Ministerie van Buitenlandse Zaken


Aan:
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
's-Gravenhage

I.a.a.:
de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal Binnenhof 22
's Gravenhage

Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum

DVB/CV - 020/04 23 januari 2004

Geachte Voorzitter,

Ten vervolge op eerdere brieven aan Uw Kamer over de ontwikkelingen in Irak en de Nederlandse deelneming aan de stabilisatiemacht voor Irak informeren wij u hierbij over de actuele ontwikkelingen. In deze brief worden de volgende onderwerpen behandeld: de voortgang van het politieke proces, de humanitaire situatie en het wederopbouwproces, de resultaten van de tijdelijke inzet van een extra verkenningseenheid van het Korps commandotroepen (KCT) ten behoeve van het vergaren van informatie in het zuidelijke gedeelte van Al-Muthanna, de inzet van extra militairen ten behoeve van de opbouw van Iraakse veiligheidsorganisaties, de versterking van de CIMIC-capaciteit, de samenwerking met Jordaniërs en de samenwerking met de militairen van de Japanse 'Self Defense Force' in Al-Muthanna.

Politieke ontwikkelingen-

Politiek proces-

Het politiek proces in Irak, zoals gepland in het tijdpad van de Iraqi Governing Council (IGC) en de Coalition Provisional Authority (CPA) d.d. 15 november 2003, is van start gegaan. De IGC werkt op dit moment aan de tekst voor de zogenaamde 'Transitional Administrative Law'(TAL). Ondanks de gevoeligheid van het onderwerp zal de IGC er naar verwachting in slagen het document omstreeks de vastgelegde einddatum van 28 februari a.s. af te ronden. De netelige kwesties over federalisme en de rol van Islam zullen waarschijnlijk slechts kort en in algemene zin aan de orde komen.

Op dit moment geeft de houding van de Shi'ietische leider Grootayatollah al-Sistani reden tot bezorgdheid. Hij verzet zich tegen het voornemen om in mei 2004 via getrapte locale verkiezingen de leden van het tijdelijke parlement te kiezen, die vervolgens de leden van de interim-regering zullen benoemen. Volgens al-Sistani zou dit geen democratisch proces zijn en zouden directe, nationale verkiezingen plaats moeten vinden. Aan deze eis van de Grootayatollah kan echter niet zonder meer binnen de gestelde termijnen voor de transitie, worden voldaan. Naast de gebrekkige veiligheidssituatie, die het houden van verkiezingen op dit moment zeer riskant maakt, is er sinds 1957 in Irak geen betrouwbare census uitgevoerd. De gegevens van het Wereld Voedsel Programma, dat jarenlang verantwoordelijk is geweest voor voedseldistributie onder 60% van de Iraakse bevolking, dekken slechts 60% van de bevolking. Sinds 15 januari hebben Shi'ieten een aantal keren in het zuiden van Irak (m.n. Basra) gedemonstreerd om zo hun steun voor al-Sistani te uiten.

Rol VN

Op 19 januari heeft een reeks bijeenkomsten bij de Verenigde Naties in New York plaatsgevonden. Op initiatief van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) hebben SG Annan, IGC-leden (onder leiding van voorzitter Pachachi) en CPA-voorzitters (Paul Bremer voor de Verenigde Staten en Sir Jeremy Greenstock voor het Verenigd Koninkrijk) gesproken over de mogelijke toekomstige rol van de VN in Irak. Er zijn geen besluiten genomen. Wel bleek consensus dat de VN, na de soevereiniteitsoverdracht op 30 juni a.s., een belangrijke rol zullen moeten spelen in onder meer het constitutionele en electorale proces. Daarnaast hebben de VN een verzoek van de IGC en de CPA om een eventuele technische missie naar Irak te sturen, in overweging genomen en zullen, naar verwachting in de week van 26 januari, hun besluit bekend maken. De missie zou moeten nagaan of het organiseren van directe parlementaire verkiezingen vóór eind mei haalbaar is. Indien deze missie zou bepalen dat verkiezingen niet kunnen worden gehouden, zal zij alternatieven voorleggen om het voorgenomen selectieproces via getrapte verkiezingen transparanter te maken. De IGC heeft aangegeven rekening te houden met de VN-bevindingen bij het opstellen van de 'Transitional Administrative Law' (TAL). Verder hebben IGC en CPA tijdens de bespreking aangeboden zorg te dragen voor de volledige veiligheid van internationaal VN-personeel.

