Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen Ambtsbericht Liberia
januari 2004

Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken
Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
070-348 5964
5 januari 2004

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004


1 Inleiding
In dit algemene ambtsbericht wordt de huidige situatie in Liberia beschreven voorzover deze van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn uit Liberia en voor besluitvorming over de terugkeer van afgewezen Liberiaanse asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere ambtsberichten over de situatie in Liberia (laatstelijk mei 2003). Dit algemeen ambtsbericht beslaat de periode van mei 2003 tot en met december 2003.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Bovendien liggen vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse vertegenwoordiging in Abidjan (Ivoorkust) en in EU-lidstaten aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag. In het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde openbare bronnen. Daar waar dergelijke bronnen zijn vermeld, is de tekst in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek, veiligheids- en sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan door een overzicht van de geschiedenis van Liberia. Ook is een korte passage over de geografie en de bevolking van Liberia opgenomen. In hoofdstuk drie wordt de mensenrechtensituatie in Liberia geschetst. Na een beschrijving van wettelijke garanties en internationale verdragen waarbij Liberia partij is, komen de mogelijkheden van toezicht aan de orde. Daarna volgt de beschrijving van de naleving dan wel schending van enkele klassieke mensenrechten. Ten slotte wordt de positie van specifieke groepen belicht. In hoofdstuk vier komen de opvang van binnenlands ontheemden en van minderjarigen, het beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Liberia en activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van UNHCR, aan de orde.
Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf. 4

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004


2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
Liberia is gelegen aan de westkust van Afrika en beslaat een gebied ter grootte van ruim 110.000 vierkante kilometer (bijna 3 maal Nederland). Het land grenst in het westen aan Sierra Leone, in het noorden aan Guinee, in het oosten aan Ivoorkust en in het zuiden aan de Atlantische Oceaan1. Het land is administratief verdeeld in vijftien counties of provincies (vanaf de grens met Sierra Leone met de wijzers van de klok mee, inclusief county seat): Grand Cape Mount (Robertsport), Gbarpolu (Bopolu), Lofa (Voinjama), Bong (Gbarnga), Nimba (Sanniquellie), Grand Gedeh (Zwedru), River Gee (Fish Town), Maryland (Harper), Grand Kru (Barclayville), Sinoe (Greenville), River Cess (River Cess), Grand Bassa (Buchanan), Margibi (Kakata), Montserrado (Monrovia) en Bomi (Tubmanburg)2. Een kaart van Liberia is toegevoegd als bijlage.
Bevolking
De bevolking bestaat uit ruim 3,3 miljoen inwoners3 en is etnisch divers. De grootste etnische groep is de Kpelle (bijna 500.000) die het centrale deel van het land bewoont, in het bijzonder Bong County. Op de tweede en de derde plaats komen de Bassa in de regio rond Buchanan en de Gio in Nimba County. Andere bekende groepen zijn de Krahn, Mandingo, Gbandi (ook wel Bandi genoemd), Kru en Vai4.
95% van de bevolking bestaat uit inheemse stammen. De meeste van deze etnische groepen wonen regionaal geconcentreerd in de landelijke gebieden. Geen enkele groep vormt de meerderheid van de bevolking. 2,5% van de bevolking, de Americo-Liberians, stamt af van destijds uit de Verenigde Staten gekomen ex- slaven. De resterende 2,5% bestaat uit `buitenlanders', onder wie Afrikanen, Aziaten en Libanezen.
40% van de bevolking is christen of aanhanger van een combinatie van christendom en traditionele inheemse godsdiensten. Ongeveer 20% van de
1 CIA, The World Factbook 2003
2 www.newafrica.com

3 Ibidem

4 Zie ook paragraaf 3.4.2 van dit ambtsbericht.
---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

bevolking is moslim. De resterende 40% is aanhanger van traditionele inheemse godsdiensten. Ten slotte is er een kleine Baha'i gemeenschap5. Het christendom en de traditionele inheemse godsdiensten komen in het hele land voor. De islam komt overwegend voor bij de Mandingo in de noordelijke en de oostelijke provincies en onder de Vai in het noordwesten. Talen
De officiële voertaal in Liberia is Engels, dat ook in het onderwijs wordt gebruikt. Het gesproken Liberiaans Engels vindt zijn oorsprong in het Engels van de slaven die zich in de negentiende eeuw vanuit de Verenigde Staten op het huidige grondgebied vestigden. Dit Liberiaanse Engels kent verschillende varianten, waarvan het gebruik afhankelijk is van de sociale klasse en mogelijk zelfs het beroep van de spreker. Het Liberiaanse Engels wijkt af van de op het Engels gebaseerde pidgin-talen in landen ten oosten van Liberia en van het Krio, dat wordt gesproken in Sierra Leone6. Daarnaast worden nog ruim twintig traditionele talen gesproken: Bandi (ook wel Gbandi genoemd), Bassa, Dan, Dewoin, Gbii, Glaro-Twabo, Glio-Oubi, Gola, Grebo, Kisi, Klao, Kpelle, Krahn, Krumen, Kuwaa, Loma, Mano, Manya, Mende, Sapo, Tajuasohn en Vai7. Een aantal van deze traditionele talen wordt niet alleen gesproken, maar ook gebruikt als schrijftaal8. Veel Liberianen beheersen meerdere talen. Als lingua franca tussen sprekers van verschillende lokale talen wordt niettemin vaak het gesproken Liberiaans Engels gebruikt9.
2.1.2 Geschiedenis
Deze subparagraaf vormt een bondig overzicht van de geschiedenis van Liberia10. De ontwikkelingen vanaf mei 2003 zijn terug te vinden in paragraaf 2.2. Liberia is het enige land in Afrika dat nimmer een koloniale status heeft gehad. De republiek Liberia werd op 26 juli 1847 gesticht door bevrijde Amerikaanse slaven (de Americo-Liberians), die de Liberiaanse politiek met hun True Whig Party tot ver in de twintigste eeuw domineerden. In 1980 vond na een periode van onrust 5 U.S. Department of State: Annual Report on International Religious Freedom for 2002: Liberia, oktober 2002

6 www.globalsecurity.org
7 www.ethnologue.com

8 CIA, The World Factbook 2002 en The Economist Intelligence Unit, Country Profile Liberia 2002

9 www.globalsecurity.org
10 Zie voor een uitgebreider overzicht van de geschiedenis van Liberia voorgaande ambtsberichten.

