning.
Amvb tegemoetkoming kosten kinderopvang
In de amvb tegemoetkoming kosten kinderopvang wordt vastgelegd op welke wijze de hoogte
van de tegemoetkoming van het Rijk en de hoogte van de extra tegemoetkoming van het Rijk
(bij een onvolledige werkgeversbijdrage) afhangt van het aantal uren kinderopvang, de voor
die opvang te betalen prijs, de soort kinderopvang, het volgnummer van het kind waarvoor
een tegemoetkoming wordt aangevraagd, het toetsingsinkomen van de ouder en zijn eventuele
partner en de maximumprijs per uur voor de gebruikte kinderopvang. Met behulp van de
maximumprijs per uur voor de gebruikte soort kinderopvang kan het bedrag worden bepaald
waarover een tegemoetkoming kan worden aangevraagd. Voorts wordt in deze amvb de
aanvulling op de extra tegemoetkoming van het Rijk vastgelegd, in het geval dat sprake is van
ex-subsidieplaatsen. Voor een nadere beschrijving van deze aspecten zij verwezen naar § 4.2
van de nota naar aanleiding van het nader verslag1. De hoogte van de tegemoetkoming van het
Rijk wordt uitgedrukt in percentagetabellen. Deze zijn als bijlagen bij de nota naar aanleiding
van het nader verslag voor de jaren 2005, 2006 en 2007 opgenomen. Verder zullen de
inkomensklassen in de percentagetabel jaarlijks worden geïndexeerd met de geraamde
contractsloonstijging uit het Centraal Economisch Plan van het Centraal Planbureau.
1 Kamerstukken II, 2002/03, 28447, nr. 15.
2
Tegelijkertijd bevat deze amvb nadere regels met betrekking tot de verlening, de
voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Daarbij merk ik het volgende
op. De tegemoetkoming ingevolge de Wbk is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit brengt mee dat Titel 4.2 (subsidies) van de Awb
rechtstreeks van toepassing is. In verband met de uitvoering door de Belastingdienst zijn in
hoofdstuk 2, paragraaf 2, van de Wbk een aantal van de Awb afwijkende bepalingen
opgenomen. Een belangrijke reden om de Wbk op dit punt te laten uitvoeren door de
Belastingdienst is dat deze dienst reeds beschikt over veel gegevens die nodig zijn voor de
bepaling van een tegemoetkoming. De toekenningsprocedure kan daardoor zo beperkt
mogelijk worden gehouden.
De aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Wbk wordt gedaan door de ouder via
een aanvraagformulier (op grond van artikel 4:4 van de Awb), waarin de ter beoordeling van
de aanvraag van belang zijnde informatie wordt vermeld. De aanvraag tot verlening van de
tegemoetkoming kan tot 1 december in het tegemoetkomingsjaar worden gedaan. Jaarlijks
stuurt de Belastingdienst rond oktober aan de ouders met een lopende beschikking een
aanvraagformulier. Dit formulier kan dan worden gebruikt voor de aanvraag van de
tegemoetkoming voor het komende jaar.
Wat betreft de processen met betrekking tot de verlening en de vaststelling van de Wbk-
tegemoetkoming is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande processen en procedures
voor de heffingskortingen die de Belastingdienst door middel van de voorlopige teruggaaf
rechtstreeks uitbetaalt. De uitkering van de inkomensafhankelijke tegemoetkoming verschilt in
essentie niet van de uitbetaling van de voorlopige teruggaaf. De hoogte van de
inkomensafhankelijke tegemoetkoming wordt door de Belastingdienst vastgesteld op basis
van de gegevens die de ouder verstrekt. Een voorschot wordt uitbetaald in zoveel gelijke
termijnen als de nog resterende maanden van het tegemoetkomingsjaar.
Na afloop van het tijdvak waarvoor de tegemoetkoming is verleend, dient de ouder uiterlijk
vóór 1 april van het jaar volgend op het tegemoetkomingsjaar een aanvraag in tot vaststelling
van de tegemoetkoming. Indien de ouder aangifte inkomstenbelasting doet, wordt de aanvraag
tot vaststelling uiterlijk gedaan op de dag waarop die aangifte moet zijn ingediend (bij uitstel
voor het indienen van de aangifte wordt de termijn opgeschort). Eerst op dat moment zijn
immers de inkomensgegevens bekend voor de bepaling van het toetsingsinkomen. Binnen 8
weken na vaststelling van de aanslag of indien geen aangifte wordt gedaan, vóór 1 december
van het jaar volgend op het tegemoetkomingsjaar wordt de beschikking tot vaststelling van de
tegemoetkoming genomen (de termijn van 8 weken kan worden verlengd ingeval die te kort
blijkt te zijn). Indien de ouder niet tijdig een aanvraag tot vaststelling indient, kan de
Belastingdienst hem op grond van art. 4:44, derde lid, van de Awb, een nadere -fatale-
termijn stellen voor indiening.