Tijdens een besloten bijeenkomst van de Veiligheidsraad met IGC-voorzitter Pachachi en SGVN hebben de Iraakse vertegenwoordigers laten weten dat de terugkeer van de VN naar Irak erg belangrijk is voor het herstel van soevereiniteit van het Iraakse volk. De meeste VR-leden hebben het belang van een VN-rol in Irak benadrukt.

Veiligheidsovereenkomst-

Na de overdracht van bestuursverantwoordelijkheden aan de Iraakse overgangsregering op 1 juli 2004 zal de multinationale stabilisatiemacht nog een belangrijke rol moeten blijven spelen in het creëren en handhaven van een veilige en stabiele omgeving in Irak. In de 'Agreement on Political Process' die op 15 november 2003 tussen de IGC en de CPA gesloten werd, is vastgesteld dat uiterlijk eind maart 2004 tussen de IGC en de CPA een veiligheidsovereenkomst wordt gesloten die de status en de rol vastlegt van de landen die vanaf 1 juli 2004 deelnemen aan de multinationale stabilisatiemacht. Het is nog onduidelijk hoe deze veiligheidsovereenkomst er uit zal gaan zien. Gedacht wordt aan een standaard overeenkomst (bijvoorbeeld in de vorm van een Status of Forces Agreement) met daarbij voor ieder troepenleverend land afzonderlijk een nationale annex. De VS heeft de leiding bij de besprekingen ter zake met de Iraakse autoriteiten.

Humanitaire situatie en wederopbouw-

Sinds de brief aan uw Kamer van 28 november 2003 (TK 23432, nr.134) zijn er op humanitair gebied weinig nieuwe ontwikkelingen in Irak. Door het intreden van de winter zijn de humanitaire noden tijdelijk toegenomen. Dit treft vooral de interne ontheemden buiten de stedelijke gebieden. Daarnaast heeft een aanzienlijk deel van de Iraakse bevolking nog altijd te kampen met voedsel onzekerheid. Ondanks deze humanitaire noden zijn de basisvoorzieningen over het algemeen terug op het niveau van de situatie voor het militaire ingrijpen. Op vele gebieden is zelfs vooruitgang geboekt, zoals op het gebied van de elektriciteitsvoorziening. In de huidige situatie richten de meeste organisaties zich op de (weder-)opbouw van infrastructuur en verbetering van de basisvoorzieningen, die door langdurige verwaarlozing en slecht beheer in deplorabele staat verkeren Ook de plunderingen en anarchie die ontstonden na het militaire ingrijpen hebben hierin een rol gespeeld. Japan is voornemens juist op het gebied van de humanitaire situatie en wederopbouw een bijdrage te leveren. Een Japans humanitair hulpbataljon zal voor dat doel worden ontplooid in de provincie Al-Muthanna.

Het wederopbouwproces zal wellicht spoedig een nieuwe financiële injectie krijgen wanneer de fondsen van het 'International Reconstruction Fund Facility for Iraq' (IRFFI) beschikbaar komen. De modaliteiten voor deze faciliteit, die opgezet is tijdens de donorconferentie in Madrid, zijn nu vrijwel vastgesteld. Het IRFFI bestaat uit twee aparte fondsen die beheerd worden door respectievelijk de United Nations Development Group (UNDG) met UNDP als uitvoerende instantie, en de Wereldbank. De faciliteit treedt in werking op het moment dat het eerste contract met een donor is getekend. Een groot deel van de fondsen die de internationale gemeenschap in Madrid heeft toegezegd, zal hierdoor beschikbaar komen voor de wederopbouw van Irak. De Nederlandse bijdrage van 5 miljoen euro uit de algemene middelen gaat naar het Wereldbankfonds. Naar verwachting zal de faciliteit medio februari 2004 volledig operationeel zijn. Onlangs heeft de Wereldbank overleg gevoerd met het Iraakse ministerie van Planning en Ontwikkeling over de prioriteiten voor het IRFFI en over de coördinatie met de Iraakse autoriteiten. Dit overleg zal resulteren in een lijst van prioriteiten. Infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg zullen hoog op deze lijst staan.

