Ministerie van Buitenlandse Zaken

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004

Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel en Migratie Zaken
070.3486813
22 januari 2004

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |


1 Inleiding
In dit algemene ambtsbericht wordt de situatie in Burundi beschreven voorzover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Burundi en voor de besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Burundese asielzoekers. Dit verkorte algemeen ambtsbericht vormt een aanvulling op en een actualisering van het ambtsbericht over de situatie in Burundi van 18 maart 2003, zodat in dit verkorte ambtsbericht in het algemeen slechts die onderwerpen zijn opgenomen waar zich wezenlijke wijzigingen in de situatie hebben voorgedaan. Indien bepaalde onderwerpen in dit ambtsbericht niet aan de orde komen, is de tekst van het vorige algemeen ambtsbericht op hoofdlijnen nog steeds van toepassing. Dit verkorte ambtsbericht beslaat de periode maart 2003 tot en met 22 januari 2004.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen vertrouweljke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordigingen in de regio en in Europese landen aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. Waar in dit ambtsbericht wordt verwezen naar openbare bronnen, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke wijze is ingewonnen.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente politieke ontwikkelingen en wordt een beschrijving gegeven van de veiligheidssituatie. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een overzicht van de recente geschiedenis. In hoofdstuk drie zijn relevante ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten opgenomen.
In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden en vluchtelingen in de regio aan de orde, evenals het beleid van een aantal Europese landen inzake asielzoekers uit Burundi en activiteiten van internationale organisaties. Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf. 3

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |


2 Landeninformatie
2.1 Geschiedenis
Voor een beschrijving van de geschiedenis van Burundi over de periode tot maart 2002 wordt verwezen naar het algemene ambtsbericht van 18 maart 2003. In deze paragraaf zal worden ingegaan op de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tussen maart 2002 en maart 2003. (De gebeurtenissen na maart 2003 worden behandeld in paragraaf 2.3, politieke ontwikkelingen). Deze periode staat in het teken van de verdere uitvoering van het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2002.
In maart 2002 was reeds een begin gemaakt met de uitvoering van het akkoord van Arusha, met de installatie van een overgangsregering (1 november 2001), een - senaat (februari 2002) en een -parlement (januari 2002). Als voorloper van de beoogde internationale vredesmacht waren vanaf 28 oktober 2001 de eerste manschappen van twee Zuid-Afrikaanse bataljons (700 man) gearriveerd, ter bescherming van oppositiepolitici.
De overige bepalingen van het Akkoord van Arusha (juridische en militaire hervormingen, waarheidscommissie, amnestiewetgeving, onderzoek naar genocide) waren nog niet in uitvoering genomen. In 2002 keerden meer dan 30 prominente Hutu politici in ballingschap vanuit het buitenland terug om deel te nemen aan het politieke leven. Zij worden bewaakt door de South African Protection Support Detachment (SAPSD). De overgangsregering zette zich aan het invullen van de afspraken van het akkoord van Arusha van 28 augustus 2000 en het ontwikkelen van bijbehorend beleid. Eind augustus 2002 werden in een gezamenlijke bijeenkomst met het overgangsparlement de tussentijdse resultaten gepresenteerd. Genocidewetgeving werd bij het overgangsparlement ingediend en de Nationale Waarheids- en Verzoeningscommissie werd opgericht.
Maar bij gebrek aan voortgang in de staakt-het-vurenonderhandelingen kwam de binnenlandse politiek langzamerhand tot stilstand. Ingediende wetgeving voor de overgangsperiode, waaronder de genocidewetgeving en de wet betreffende de Nationale Waarheids- en Verzoeningscommissie, kwam niet door het parlement. De voorzitter van de politieke partij Uprona, Mukasi, werd begin oktober 2002 gevangen genomen op beschuldiging van het in gevaar brengen van de staatsveiligheid en de voormalige president, Bagaza (Parena), kreeg op 1 november 2002 huisarrest, op verdenking van het 'aanzetten tot staatsgreep'. Het huisarrest van Bagaza leidde tot het opheffen van zijn persoonlijke bescherming
---

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

door de Zuid-Afrikaanse beschermingsmacht omdat zijn veiligheid vanaf dat moment door het Burundese leger werd gegarandeerd. Onderhandelingen over staakt-het-vuren
De politieke ontwikkelingen stonden in het teken van onderhandelingen met de rebellengroeperingen over een staakt-het-vurenovereenkomst. Diverse onderhandelingsronden tussen maart en oktober 2002 leverden weinig resultaat op doordat de diverse rebellengroepen medewerking weigerden. De onderhandelingen werden nu eens door Tanzania, dan weer door Zuid-Afrika georganiseerd.
Uiteindelijk riep de Zuid-Afrikaanse vice-president Jacob Zuma een top bijeen van de staatshoofden van Ethiopië, Kenia, Tanzania, de Democratische Republiek Congo (DRC), Uganda en Zambia, op 7 oktober 2002. Op deze top werd een deelsucces geboekt met de ondertekening van een overeenkomst door twee kleine rebellenfacties van de FDD en FNL1.
Jean Bosco Ndayikengurukiye, die namens de FDD-factie had getekend, verklaarde overigens dat hij met die handtekening niet had ingestemd met een staakt-het-vuren, maar met een memorandum of understanding met de regering over hoe een staakt-het-vuren zou kunnen worden bereikt. De leider van de FNL-factie die de overeenkomst had getekend was Alain Mugabarabona, het in Nederland woonachtige hoofd van de Benelux-afdeling van de FNL. Mugabarabona werd door Jacob Zuma erkend als interim leider van de FNL2. Mugabarabona heeft echter geen zeggenschap over FNL-rebellen, getuige de voortdurende activiteiten van de FNL ook na de ondertekening van de overeenkomst. Hij heeft zich opgeworpen als leider omdat hij de leider van de FNL, Agathon Rwasa, verwijt de FNL als zijn persoonlijk eigendom te beschouwen. Daarbij komt dat de FNL sterke banden heeft met de kerk van de zevendedagadventisten. Mugabarabona verwijt Rwasa dat de FNL verwordt tot een geheime religieuze sekte die het Burundese volk in gijzeling neemt in zijn weigering onderhandelingen met de regering te openen. Op 13 februari 2003 keerden Jean Bosco Ndayikengurukiye en Alain Mugabarabona naar Burundi terug3.
Nieuwe onderhandelingen tussen de hoofdfactie van de FDD onder leiding van Pierre Nkurunziza en de regering leidden begin november 2002 tot overeenstemming op een aantal onderdelen, maar tot een staakt-het-vuren overeenkomst kwam het nog niet.