---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

over deze dominantie een militaire staatsgreep plaats door Samuel Doe, die een wreed en autoritair regime vestigde.
Doe's bewind werd vervolgens vanaf 1989 bestreden door de Americo-Liberiaan Charles Taylor11, leider van de rebellengroep National Patriotic Front of Liberia (NPFL). Nadat Doe in 1990 gedood was door een afsplitsing van het NPFL, het Independent National Patriotic Front of Liberia (INPFL) van Prince Yormie Johnson, bevochten tot 1997 verschillende gewapende groeperingen elkaar en de zwakke regering van nationale eenheid.
Onder internationale druk gingen in 1996 besprekingen van start tussen de verschillende facties, die langs etnische lijnen verdeeld waren en deels gesteund werden door de Liberiaanse buurlanden Sierra Leone en Guinee. In de tweede helft van 1996 werd een overgangsregering aangesteld en een staakt-het-vuren overeengekomen, waarna in 1997 verkiezingen volgden. De belangrijkste strijdende partijen werden daartoe omgevormd tot politieke bewegingen. Het NPFL van Taylor werd omgevormd tot de NPP (National Patriotic Party), die in juli 1997 de verkiezingen won. Charles Taylor werd in augustus 1997 als president geïnstalleerd.
Ofschoon de regering-Taylor aanvankelijk door een deel van de bevolking werd beschouwd als een welkom alternatief voor het regime van Samuel Doe en de jarenlange burgeroorlog, bleek een nieuwe periode van intimidaties, angst en onzekerheid aan te breken. President Taylor leek terug te vallen in zijn oude rol van krijgsheer. Het veiligheidsapparaat opereerde in het gehele land als in de dagen ten tijde van de burgeroorlog. De media kregen beperkingen opgelegd. De meest invloedrijke oppositieleiders vertrokken naar het buitenland, zodat van sterke binnenlandse oppositie geen sprake meer was en Liberia in de praktijk wederom een eenpartijstaat werd12.
In de loop der jaren was er sprake van een toenemende onvrede bij verschillende groepen binnen de Liberiaanse samenleving over het beleid van de regering Taylor. Deze onvrede uitte zich niet alleen onder verschillende politieke tegenstanders van Taylor, maar ook onder de bevolking in het algemeen en zelfs onder de eigen NPP-aanhang. De bevolking zag weinig of geen verbetering in haar levensomstandigheden en ook binnen de regeringspartij NPP groeide de onvrede over de economische resultaten van Taylors beleid en de machtsconcentratie rond de riant levende president.

11 Deze informatie over de afkomst van president Taylor vormt een correctie op het ambtsbericht van mei 2003. Stephen Ellis, The mask of anarchy, p. 67
12 The Economist Intelligence Unit, Country Profile Liberia 1999-2000.
---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Het binnenlands verzet tegen Taylor had vanaf eind 1999 niet alleen een politieke, maar ook weer een gewapende vorm aangenomen. Op 9 juli 2000 maakten de Liberiaanse autoriteiten bekend dat dissidente Liberianen vanuit Guinee de provincie Lofa waren binnengevallen. Vanaf die tijd hield een gewapende strijd tussen regeringstroepen (zowel het reguliere Liberiaanse leger als gewapende groeperingen die specifiek de persoon Charles Taylor steunen) en de rebellen van de Liberians United for Reconciliation and Democracy (LURD) aan, in een cyclisch patroon van wisselende successen voor beide partijen. In de tweede helft van 2002 en begin 2003 vond een aantal politieke initiatieven plaats om te komen tot een vreedzame oplossing van het conflict; maar deze hadden geen succes. In de maanden februari tot maart 2003 breidde de strijd tussen de LURD-rebellen en de regeringstroepen zich uit, met gevechten in het westen, oosten en noorden van het land. In februari 2003 trad een nieuwe rebellenbeweging aan op het strijdtoneel. Deze groepering, genaamd Movement for Democracy in Liberia (MODEL), viel vanuit Ivoorkust het zuidoosten van Liberia binnen. Eind april 2003 gaf ECOWAS (Economic Community of West African States) aan dat bijna tweederde van het grondgebied van Liberia in handen van rebellen was. Eind maart 2003 naderden de LURD-rebellen Monrovia opnieuw, maar zij werden vervolgens teruggeslagen.
Relaties met de buurlanden
De situatie in Liberia is niet los te zien van de situatie in de omringende landen. Tussen Liberia, Sierra Leone en Guinee13 heeft altijd een moeizame relatie bestaan. Een belangrijke factor in de problemen tussen de landen is de vijandschap tussen president Conté van Guinee en president Taylor van Liberia. De relatie tussen de drie landen heeft in de afgelopen jaren met name onder druk gestaan doordat veelal het ene land steun verleende aan een rebellenbeweging die de regering van het andere land bestreed. Voor meer recente jaren geldt dit ook voor de relatie tussen Ivoorkust en Liberia. Gewapende conflicten kregen hierdoor een grensoverschrijdend karakter.
Zo heeft de regering-Taylor de Guinese autoriteiten er regelmatig van beschuldigd de LURD op hun grondgebied te dulden en de LURD te steunen. Ook de regeringsgezinde Kamajors in Sierra Leone worden van steun aan de LURD beschuldigd. Guinee op haar beurt beschuldigde Liberia van steun aan de Sierra- Leoonse rebellenbeweging RUF14. Ook de veiligheidsproblemen in Ivoorkust zijn nauw gelieerd aan de gewapende strijd in Liberia.

13 Zie over Sierra Leone, Ivoorkust en Guinee ook de algemene ambtsberichten van juli resp. september en oktober 2003.

14 Revolutionary United Front

---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

De internationale gemeenschap wenste de buurlanden dan ook uitdrukkelijk te betrekken in het zoeken naar een oplossing voor de strijd in Liberia. Om deze reden werd onder druk van de internationale gemeenschap in 2001 tevergeefs getracht de in 1973 oorspronkelijk als douane- en samenwerkingsunie opgerichte Mano River Union (MRU) nieuw leven in te blazen. In september 2002 werd de Internationale Contactgroep inzake Liberia (ICGL) opgericht, met als doel inspanningen gericht op vrede en verzoening in Liberia te ondersteunen. De Contactgroep bestaat uit de VN, de EU, de Afrikaanse Unie, Marokko, Nigeria, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Frankrijk, plus ECOWAS en het land dat het roulerend voorzitterschap van deze West-Afrikaanse regionale organisatie bekleedt15.
2.1.3 Staatsinrichting
Liberia is een constitutionele republiek met een sterk presidentschap naar Amerikaans model. De grondwet dateert van 1986 en werd in 1988 geamendeerd. De grondwet kent in principe de scheiding van de drie machten - de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende- maar de president oefent traditioneel zeer grote macht uit. Van een functionerende wetgevende, uitvoerende of rechtsprekende macht is vooralsnog echter geen sprake, en, voor zover de drie machten wel bestaan, zijn deze corrupt, gecriminaliseerd en/of totaal verstoken van capaciteiten.
De uitvoerende macht ligt in handen van de president, die staatshoofd, regeringsleider en opperbevelhebber van het leger is. De president benoemt een kabinet van ministers. Vervolgens behoort het parlement de benoeming van een kabinet te bekrachtigen. De president wordt door middel van algemene verkiezingen gekozen voor een periode van zes jaar en is herkiesbaar16. De vorige president Taylor had in de praktijk de gehele staatsmacht alleen in handen. In oktober 2003 trad een overgangsregering aan. Hierop zal in paragraaf 2.2.3 nader worden ingegaan.
De wetgevende macht is in handen van een, eveneens voor een termijn van zes jaar door middel van algemene verkiezingen gekozen, volksvertegenwoordiging, die bestaat uit twee kamers. De Senaat telt 26 leden en het Huis van Afgevaardigden telt 64 leden. In de Liberiaanse volksvertegenwoordiging zijn
15 International Contact Group on Liberia Press Release, 28 februari 2003
16 In de grondwet van 1986 was sprake van maximaal twee termijnen. De geamendeerde grondwet van 1988 laat het aantal termijnen vrij.
---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