De vastgestelde tegemoetkoming wordt, voor zover daartoe aanleiding bestaat, verrekend met
verleende voorschotten. Indien voorschotten zijn verstrekt en bij de aanvraag tot vaststelling
blijkt dat te veel of te weinig is bevoorschot, vindt een voorlopige verrekening plaats (te
vergelijken met een voorlopige aanslag). De vaststelling van de tegemoetkoming laat zich
vergelijken met de definitieve aanslag. Indien vaststelling wordt gevraagd (zonder dat
daaraan voorgaand een aanvraag tot verlening is ingediend) en de gegevens die voor de
vaststelling nodig zijn nog niet bekend zijn, kan de Belastingdienst eerst een beschikking tot
verlening nemen.
3
Aangezien de processen met betrekking tot verlening en vaststelling van de tegemoetkoming
reeds grotendeels in hoofdstuk 2, paragraaf 2, van de Wbk in samenhang met de subsidietitel
van de Awb zijn vastgelegd, kan de amvb ten aanzien van de verlening, de
voorschotverlening en vaststelling van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk worden
gehouden. In de amvb wordt ten aanzien van deze processen bijvoorbeeld het
bevoorschottingschema vastgelegd. De amvb zal geen regels bevatten met betrekking tot
onderwerpen die wel met de uitvoering te maken hebben, doch geen voorwerp van regeling
van de Wbk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de machtiging van derden door de ouders om de
tegemoetkoming direct aan de kinderopvangorganisaties uit te betalen. Het is primair aan de
ouders om al dan niet van deze mogelijkheid gebruik te maken.
Stand van zaken
In de nota naar aanleiding van het verslag is toegezegd voor deze amvb de voorhangprocedure
te hanteren. Ik streef naar behandeling in de Ministerraad eind maart. De voorhangprocedure
kan vervolgens in april plaatsvinden.
Amvb kwaliteit kinderopvang
In de amvb kwaliteit kinderopvang worden onder andere kwaliteitseisen vastgelegd ten
aanzien van veiligheid en gezondheid, accommodatie, groepsgrootte, leidster/kind-ratio en
opleidingseisen. De amvb is van toepassing op kinderopvang (dagopvang en buitenschoolse
opvang), gastouderopvang en ouderparticipatiecrèches. Ten opzichte van de huidige situatie
wordt er met deze amvb ten aanzien van veel kwaliteitsaspecten gedereguleerd.
Kinderopvangondernemers worden in hoge mate op een eigen verantwoordelijkheid
aangesproken. Zo wordt in plaats van gedetailleerde regels voor veiligheid en gezondheid het
instrument risico-inventarisatie ingevoerd. Daarnaast wordt het zogenaamde "open-deuren-
beleid" mogelijk gemaakt en wordt de kwaliteitseis groepsgrootte voor de buitenschoolse
opvang losgelaten. Tenslotte is een evaluatiebepaling opgenomen waarmee wordt geregeld
dat mogelijk per 1 januari 2007 geen specifieke kwaliteitseisen meer worden gesteld, mits de
uitkomsten van evaluatie dit toelaten. Bij deze evaluatie zal dan vooral worden gekeken naar
de mate van marktwerking en de wijze waarop de zelfregulering in de kinderopvangsector
vorm heeft gekregen. Voor een
./. beschrijving van de hoofdlijnen van de amvb verwijs ik naar bijlage 1 van deze brief.
Deze bijlage betreft de tekst die aan de betrokken representatieve organisaties uit de
kinderopvangsector is gezonden ten behoeve van een bestuurlijk overleg met mij. Dit overleg
vindt plaats op 26 januari a.s.
Stand van zaken
Thans ligt de amvb voor advisering voor bij Actal. Het advies van Actal wordt eind januari,
begin februari verwacht. Ik streef ernaar deze amvb nog in februari aan de Ministerraad aan te
bieden en vervolgens in maart voor de voorhangprocedure aan uw Kamer aan te bieden. Deze
planning kan echter uitlopen als de verwerking van het advies van Actal enige tijd in beslag
gaat nemen. Er zij overigens op gewezen dat Actal over het wetsvoorstel reeds een advies
heeft uitgebracht. Daarvan is melding gemaakt in de memorie van toelichting.