1 zie bijlage I

2 EIU Country Report Burundi - november 2002
3 OCHA Burundi 28 februari 2003.

---

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

Staakt-het-vurenovereenkomst tussen de overgangsregering en de FDD Eind november 2002 werden de onderhandelingen in Arusha hervat en op 3 december 2002 tekenden Pierre Buyoya (als president van Burundi, leider van de regering en als hoogste legerchef) en Pierre Nkurunziza, leider van de FDD- rebellenbeweging onder zware buitenlandse druk een staakt-het- vurenovereenkomst.
De overeenkomst bevat een programma in drie etappes: ontwapening, demobilisatie en herintegratie van de strijdende partijen. Volgens de overeenkomst moeten zowel het nationale leger als de FDD-rebellen, met hun wapens, worden ondergebracht in verscheidene kampen, verspreid over het land, onder supervisie van een Afrikaanse vredesmacht, voorzien van een VN- mandaat en erkend door de VN Veiligheidsraad. Militaire waarnemers van deze Afrikaanse macht zouden toezicht moeten houden op de zware wapens van het Burundese leger.
Deze fase moet gevolgd worden door een opleidingsprogramma en de integratie van de in de kampen ondergebrachte rebellen en militairen in een nieuw nationaal leger, inclusief de politie en de inlichtingendiensten. Het akkoord schreef voor dat 14 dagen na ondertekening de strijdende partijen al hun troepen ingelicht moesten hebben over het staakt-het-vuren. Op 30 december 2002 zouden de strijdende partijen in hun kampen moeten zijn aangekomen.
Eveneens werd overeengekomen dat de CNDD, de politieke vleugel van de FDD, deel zal nemen in de overgangsregering.
Eind 2002 was er nog geen Afrikaanse vredesmacht en waren de militaire waarnemers die moeten toezien op het staakt-het-vuren nog niet gearriveerd. De implementatie van het akkoord tussen regering en FDD werd hierom voor onbepaalde tijd opgeschort.
Op 12 maart 2003 arriveerden de laatste acht Gabonese militairen, waardoor het aantal waarnemers van de Afrikaanse Unie in Burundi op volle sterkte van 43 kwam4. De waarnemers werden geplaatst in de provincies Ruyigi, Makamba, Kayanza en Gitega.
2.2 Staatsinrichting
De staatsinrichting van Burundi is gebaseerd op het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2000 en de uitwerkingen die daaraan sindsdien zijn gegeven. Het oude parlement nam op 27 oktober 2001 een (nieuwe) overgangsgrondwet aan, inhoudende de in het kader van het vredesakkoord van Arusha
4 IRIN 12 maart 2003

---

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

overeengekomen regelingen met betrekking tot een overgangsregering (zie ambtsbericht van 18 maart 2003).
Burundi bevindt zich in een overgangsperiode die op 1 november 2001 is ingegaan en die volgens afspraken drie jaren zal duren. De Republiek Burundi wordt geregeerd door een overgangsregering die geleid wordt door president Domitien Ndayizeye (Frodebu). De vice-president is Alphonse Marie Kadege (Uprona). Beiden zijn sinds 1 mei 2003 in functie (zie ook 2.3). De volgende verkiezingen zijn voorzien aan het eind van de overgangsperiode (1 november 2004).
De overgangsregering telt 29 ministers, waarvan 17 Hutu en 12 Tutsi en bestaat uit vertegenwoordigers van 18 partijen.
Het overgangsparlement is in januari 2002 geïnstalleerd en de overgangssenaat in februari 2002.
2.3 Politieke ontwikkelingen
Sinds maart 2003 heeft zich een aantal politieke ontwikkelingen voorgedaan, dat hieronder aan de orde komt.
De laatste ontwikkelingen voor wat betreft onderhandelingen met de FNL worden aan het slot van de paragraaf behandeld.
Machtsoverdracht
De politieke ontwikkelingen stonden in de verslagperiode in het teken van de machtsoverdracht. Volgens het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2000 moest president Buyoya 18 maanden na zijn benoeming zijn ambt overdragen aan een Hutu-president, die gedurende de tweede periode van de overgangsperiode van 18 maanden het land zal regeren en algemene verkiezingen moet voorbereiden. De datum voor de machtsoverdracht was vastgesteld op 1 mei 2003. Pas op 28 maart 2003 gaf president Buyoya aan dat hij bereid was de macht op 1 mei over te dragen aan de vice-president Domitien Ndayizeye. Omdat de G10, een groep van 10 Tutsi partijen5, het niet eens kon worden over een kandidaat voor het vice-presidentschap nomineerden het overgangsparlement en de overgangssenaat Alphonse Marie Kadege, van de Uprona partij. Hij werd op 25 april 2003 door een gezamenlijke vergadering van het overgangsparlement en de overgangssenaat gekozen als de nieuwe vice-president.
5 zie bijlage I

---

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

Op 29 april 2003 werd Domitien Ndayizeye als president geïnaugureerd tijdens een ceremonie waarbij diverse Afrikaanse presidenten en vice-presidenten aanwezig waren. De machtsoverdracht verliep zonder demonstraties of andere vormen van protest.
President Ndayizeye heeft slechts drie uitbreidingen in het kabinet aangebracht, alle drie ten gunste van de Hutu-rebellengroepen die de staakt-het- vurenovereenkomst respecteerden. Alle zittende ministers die onder president Buyoya hadden gediend, werden gehandhaafd. Garpard Kobako van de CNDD- FDD vleugel van Jean Bosco Ndayikengurukiye, werd benoemd tot minister van Openbare Werken, Cyrille Hicintuka van de FNL-Palipehutu vleugel van Alain Mugabarabona werd minister voor Ambtenarenzaken en Rodolphe Baranyizigiye van Frolina werd minister voor Jeugdzaken, Sport en Cultuur6. De FNL- hoofdfactie van Agathon Rwasa en de FDD-hoofdfactie van Pierre Nkurunziza zijn (nog) niet vertegenwoordigd in de overgangsregering. Ex-president Buyoya bleef na zijn machtsoverdracht als senator politiek actief. De Parti pour le redressement national (Parena), die op 7 november 2002 een verbod opgelegd had gekregen om gedurende zes maanden politieke activiteiten te verrichten, kreeg op 7 mei 2003 toestemming de politieke activiteiten in het gehele land te hervatten. Het verbod was uitgevaardigd omdat Parena ervan werd beschuldigd illegale bijeenkomsten te houden en pamfletten met opruiende teksten te verspreiden. Het huisarrest van de voorzitter van Parena, de voormalige president Bagaza, werd in april 2003 opgeheven7.
Nog tijdens het presidentschap van Buyoya heeft het parlement op 16 april 2003 een genocidewet aangenomen. Deze wet voorziet in de oprichting van een internationale juridische onderzoekscommissie voor genocide en oorlogsmisdrijven begaan tussen 1 juli 1962 en de datum van afkondiging van de wet. Op dezelfde dag werd ook de wet inzake de oprichting van een Waarheids- en Verzoeningscommissie aangenomen8. De instelling van bovengenoemde commissies maakt deel uit van het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2000.
Staakt-het-vurenonderhandelingen
Op instigatie van de Zuid-Afrikaanse vice-president Zuma, vond op 17 april 2003 in Dar Es Salaam een regionale vredesconferentie onder leiding van de Ugandese president Museveni, die voorzitter is van het regionaal vredesoverleg over
6 IRIN 30 mei 2003.

