Vlaamse overheid

Een West-Vlaamse eerstejaarsstudent die rechtstreeks uit het secundair komt, heeft meer kans om te slagen dan zijn medestudenten uit een andere Vlaamse regio. Dat blijkt uit een onderzoek van de VUB naar regionale verschillen in studieprestaties in Vlaanderen. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.

Studenten uit West-Vlaanderen doen het dus opvallend beter. Vooral de studenten uit de arrondissementen Ieper, Kortrijk, Roeselare, Tielt en Diksmuide scoren zeer goed. Onderaan het lijstje bengelen de Brusselse studenten. Blijkbaar leidt vooral het wonen in Brussel tot lagere slaagkansen.

West-Vlaanderen piekt met een slaagpercentage van 53,9%, Vlaams-Brabant en de andere Vlaamse provincies schommelen rond de 44%, Brussel blijft achterwege met een slaagpercentage van 38,8%.

Regionale verschillen bestaan al minstens tien jaar aan hogescholen en universiteiten. Nieuw zijn ze dus niet maar ze zijn de laatste jaren wel enorm toegenomen. Waar komen ze dan vandaan en hoe valt deze stijging te verklaren?

Uit het onderzoek blijkt dat de oorzaken van de regionale verschillen alvast niet structureel van aard zijn. Factoren als de grootte van de school, het percentage meisjes, het aanbod van onderwijsvormen op school of het schoolnet spelen dus niet mee.

De keuze en de oriëntatie in het secundair en het hoger onderwijs zijn wel van belang voor het verklaren van de regionale verschillen. Wat echt de doorslag geeft, is de culturele specificiteit van de West-Vlaming en daarmee samenhangend het school- en klasklimaat. Er is dus een sterk verband tussen de regionale verschillen en de regionale cultuur.

Wat de studiekeuze betreft, zijn West-Vlamingen de tegenpolen van de Brusselaars. Ze mikken minder hoog, kiezen in het secundair beduidend meer voor TSO - wat in West-Vlaanderen echt een positieve keuze blijkt te zijn - en in het hoger onderwijs zitten ze vaker in hogeschoolopleidingen van één cyclus. Dat komt omdat West- Vlamingen meer nadenken over hun studiekeuze, erover spreken met hun ouders en leerkrachten en hun keuze ruim op voorhand maken.

Minister Vanderpoorten besteedde in haar beleid al aandacht aan het aantrekkelijker maken van beroeps- en technisch onderwijs. "De perceptie van dit onderwijs speelt een grote rol in het keuzepatroon. Deze studie bewijst duidelijk dat bewust kiezen voor TSO positieve gevolgen heeft. Hopelijk zet dit ook andere Vlaamse regio's en vooral ouders en leerlingen aan om TSO en BSO als een positieve keuze te zien."

De volledige verklaring ligt echter in de culturele eigenheid van de West-Vlaming. West-Vlaamse leerlingen beschouwen arbeid, meer dan andere Vlaamse leerlingen, als een plicht. Ze zijn gezagsgetrouwer, traditioneler, conformistischer en hebben een groter gevoel voor solidariteit en arbeidsethiek.

De West-Vlaamse scholen zijn daardoor een stuk effectiever. De klassen zijn rustiger en de leerkrachten enthousiaster. West-Vlaamse leerkrachten verliezen minder tijd met het blussen van brandjes omdat er in de klas meer discipline heerst. Zo kunnen leerkrachten zich toeleggen op hun vak, wat niet alleen hun eigen motivatie stimuleert maar ook de prestaties van hun leerlingen. Dit verklaart meteen ook de slechte score van de Brusselse studenten. Als jongere zijn zij veel individualistischer, minder conformistisch en niet zo gezagsgetrouw.

Onderzoekers: Toon Kuppens
Mark Elchardus (0475) 77 36 15
Vakgroep sociologie VUB

Het rapport van dit onderzoek kan u raadplegen op www.vub.ac.be/TOR/

info : Jo De Ro, woordvoerder van minister Vanderpoorten
- tel. (0475) 98 33 73 -
(02) 553.99.23 - fax. (02) 553 99 19
e-mail: persdienst.vanderpoorten@vlaanderen.be