Ministerie van Defensie


---

Kamervragen en antwoorden
---

Vragen vijfde halfjaarrapportage 'groot pantserwielvoertuig'

23-1-2004 16:43:00

Hierbij bied ik u aan de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Defensie van 18 december 2003 over de vijfde halfjaarrapportage van het deelproject groot pantserwielvoertuig (26 396, nr 20).

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

1. De peildatum van de vijfde halfjaarrapportage is 30 juni 2003. De brief aan de Kamer is gedateerd op 11 november 2003, dit is langer dan vier maanden na de peildatum. Waarom is de regering niet in staat geweest om de Kamer binnen de gestelde termijn (zoals vastgelegd in de procedureregeling grote projecten) te informeren? Welke maatregelen is de regering bereid te nemen om de Kamer voortaan binnen de daarvoor vastgestelde termijnen te informeren? Het besluit van het Verenigd Koninkrijk op 17 juli 2003 om zich zo spoedig mogelijk uit het Boxer-project terug te trekken was aanleiding om in de vijfde halfjaarrapportage ook de ontwikkelingen na 30 juni 2003 op te nemen. Dit heeft geleid tot het later aanleveren van deze halfjaarrapportage. Volgende (half)jaarrapportages worden in principe op de peildatum afgesloten en binnen de termijn van drie maanden aan de Kamer aangeboden.

2. In de brief staat dat de mogelijkheid bestaat dat binnen de optionele eerste serieproductie van 200 voertuigen de aantallen per versie zullen wijzigen. Kan een dergelijke verschuiving in het aantal voertuigen van de verschillende versies leiden tot hogere kosten of langere levertijden? Omdat de contractueel overeengekomen prijzen voor de genoemde voertuigversies verschillend zijn, kunnen bij wijzigingen in de aantallen per versie ook de totale kosten wijzigen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat bij een kleinere serie van een bepaalde voertuigversie de stuksprijs van deze versie toeneemt. Naar verwachting zal het wijzigen van de aantallen per versie geen negatieve invloed hebben op de levertijden.

3. Blijft de regering gezien het vasthouden aan de behoeftestelling bij de conclusie zoals geformuleerd in de brief van de staatssecretaris d.d. 3 september 2003 (26 396, nr. 18) dat Nederland er, anders dan de Britten, geen behoefte aan heeft om over afzonderlijke lichte en middelzware eenheden te beschikken? Ja (zie ook vraag 12).

4. Wordt een nieuwe (zevende) contractwijziging voorzien? Zo ja, wat behelst deze wijziging? Op 22 april 2003 is op basis van de zevende contractwijziging de bevoegdheid om op te treden als Contracting Authority - met instemming van Artec als contractpartner - formeel door Duitsland aan Occar overgedragen. Op dit moment is reeds de achtste contractwijziging ondertekend. Deze wijziging betreft technische wijzigingen voor de Duitse specificaties en is niet relevant voor Nederland. Ook de afspraken over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit het project zullen naar verwachting in een contractwijziging worden vastgelegd.

5. AIs de vertraging in de ontwikkelingsfase de oorzaak voor het terugtrekken van het Verenigd Koninkrijk? Zo ja, waarom blijft Nederland dan deelnemen? Neen, de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk is gebaseerd op operationele overwegingen, die overigens niet voor Nederland van toepassing zijn (zie vraag 3 en 12).

6. Waarom duurt het zo lang voordat goed inzicht bestaat in de gevolgen van het besluit van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit het project?

7. Heeft de regering de mogelijke gevolgen van het besluit van het Verenigd Koninkrijk al in kaart gebracht?

8. Wat zijn de gevolgen van het uitstappen van het Verenigd Koninkrijk voor de stuksprijs van de Boxer?

9. Kan de regering de financiële consequenties van het uitstappen van de Britten, onder meer voor wat betreft de prijs van het voertuig, inmiddels nader toelichten en daarbij ook de kostprijs van de andere mogelijkheden ten tijde van de behoeftestelling betrekken?