7 IRIN 8 mei 2003

8 IRIN 16 april 2003

8

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

Burundi, plaats. Tijdens deze conferentie beloofden de Burundese regering en de belangrijkste rebellengroep, de FDD van Pierre Nkurunziza, de staakt-het- vurenovereenkomst van 3 december 2002 te zullen naleven. De FNL van Agathon Rwasa weigerde aan deze conferentie deel te nemen. Zij stelde dat het dreigement van president Ndayizeye de aanvallen op de FNL te intensiveren, neerkwam op een oorlogsverklaring (zie ook 2.3). De FNL verklaarde nooit met de regering van president Ndayizeye te zullen onderhandelen, ongeacht de concessies die de regering eventueel bereid zou zijn te doen9. Inmiddels hebben in 2003 in Zwitserland twee besprekingen tussen vertegenwoordigers van de FNL (Rwasa) en de regering plaatsgevonden. Over de uitkomst van deze besprekingen werden geen mededelingen gedaan. Vanaf eind juli 2003 is er sprake van enige vooruitgang bij de staakt-het-vuren- onderhandelingen. Op 28 juli bracht een delegatie van de FDD (Nkurunziza) voor het eerst een bezoek aan Bujumbura. Aan het eind van het vijfdaagse bezoek zei de leider van de delegatie, Salvator Ntacobamaza, die hoofd van de FDD inlichtingendienst is, dat zijn beweging zich verplicht had volledig aan de implementatie van de staakt-het-vurenovereenkomst van 2 december 2002 mee te werken. Hij zei dat het hoog tijd werd de reeds 10 jaar durende oorlog te stoppen en dat de FDD zal deelnemen aan de Joint Ceasefire Commission, waarin ook vertegenwoordigers van het leger en onafhankelijke waarnemers zitting hebben. Onder leiding van de Zuid-Afrikaanse vice-president Jacob Zuma vonden vanaf 19 augustus 2003 in Zuid-Afrika de eerste persoonlijke gesprekken plaats tussen president Domitien Ndayizeye en Pierre Nkurunziza, de leider van de hoofdfactie van de FDD-rebellen. De gesprekken waren erop gericht een modus te vinden voor de beoogde machtsdeling. Eerder had de president aangekondigd de hoofdfactie van de FDD functies in het kabinet en in het leger aan te bieden. De besprekingen werden op 22 augustus 2003 beëindigd. Volgens president Ndayizeye werd er belangrijke vooruitgang geboekt, zonder dat hij wilde zeggen welke posten aan de FDD zijn aangeboden.
Een vervolgconferentie van Afrikaanse leiders in Dar es Salaam om het vredesproces te redden eindigde op 16 september 2003 zonder overeenstemming te hebben bereikt over een oplossing voor de machtsdeling tussen de hoofdfactie van de FDD en de Burundese regering. De Tanzaniaanse president Benjamin Mpaka en de Zuid-Afrikaanse president Thabo Mbeki stelden echter dat de besprekingen niet waren afgebroken. Beiden zagen ruimte voor verder overleg. Dit nieuwe overleg tussen de Burundese regering en de FDD van Pierre Nkurunziza vond plaats begin oktober 2003 in Zuid-Afrika onder bemiddeling van de Zuid- Afrikaanse president en vice-president en had eindelijk resultaat.
9 AFP 3 juli 2003

9

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

Pretoria Protocol on Political, Defence and Security Power Sharing in Burundi Op 8 oktober 2003 tekenden de Burundese president Domitien Ndayizeye en de leider van de hoofdfactie van de FDD Pierre Nkurunziza een overeenkomst waarbij de staakt-het-vurenovereenkomst van december 2002 werd geëffectueerd. Onder het akkoord, dat bekend staat als het Pretoria Protocol on Political, Defence and Security Power Sharing in Burundi neemt de FDD voor 40% aan de geïntegreerde generale staf en het officierskorps van het leger deel. Het percentage van de FDD in onderofficieren en manschappen zal door de geïntegreerde generale staf worden bepaald. Het geïntegreerde leger zal de naam krijgen van Burundi National Defence Force (BNDF). De commandofuncties zullen voor 50% door Hutu en voor 50% door Tutsi worden bezet, zoals overeengekomen bij het Arusha vredesakkoord. Manschappen van de FDD zullen ook opgenomen worden in de nieuw te vormen Burundese politie.
De FDD krijgt vier ministers waaronder een minister van Staat. De president zal deze minister bij alle belangrijke zaken consulteren. In de Nationale Vergadering (het parlement) zal de FDD de functies van Tweede Vice-Voorzitter en Plaatsvervangend Secretaris-Generaal vervullen. 15 FDD leden zullen deel uitmaken van de Nationale Vergadering. Ook zal de FDD onder meer drie provinciale Gouverneurs en twee ambassadeurs leveren. Over vier overgebleven kwesties werd op 3 november 2003 overeenstemmimg bereikt:

· Zodra de FDD troepen zich in kampen beginnen te verzamelen, wordt ervan uitgegaan dat dat de gewapende vleugel van de CNDD-FDD wordt geïntegreerd en dat betekent dat de CNDD kwalificeert om geregistreerd te worden als politieke partij.

· Beide zijden kwamen overeen dat de leiders en strijders van de FDD èn het regeringsleger tijdelijk immuniteit genieten.
Dit kan worden gezien als een overwinning voor de FDD, omdat zij van mening zijn dat het regeringsleger in de afgelopen jaren de grootste vijand is geweest van het Burundese volk, en dat het regeringsleger zich meer dan de rebellen schuldig heeft gemaakt aan misdrijven tegen de eigen bevolking. De tijdelijke immuniteit moet het mogelijk maken dat een nog op te richten Waarheids- en Verzoeningscommissie (onder de al in april 2003 aangenomen wet inzake zo'n commissie) de wandaden onderzoekt en maatregelen neemt met het oog op verzoening en schadeloosstelling.
· De CNDD-FDD neemt voorlopig geen zitting in de senaat.
· De tekst van de technische overeenkomst over de strijdkrachten werd vastgesteld.

10

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

Op 24 november 2003 werd Pierre Nkurunziza benoemd tot minister van Staat. Drie andere FDD leden werden respectievelijk minister van Binnenlandse Zaken, minister van Openbare Werken en minister voor Communicatie, tevens woordvoerder van de regering.
De voedselhulp aan de rebellen van de FDD, gefinancierd door de EU ten bedrage van 500.000 en uitgevoerd door de Duitse hulporganisatie GTZ-IS, die in februari 2003 werd opgeschort10, is op 13 augustus 2003 hervat11. De hervatte voedselhulp wordt gezien als een aanmoediging voor rebellen van de FDD om zich in de kampen van de Afrikaanse vredesmacht te melden en de aanvallen op burgerdoelen te staken. De FDD rechtvaardigde zijn overvallen op burgerdoelen immers als een manier om voedsel te vergaren.
Afrikaanse vredesmacht
Bij de staakt-het-vurenovereenkomsten van 7 oktober en 3 december 2002 tussen de Burundese regering en drie rebellengroepen12 werd onder meer bepaald dat de rebellen en het regeringsleger, onder supervisie van een vredesmacht van de Afrikaanse Unie, met hun wapens in verscheidene kampen verspreid over het gehele land worden ondergebracht. Militaire waarnemers van deze vredesmacht moeten toezicht houden op de zware wapens van het Burundese leger. De Afrikaanse vredesmacht (African Mission in Burundi, AMIB) heeft van de Afrikaanse Unie een mandaat gekregen voor maximaal 3500 militairen, waarvan 1600 uit Zuid-Afrika, 320 uit Mozambique en 845 uit Ethiopië. De laatste Mozambiquaanse militairen arriveerden op 18 oktober 2003, waarmee de totale sterkte van AMIB op 3128 man kwam13. De operatie wordt door de Afrikaanse Unie begroot op 186 miljoen per jaar14.
De eerste rebellen werden op 26 juni 2003 in een kamp opgenomen. Het waren 58 strijders van de FNL-factie geleid door Alain Mugabarabona, die in oktober 2002 een staakt-het-vurenovereenkomst met de regering had gesloten. Zij werden op 7 juli gevolgd door 150 strijders van de FDD-factie geleid door Jean-Bosco Ndayikengurukiye. Het kamp, gelegen in Muyange, op 30 kilometer afstand van Bujumbura, kan 3000 personen herbergen.
10 zie algemeen ambtsbericht Burundi van 18 maart 2003
11 Irin 13 augustus 2003