meerdere partijen vertegenwoordigd17. Het reguliere parlement, dat bestaat uit twee kamers, is krachtens het vredesakkoord van 18 augustus 2003 opgeschort en vervangen door een wetgevende macht die uit één kamer bestaat. In dit overgangsparlement hebben vertegenwoordigers zitting van alle partijen die het vredesakkoord hebben ondertekend (zie hierover ook paragraaf 2.2.3). De rechterlijke macht is gebaseerd op het Brits-Amerikaanse model en kent vier niveaus met als hoogste het Supreme Court. Buiten deze formele structuur wordt er op lokaal niveau in civiele zaken door leiders recht gesproken op basis van ongeschreven tribal law18.
2.2 Politieke ontwikkelingen
De meest ingrijpende politieke gebeurtenis van 2003 in Liberia was het aftreden van de autoritaire president Taylor op 11 augustus, waarbij hij een ontwrichte staat achterliet. In september 2003 was volgens Jacques Paul Klein, de Speciaal Gezant voor Liberia van de Verenigde Naties, de voltallige VN-veiligheidsraad van mening dat Liberia een failed state was19. De overheidsorganen functioneren nauwelijks, de formele economie is vrijwel ingestort en er heerst een sfeer van wetteloosheid en chaos in het land. In Liberia zijn de gebruikelijke staatsstructuren en andere organisatievormen vrijwel geheel vernietigd. Maatschappelijke organisatie ontstaat vooral door netwerken van arme, perspectiefloze jongeren, die zich rondom min of meer machtige personages verzamelen, veelal leiders van milities of rebellenbewegingen. De drijfveren van de leiders van politieke bewegingen in Liberia zijn veelal hoofdzakelijk zelfverrijking en het uitbreiden of behouden van de eigen macht, en voor de arme achterban vooral het eigen overleven. In deze context speelt een begrip als `het algemeen belang' geen enkele rol. Serieuze politieke programma's bestaan niet of nauwelijks en er zal een omslag in de politieke cultuur nodig zijn om hierin verandering te brengen. Ook het nieuwe staatshoofd, Gyude Bryant, sprak tijdens zijn installatie op 14 oktober 2003 van Liberia als failed state20.
17 Naast de regerende National Patriotic Party (NPP) bestaan onder meer de volgende oppositiepartijen: Unity Party (UP), All Liberia Coalition Party (Alcop), National Democratic Party of Liberia (NDPL), the United People's Party (UPP), Liberian Action Party (LAP), National Democratic Party of Liberia (NDPL) en the Liberian People's Party (LPP).
18 CIA, The World Factbook 2002
19 Reuters, 16 september 2003
20 Induction address by His Excellency C. Gyude Bryant, Chairman, National Transitional Government of Liberia, 14 oktober 2003 10

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Sindsdien is begonnen met de stationering van VN-vredestroepen en is het landsbestuur al twee maanden in handen van een overgangsregering. Onderstaand worden deze en andere belangrijke politieke ontwikkelingen in de verslagperiode (mei-december 2003) beschreven. Allereerst wordt aandacht besteed aan de vredesbesprekingen tussen de regering met de LURD en MODEL. Onvermijdelijk wordt hierbij enige aandacht besteed aan militaire aspecten, die echter pas in paragraaf 2.3 uitvoerig aan de orde komen. Vervolgens wordt ingegaan op het vredesakkoord van 18 augustus 2003 en op de komst van de overgangsregering. Tot slot komen de internationale aspecten van de situatie in Liberia aan de orde. 2.2.1 Het verloop van de vredesbesprekingen tussen de regering-Taylor en de rebellenbewegingen LURD en MODEL
Zoals in paragraaf 2.1.2 al naar voren kwam, werd de Liberiaanse regering van de inmiddels voormalige president Taylor vanaf eind 1999 belaagd door de rebellenbeweging LURD. In februari 2003 verscheen vanuit Ivoorkust een tweede rebellenbeweging, MODEL, aan het front. MODEL streefde net als de LURD naar omverwerping van het regime-Taylor. In paragraaf 2.3.1 zal nader worden ingegaan op de politieke doelstellingen en de structuur van de beide rebellenbewegingen.
Na jaren van voortdurende en nu en dan fel oplaaiende strijd hadden de rebellen in het voorjaar van 2003 de overhand. Niet alleen won de LURD vanuit het noordwesten steeds meer terrein op de regeringstroepen; vanuit het oosten van het land trok ook MODEL steeds verder op.
Onder zware internationale druk en met deze militaire voorsprong voor de rebellen gingen onder leiding van Mohammed Ibn Chambas, secretaris van ECOWAS, en de Nigeriaanse oud-president Abdulsalami Abubakar op 4 juni 2003 in Akosombo, Ghana, vredesbesprekingen van start tussen de Liberiaanse regering en de rebellenbeweging LURD21.
Tijdens de openingsceremonie in Akosombo kondigde president Taylor aan bereid te zijn af te treden in het belang van de vrede. Diezelfde dag maakte het Speciale Hof voor Sierra Leone echter een aanklacht tegen president Taylor bekend, waarin deze verantwoordelijk wordt gehouden voor oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en andere ernstige inbreuken op het internationaal humanitair recht in Sierra Leone en voor training en financiering van de Sierra Leoonse RUF22. Taylor keerde hierop halsoverkop, maar ongehinderd terug naar Monrovia. Bij
21 The EIU, Country Report Liberia, mei 2003, p 13 en IRIN, 17 juni 2003
22 Statement of David M. Crane, Chief Prosecutor, Special Court for Sierra Leone, 4 juni 2003 en Human Rights Watch, 4 juni 2003
---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