Amvb sociaal-medische indicatie
Eén van de Wbk-doelgroepen betreft ouders en kinderen met een sociaal-medische indicatie.
Het gaat in grote lijnen om ouders met een chronische ziekte of handicap en om kinderen voor
wie kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling noodzakelijk is. Bij
---
amvb zal worden bepaald in welke gevallen en onder welke omstandigheden ouders en
kinderen voor een sociaal-medische indicatie in aanmerking komen. Wat betreft ouders wordt
gedacht aan: ouders met een handicap, ouders met psychiatrische problematiek of
persoonlijkheidsstoornis, ouders met een chronische ziekte. Hierbij wordt aangesloten bij de
functiegerichte AWBZ-indicatiestelling. Wat betreft kinderen wordt gedacht aan: kinderen
met een ontwikkelingsachterstand of -stoornis, kinderen met psychosociale problematiek en/of
gedragsproblemen, kinderen met een handicap of chronische ziekte, kinderen die in een
sociaal isolement/pedagogische risicovolle situatie verkeren en kinderen in ongunstige woon-
en leefomstandigheden.
Ik maak van de gelegenheid gebruik u te melden dat in overleg met de staatssecretaris van
VWS en de VNG wordt bezien of de aanwijzing van de indicatie-organen in verband met
sociaal-medische problematiek en kinderopvang moet worden herzien. Dit in verband met de
voorgenomen centralisatie van de Regionale Indicatie Organen2. Indien hiertoe wordt
besloten leidt dit tot wijziging van de Wbk.
Stand van zaken
De planning is deze amvb eind maart aan de Ministerraad aan te bieden en daarna voor
advies naar de Raad van State te sturen.
Amvb experimenten
Met het experimenteerartikel wordt beoogd voor een periode van ten hoogste vier jaar
innovatieve vormen van kinderopvang mogelijk te maken. Bij amvb worden verschillende
vormen van innovatieve kinderopvang aangewezen. In deze amvb kunnen regels worden
gesteld ten aanzien van de kwaliteit, het toezicht, de hoogte van de tegemoetkoming van het
Rijk en de duur van het experiment. Vooralsnog wordt gedacht aan de volgende vormen van
innovatieve kinderopvang:
· kleinschalige kinderopvang waarbij bijvoorbeeld maximaal zes kinderen worden
opgevangen,
· gastouderopvang waarbij maximaal zes (niet-eigen) kinderen worden opgevangen,
· kinderopvang voor kinderen van oudkomers, nieuwkomers en reïntegratiecliënten
(kortdurende kinderopvang),
· 24-uursopvang.
Stand van zaken
Het ligt in de rede dat eerst de voorhangprocedure ten aanzien van het concept-Besluit
kwaliteit kinderopvang is afgerond, voordat de voorhangprocedure voor de amvb met
betrekking tot innovatieve kinderopvang kan plaatsvinden. Afwijkingen van de reguliere
kwaliteitseisen kunnen immers niet worden geformuleerd, wanneer deze eisen niet eerst zijn
vastgesteld. Ik streef ernaar de amvb voor de innovatieve kinderopvang in april aan de
Ministerraad aan te bieden. De voorhangprocedure kan vervolgens in mei plaatsvinden.
Geen amvb werkwijze toezichthouder
Voorgesteld wordt om de mogelijkheid om bij amvb nadere regels te stellen met betrekking
tot de werkwijze van de toezichthouder te schrappen. Het gaat in dit geval om de werkwijze
van de GGD die als toezichthouder namens het college van burgemeester en wethouders
toeziet op de naleving van de kwaliteitseisen. Vereenvoudiging van regelgeving op dit punt
2 Kamerstukken II, 2002/03, 26631, nr. 56.
5
ligt bij nader inzien eerder in de rede. De werkwijze zal in beperkte mate nader op
wetsniveau worden uitgewerkt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de periodiciteit van de door de
GGD te verrichten onderzoeken bij kinderopvanginstellingen. De wijziging zal aangebracht
worden door middel van de derde nota van wijziging van de Wbk.
Tenslotte maak ik van de gelegenheid gebruik u mede te delen dat uw Kamer in de week van
26 januari as. de derde nota van wijziging Wbk ontvangt. In deze nota van wijziging zal, zoals
toegezegd, voornamelijk de afstemming van de Wbk met fiscale wetgeving met betrekking tot
kinderopvang worden geregeld.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid