Ministerie van Algemene Zaken

Ministerie van Justitie
Vreemdelingenzaken en Integratie
Persbericht ministerraad
23 januari 2004

Voor 2.334 vreemdelingen verblijfsvergunning; uitgeprocedeerden moeten vertrekken

Ruim 2.300 vreemdelingen krijgen op basis van de eenmalige regeling en de inherente afwijkingsbevoegdheid, danwel de discretionaire bevoegdheid van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een verblijfsvergunning. Uitgeprocedeerde asielzoekers die onherroepelijk niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning en die er voor kiezen niet zelf te vertrekken worden zo mogelijk via vertrekcentra of, als zij op korte termijn verwijderbaar zijn, via uitzetcentra uitgezet. Met de vier grote steden (G4) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is afgesproken dat gemeenten na een verblijf in een vertrekcentrum geen noodopvang meer bieden. De ministerraad heeft ingestemd met de voorstellen van minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

In het kader van de eenmalige regeling hebben 2.097 personen bericht ontvangen dat zij voor een verblijfsvergunning in aanmerking komen. Zij voldoen aan de objectief toetsbare criteria van de eenmalige regeling. Naast de eenmalige regeling zijn er vanaf 14 januari 2003 tot 1 oktober 2003 circa 9.800 brieven ontvangen waarin werd gevraagd een verblijfsvergunning te verlenen in verband met schrijnende omstandigheden (de zgn. "14-1 brieven"). Deze waren afkomstig van vreemdelingen in procedure, van illegalen die nooit in een procedure hebben gezeten en van uitgeprocedeerde asielzoekers.

Voor 220 vreemdelingen heeft bestudering van het dossier naar aanleiding van een "14-1 brief" ertoe geleid dat met gebruikmaking van de inherente afwijkingsbevoegdheid, hetzij de discretionaire bevoegdheid, alsnog een verblijfsvergunning wordt verstrekt. Voor wat betreft de Stari Mostlijst hebben 17 personen alsnog een verblijfsvergunning gekregen met gebruikmaking van de inherente afwijkingsbevoegdheid.

Uitgeprocedeerde asielzoekers die onder de oude Vreemdelingenwet vallen (dus voor 1 april 2001) en onherroepelijk niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning en die er voor kiezen niet zelf te vertrekken worden zo mogelijk uitgezet. Na overleg met de VNG en de vier grote steden heeft het kabinet besloten om een extra inspanning te doen om de terugkeer van de groep asielzoekers die onder de oude vreemdelingenwet is ingestroomd te realiseren. Dat geldt voor circa 26.000 personen die zich zowel in de centrale opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) als in de gemeentelijke opvang bevinden. Op het moment dat deze personen uitgeprocedeerd raken, zal men intensief en individueel begeleid worden door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in samenwerking met de gemeenten, vreemdelingendiensten en COA om te werken aan daadwerkelijke terugkeer en vertrek.

Ter bevordering van hun zelfstandige terugkeer wordt de mogelijkheid bezien een regeling te treffen waarbij de kosten van het vliegticket voor hen worden betaald, alsmede een nader vast te stellen bedrag aan hen wordt verstrekt om in hun land van herkomst opnieuw te beginnen (de zgn. Rean-plus regeling). De vreemdelingen die objectief aantoonbaar buiten hun schuld niet kunnen terugkeren, kunnen op grond van buitenschuldcriterium een verblijfsvergunning krijgen.

Indien bovenstaande facilitering niet leidt tot vertrek wordt de opvangvoorziening door of met medewerking van de gemeenten ontruimd. De betrokken vreemdeling wordt vervolgens overgeplaatst

naar een vertreklocatie danwel een uitzetcentrum (als uitzetting op korte termijn mogelijk is). Voor degenen die niet zelfstandig willen terugkeren, niet gedwongen kunnen worden uitgezet omdat men niet meewerkt en waarbij ook het zicht op uitzetting ontbreekt, wordt na acht weken het verblijf in de vertreklocatie beëindigd. Daarna is er nog de mogelijkheid van vreemdelingenbewaring om langs die weg tot uitzetting te komen. Met de G4 en de VNG is afgesproken dat daarna door gemeenten geen noodopvang meer wordt geboden.

Naar verwachting kan al in het eerste kwartaal van 2004 worden gestart met de uitvoering van het nieuwe beleid. Medio 2004 zal ook een eerste vertreklocatie operationeel zijn. Het is de ambitie het gehele project in een periode van drie jaar uit te voeren.

RVD, 23.01.2004