terugkeer vermoedde Taylor dat er tijdens zijn afwezigheid een coup tegen hem was beraamd door hoge regeringsfunctionarissen, hooggeplaatste ambtenaren en `een buitenlandse ambassade', waarmee hij volgens waarnemers doelde op de Verenigde Staten23. Taylor ontsloeg daarop zijn vice-president Moses Blah en liet een aantal ministers arresteren. Verdere gevolgen leek de vermeende couppoging op dat moment echter niet te hebben en op 13 juni benoemde Taylor Moses Blah opnieuw in zijn oude functie van vice-president24. Ondertussen waren de vredesbesprekingen in Ghana afgebroken na de perikelen rondom Taylor en was de LURD een zwaar offensief op het westen van Monrovia gestart. De rebellen wisten op te rukken naar het havengebied van Monrovia. Tienduizenden inwoners vluchtten naar het centrum van de stad en op 9 juni evacueerden de Fransen ruim 500 buitenlanders van hulporganisaties en de Verenigde Naties. Op 10 juni had de regering Monrovia weer in handen, waarbij de LURD beweerde zich te hebben teruggetrokken, terwijl de regering beweerde de rebellen te hebben verdreven25.
Op 12 juni 2003 werden de besprekingen in Ghana onder internationale druk hervat, nu niet meer in Akosombo maar in Accra, waarbij ditmaal ook vertegenwoordigers van MODEL aanwezig waren. Op dinsdag 17 juni werd een staakt-het-vuren bereikt, dat namens de regering werd getekend door minister van Defensie Daniel Chea, namens de LURD door Kabineh Jan'eh en door Tia Slanger voor MODEL26.
De staakt-het-vuren-overeenkomst bestond grofweg uit drie belangrijke onderdelen.
Het eerste onderdeel was het staakt-het-vuren zelf, waarop zou worden toegezien door een in te stellen Joint Monitoring Committee, geleid door ECOWAS en bestaande uit vertegenwoordigers van de strijdende partijen, de VN, de Afrikaanse Unie (AU) en de Internationale Contactgroep inzake Liberia. Ook voorzag het staakt-het-vuren in de oprichting van een Gezamenlijk Verificatieteam (Joint Verification Team), samengesteld vanuit dezelfde organen als het Joint Monitoring Committee. De taak van het Verificatieteam, zoals beschreven in de staakt-het- vuren-overeenkomst, bestond uit het controleren van de informatie over posities van manschappen en materieel die de strijdende partijen beschikbaar stelden.
23 BBC News, 9 juni 2003

24 Pas later kwam aan het licht dat twee onderministers wegens hun vermeende betrokkenheid bij de couppoging door het leger waren omgebracht (zie paragraaf 3.3.9).
25 NRC Handelsblad, 10 juni 2003

26 IRIN, 10, 16 en 17 juni 2003 en Agreement on the ceasefire and cessation of all hostilities between the Government of the Republic of Liberia and Liberians United for Reconciliation and Democracy and the Movement for Democracy in Liberia, 17 juni 2003 12

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Een tweede onderdeel van het bestand was de stationering van een internationale stabilisatiemacht, hetgeen niet nader werd uitgewerkt. Het derde en laatste onderdeel van de staakt-het-vuren-overeenkomst was de start van dertig dagen van onderhandelingen tussen regeringsfunctionarissen, rebellen, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en van politieke oppositiepartijen. De staakt-het-vuren-overeenkomst bepaalde dat de onderhandelingspartners binnen een maand een alomvattend vredesakkoord zouden sluiten en een overgangsregering zouden opzetten die uitdrukkelijk niet geleid kon worden door Charles Taylor.
Dit laatste betekende dat president Taylor zich zou terugtrekken als president, al bleef onduidelijk of dat op korte termijn zou gebeuren of pas na het officiële einde van zijn mandaat in januari 2004. Al snel bleek dat Taylor zelf als voorwaarde voor vrede de eis stelde dat het Speciale Hof in Sierra Leone de aanklacht tegen hem zou intrekken27.
Hierop volgde een periode van anderhalve maand getouwtrek over de volgorde van de te nemen stappen op weg naar een vredesakkoord. Zowel de strijdende partijen binnen Liberia als de internationale gemeenschap waren verdeeld over de noodzaak van het zenden van vredestroepen, wie daarvoor de kosten zou moeten dragen, over de vraag of Taylor het veld zou moeten ruimen voor of na de eventuele komst van dergelijke troepen en over diens verdere toekomst28. Intussen werd de staakt-het-vuren-overeenkomst door alle partijen geschonden. Ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst hadden de beide rebellenbewegingen circa 80 % van Liberia in handen29 en op 25 juni openden de rebellen opnieuw een offensief op Monrovia. Wederom vluchtten duizenden mensen het centrum van de stad in, waar zij onder erbarmelijke omstandigheden trachtten dekking te zoeken tegen de gewapende strijd. Op 26 juni legden Liberiaanse burgers elf lichamen van gedode burgers, onder wie drie kinderen, voor de Amerikaanse ambassade om VS op te roepen in te grijpen30. Op 29 juli 2003 maakten de Verenigde Staten uiteindelijk bekend dat zij 2300 militairen naar de kust van Liberia zouden zenden, met als mandaat ondersteuning van een inmiddels toegezegde ECOWAS-vredesmacht en het veiligstellen van
27 Reuters, 18 juni 2003

28 BBC News, 30 juni , 6 en 18 juli 2003; Reuters, 30 juni, 8, 11, 12 en 22 juli en 4 augustus 2003 en ANP, 17 juli 2003

29 IRIN, 17 juni 2003 en BBC News, 18 juni 2003
30 Reuters, 25 en 27 juni 2003 en BBC News, 25 juni 2003 en Report of the Security Council mission to West Africa, 26 June-5 July 2003, S/2003/688 13

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

humanitaire hulp. Op 1 augustus 2003 stemde de VN-Veiligheidsraad in met resolutie 1497, ingediend door de Verenigde Staten, waarin de Veiligheidsraad een ECOWAS-vredesmacht (ECOMIL; ECOWAS Mission in Liberia) autoriseert, die als voorloper zou dienen van een VN-vredesmacht die uiterlijk 1 oktober 2003 ter plaatse zou zijn. De resolutie is aangenomen onder hoofdstuk 7 van het Handvest van de Verenigde Naties en voorziet mede in steun voor implementatie van het staakt-het-vuren en bescherming van hulpleveranties31. Na het bereiken van overeenstemming in de Veiligheidsraad doorbrak Nigeria de impasse rondom de daadwerkelijke stationering van troepen en het vertrek van Charles Taylor door begin augustus 2003 met logistieke steun van de VS de eerste 800 militairen van ECOMIL in Liberia te stationeren. Charles Taylor trad uiteindelijk op 11 augustus 2003 af, om vervolgens gebruik te maken van het aanbod in ballingschap te gaan in Nigeria. Hij werd tijdelijk opgevolgd door zijn vice-president Moses Blah.
2.2.2 Het vredesakkoord van 18 augustus 2003
Het vertrek van Taylor en het besluit tot de inzet van de ECOMIL-vredesmacht brachten de besprekingen in Ghana in een stroomversnelling. Op 18 augustus 2003, een maand later dan de staakt-het-vuren-overeenkomst bepaald had, werd een vredesakkoord gesloten tussen vertegenwoordigers van Taylors NPP-regering, de LURD en MODEL. Ook achttien politieke partijen32 en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties (waaronder de National Bar Association, Liberians in Diaspora, het Mano River Women Peace Network en de Inter- Religious Council of Liberia) ondertekenden het akkoord. Het vredesakkoord kent bepalingen op politiek, militair en maatschappelijk terrein. Op politiek terrein werd allereerst bepaald dat de verkiezingen, die gepland stonden voor 14 oktober 2003, worden uitgesteld tot oktober 2005. Deze bepaling maakte een einde aan langdurige onzekerheid en (juridische) conflicten tussen de NPP-regering enerzijds en oppositiepartijen, ontheemden en de internationale gemeenschap anderzijds over de wenselijkheid en praktische haalbaarheid van de verkiezingsdatum van 14 oktober 2003.