De slechte veiligheidssituatie in Irak is nog altijd een obstakel voor de implementatie van de wederopbouwactiviteiten van het IRFFI en voor de humanitaire activiteiten van de VN, ICRC en (I)NGO's. Ze beperkt de mogelijkheden die organisaties hebben om activiteiten uit te voeren en vermindert tevens de absorptiecapaciteit van lokale autoriteiten en organisaties. Ondanks de toewijding van de internationale instellingen en de donorgemeenschap zal rekening moeten worden gehouden met een tragere besteding van middelen dan aanvankelijk gehoopt en gepland was.

De VN blijven hun werk met lokale staf in Irak voortzetten en zetten VN-deskundigen in om de lopende projecten te begeleiden door middel van ééndaagse reizen naar Irak met geïntegreerde sectorale teams. De huidige uitvoeringsmogelijkheden van de VN in Irak zijn echter beperkt, ondanks de grote hoeveelheid grensoverschrijdende activiteiten en de ondersteuning die het World Food Programme (WFP) nog biedt aan de voortzetting van de voedseldistributie via het Iraakse ministerie van Handel. De Iraakse autoriteiten sporen de VN dan ook aan hun aanwezigheid in het land weer op een hoger niveau te brengen.

Nederland werd door de United Nations Humanitarian Air Service (UNHAS) - een dienst van het WFP - benaderd om een luchtbrug vanuit Amman (Jordanië) naar Basra, Erbil en Bagdad (Irak) mogelijk te maken. Het kabinet heeft op 19 december 2003 besloten dit verzoek te honoreren met de inzet van een Fokker 60 transportvliegtuig van de Koninklijke luchtmacht voor het transport van VN personeel en kleine hoeveelheden vracht ten behoeve van het WFP. De Kamer is schriftelijk geïnformeerd over deze humanitaire missie (TK 23432, nr. 144). De Fokker 60 wordt van 1 februari tot 1 augustus 2004 ter beschikking gesteld.

Het toestel wordt ingezet voor het vervoer van humanitaire hulpverleners, vooral VN-personeel, en eventueel ook hulpgoederen tussen Jordanië en verschillende steden in Irak. Naar het oordeel van de VN is het noodzakelijk om deze missie met een militair vliegtuig uit te voeren om de veiligheid te vergroten en om de voortgang van de humanitaire operatie van de VN te garanderen. Naast het belang van de verbetering van de gebrekkige toegang voor humanitaire hulpverleners, hecht de Nederlandse regering veel waarde aan een grotere rol van de VN in Irak. Met het beschikbaar stellen van het Fokker 60 transportvliegtuig draagt de regering bij aan het mogelijk maken van een grotere rol voor de VN in Irak.

Om de stationering van het Fokkerdetachement voor te bereiden vertrok 20 januari jl. een verkenningseenheid naar de luchthaven Markaa bij Amman. Deze eenheid bestaat uit twaalf militairen van de Koninklijke luchtmacht. Op 26 januari vertrekt de Fokker 60 met personeel van het detachement. De Fokker 60 zal ééndaagse vluchten uitvoeren, vanuit Amman naar luchthavens in Irak. Op verzoek van de VN en in overleg met de chef Defensiestaf kan het toestel incidenteel op luchthavens buiten Irak vliegen. Het toestel en de bemanning zullen iedere zes tot acht weken worden afgelost in verband met onderhoud aan het vliegtuig.

Het Fokkerdetachement is voor humanitaire assistentie ter beschikking gesteld aan het WFP. Ze staat onder het operationele commando van chef Defensiestaf. De bevoegdheid te besluiten of een vlucht al dan niet doorgaat ligt derhalve in de Nederlandse bevelslijn, in eerste instantie bij de detachementscommandant. Deze staat in contact met de chef Defensiestaf en zal dagelijks rapporteren. Nederland is in onderhandeling met de VN over een contract, waarin operationele, juridische en financiële afspraken worden vastgelegd. Het militaire personeel krijgt in deze missie een VN-status, waardoor zij zijn gevrijwaard van de lokale rechtspraak in Jordanië. Een dergelijke regeling is voor Irak voor de 1 juli voorziene soevereiniteitsoverdracht niet aan de orde. Tevens wordt de uitrusting van de Nederlandse militairen in deze missie voorzien van herkenningstekens van het WFP. Ze zijn niettemin altijd herkenbaar als militair.

