Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Bijlage
Vergelijking wet- en regelgeving in EU-lidstaten met betrekking tot grensoverschrijdende arbeid.


1. Omzetting Richtlijn in nationale wetgeving van de EG-staten ­ algemeen- Nog voordat Richtlijn 96/71/EG werd aangenomen, had een aantal lidstaten al hun eigen nationale wetgeving vastgesteld inzake terbeschikkingstelling in het kader van transnationale dienstverrichtingen (Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk).

Na de definitieve aanneming van de richtlijn werd de wetgeving van deze lidstaten aangepast om te voldoen aan de eisen van de communautaire richtlijn.
Op een meer gebruikelijke wijze hebben andere lidstaten, waaronder Spanje, Denemarken, Finland, Griekenland, Italië, Nederland, Portugal, Zweden
België en Luxemburg de richtlijn omgezet in nationale wetgeving door middel van een wet van later datum dan de richtlijn van de Gemeenschap.

Alle lidstaten verplichten in het buitenland gevestigde ondernemingen die werknemers op hun grondgebied tewerkstellen tot naleving van hun omzettingswetgeving. Het beginsel van gelijke behandeling van ondernemingen van buiten de Gemeenschap en ondernemingen uit de Gemeenschap wordt geëerbiedigd.

In Ierland werd geen enkele maatregel voor omzetting van de richtlijn aangenomen maar met een bepaling in de wet inzake de bescherming van deeltijdwerknemers, waarmee een andere richtlijn van de Gemeenschap in nationaal recht wordt omgezet, wordt beoogd om duidelijk te maken dat een aantal bepalingen van het Ierse recht van toepassing is op in Ierland tewerkgestelde werknemers.

In het Verenigd Koninkrijk werd geen enkele specifieke wet voor omzetting van de richtlijn noodzakelijk geacht aangezien het nationale recht van toepassing is op alle werknemers, ongeacht hun situatie. Er werden slechts enkele wijzigingen aangebracht in de meest restrictieve teksten, om hun werkingssfeer uit te breiden tot ter beschikking gestelde werknemers.


2. Uitbreiding reikwijdte Richtlijn in de EG-landen
In de meeste gevallen wordt in de omzettingswetgeving bepaald dat algemeen verbindende collectieve arbeidsovereenkomsten van toepassing zijn op ter beschikking gestelde werknemers of dat de werkingssfeer van deze wetgeving tot deze categorie dient te worden uitgebreid. In een aantal lidstaten bestaan geen algemeen verbindende collectieve arbeidsovereenkomsten. Derhalve worden in deze lidstaten voor ter beschikking gestelde werknemers alleen de voorschriften toegepast die in de wet of in andere wetgevingsteksten zijn opgenomen.

Met betrekking tot de uitzondering, de mogelijkheden voor afwijkingen en de andere opties die zijn omschreven in de richtlijn, kan de situatie als volgt worden samengevat.

De uitzondering voor assemblagewerkzaamheden - buiten de bouwsector - met een duur van

ten hoogste acht dagen (artikel 3, lid 2 van de Richtlijn) wordt niet in alle lidstaten gemaakt. Opgemerkt dient echter te worden dat deze uitzondering niet van toepassing is op de activiteiten in de bouwsector die zijn omschreven in de bijlage van de richtlijn.

De meeste lidstaten hebben geen gebruik gemaakt van de door de richtlijn geboden mogelijkheden voor afwijkingen (artikel 3, lid 3, 4 en 5 van de Richtlijn ). Twee lidstaten hebben de uitzondering voor assemblagewerkzaamheden gecombineerd met alle afwijkingen, waardoor de omzettingswetgeving niet van toepassing is op terbeschikkingstellingen van ten hoogste acht dagen.
Een aantal lidstaten heeft gebruik gemaakt van de in artikel 3, lid 10, eerste aandachtsstreepje van de Richtlijn omschreven mogelijkheid om aan de betrokken ondernemingen andere arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden voor te schrijven dan omschreven in artikel 3 van de richtlijn.

Op grond van het bepaalde bij het tweede aandachtsstreepje van artikel 3, lid 10 van de Richtlijn kunnen de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden van de ontvangende lidstaat die zijn omschreven in collectieve arbeidsovereenkomsten of algemeen verbindende scheidsrechterlijke uitspraken betreffende andere activiteiten dan de in de bijlage genoemde activiteiten zonder onderscheid worden opgelegd aan nationale ondernemingen en aan ondernemingen uit andere landen.

De in artikel 3 lid 1 tweede streepje bedoelde activiteiten omvatten alle activiteiten in de bouwsector die betrekking hebben op het oprichten, het herstellen , het onderhouden het verbouwen of het slopen van bouwwerken en met name de volgende activiteiten:
1. Graafwerkzaamheden

2. Andere grondwerkzaamheden

3. Bouw

1. Monteren en demonteren van prefab-elelementen

2. Inrichting of uitrusting

3. Verbouwing

4. Restauratie

5. Herstelwerkzaamheden

6. Ontmanteling

7. Sloop

8. Groot onderhoud

9. Klein onderhoud, schilderwerk en schoonmaak

10. Sanering

Het gaat om bouwactiviteiten in ruime zin. Er wordt meer toe gerekend dan onder de bouw- CAO's in Nederland wordt begrepen.

De volgende lidstaten hebben gebruik gemaakt van deze mogelijkheid om de werkingssfeer uit te breiden: Oostenrijk, België, Spanje, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Portugal, Luxemburg. In deze landen vallen alle sectoren binnen de werkingssfeer.

In Duitsland worden de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden in arbeidsovereenkomsten voor activiteiten buiten de bouwsector alleen uitgebreid voor diensten op het gebied van de

bijstand aan de zeescheepvaart. Het gaat daarbij om minimumlonen, het aantal betaalde vakantiedagen, vakantiegeld en de extra vakantiepremie.

In Nederland beperkt de toepassing van de in algemeen verbindende collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden zich tot de in de bijlage van de richtlijn genoemde activiteiten.

Aangezien Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden geen voorziening kennen om CAO's algemeen verbindend te verklaren, is deze mogelijkheid in die landen niet van toepassing.

(Zie ook COM 2003 458, definitief)