31 Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1497 (1 augustus 2003), paragraaf 1
32 Te weten: National Patriotic Party, Liberian People's Party, Unity Party, New Deal Movement, Liberia Unification Party, Liberia Action Party, United People's Party, True Whig Party, National Democratic Party, People's Democratic Party, Labour Party, Progressive People's Party, Reformation Alliance Party, Liberia National Union, All Liberian Coalition Party, National Reformation Party, Free Democratic Party en Equal Rights Party.
14

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

In het vredesakkoord werd bepaald dat voormalig vice-president Blah zou aanblijven als interim-president tot en met 14 oktober 2003, en dat ook het kabinet, zoals dat er ook uitzag onder voormalig president Taylor, tot dat moment intact zou blijven. Voorts werd vastgelegd dat na 14 oktober de regering van Blah zou plaatsmaken voor een overgangsregering, geleid door een `overgangsvoorzitter' afkomstig uit het maatschappelijk middenveld. Het mandaat van deze overgangsregering en van de overgangsvoorzitter zal volgens het vredesakkoord aflopen in januari 2006, wanneer de macht zal worden overgedragen aan een kabinet samengesteld door de winnaar van de verkiezingen van oktober 2005.
In het vredesakkoord is ook de verdeling van de ministersposten in het overgangskabinet vastgelegd: de ministeries van Defensie; Binnenlandse Zaken; Post en Telecommunicatie; Planning en Economische Zaken; Gezondheidszorg en Welzijn komen in handen van de voormalige NPP-regering; Financiën; Justitie; Arbeid; Transport; en het ministerie van Staatszaken worden in het vredesakkoord toegewezen aan de LURD, terwijl MODEL de ministers levert voor Land, Mijnen en Energie; Handel; Landbouw; Publieke Werken; en Buitenlandse Zaken. De politieke partijen en het maatschappelijk middenveld krijgen ten slotte de portefeuilles voor Onderwijs; Gender en Ontwikkeling; Informatie; Rurale Ontwikkeling; Jeugd en Sport; en Nationale Veiligheid33. Op politiek terrein stipuleerde het vredesakkoord tevens de invoering van een overgangsparlement met ingang van 14 oktober 2003. Deze National Transitional Legislative Assembly vervangt voor de overgangsperiode zowel Senaat als Huis van Afgevaardigden en telt 76 zetels. Deze zetels zijn conform het vredesakkoord verdeeld over de verschillende partijen: de NPP-regering, MODEL en de LURD krijgen ieder 12 vertegenwoordigers in het parlement; voor de overige, ongewapende politieke partijen gezamenlijk zijn 18 zetels gereserveerd; elk van de vijftien provincies krijgt een zetel, terwijl het maatschappelijk middenveld op zeven vertegenwoordigers kan rekenen34.
Op militair vlak bepaalde het vredesakkoord de onmiddellijke oprichting van een ECOWAS-Multinationale Troepenmacht die de strijdende partijen van elkaar scheidt. Op die manier wordt een corridor gecreëerd waardoor humanitaire hulp kan worden geboden en burgers zich vrijelijk kunnen bewegen. Volgens het vredesakkoord zal deze troepenmacht later opgaan in een Internationale Stabilisatiemacht onder hoofdstuk zeven van het Handvest van de Verenigde Naties. Het vredesakkoord bepaalt dat deze VN-macht de overgangsregering en de
33 Comprehensive peace agreement between the government of Liberia and the Liberians United for Reconciliation and Democracy (LURD) en the Movement for Democracy in Liberia (MODEL) and political parties, 18 augustus 2003
34 Reuters, 18 augustus 2003
15

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

implementatie van het vredesakkoord ondersteunt. Teneinde de maatschappelijke reïntegratie van strijders te bewerkstelligen, bepaalt het vredesakkoord de oprichting van een National Commission for Disarmament, Demobilization, Rehabilitation and Reintegration, waarin alle belanghebbende nationale en internationale partijen zijn vertegenwoordigd. Op maatschappelijk terrein kent het vredesakkoord van 18 augustus 2003 uiteenlopende bepalingen, die deels ook aan bod zullen komen in hoofdstuk 3 (mensenrechtensituatie). Zo komt er een Independent National Commission on Human Rights die toeziet op naleving van de mensenrechten en die het respect voor deze rechten zal bevorderen. Het vredesakkoord spreekt ook van oprichting van een Waarheids- en Verzoeningscommissie, die belast zal zijn met het vraagstuk van strafvrijstelling, rehabilitatie van slachtoffers, en onderzoek naar de fundamentele wortels van het Liberiaanse conflict. Met het oog op hervorming van de publieke sector roept het vredesakkoord twee commissies (de Governance Reform Commission en de Contracts and Monopolies Commission) in het leven die belast zijn met het vergroten van de transparantie, effectiviteit en het verantwoordelijkheidsgevoel in de publieke sector; het minimaliseren van misbruik van publieke functies en het bevorderen van een gezond economisch beleid met het oog op duurzame ontwikkeling35. 2.2.3 Politieke ontwikkelingen na de ondertekening van het vredesakkoord De implementatie van het vredesakkoord vanaf 18 augustus 2003 verliep met horten en stoten, afhankelijk van het onderwerp. Op politiek vlak verliep de implementatie van het vredesakkoord aanvankelijk volgens plan. Op 14 oktober 2003 werd Gyude Bryant, een zakenman uit Monrovia, ingezworen als voorzitter van de overgangsregering, en Wesley Johnson, econoom en lector aan de universiteit, als vice-voorzitter. Bryant was voorheen voorzitter van de Liberia Action Party en behoort tot de Grebo- bevolkingsgroep uit Zuid-Liberia, die in de media als `politiek neutraal' wordt omschreven. Wesley Johnson is voorzitter van de United People's Party, waarbinnen hij al 25 jaar actief is. Beide nieuwe leiders staan volgens waarnemers bekend als bruggenbouwers36. Bryant wordt `voor Liberiaanse begrippen zeer integer' genoemd, maar er bestaat twijfel of hij is opgewassen tegen de geslepenheid van de voormalige strijdende partijen.
35 Comprehensive peace agreement, 18 augustus 2003
36 The EIU, Country Report Liberia, september 2003; Reuters, 21 augustus 2003 en IRIN, 22 augustus 2003
16