De in de brief van 19 december aan de orde gestelde dreigingsanalyse ter zake is niet gewijzigd. De militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD) heeft een dreigingsanalyse gemaakt voor vluchten van Amman naar Bagdad, Basra en Erbil. Er is in de nabijheid van deze steden een dreiging tegen luchtverkeer, vooral veroorzaakt door klein kaliber wapens, 'Rocket Propelled Grenades' (RPG) en 'Man Portable Air Defence Systems' (MANPADS). De detachementscommandant wordt voorzien van voldoende dreiginginformatie. Het toestel is uitgerust met zelfbeschermingsmiddelen.

Vluchtelingen-

Op 5 januari jl. heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht over de situatie in Irak uitgebracht. Op basis van dit ambtsbericht heeft de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie enkele wijzigingen voorgesteld inzake het landgebonden asielbeleid voor Irak. Op voorstel van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft het kabinet besloten het besluit- en vertrekmoratorium voor Centraal-Irak (het midden en zuiden van het land) te verlengen tot 27 juni a.s. Het besluit- en vertrekmoratorium voor Noord-Irak wordt per 1 februari a.s. van rechtswege beëindigd. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie acht de behandeling van asielaanvragen van personen afkomstig uit Noord-Irak weer mogelijk. Voor het overige wordt verwezen naar de brief van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 23 januari 2004.

Veiligheidssituatie

Algemeen

Sinds het besluit tot verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de stabilisatiemacht voor Irak is de veiligheidssituatie in Irak niet erg gewijzigd. Nog steeds vindt het grootste deel van de incidenten plaats in de zogenaamde "Sunni-driehoek". Het aantal tegen coalitietroepen gerichte incidenten is hier veel hoger dan in de Britse sector (Multi-National Division South East) in het zuiden van Irak. Het overgrote deel van de aanslagen wordt gepleegd in Centraal- en Noord-Irak. Naar schatting wordt slechts vijf procent van de aanslagen in de Britse en Poolse verantwoordelijkheidsgebieden gepleegd.

De middelen die voor aanslagen tegen coalitietroepen (CT) en SFIR-eenheden worden ingezet zijn divers. Vaak worden geïmproviseerde explosieven gebruikt die bijvoorbeeld in voertuigen zijn aangebracht of langs de weg worden verstopt. Ongeveer driekwart van de dodelijke slachtoffers bij aanslagen op de infrastructuur, waartoe ook aanslagen tegen politiebureaus en andere overheidsinstellingen worden gerekend, wordt veroorzaakt door de aanslagen met voertuigen die zijn voorzien van explosieve ladingen. De laatste aanslag die op deze manier is gepleegd, was gericht tegen het Amerikaanse hoofdkwartier in Bagdad en vond plaats op 18 januari jl. Daarnaast worden voor aanslagen standaard infanteriewapens gebruikt, zoals klein kaliber wapens, antitankgranaten (RPG), mortieren en luchtdoelraketten. De mogelijkheid bestaat dat anti-coalitie elementen de al dan niet door de grootschalige rotatie van Amerikaanse troepen ontstane operationele zwaktes bij de coalitie zullen uitbuiten en aanslagen zullen voorbereiden.


-

Zuid-Irak

In het zuiden van Irak blijft het, vergeleken met het aantal incidenten dat zich dagelijks voordoet in centraal Irak, relatief rustig. Feit is wel dat zich incidenten voordoen. De meeste activiteiten die in het zuiden van Irak gericht zijn tegen buitenlandse militairen worden waargenomen in de provincie Basra. Er zijn ook veel incidenten in de provincie Maysan. In de provincies Dhi Qar en Al-Muthanna zijn relatief weinig incidenten. Er blijven rapportages over observaties van coalitietroepen en eenheden van de Stabilisation Force in Iraq (SFIR) en meldingen over mogelijke aanslagen binnen komen. Er moet voortdurend rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aanslagen worden geleegd op coalitietroepen en SFIR-eenheden, maar ook op organisaties die samenwerken met de VS en het VK. Een belangrijk deel van de gewelddadige incidenten van de afgelopen tijd houdt verband met criminele activiteiten of demonstraties als gevolg van ontevredenheid bij de lokale bevolking. Die ontevredenheid wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door brandstoftekorten en werkloosheid.