12 FNL-factie van Alain Mugabarabona, FDD-factie van Jean Bosco Ndayikengurukiye en FDD-factie van Pierre Nkurunziza.

13 Reuters 18 oktober 2003.

14 Irin 5 augustus 2003.

---

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

Onderhandelingen met de FNL
Van 18 tot en met 20 januari 2004 vonden voor het eerst rechtstreekse besprekingen plaats tussen de top van de FNL en president Ndayizeye. Deze gesprekken werden, op verzoek van beide partijen, gehouden in Nederland. In een slotcommuniqué erkenden beide partijen dat een eind moet worden gemaakt aan het geweld, mede als onderdeel van de vertrouwensopbouw die noodzakelijk is voor de voortzetting van de dialoog.
Ook waren beide partijen het eens over het instellen van een internationaal onderzoek naar de moord op de Pauselijke Nuntius in Burundi, monseigneur Michael Courtney. Deze werd op 29 december 2003 in de provincie Bururi in een hinderlaag doodgeschoten.
De partijen kwamen eveneens overeen de gesprekken op korte termijn voort te zetten.
2.4 Veiligheidssituatie
Ondanks de staakt-het-vurenovereenkomst van 3 december 2002 tussen de overgangsregering en de FDD-factie van Pierre Nkurunziza en ondanks de machtswisseling van 1 mei 2003 verbeterde de veiligheidssituatie in Burundi tot aan de ondertekening van het Pretoria Protocol ( 8 oktober 2003) niet. Gewapende rebellengroepen, waaronder ook de FDD (Nkurunziza) bleven aanvallen plegen op nederzettingen en het regeringsleger. Vanuit het gehele land kwamen meldingen van overvallen, ontvoeringen en gewapend treffen. Op 7 juli 2003 opende de FNL van Agathon Rwasa een aanval op Bujumbura met een beschieting op de zuidelijke buitenwijken van de stad. Deze aanval was, volgens de woordvoerder van de FNL, pasteur Habimana, een waarschuwing aan president Ndayizeye, die gedreigd had de aanvallen op de FNL te intensiveren. De gevechten duurden een week, waarbij meer dan 300 rebellen om het leven kwamen en meer dan 250 werden gewond. Bij de burgerbevolking kwamen 174 personen om het leven. 2100 rebellen waren bij de aanval betrokken, waaronder een groot aantal kindsoldaten in de leeftijd van 11 tot 15 jaar. Als gevolg van deze aanval trokken de Amerikaanse ambassade en de VN hun 'non-essential staff' uit Bujumbura terug. Op 25 juli 2003 hebben de VN de veiligheidsfase vier voor het VN-personeel, die op 10 juli voor Bujumbura was afgekondigd, weer ingetrokken15. Thans geldt fase drie, waardoor de tijdelijk teruggetrokken staf weer kan terugkeren.
15 Ligue Iteka 25 juli 2003.
12

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

De VN hanteert voor de eigen activiteiten en het VN-personeel, voor de provincies Rutana, Makamba, Bururi, Bujumbura Rural, Bubanza en Kayanza veiligheidsfase vier en voor de overige provincies en de stad Bujumbura veiligheidsfase drie16. UNHCR beschouwt nog 8 van de 16 provincies in Burundi als onveilig17. Na de ondertekening van het Pretoria Protocol is de veiligheidssituatie in Burundi verbeterd. Gevechten tussen de FDD en het regeringsleger vinden niet meer plaats. Wel wordt in de omgeving van Bujumbura gevochten tussen de FDD en de FLN en tussen de FLN en het regeringsleger. Hierdoor zijn sinds oktober 2003 zeker 60.000 mensen ontheemd geraakt.
Volgens de Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten in Burundi is het thans in een groot deel van Burundi rustig, met name in het noorden en oosten waar de FDD veel aanhangers heeft. Mede in verband met het uitblijven van een staakt-het-vurenovereenkomst met de FNL, kan nog niet worden ingeschat hoe duurzaam deze verbetering van de veiligheid is.
2.5 Sociaal-economische situatie
De verslechtering van de humanitaire en voedselsituatie heeft meer dan 1 miljoen mensen afhankelijk gemaakt van voedselhulp. Dit is 15% van de bevolking. De voortdurende gevechten, gecombineerd met grote droogte in enkele delen van het land heeft de reeds uiterst precaire humanitaire situatie nog verder verslechterd. De economie is sterker gegroeid dan verwacht, met een groei van het Bruto Nationaal Product van 4,5%. De inflatie bedroeg 1,4%, wat lager was dan verwacht18.

16 WHO Burundi "The Hills and the People" WHO Burundi, Update on the humanitarian and health situation 21 juli 2003.
17 UNHCR News 10 november 2003.
18 EIU Country Report Burundi - augustus 2003.
13

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

3 Mensenrechten
Onderstaand worden de naleving en schendingen van de mensenrechten besproken, voorzover hierin wijzingingen zijn opgetreden ten opzichte van het vorige ambtsbericht. Voor niet vermelde categorieën mensenrechten geldt dat de situatie zoals die was in de vorige verslagperiode in de huidige niet wezenlijk veranderd is.
3.1 Naleving en schendingen
In de situatie van de mensenrechten is weinig verandering gekomen. De voortdurende gewapende conflicten zijn de belangrijkste oorzaak van de mensenrechtenschendingen. Zowel het regeringsleger als de rebellen zijn verantwoordelijk voor grove mensenrechtenschendingen. De Speciale Rapporteur voor de Mensenrechten in Burundi, Marie-Thérèse Bocoum, heeft in mei 2003 een bezoek van een week aan dit land gebracht. Na afloop van haar bezoek veroordeelde zij de flagrante mensenrechtenschendingen in Burundi. Zij zei onder meer dat Burundese vrouwen en meisjes in toenemende mate slachtoffer zijn van seksueel geweld en dat een meerderheid van de bevolking in absolute armoede leeft19.
De Burundese mensenrechtenorganisatie Ligue Iteka gaf op 4 augustus 2003 een perscommuniqué20 uit, waarin zij de aandacht vestigde op de voortdurende schending van de meest elementaire mensenrechten in Burundi, zowel door onderdelen van het reguliere leger als door de rebellen van de FDD en de FNL en door groepen gewapende bandieten. Zij maken zich schuldig aan roofovervallen, plunderingen, verkrachtigingen en ontvoeringen. Gedwongen rekrutering door rebellengroepen komt nog steeds voor, aldus de mensenrechtenorganisatie. Bij bepaalde grensposten moeten terugkerende Burundese vluchtelingen belasting of heffingen betalen, hetgeen in strijd is met de tripartite overeenkomst tussen Burundi, Tanzania en UNHCR.
3.1.1 Vrijheid van meningsuiting
Op 4 juli 2003 werd Jean-Claude Kavumbagu, directeur van het onafhankelijke persbureau Net Press gearresteerd, omdat hij geen gevolg had gegeven aan de opdracht van de minister voor Communicatie, Albert Mbonerane, een link met de Deense site Agora op de website van Net Press te verwijderen. Agora wordt door de Burundese overheid beschouwd als een een site die haat en geweld propageert.
19 IRIN 20 mei 2003