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

De dagen na de beëdiging van Bryant stonden in het teken van het samenstellen van zijn kabinet. Zoals in de vorige paragraaf reeds naar voren kwam, had elk van de voormalige strijdende partijen in het vredesakkoord vijf ministersposten toebedeeld gekregen. Bij de invulling van deze posities vielen vier zaken op37. Ten eerste was er sprake van de benoeming van omstreden personen. Zo werd aan de zijde van de NPP Daniel Chea opnieuw benoemd als minister van Defensie, een prominente functie die hij ook al bekleedde onder voormalig president Taylor. In die hoedanigheid was Chea een van de felste bestrijders van LURD en MODEL, met wie hij nu in een regering plaatsnam. Soldaten van het reguliere leger demonstreerden tegen de voordracht van Chea, omdat hij tijdens zijn eerdere ministerschap de elite-troepen van de Anti Terrorist Unit (ATU) had bevoordeeld en zijn reguliere soldaten al twee jaar niet had betaald38. Werknemers van andere ministeries en overheidsdiensten beletten de benoeming van een aantal andere als corrupt bekend staande NPP-kandidaten voor verschillende hoge functies39. In de tweede plaats was het bij de benoeming van kabinetsleden opmerkelijk dat een aantal voormannen van de strijdende partijen niet werd voorgedragen voor deelname aan de overgangsregering. Aangezien kabinetsleden uit de overgangsregering zich niet verkiesbaar mogen stellen voor de verkiezingen van 2005, blijft daardoor voor deze personen, te weten voormalig interim- en vice- president Blah (NPP) en LURD-voorzitter Sekou Damate Conneh de weg open voor een eventuele deelname aan die verkiezingen.
In de derde plaats viel bij het samenstellen van het nieuwe kabinet op, dat de ondertekenaars van het vredesakkoord moeite hadden met het opvullen van de toegewezen hoge functies. MODEL kwam weliswaar snel met de kandidaatstelling van voorzitter Thomas Nimely Yaya als minister van Buitenlandse Zaken, maar de bekendmaking van de andere MODEL-kandidaten voor kabinetsposten is nog steeds niet voltooid40. Bovendien gaf MODEL naar verluidt zelfs kabinetsposten weg bij gebrek aan geschikte kandidaten binnen de eigen gelederen, waardoor het ministerie van Land, Mijnen en Energie in handen is gekomen van een geoloog annex basketbalbestuurder en voor dat van Publieke Werken nog geen kandidaat is gevonden. Ook de kandidaten die werden voorgedragen door de niet-gewapende politieke partijen en het maatschappelijk middenveld zijn met onduidelijkheid omgeven.
Een vierde en laatste kwestie rond de samenstelling van de overgangsregering was het hoog oplopende conflict tussen regeringsleider Bryant en de LURD over de
37 Zie voor de namen van kandidaat-ministers bijlage III
38 IRIN, 17 oktober 2003

39 The Perspective, 14 november 2003
40 IRIN, 16 oktober 2003
17

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

invulling van de functies van assistent-ministers en de benoeming van plaatsvervangende directeuren van overheidsagentschappen en staatscommissies. Het vredesakkoord verschafte over deze benoemingen geen duidelijkheid, hetgeen volgens Bryant betekende dat conform de grondwet het staatshoofd, in casu Bryant zelf, verantwoordelijk is voor de benoemingen. Bovendien was Bryant van mening dat de LURD kandidaten nomineerde voor posten die de beweging conform het vredesakkoord niet toekwamen. Onder de geweigerde kandidaten waren LURDs hoogste generaal Sekou Sheriff voor de functie van stafchef en de vermeende woordvoerder van de LURD in Nederland, Charles Bennie, die was genomineerd als hoofd van het Liberiaanse Douane- en Accijnzenbureau. De LURD dreigde in een reactie onder meer zich terug te trekken uit de overgangsregering en eiste het vertrek van Bryant als regeringsleider. Bovendien sloot de LURD voor enkele dagen de weg van Monrovia naar het noorden af, waardoor hulpkonvooien de toegang tot de binnenlanden werd ontzegd41. Diverse (UNMIL-)pogingen om tot een oplossing voor het conflict over de bekleding van hoge functies te komen liepen op niets uit. De LURD kreeg bijval van MODEL en de NPP, die net als de LURD aanstoot nemen aan het feit dat Bryant toestond dat kandidaat-ministers al voor de formele goedkeuring door het parlement aan de slag gingen op hun respectievelijke departementen42. Bovendien zijn de drie voormalige strijdende partijen van mening dat Bryant benoemingen heeft gedaan waartoe hij krachtens het vredesakkoord niet gerechtigd is, zoals die voor de minister voor Jeugd en Sport, die aan het maatschappelijk middenveld was toegewezen43. Eind november 2003 mislukte een georkestreerde poging van LURD, MODEL en de NPP om hun medewerking aan het ontwapeningsproces afhankelijk te maken van een doorbraak in de benoemingen-impasse44. Halverwege december 2003 dienden de LURD, MODEL en de NPP gezamenlijk een voorstel in bij staatshoofd Bryant, dat de voormalige strijdende partijen 33 extra hoge functies zou opleveren. Dit zou ten koste gaan van de posities voor de ongewapende politieke partijen en het maatschappelijk middenveld, die dan ook dreigden uit de overgangsregering te stappen indien Bryant de eisen van de voormalige strijdende partijen zou inwilligen45. Het conflict over de postenverdeling is nog steeds niet opgelost.
Het nieuw geïnstalleerde overgangsparlement moet conform het vredesakkoord de benoeming van de kabinetsleden goedkeuren, zoals ook gebruikelijk is krachtens
41 IRIN, 12 september 2003, 20, 23 en 27 oktober 2003, 2 november 2003 en AFP, 28 oktober 2003

42 IRIN, 10 oktober 2003 en 2 november 2003 en Poll Watch, 23 oktober 2003
43 The Liberian Standard, 17-23 november 2003
44 IRIN, 27 november en 3 december 2003
45 IRIN, 19 december 2003
18

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

de Liberiaanse grondwet. Deze goedkeuring is gezien bovengenoemde perikelen nog niet verleend.
Parallel aan de selectie van nieuwe bewindslieden vond het proces van samenstelling van het overgangsparlement plaats, dat ook met enige strubbelingen gepaard ging.
Ten eerste was er onenigheid over de provinciale zetels in het overgangsparlement. Na klachten van de LURD en MODEL sommeerde ECOWAS-bemiddelaar Abdulsalami Abubakar de provincies een nieuwe selectieprocedure in gang te zetten voor de provinciale kandidaten, omdat hun selectie aanvankelijk om veiligheidsredenen had plaatsgevonden in Monrovia. Eind oktober 2003 had de nieuwe selectie slechts in drie provincies plaatsgehad46.