Al-Muthanna


- In de provincie Al-Muthannavinden de meeste incidenten, die vaak van criminele aard zijn, plaats op de belangrijke doorgaande wegen in de provincie. Onlangs is een grootschalige aflossing van Amerikaanse eenheden begonnen, die in totaal vier maanden gaat duren. Hierdoor zal de verkeersdrukte op de doorgaande wegen in Al-Muthanna steeds groter worden. Meer dan honderdduizend Amerikaanse militairen zullen tot mei 2004 worden afgelost. Deze Amerikaanse konvooien die zich over de doorgaande wegen van de provincie Al-Muthanna verplaatsen, vormen een specifiek veiligheidsprobleem. Wanneer een voertuig dat deel uitmaakt van een konvooi defect raakt, tracht de lokale bevolking het desbetreffende voertuig te plunderen en zal een Nederlandse Quick Reaction Force moeten uitrukken. Door de Amerikanen wordt het voertuig ter plaatse vernietigd en achtergelaten. De Nederlandse detachementscommandant heeft in overleg met het divisiehoofdkwartier maatregelen genomen, die het risico in de rotatieperiode moeten beperken. De hoofdaanvoerweg, route Tampa, is weer opengesteld voor zwaar verkeer waardoor de druk op de route Jackson, een andere hoofdaanvoerweg, die door As-Samawah loopt, afneemt. Ook zijn afspraken gemaakt voor veilige verzamelgebieden en heeft de Commandant afspraken gemaakt met lokale beveiligingsdiensten. Tot op heden zijn de resultaten bevredigend.

De belangrijkste taak voor de grensbewakingeenheden van Saoedi-Arabië is het tegengaan van smokkel en infiltratie. Langs de grens met Al-Muthanna loopt aan de Saoedische kant een aarden wal, de grens wordt gemarkeerd door betonnen zuilen. De gehele grens valt onder een grensbewakingregio die wordt geleid vanuit Arar zo'n vierhonderd kilometer ten westen van As-Samawah. Langs de grens met een lengte van ongeveer 250 kilometer zijn zes tot tien grensposten met ieder een bezetting variërend van tien tot veertig man. Het is voor de autoriteiten van Saoedi-Arabië ondoenlijk om de lange, nauwelijks bevolkte en soms ontoegankelijke grens met Irak, volledig te controleren.

De provincie Al-Muthanna grenst in het uiterste zuidoosten aan Koeweit. Dit land neemt de mogelijke infiltraties over de gezamenlijke grens serieus. De door Koeweit getroffen veiligheidsmaatregelen betreffen een (na 1991 aangelegde) beveiligingszone, bestaande uit een hekwerk dat onder stroom is gezet, een drie meter hoge zandwal en een tankgracht. Voorts wordt de grens aan Koeweitse zijde bewaakt door middel van twintig grensposten verdeeld over vier sectoren. Onlangs heeft de Koeweitse regering de bouw van een nieuw veiligheidshekwerk langs de gehele grens met Irak aangekondigd. Deze maatregel is genomen om illegaal verkeer vanuit Irak beter te kunnen tegenhouden en de Koeweitse olie-infrastructuur nabij de grens beter te kunnen beveiligen.

Verkenningsdetachement

Het verkenningsdetachement van het Korps commandotroepen (KCT) heeft van medio december 2003 tot medio januari 2004 verkenningstaken uitgevoerd in het zuidelijk deel van de provincie Al-Muthanna. Er zijn door deze eenheid geen aanwijzingen of bewijzen gevonden dat personen die de coalitie vijandig zijn gezind, infiltreren via dit deel van Irak. Dit beeld bevestigt overigens eerder uitgevoerde analyses ter zake. Ook de situatie in het grensgebied van Al-Muthanna is rustig. De intensivering van de activiteiten van de coalitietroepen en SFIR in het grensgebied, het operationeel stellen van een grenspolitiedepartement in Al-Muthanna en de samenwerking met het grenspolitiedepartement van Saoedi-Arabië zijn positieve ontwikkelingen die bijdragen aan de stabiliteit en veiligheid in de provincie. Bij illegale activiteiten in dit gebied moet worden gedacht aan de smokkel van goederen als drugs, vee(voer) of wapens van Irak naar Saoedi-Arabië. Nu de verkenningstaak is uitgevoerd en uit de analyse van de MIVD blijkt dat een voortzetting van deze verkenningstaak op dit moment niet nodig is, zijn de meeste militairen van het KCT naar Nederland teruggekeerd. Vijftien militairen van het KCT zijn achtergebleven als tijdelijke ondersteuning voor het opleiden van het Iraqi Civil Defence Corps (ICDC).