20 www.ligue-iteka.bi/commpress40803.
14

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

De directeur werd na een week vrijgelaten, nadat de desbetreffende link op de Net Press site was verwijderd.
De minister voor Communicatie, Albert Mbonerane, heeft op 15 juli 2003 de Burundese media verboden om rebellen voor de radio of in de Burundese pers aan het woord te laten.
Twee privé radiostations die zich niet aan deze regel hielden zijn in september 2003 tijdelijk gesloten geweest.
Op 7 augustus 2003 is een nieuwe ontwerp perswet door het overgangsparlement aangenomen. Deze wet vervangt de perswet van 1997. De nieuwe wet bepaalt onder meer dat journalisten hun bronnen niet bekend hoeven te maken aan de gerechtelijke autoriteiten21(wat onder de huidige wet wel het geval is).


21 Ligue Iteka 8 augustus 2003

15

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

4 Migratie
4.1 Binnenlands ontheemden en vluchtelingen
Het aantal binnenlands ontheemden dat in permanente kampen woont, wordt zowel door OCHA als UNFPA gesteld op 281.000. Door verspreid voorkomende gevechten en overvallen door rebellengroepen raken iedere maand gemiddeld 100.000 personen tijdelijk ontheemd. Velen zoeken dan tijdelijk onderdak en bescherming in openbare gebouwen of bij gastfamilies, terwijl duizenden gedwongen zijn de nacht in de open lucht door te brengen22. De transitie in Burundi heeft vooralsnog niet geleid tot een grote toestroom van nieuwe vluchtelingen naar Tanzania. Evenmin is een grootschalige repatriëring op gang gekomen. Instroom en repatriëring houden elkaar min of meer in evenwicht. In Tanzania bevinden zich ongeveer 374.500 Burundese vluchtelingen. De regionale commissarissen van de Tanzaniaanse regio's Kigoma en Kagera, waar alle kampen zijn gelegen, hebben bewegingsrestricties opgelegd aan de vluchtelingen (ook aan de vluchtelingen uit de DRC, waarvan er 145.000 in Tanzania verblijven) en aan de omwonende gemeenschappen. De vluchtelingen mogen de kampen niet verlaten op straffe van maximaal zes maanden hechtenis. De lokale bevolking mag de kampen niet betreden om aldaar gebruik te maken van de gezondheidszorgfaciliteiten. De gemeenschappelijke markten, waar beide groepen handel dreven, zijn op last van de autoriteiten gesloten. In de Muyovosi en Mtabila kampen, waar Burundese rebellen openlijk actief zijn, is een avondklok ingesteld van 20.00 tot 06.00 uur. De restricties zijn opgelegd uit veiligheidsoverwegingen. De vluchtelingen worden beschouwd als de belangrijkste actoren van toegenomen diefstal en geweldsdelicten in de regio. De situatie in en rond de kampen in Tanzania waarin de vluchtelingen uit Burundi verblijven geeft aanleiding tot zorg. Gebrek aan voedsel in de kampen leidt tot diefstal in de omgeving van de kampen hetgeen de spanningen tussen lokale bevolking en vluchtelingen sterk doet oplopen. De leefomstandigheden in de kampen zijn bijzonder zwaar. De verstrekte voedselpakketten zijn minimaal en de veiligheidsmaatregelen zijn dusdanig strikt dat het bijna onmogelijk is voor vluchtelingen om het kamp te verlaten om aanvullend voedsel te verkrijgen. De Tanzaniaanse overheid ziet terugkeer van vluchtelingen naar hun land van herkomst als de enige oplossing. Verklaringen van President Mkapa van het
22 Norwegian Refugee Council: Burundi, Country profile on internal displacement. 23 juni 2003.

16

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

tegenovergestelde tegenover een missie van de VN-Veiligheidsraad ten spijt, is de algemene houding van de autoriteiten jegens de vluchtelingen verhard. Hoewel de UNHCR in de verslagperiode geen gedwongen terugkeer of gevallen van refoulement heeft geconstateerd, is er sprake van een niet aflatende druk van de Tanzaniaanse overheid op de vluchtelingen om zo spoedig mogelijk het land te verlaten. De UNHCR heeft wel zijn bezorgdheid uitgesproken over de sterke toename in het aantal terugkerende Burundezen. UNHCR vraagt zich af in hoeverre deze terugkeer daadwerkelijk vrijwillig is23. De vluchtelingen verklaarden de thuisreis te aanvaarden vanwege de slechte omstandigheden in de vluchtelingenkampen24.
UNHCR maakt melding van ruim 36.000 gevallen van gefaciliteerde terugkeer en 44.000 spontane terugkeerders in 2003. UNHCR beperkt de gefaciliteerde terugkeer tot de relatief veilige gebieden in het noorden van Burundi25. De hulp van UNHCR bestaat uit het vervoer van de terugkerende vluchtelingen van de kampen in Tanzania naar de communes van herkomst in het noorden van Burundi en de verstrekking van een terugkeerpakket waarin voedsel voor drie maanden van World Food Programme (WFP) en non-food items. Spontane terugkeerders uit Tanzania, die via de grensplaatsen Gisuru (provincie Ruyigi) en Mugina (provincie Makamba) Burundi binnenkomen, worden door UNHCR van de eerste noodzakelijke levensbehoeften voorzien. Vertegenwoordigers van de Burundese regering, de Tanzaniaanse regering en UNHCR zijn in een tripartiet overleg op 21 augustus 2003 in Bujumbura overeengekomen gefaseerd nog drie grensovergangen open te stellen voor vrijwillig terugkerende Burundezen uit Tanzania. Hiermee wordt het totaal aan officiële grensovergangen voor terugkerende Burundezen uit Tanzania op acht gebracht26. Volgens UNHCR kan een grootschalige terugkeer pas op gang komen als een duurzaam staakt-het-vuren van kracht is in Burundi. 4.2 Internationale organisaties
In Burundi zijn 60 internationale ngo's werkzaam onder strakke regie van de centrale overheid. In de provincies Conkuzo, Karuzi en Ruyigi zijn zeer weing ngo's werkzaam in verband met de heersende onveiligheid. De meeste VN-organisaties zijn in Burundi werkzaam, waaronder UNAIDS, UNDP, UNESCO, UNFPA, UNICEF, UNIFEM, WFP, WHO en UNHCR. Voor de activiteiten van UNHCR wordt verwezen naar 4.1.
23 UNHCR, Briefing Notes 3 juni 2003, Burundi: UNHCR concerned over voluntariness of returns from Tanzania.