De tweede kwestie betrof de benoeming van een parlementsvoorzitter. Ondanks de afwezigheid van provinciale afgevaardigden ging het overgangsparlement namelijk wel gewoon van start, al boycotten de vertegenwoordigers van de ongewapende politieke partijen en het maatschappelijk middenveld tot twee maal toe de verkiezing van een parlementsvoorzitter uit onvrede over de voormalige strijdende partijen NPP, LURD en MODEL. Op 20 oktober 2003 werd uiteindelijk LURD-voorman George Dweh gekozen als voorzitter van het overgangs- parlement, tot ongenoegen van demonstrerende burgers die hem van moord beschuldigden. Als vice-voorzitter van het overgangsparlement werd Eddington Varma, afkomstig uit NPP-gelederen, gekozen47.
Op militair gebied zijn de bepalingen van het vredesakkoord voor wat betreft de rol van de internationale gemeenschap in grote lijnen geïmplementeerd. Op 19 september 2003 stemde de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties unaniem in met het zenden van een stabilisatiemacht naar Liberia (UNMIL; United Nations Mission in Liberia). Deze troepenmacht zou bestaan uit 15.000 manschappen, waaronder 250 militaire waarnemers en 1115 civiele politiemensen48. De troepenopbouw voor UNMIL begon meteen op 1 oktober 2003, de start van het UNMIL-mandaat. Op dat moment gingen de ECOMIL-soldaten, die namens ECOWAS al vanaf augustus 2003 gestationeerd waren in Liberia, onder VN-vlag opereren. UNMIL is in eerste instantie ingesteld voor een periode van twaalf maanden.
De volledige ontplooiing van de VN-vredesmacht is een zaak van lange adem. Eind december 2003 waren slechts zevenduizend van de toegezegde 15.000
46 The News, 29 oktober 2003

47 IRIN, 16 en 20 oktober 2003

48 Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1509 (19 september 2003) 19

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

internationale vredessoldaten daadwerkelijk in Liberia gearriveerd49. Tot die tijd konden de VN-soldaten dan ook slechts in en om Monrovia een zekere mate van stabiliteit bieden.
In tegenstelling tot de internationale gemeenschap lieten de strijdende partijen hun verantwoordelijkheid voor de implementatie van het vredesakkoord aanvankelijk liggen. Eind augustus laaiden de gevechten tussen de regeringstroepen en de rebellen weer op. In de provincie Nimba zouden MODEL-rebellen tijdens een massaslachting duizend burgers met Taylor-sympathieën hebben omgebracht. In de provincie Bong was sprake van strijd tussen de LURD en regeringstroepen. Tussen eind augustus en begin september 2003 sloegen in de provincies Bong en Margibi ongeveer tachtigduizend burgers opnieuw op de vlucht in de richting van Monrovia, terwijl ook zevenduizend burgers hun toevlucht zochten in Guinee. Volgens de VN kwamen de gevechten in Bong en Nimba begin oktober tot een einde en keerden de burgers toen langzaam maar zeker terug. MODEL beheerste begin oktober zeven van de vijftien provincies, terwijl de LURD drie provincies in handen had. Daarnaast had elk van de rebellenbewegingen de helft van de provincie Nimba in handen. Aan de vooravond van de installatie van de voorzitter van de interim-regering werd opnieuw her en der in het land gevochten en ook na 14 oktober 2003 was van rust geen sprake. In paragraaf 2.3.3 over de militaire ontwikkelingen en de veiligheidssituatie in Liberia zal het verloop van deze strijd meer in detail worden besproken.

Positie oud-president Taylor
Zoals in paragraaf 2.2.1 reeds naar voren kwam, geniet oud-president Taylor sinds 11 augustus 2003 op uitnodiging van de Nigeriaanse president Obasanjo asiel in Nigeria. Zijn verblijf is aan een aantal voorwaarden gebonden: Taylor mag zijn woonplaats Calabar niet zonder toestemming verlaten, hij mag geen wapens bezitten, het is Taylor niet toegestaan commentaar te leveren op Liberiaanse aangelegenheden en hij mag slechts interviews geven met toestemming van de Nigeriaanse autoriteiten50.
Sinds zijn vertrek wordt Taylor van verschillende kanten verweten zich niet aan deze voorwaarden te houden51. Naast de zorgen over zijn bemoeienis met Liberiaanse aangelegenheden, verschenen na het vertrek van Taylor naar Nigeria diverse berichten over financiële malversaties met middelen uit de staatskas, die zowel voor als na Taylors vertrek naar Nigeria hadden plaatsgevonden52.
49 IRIN, 24 december 2003

50 IRIN, 21 augustus 2003

51 ANP, 12 september 2003, PANA, 23 oktober 2003 en Reuters, 14 oktober 2003
52 Norwegian Council for Africa, Africa News Update, 19 september 2003; AFP, 5 september 2003; ANP, 12 september 2003
20

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Tegelijkertijd oefenden organisaties als Human Rights Watch en Amnesty International in september 2003 druk uit op Nigeria om Taylor alsnog uit te leveren aan het Speciale Hof in Sierra Leone. Het Hof zelf benadrukte bij herhaling dat de ballingschap van Taylor niet betekent dat de aanklacht tegen hem zal worden ingetrokken. Het Internationaal Gerechtshof verklaarde in augustus 2003 een kort geding dat Taylor had aangespannen tegen het Speciale Hof in Sierra Leone niet-ontvankelijk, omdat Sierra Leone geen partij is bij het Hof in Den Haag. Eind oktober 2003 verschenen berichten in de pers dat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk Taylor wilden oppakken en overdragen aan het Hof in Sierra Leone, omdat hij betrokken zou zijn bij wapenhandel in Nigeria ten behoeve van strijders in Sierra Leone53. De Nigeriaanse president Obasanjo had het aanbod van asiel aan Taylor aanvankelijk verdedigd als een positieve bijdrage aan het Liberiaanse vredesproces, waarover Nigeria vervolgens niet lastig gevallen wenste te worden door mensenrechtenactivisten. Naarmate de kritiek op Taylors voormalig presidentschap en voortdurende betrokkenheid bij Liberiaanse aangelegenheden voortduurde, trad een voorzichtige kentering op in het Nigeriaanse standpunt over medewerking aan een eventuele berechting van Taylor. In september en oktober 2003 waarschuwde de Nigeriaanse president Obasanjo Taylor persoonlijk zich niet te bemoeien met Liberiaanse aangelegenheden en liet via de media weten dat Nigeria de buitenlander Taylorniet zou kunnen vasthouden als er voldoende bewijs zou zijn voor diens wandaden54. Nigeria was niettemin zeer verbolgen toen bekend werd dat het Amerikaanse Congres twee miljoen dollar had gereserveerd om Taylor door het Sierra Leoonse Hof te laten berechten55. 2.2.4 Internationale politieke ontwikkelingen inzake Liberia Zoals uit de vorige paragrafen naar voren kwam, speelde ECOWAS een belangrijke rol bij het tot stand komen van het Liberiaanse vredesakkoord. De vredesbesprekingen in Ghana in juni 2003 werden echter ook in sterke mate gesteund door de Internationale Contactgroep inzake Liberia (ICGL). De ICGL komt geregeld bij elkaar en heeft de Liberiaanse strijdende partijen voortdurend onder druk gezet om tot vrede te komen. Tijdens de meest recente bijeenkomst op 24 september 2003 onderstreepte de ICGL het belang van samenwerking van Liberia met zijn buurlanden Ivoorkust, Guinee en Sierra Leone bij het oplossen van de regionale instabiliteit.