Uitzending extra militairen

De opbouw van Iraakse veiligheidsorganisaties (Security Sector Reform - SSR) is een van de belangrijkste prioriteiten in de aanloop naar de soevereiniteitsoverdracht aan de Iraakse overgangsregering. Overeenkomstig het overeengekomen SSR-programma worden diverse Iraakse veiligheidsorganisaties opgericht. Het voor deze diensten geselecteerde personeel moet worden opgeleid, getraind en tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden worden begeleid en ondersteund ('training, mentoring en monitoring'), tot het moment dat deze diensten zelfstandig hun taken kunnen uitvoeren. Het SSR-programma wordt gecoördineerd vanuit de Britse divisie. De Nederlandse detachementscommandant heeft verzocht om extra ondersteunend personeel, ten behoeve van het opleiden en trainen van de Iraakse veiligheidsorganisaties in Al-Muthanna. Het betreft vijftien instructeurs voor het opleiden, trainen en monitoren van het Iraqi Civil Defence Corps, en in totaal 28 instructeurs ten behoeve van de opleiding van de Iraqi Police, de Iraqi Highway Police en de Iraqi Border Police. Tevens heeft de detachementscommandant gevraagd om zes instructeurs voor de Iraakse Police Academy, personeel ten behoeve van het begeleiden van de bataljonsstaf van het ICDC (10 militairen) en personeel voor de bemanning van het Provincial Joint Coordination Center (PJCC) (6 militairen). In de Iraakse provincies worden PJCC's opgericht om de coördinatie en op termijn de 'command en control'-relaties tussen de verschillende Iraakse veiligheidsorganisaties zeker te stellen.

Ten behoeve van de opleiding van het ICDC, de bemanning voor de bataljonsstaf van het ICDC en de bemanning van het PJCC worden op zo kort mogelijke termijn 31 extra militairen van de Koninklijke marine en de Koninklijke landmacht naar Irak uitgezonden. Naar verwachting zal dit personeel begin februari worden ingezet. Tot die tijd zal de trainingstaak voor het ICDC worden verzorgd door de eerdergenoemde vijftien militairen van het verkenningsdetachement.

De drukte en de kans op onregelmatigheden op de transitroute door het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied zal de komende periode toenemen door de rotatie van de Amerikaanse troepen, het besluit van de VS om de Amerikaanse militaire politie-eenheden voor konvooibegeleiding te reduceren - en de verwachte toenemende activiteit rondom de islamitische bedevaart, de Hadj. De Nederlandse detachementscommandant heeft in overleg met de Britse divisiecommandant verzocht de mogelijkheden te onderzoeken hiervoor extra middelen in te zetten.

CIMIC-inspanning in Irak

Nederland is voornemens de (personele) inspanningen op het gebied van civiel-militaire samenwerking (CIMIC) in Al-Muthanna te vergroten, onder andere om andere activiteiten op dit vlak bij te staan. De vorderingen die zijn geboekt bij de stabilisatie van de veiligheidssituatie en de acceptatie van het contingent bij de lokale bevolking moeten worden verzekerd en gehandhaafd. Het verhogen van het aantal CIMIC-activiteiten kan tevens randvoorwaarden scheppen voor verdere stabiliteit in de provincie en het wederopbouwproces.