24 IRIN, 5 juni 2003.

25 Zie bijgevoegde kaart.

26 ReliefWeb / UNHCR en IRIN 21 augustus 2003.
17

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

UNHCR maakt geen bezwaar tegen terugzending van afgewezen Burundese asielzoekers, maar geeft er de voorkeur aan hiermee te wachten tot de veiligheidssituatie dusdanig is verbeterd, dat een veilige en waardige terugkeer mogelijk is.
4.3 Beleid andere landen
Verenigd Koninkrijk
De Britse IND beoordeelt alle asielverzoeken op individuele basis en hanteert geen bijzonder toelatingsbeleid met betrekking tot Burundese asielzoekers. Afgewezen Burundese asielzoekers kunnen, in verband met de situatie in hun land, een beroep doen op het Europese Hof voor de Rechten van de Mens of een beroep doen op buitengewone omstandigheden en een verblijfsvergunning voor 48 maanden krijgen. Verwijdering van afgewezen Burundese asielzoekers vindt, in verband met de situatie in Burundi, niet plaats.


18

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

Samenvatting
De in het akkoord van Arusha voorziene machtsoverdracht halverwege de overgangsfase op 30 april 2003 is zonder problemen verlopen. Volgens afspraak werd vice-president Domatien Ndayizeye (Hutu) de nieuwe president. Het overgangsparlement koos samen met de overgangssenaat Alphonse Marie Kadege (Uprona) tot vice-president. President Domitien Ndayizeye heeft de oude ministersploeg uitgebreid met drie nieuwe ministers. De nieuwe ministers zijn afkomstig van de rebellenfacties die de staakt-het-vurenovereenkomst van oktober 2002 hadden ondertekend.
Nog tijdens het presidentschap van Buyoya is wetgeving met betrekking tot de oprichting van een onderzoekscommissie voor genocide en oorlogsmisdrijven aangenomen, evenals wetgeving met betrekking tot de oprichting van een Waarheids- en Verzoeningscommissie. Deze wetgeving was voorzien in het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2000.
De staakt-het-vurenonderhandelingen met de hoofdfactie van de FDD van Pierre Nkurunziza werden vervolgd en boekten vooruitgang. Op 28 juli bracht een delegatie van deze factie een bezoek aan Bujumbura. Na afloop van de daar gevoerde besprekingen maakte de factie bekend zitting te zullen nemen in de Joint Cease Fire Commission en mee te werken aan de implementatie van de staakt-het-vurenovereenkomst van 2 december 2002. Eind augustus 2003 vonden in Zuid Afrika voor het eerst persoonljke gesprekken plaats tussen president Ndayizeye en de leider van de FDD-factie Nkurunziza. Deze leidden uiteindelijk op 8 oktober tot de ondertekening van het Pretoria Protocol on Political, Defence and Security Power Sharing in Burundi, waarin overeenstemming werd bereikt over de deelname van de FDD-factie in de regering en leger. Op 24 november 2003 werd Pierre Nkurunziza benoemd tot minister van Staat voor Goed Bestuur en werden drie ministers namens de FDD in het kabinet opgenomen.
De FNL, die tot voor kort weigerde met de regering te onderhandelen, voerde in januari 2004 voor het eerst gesprekken met president Ndayizeye. Deze gesprekken vonden in Nederland plaats.
De veiligheidssituatie in Burundi is sinds de ondertekening van het Pretoria Protocol verbeterd. Verspreid over het hele land vonden tot oktober 2003 overvallen, ontvoeringen en gevechten plaats.
Op 7 juli 2003 opende de FNL van Agathon Rwasa een grote aanval op Bujumbura waarbij honderden doden en gewonden vielen. Aan de kant van de rebellen was een groot aantal kindsoldaten in de leeftijd van 11 tot 15 jaar betrokken.

19

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

Thans vinden geen gevechten meer plaats tussen FDD en leger. Wel wordt in Bujumbura Rural gevochten tussen FDD en FNL en tussen de FNL en het regeringsleger.
In de mensenrechtensituatie in Burundi is weinig verandering gekomen. De meeste schendingen worden veroorzaakt door de voortdurende gewapende conflicten. Zowel de rebellen als het regeringsleger zijn verantwoordelijk voor grove schendingen. Roofovervallen, plunderingen, verkrachtingen en ontvoeringen komen regelmatig voor.
De Speciale Rapporteur voor de Mensenrechten in Burundi, Marie-Thérèse Bocoum veroordeelde na afloop van haar bezoek in mei 2003 de flagrante mensenrechtenschendingen in Burundi. Zij zei dat Burundese vrouwen en meisjes in toenemende mate slachtoffer zijn van seksueel geweld. Het is nog niet duidelijk in hoeverre de afname van de gevechten tussen FDD en regeringsleger ook hebben geleid tot een afname van mensenrechtenschendingen. Vooruitlopend op de uitkomst van de onderhandelingen met de FDD-factie en de implementatie van een staakt-het-vuren voerde UNHCR met vertegenwoordigers van de Burundese en Tanzaniaanse regering in Burundi een tripartiet overleg, waarbij in augustus 2003 werd overeengekomen nog drie grensovergangen open te stellen voor vrijwillig terugkerende Burundese vluchtelingen uit Tanzania.


20

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |


Bijlage(n)
I Overzicht politieke partijen en rebellengroepen De belangrijkste pro-Hutu partijen zijn:
Frodebu, CNDD, Palipehutu, Parti du Peuple (PP), Parti Libéral (PL) en Rassemblement pour le Peuple du Burundi (RPB). De belangrijkste, pro-Hutu, rebellengroepen zijn: FDD, FNL en Frolina.
Tot de in mei 1999 gevormde G-7 behoren:
Frodebu, CNDD, Palipehutu, Parti du Peuple, Parti Libéral, Rassemblement pour le Peuple du Burundi en Frolina.
De belangrijkste pro-Tutsi partijen zijn :
Uprona, Parena, Parti pour la Réconciliation du Peuple (PRP), Anadde, Inkinzo, Abasa, AV-Intwari, Parti pour la Socio-Démocratie (PSD), Parti Indépendant pour les Travailleurs (PIT) en Rassemblement pour la Démocratie, le Développement Economique et Social (Raddes). Tot de in 1999 gevormde G-8 behoorden :
Parena, PRP, Anadde, Inkinzo, Abasa, AV-Intwari, PSD en PIT . Tot de in 2000 gevormde en ook in 2003 nog actieve G-10 behoorden de partijen van de G-8 plus Uprona en Raddes .
Tot de in 2001 gevormde G-6 behoorden :
Anadde, Inkinzo, PRP, PIT, Raddes en AV-Intwari. Korte beschrijving van de pro-Hutu partijen: Frodebu
Het Front pour la démocratie au Burundi (Frodebu; opgericht in 1986 en wettelijk goedgekeurd in 1992; voornamelijk Hutu partij) won de verkiezingen in 1993 onder leiding van Melchior Ndadaye en regeerde, hoewel tegen het einde nog slechts nominaal, tot 1996. De partij is diep verdeeld en is twee keer gesplitst door meningsverschillen over de kwestie van de machtsdeling met het door Tutsi beheerste militaire apparaat. Als gevolg daarvan is de partij verdeeld tussen een binnenlandse en een buitenlandse vleugel en een gewapende afscheiding. De eerste splitsing vond plaats in 1995 nadat Frodebu eind 1994 afspraken maakte
21