10. Wordt geprobeerd om het Verenigd Koninkrijk te bewegen op het besluit terug te komen? In de afgelopen periode heeft het Verenigd Koninkrijk aangedrongen op een spoedige effectuering van de terugtrekking. Op 9 december jl. heeft de Boxer Programme Committee een regeling tussen de landen getroffen voor de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de ontwikkeling van de Boxer. Op basis van deze regeling zijn de overheden begonnen met de onderhandelingen over het Memorandum Of Understanding (MOU) en is aan Occar de opdracht gegeven om met Artec onderhandelingen te voeren over een contractwijziging. Met name laatstgenoemde activiteit verloopt moeizaam als gevolg van de industriële verdeeldheid over de toekomst van de huidige samenwerking en vooral de rol van de Britse industrie hierin. De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk wordt pas effectief nadat de resultaten van bovengenoemde activiteiten zijn goedgekeurd en ondertekend. Mogelijke consequenties van de Britse terugtrekking voor de optionele serieproductie zijn nog niet in kaart gebracht.

11. Wanneer wordt de Kamer nader geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg als gevolg van het uittreden door het Verenigd Koninkrijk uit het project? Nadere informatie zal de Kamer worden aangeboden in de volgende jaarrapportage (met peildatum 31 december 2003) van het project "Vervanging Pantservoertuigen M577 en YPR". Daarnaast zal ik u informeren zodra ik een besluit heb genomen over de voortzetting van het project. De basis voor mijn besluit zijn de uitkomsten van de onderhandelingen tussen de overheden, Occar en de industrie over de wijze van voortzetting van het project. Ik verwacht dit besluit in de komende maanden te kunnen nemen.

12. Heeft de regering de overwegingen van de Britten (op basis van een Strategic Defence Review) inmiddels geanalyseerd en zijn die, kijkend naar recente ervaringen van Nederland en de doelstelling om zo flexibel mogelijk te zijn, niet ook voor Nederland van toepassing? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor het project? Zo nee, kan de regering dit onderbouwen? Het Britse besluit is - naar het Verenigd Koninkrijk heeft laten weten - genomen op basis van de "Strategic Defence Review", waarin naast de bestaande zware en lichte eenheden van brigadegrootte eveneens een behoefte aan middelzware eenheden wordt onderkend. Deze eenheden, die snel ontplooid moeten kunnen worden, moeten daartoe luchttransportabel zijn met o.a. C130 Hercules vliegtuigen en worden uitgerust met lichtere voertuigen.

Het Verenigd Koninkrijk wil deze nieuwe behoefte invullen door een nieuw ontwikkelingsprogramma, het zogenaamde "Future Rapid Effect System" (FRES), waarvan de eerste basisvoertuigen volgens recente Britse informatie op zijn vroegst vanaf 2011 beschikbaar zullen zijn. Tot die tijd zijn geen specifieke middelzware eenheden ter beschikking.

Nederland heeft thans niet de behoefte om met zowel lichte, middelzware als zware eenheden op te kunnen treden. Hiervoor ontbreekt een dwingende operationele noodzaak en ontbreken bovendien de financiële middelen. De Koninklijke Landmacht acht zich met de beschikbare lichte en zware eenheden in staat om, al dan niet gecombineerd, operaties in het gehele geweldsspectrum te verzorgen. Nederland ontbeert de strategische transportcapaciteit om eenheden snel door de lucht te kunnen verplaatsen. Evaluatie heeft uitgewezen dat het verplaatsen van manoeuvre-eenheden van bataljonsgrootte (ca 50 gepantserde voertuigen, ondersteunende voertuigen, voorraden en personeel) naar het operatiegebied in de meeste gevallen efficiënter en effectiever kan geschieden door de eenheid compleet in gevechtsgerede toestand per schip te verplaatsen, dan gebruik te maken van luchttransport.