Ondersteuning Japans humanitair hulpbataljon

De Japanse humanitaire missie bestaat uit een eenheid van bataljonsgrootte, ongeveer 525 militairen, die vanaf 19 januari jl. gefaseerd in Irak zal worden ingezet. De Japanse eenheid gaat zelfstandig opereren en voert uitsluitend humanitaire taken uit. De eenheid richt zich op drie hoofdtaken: het medisch ondersteunen van ziekenhuizen, het zuiveren en distribueren van water en het herstelwerkzaamheden aan wegen en scholen. De Japanse regering heeft gekozen voor Al-Muthanna als inzetgebied, zodat de Japanse eenheid werkzaam zal zijn in het operatiegebied van het Nederlandse detachement. Tijdens een bezoek van de Japanse minister van Defensie Ishiba aan minister Kamp op 14 januari jl. is hierover reeds van gedachten gewisseld.

Op 19 januari jl. is een Japanse verkenningseenheid aangekomen in As-Samawah. Deze groep bestaat uit dertig mensen, waaronder vijf ambtenaren van het Japanse ministerie van Buitenlandse zaken. Naar aanleiding van de rapportages van deze verkenningseenheid zal de Japanse regering naar verwachting in de eerste week van februari een definitief besluit nemen over de humanitaire missie. Dan komt de inzet van de hoofdmacht pas aan de orde. Volgens de planning zal een Japanse ondersteuningseenheid van 70 militairen op 6 februari a.s. in As-Samawah aankomen. Zij bereiden de komst van de hoofdmacht voor en bouwen het Japanse onderkomen, dat zich in de nabijheid van As-Samawah bevindt. Het Nederlandse detachement assisteert de Japanse militairen bij de opbouw van hun basis. De Japanse hoofdmacht komt tussen 26 februari en 26 maart aan in het inzetgebied. Het is de bedoeling dat Nederlandse assistentie na 26 februari niet meer nodig is.

Het is van groot belang dat de Japanse activiteiten met het Nederlandse detachement worden gecoördineerd. Hiertoe is een gezamenlijke structuur ingericht. De Nederlandse detachementscommandant krijgt daarmee de mogelijkheid de Japanse werkzaamheden en de Nederlandse inspanningen op het gebied van civiel-militaire samenwerking (CIMIC) op elkaar te laten aansluiten. Tevens geeft de overeengekomen structuur de Nederlandse detachementscommandant de bevoegdheid de Japanse eenheid op het gebied van de veiligheidsprocedures richtlijnen op te leggen. Zo kan tevens worden voorkomen dat de Japanse en Nederlandse bewegingen in eventuele ernstige situaties met elkaar conflicteren.

Nederland heeft ook bij de voorbereiding van de Japanse humanitaire missie ondersteuning geleverd. De Nederlandse assistentie in de beginfase van de Japanse inzet betreft huisvesting en voeding, hulp bij het bouwen en inrichten van het Japanse onderkomen en het verlenen van medische hulp. Japan sluit zich aan bij de multinationale militaire samenwerkingsovereenkomst, dat door alle landen in de Britse sector is getekend. Daarnaast is Nederland een bilaterale overeenkomst met Japan overeengekomen waarin juridische aspecten, bevelsverhoudingen, de overeengekomen Nederlandse ondersteuning, alsmede de financiële verrekenmethoden zijn vastgelegd. Deze overeenkomst wordt na het definitieve besluit van de Japanse regering getekend.

Samenwerking met Jordanië op het gebied van ontmijning

Met Jordanië worden besprekingen gevoerd over samenwerking met een Jordaans humanitair opruimingsteam voor mijnen en ongesprongen munitie ('unexploded ordnance' - UXO). Dit ontmijningsteam zal worden ingezet in de provincie Al-Muthanna. Reeds in oktober 2003 is ter zake een verkenning uitgevoerd in Al-Muthanna en zijn oriënterende gesprekken gevoerd met de Jordaanse autoriteiten. De voorbereidingen zijn gericht op de aanvang van de samenwerking met de Jordaniërs in maart 2004. De inzet zal in eerste instantie drie maanden duren. Het Jordaanse ontmijningsteam zal enkel humanitaire taken uitvoeren ten behoeve van de Iraakse bevolking. De samenwerking met Arabisch sprekende militairen en het uitvoeren van een humanitaire missie ondersteunen indirect de activiteiten van het Nederlandse detachement.

De minister van Buitenlandse Zaken
Dr. B. R. Bot

De minister van Defensie
H. G. J. Kamp

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking
A. M. A. van Ardenne - Van der Hoeven

===