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

met Uprona over machtsdeling, en leidde ertoe dat de minister van Binnenlandse Zaken, Léonard Nyangoma, de Conseil national pour la défense de la démocratie (CNDD, zie hieronder) vormde. De tweede splitsing vond plaats in 1998, nadat de binnenlandse vleugel van Frodebu, geleid door de secretaris-generaal van de partij, Augustin Nzojibwami, toetrad tot de regering van president Pierre Buyoya. De buitenlandse vleugel, geleid door de voorzitter van de partij, Jean Minani, verwierp deze beslissing en sindsdien hebben de twee vleugels niets van elkaar willen weten. Wel heeft toenadering plaatsgevonden tussen de buitenlandse vleugel van het Frodebu en de CNDD sinds de vorming van de G-7 in mei 1999, terwijl de cohesie van de binnenlandse vleugel van het Frodebu zwak is door rivaliteiten tussen vooraanstaande leden.
Het Frodebu heeft de vredesovereenkomst van Arusha van 28 augustus 2000 getekend. Na aanvankelijk verzet tegen de kandidatuur van Buyoya voor het interim-presidentschap tekende Frodebu uiteindelijk ook de overeenkomst over de overgangsperiode van 23 juli 2001 (Arusha). Ook stemde Frodebu in met het volgende uitvoeringsakkoord op 11 oktober 2001 (Pretoria). Frodebu maakt, als belangrijkste gematigde Hutu-partij, deel uit van de overgangsregering die vanaf 1 november 2001 regeert. In de eerste helft van de driejarige overgangsperiode leverde Frodebu de vicpresident, Domatien Ndayizeye. Gedurende de tweede helft van de overgangsperiode is Ndayizeye president.
CNDD
De Conseil national pour la défense de la démocratie (CNDD; een voornamelijk Hutu partij) en zijn gewapende vleugel, de Forces pour la défense de la démocratie (FDD), zijn ontstaan uit het Frodebu. In 1995 wees Léonard Nyangoma, de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, de overeenkomst van Frodebu tot machtsdeling met Uprona af, stapte uit Frodebu, verliet het land om de strijd aan te gaan tegen het Burundese leger en richtte daartoe CNDD en FDD op. De FDD brak los van de CNDD in mei 1998, waardoor de positie van Nyangoma verzwakt werd, waarop deze een verbond sloot met de buitenlandse vleugel van het Frodebu.
De CNDD tekende, als lid van de G-7, het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2000. Begin 2001 verbrak Nyangoma het bondgenootschap met de buitenlandse vleugel van het Frodebu weer, uit onvrede over de keuze van Buyoya voor het interim-presidentschap. Het CNDD distantieerde zich dan ook aanvankelijk van de overeenkomst over de overgangsperiode van 23 juli 2001 (Arusha), maar leverde uiteindelijk toch twee ministers in de overgangsregering. Palipehutu
De Parti pour la libération des peuples Hutu (Palipehutu) werd in de zeventiger jaren van de vorige eeuw gevormd door Hutu vluchtelingen om de Burundese
22

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

strijdkrachten te verslaan, en intensiveerde zijn strijd na de moord op premier Ndadaye in 1993. De leider van de Palipehutu is Etinne Karatasi. De gewapende vleugel van Palipehutu, de Forces Nationales pour la Libération (FNL), splitste zich in 1999 van de partij af en noemt zich sindsdien Palipehutu-FNL of FNL. Beide facties vinden een groot deel van hun aanhang onder de Burundese vluchtelingen in Tanzania.
Palipehutu tekende, als lid van de G-7, het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2000.
PP
De Parti du Peuple is een kleinere pro-Hutu partij, opgericht in 1992. De PP tekende, als lid van de G-7, het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2000.
PL
De Parti Libéral is een kleinere pro-Hutu partij, opgericht in 1992. De PL tekende, als lid van de G-7, het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2000.
RPB
De Rassemblement pour le Peuple du Burundi is een kleinere pro-Hutu partij, opgericht in 1992.
De RPB tekende, als lid van de G-7, het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2000.
Korte beschrijving van de belangrijkste, pro-Hutu, rebellengroepen. De rebellengroepen hebben hun wortels in eerdere Hutu milities, die sinds het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstonden, met name vanuit de Burundese vluchtelingen in Tanzania en de DR Congo. FDD
De Forces pour la défense de la démocratie (FDD) is een rebellengroep die in mei 1998 opgericht werd door Jean-Bosco Ndayikengurukiye27, nadat hij zich had losgemaakt van de CNDD. De CNDD-FDD is de politieke vleugel van de FDD militie. De FDD vocht in de DR Congo aan de zijde van de Congolese regering, in samenwerking met Rwandese Hutu milities. Sinds de FDD daar eind 1996 verslagen werd door Laurent Kabila's alliantie trok een deel van de troepen naar Burundi en Tanzania.
De CNDD-FDD en de FDD onderhandelden niet in Arusha en tekenden de overeenkomst van 28 augustus 2001 niet. Evenmin stemden zij in met de akkoorden over de overgangsregering van 23 juli 2001 en 11 oktober 2001. Na het
27 overigens een Tutsi

23

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

aantreden van de overgangsregering op 1 november 2001 intensiveerden zij het gewapend verzet.
De FDD, sinds oktober 2001 onder leiding van Pierre Nkurunziza, ondertekende op 3 december 2002 een staakt-het-vuren overeenkomst met president Pierre Buyoya. Eerder al, begin oktober 2002, had een kleine factie onder leiding van Jean-Bosco Ndayikengurukiye een memorandum of understanding met de regering getekend .
FNL
Ook de (Palipehutu-)FNL is een rebellengroep die begin jaren '90 van de vorige eeuw is afgesplitst van de Palipehutu. De FNL staat sinds februari 2001 onder leiding van Agathon Rwasa. De Forces Nationales pour la Libération (FNL) hebben veel aanhang in en rond Bujumbura, en opereren daarnaast vanuit Tanzania.
De FNL hebben geweigerd te tekenen in Arusha en hebben nooit bilateraal onderhandeld met de Burundese regering. De FNL blijven vastbesloten het leger militair onder druk te zetten. In maart 2001 lanceerden zij een grootschalige aanval op Bujumbura. Ook de akkoorden over de overgangsregering van 23 juli 2001 en 11 oktober 2001 werden door de FNL afgewezen. Na het aantreden van de overgangsregering op 1 november 2001 intensiveerden zij het gewapend verzet. De omvang van de FNL wordt geschat op ongeveer 4000 man. De FNL bestaat in belangrijke mate uit Zevende-Dag-Adventisten. Vanwege deze religieuze invalshoek blijft de beweging relatief klein. Binnen de FNL heerst een strenge discipline. Het gebruik van alcohol is verboden en op verkrachting staat de doodstraf.
Begin oktober 2002 tekende Alain Mugabarobana, als leider van een kleine FNL factie, een staakt-het-vuren-overeenkomst met de Burundese regering. Met de FNL-factie onder leiding van Agathon Rwasa is geen staakt-het-vuren overeenkomst gesloten.
Frolina
Het Front pour la Libération Nationale (Frolina), onder leiding van Joseph Karumba, is een rebellengroep die is afgesplitst van de Palipehutu. Als enige rebellengroepering heeft het Frolina, als lid van de G-7, de akkoorden van Arusha mede-ondertekend.
Korte beschrijving van de pro-Tutsi partijen:
Uprona
De Union Nationale pour le Progrès (Uprona) is opgericht in 1961 en was van 1966 tot 1991 de enige politieke partij in Burundi. De partij is begonnen als
24