Binnen het FRES-programma worden technologieën ontwikkeld die middelzware voertuigen op termijn een beschermingsgraad moeten bieden die vergelijkbaar is met die van zware voertuigen. Alhoewel de eerste FRES-basisvoertuigen pas vanaf 2011 worden verwacht, zijn de afzonderlijke technologieën wellicht toepasbaar voor toekomstige Nederlandse voertuigen. Deze technologie ontwikkelingen zullen door Nederland dan ook nauwgezet worden gevolgd.

13. Welk streefpercentage hanteert de regering voor deelname van de Nederlandse industrie nu één partner is uitgetreden?

14. Zijn er Nederlandse bedrijven beschikbaar om aan de ontwikkeling deel te nemen, zodanig dat ze dat op eigen kracht kunnen? Met betrekking tot het gemeenschappelijke basisvoertuig wordt voor de ontwikkelingsfase en de eerste optionele serielevering gestreefd naar een gelijkwaardige deelname van de Nederlandse industrie. Zoals eerder gerapporteerd, is contractueel vastgelegd dat het Nederlandse aandeel in de ontwikkeling van het basisvoertuig met het oog op de latere toetreding van Nederland minimaal 13,5 % dient te zijn. Als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk wordt momenteel onderzocht of werkpakketten die nu zijn ondergebracht bij de Britse industrie, kunnen worden verplaatst naar industrieën in Nederland of Duitsland. De Nederlandse voertuigversies worden overigens nagenoeg geheel door de Nederlandse industrie gerealiseerd.

15. Is in de planning voldoende rekening gehouden met mogelijke defecten of houdt de regering rekening met een nadere vertraging? Kan de regering dit toelichten? In de huidige planning is rekening gehouden met het optreden van beperkte technische defecten tijdens het kwalificatieproces (beproevingen). Daarvoor is in het beproevingsprogramma een aantal vrije perioden opgenomen. Uitgaande van dit programma wordt verwacht dat de ontwikkeling eind 2005 kan worden afgerond. Wel wordt het risico onderkend dat de beproevingen mogelijk vertragen als gevolg van de Britse uittreding. In dat geval en bij eventuele grote technische calamiteiten tijdens de beproevingen zal de huidige planning moeten worden bijgesteld.

16. Wat is de oorzaak van de vertraging van door de industrie uit te voeren logistieke analyses?

17. Als blijkt dat de onderhoudbaarheid van het systeem onvoldoende is, wat is hiervan dan het gevolg voor de rest van het project? Is de Boxer dan een te ingewikkeld systeem gebleken?

18. Waarom heeft de industrie onvoldoende capaciteit beschikbaar voor het specificeren van het informatiepakket? Op welke wijze zijn hierover contractuele afspraken gemaakt? Welke oplossingsrichting wordt bedoeld in de brief?

19. Wat zijn de gevolgen voor het verdere verloop van het project als het informatiepakket onvoldoende is gespecificeerd aan het eind van de ontwikkelingsfase? De belangrijkste oorzaken voor de vertraging van de logistieke analyses waren het ontbreken van ervaring op het gebied van Integrated Logistic Support, de verschillende opvattingen hierover, en de beperkte voor deze activiteiten gereserveerde capaciteit binnen het industriële consortium. Inmiddels is het gehele proces voor één subsysteem doorlopen, waardoor binnen het consortium een beter inzicht is ontstaan over de realisatie van de overige subsystemen en bouwgroepen. Op basis van dit inzicht is vervolgens een gedetailleerde planning voor de levering van de belangrijke subsystemen met het consortium overeengekomen.

De kwalificatie van de geleverde logistieke informatie maakt integraal deel uit van de ontwikkelingsfase. Dit impliceert dat de ontwikkelingsfase pas kan worden afgesloten als de logistieke informatie voldoende is gekwalificeerd en op basis van deze informatie onder andere de initiële logistieke behoefte is gekwantificeerd en bovendien uitspraken kunnen worden gedaan over de levensduurkosten. Deze informatie zal worden betrokken in de besluitvorming over de optionele serielevering.

Nieuws