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

nationale partij maar heeft sinds jaren vooral de Tutsi belangen behartigd. Tot 1998 stond de partij tegenover president Buyoya vanwege zijn samenwerking met Frodebu. In 1998 werd de voorzitter, Charles Mukasi, vervangen door Luc Rukingama, een aanhanger van Buyoya, en sindsdien steunt Uprona president Buyoya en trad Uprona toe tot de regering. Charles Mukasi heeft echter nog grote aanhang onder de gewone leden.
Uprona heeft de vredesovereenkomst van Arusha van 28 augustus 2000 getekend, evenals de overeenkomsten over de overgangsperiode van 23 juli 2001 (Arusha) en 11 oktober 2001 (Pretoria).
Uprona maakt, als belangrijkste gematigde Tutsi-partij, deel uit van de overgangsregering, en leverde gedurende de eerste helft de president (Pierre Buyoya). In oktober 2002 werd Charles Mukasi, op dat moment voorzitter van Uprona, gevangen gezet.
Parena
De Parti pour le Redressement National (Parena) is een Tutsi partij, opgericht in 1995, die zich in het algemeen radicaler opstelt dan de Uprona. De leider van de partij is oud-president (1976-1987) Bagaza.
Parena heeft als lid van de G-8 en G-10 het vredesakkoord van Arusha van 28 augustus 2001 ondertekend, maar heeft zich steeds verzet tegen de kandidatuur van Buyoya voor het interim-presidentschap en de overige overgangsregelingen. In november 2002 ontstonden spanningen tussen de regering en Parena. Van november 2002 tot mei 2003 was het de partij verboden politieke activiteiten te verrichten. Functionarissen van Parena worde scherp in de gaten gehouden. Abasa
De Alliance Burundo-Africaine pour le Salut is een kleine pro-Tutsi partij, opgericht in 1993. Abasa steunde als lid van de G-8 en G-10 de vredesovereenkomst van Arusha. Het maakt geen deel uit van de G-6. Anadde
De Alliance Nationale pour le Droit et le Développement Economique is een kleine pro-Tutsi partij, opgericht in 1993. Anadde steunde als lid van de G-8 en G- 10 de vredesovereenkomst van Arusha, maar verzette zich als lid van de G-6 tegen de kandidatuur van Buyoya voor het interim-presidentschap. Het neemt deel in de Mouvement de Résistance pour la Réhabilitation du Citoyen, een brede Tutsi beweging tegen de regelingen inzake de overgangsregering, die na 23 juli 2001 ontstond.
AV-Intwari

25

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

De Alliance des Valiants is een kleine pro-Tutsi partij, opgericht in 1993. Evenals Anadde steunde AV-Intwari als lid van de G-8 en G-10 de vredesovereenkomst van Arusha, maar verzette het zich als lid van de G-6 tegen de kandidatuur van Buyoya voor het interim-presidentschap. AV-Intwari neemt deel in de Mouvement de Résistance pour la Réhabilitation du Citoyen, een brede Tutsi beweging tegen de regelingen inzake de overgangsregering, die na 23 juli 2001 ontstond. Inkinzo
Inkinzo (`het schild'), is een kleine pro-Tutsi partij opgericht in 1993. Ook Inkinzo steunde als lid van de G-8 en G-10 de vredesovereenkomst van Arusha, maar verzette zich als lid van de G-6 tegen de kandidatuur van Buyoya voor het interim- presidentschap. Inkinzo neemt deel in de Mouvement de Résistance pour la Réhabilitation du Citoyen, een brede Tutsi beweging tegen de regelingen inzake de overgangsregering, die na 23 juli 2001 ontstond. PIT
De Parti Indépendant pour les Travailleurs is een kleine pro-Tutsi partij, opgericht in 1993. Ook de PIT steunde als lid van de G-8 en G-10 de vredesovereenkomst van Arusha, maar verzette zich als lid van de G-6 tegen de kandidatuur van Buyoya voor het interim-presidentschap. De PIT neemt deel in de Mouvement de Résistance pour la Réhabilitation du Citoyen, een brede Tutsi beweging tegen de regelingen inzake de overgangsregering, die na 23 juli 2001 ontstond.
PRP
De Parti pour la Réconciliation du Peuple is een kleine pro-Tutsi partij, opgericht in 1992. Ook de PRP steunde als lid van de G-8 en G-10 de vredesovereenkomst van Arusha, maar verzette zich als lid van de G-6 tegen de kandidatuur van Buyoya voor het interim-presidentschap. De PRP neemt deel in de Mouvement de Résistance pour la Réhabilitation du Citoyen, een brede Tutsi beweging tegen de regelingen inzake de overgangsregering, die na 23 juli 2001 ontstond. PSD
De Parti pour la Socio-Démocratie is een kleine pro-Tutsi partij, opgericht in 1993. De PSD ondertekende als lid van de G-8 en G-10 het vredesakkoord van Arusha en maakt geen deel uit van de G-6.
Raddes
De Rassemblement pour la Démocratie, le Développement Economique et Social is een kleine pro-Tutsi partij, opgericht in 1993. Raddes ondertekende als lid van de G-10 het vredesakkoord van Arusha, maar verzette zich als lid van de G-6
26

Verkort algemeen ambtsbericht Burundi

januari 2004 |

tegen de kandidatuur van Buyoya voor het interim-presidentschap. Raddes neemt deel in de Mouvement de Résistance pour la Réhabilitation du Citoyen, een brede Tutsi beweging tegen de regelingen inzake de overgangsregering, die na 23 juli 2001 ontstond.
Sinds de overgangsregering de vorming van nieuwe politieke partijen heeft toegestaan, zijn de volgende politieke partijen erkend. Deze partijen hebben geen zitting in het overgangsparlement.
SANGWEPADER
Parti pour la Démocratie et la Réconciliation
NADDEBU-Impuzabarundi
Nouvelle Alliance pour la Démocratie et le Développement au Burundi ALIDE
Alliance Libérale Démocratique
U.P.D.
Union pour la Paix et le Développement
PAJUDE
Parti pour la Justice et le Développement
SONOVI-Remesha
Parti pour une Société Non Violente
MRC
De Mouvement de Réhabilitation du Citoyen is officieel toegelaten op 20 november 2002. De partij staat onder leiding van Epitace Bayaganakandi, die zich verzette tegen het interim-presidentschap van Buyoya, en die namens de G6 kandidaat was om zelf dat presidentschap te vervullen. De partij is een uitvloeisel van de Mouvement de Résistance pour la Réhabilitation du Citoyen,een brede Tutsi beweging tegen de regelingen inzake de overgangsregering.

-----------

27


---- --