53 Reformatorisch Dagblad, 8 juli 2003; International Court of Justice Press Release, 5 augustus 2003; ANP, 6 augustus 2003 en 31 oktober 2003
54 Reuters, 27 september 2003
55 ANP, 13 november 2003 21

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Relaties met de buurlanden
En marge van de laatste bijeenkomst van de ICGL sprak de Speciale EU-gezant voor de Mano River Union (MRU), Hans Dahlgren, met de ministers van Buitenlandse Zaken van Sierra Leone en Guinee, die samen met Liberia de Mano River Union vormen. Deze buurlanden van Liberia hebben opmerkelijk genoeg geen zitting in de ICGL, terwijl de situatie in Liberia niet los valt te zien van de situatie in de omringende landen.
Sinds de ondertekening van het Liberiaanse vredesakkoord op 18 augustus 2003 zijn voorzichtige stappen gezet op weg naar een verbetering van de betrekkingen tussen Liberia en zijn buurlanden. De regeringen van zowel Ivoorkust, Sierra Leone, Guinee als van Liberia zelf hebben zich uitgesproken voor het aanhalen van de onderlinge betrekkingen, onder meer door de MRU nieuw leven in te blazen56.
Dit mag opmerkelijk heten, omdat Liberia Sierra Leone er in het verleden van betichtte de LURD te bevoorraden. Het VN Panel of Experts berichtte in april 2003 dat vele oud-strijders uit Sierra Leone als huurlingen vochten aan zowel de zijde van de voormalige Liberiaanse regering als de LURD57. Guinee wordt verdacht van wapenleveranties aan de LURD. Begin november 2003 beschuldigde de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch Guinee ervan het wapenembargo tegen Liberia te hebben geschonden door het leveren van mortieren aan de LURD, die de rebellen in juni en juli 2003 gebruikten tijdens de strijd om Monrovia. De Guinese autoriteiten hebben altijd elke betrokkenheid bij de LURD ontkend58. Liberia's derde buurland, Ivoorkust, is er door de VN en internationale Non-Gouvernementele Organisaties (NGOs) van beschuldigd MODEL te steunen en Liberiaanse vluchtelingen te rekruteren voor de gewapende strijd in Ivoorkust59. Omgekeerd was de regering-Taylor verantwoordelijk voor destabilisering van de buurlanden.
Samenvattend kan gesteld worden dat de betrekkingen tussen Liberia en zijn buurlanden na het vertrek van oud-president Taylor een nieuwe impuls hebben gekregen. De grootste bedreiging voor goede betrekkingen tussen de buurlanden en voor de stabiliteit in West-Afrika vormt de verplaatsing van Liberiaanse
56 Report of the Secretary-General to the Security Council on Liberia, S/2003/875 (11 september 2003)

57 Reuters, 22 augustus 2003 en Report of the Panel of Experts appointed pursuant to paragraph 4 of Security Council resolution 1458 (2003), concerning Liberia, S/2003/498 (17 april 2003)
58 IRIN, 31 oktober 2003; Reuters, 5 november 2003 en S/2003/498
59 S/2003/498 en Peter Takirambudde, Liberia: where the arms come from, International Herald Tribune, 17 september 2003

---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

strijders en wapentuig, en daarmee de gewapende strijd, naar Ivoorkust en naar de landen van de Mano River Union, Sierra Leone en Guinee60.

Nadat eerder al resoluties waren aangenomen met betrekking tot de Liberiaanse steun aan de Sierra Leoonse rebellenbeweging RUF, en de VN-veiligheidsraad de regering-Taylor een wapenembargo, een reisverbod en een embargo op Liberiaanse diamanten had opgelegd, volgde met ingang van 7 juli 2003 voor de duur van tien maanden een verbod op de invoer van Liberiaans hout61. De Veiligheidsraad legde Liberia dit hout-embargo op vanwege de voortdurende schendingen van resolutie 1343 (2001), waarin Liberia werd gemaand een eind te maken aan de destabilisatie van de West-Afrikaanse regio. Op 5 november 2003 deelde VN-Secretaris-Generaal Annan aan de VN- Veiligheidsraad mee dat zijn halfjaarlijkse rapport over de situatie in Liberia pas begin 2004 zou worden gepubliceerd, omdat VN-personeel geruime tijd geëvacueerd was geweest en aldus geen informatie had kunnen verzamelen, en omdat het nog te vroeg was een inschatting te maken van de situatie in Liberia onder de overgangsregering en met de aanwezigheid van UNMIL62. Op 22 december 2003 verlengde de Veiligheidsraad de bestaande sancties tegen Liberia tot 22 december 200463.
De Europese Unie ondersteunt de regionale samenwerking in ECOWAS-verband, zoals het initiatief een Regional Stabilisation Plan uit te voeren, waardoor de regionale aspecten van de conflicten in West-Afrika worden aangepakt. 2.3 Militaire ontwikkelingen en veiligheidssituatie Nadat in paragraaf 2.2 de politieke ontwikkelingen in Liberia centraal stonden, volgt in deze paragraaf een overzicht van militaire ontwikkelingen en de ontwikkeling van de veiligheidssituatie, zoals deze zich tussen mei en december 2003 hebben voltrokken. Deze ontwikkelingen van voor en na de ondertekening van het vredesakkoord in augustus 2003 - respectievelijk beschreven in paragraaf 2.3.2 en 2.3.3 - worden voorafgegaan door een overzicht van de partijen bij het Liberiaanse conflict, in paragraaf 2.3.1.

60 International Crisis Group, Liberia: security challenges, 3 november 2003
61 Resolutie Veiligheidsraad S/RES/788 (19 november 1992), Resolutie Veiligheidsraad S/RES/1408 (6 mei 2002) en Resolutie Veiligheidsraad S/RES/1478 (6 mei 2003)
62 Letter dated 5 November 2003 from the Secreatry-General addressed to the President of the Security Council, S/2003/1071
63 Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1521 (22 december 2003) 23

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

2.3.1 De betrokken partijen bij het gewapende conflict LURD
De LURD is opgericht in april 1999 en opende datzelfde jaar de aanval op de regering-Taylor64. Het leiderschap van de beweging wordt gevormd door voorzitter Sekou Damate Conneh junior. Conneh werd in 1960 geboren in een welgestelde moslimfamilie in Gbarnga en behoort tot het Mandingo-volk. Conneh zou zijn getrouwd met de dochter van de persoonlijke waarzegger van president Lansana Conté van Guinee65. De LURD-leider leefde eerder lange tijd in Guinee en werd vanwege zijn goede contacten in Guinee bij de oprichting van de LURD in april 1999 gevraagd als voorzitter66, een rol die hij vanuit Conakry op zich nam. Conneh wordt bijgestaan door vice-voorzitter Chayee Z. Doe, de jongere broer van de in 1990 vermoorde Liberiaanse ex-president Samuel Doe, die tot de Krahn- bevolkingsgroep behoorde67. De samenwerking tussen beide LURD-kopstukken mag opmerkelijk heten, omdat de toenmalige president Doe in het verleden de status van chief zou hebben afgenomen van Sekou Damate Conneh's vader, vanwege diens vermeende rol als stokebrand tussen de Mandingo- en Kpelle- volkeren in de provincie Bong68.
Andere namen die worden genoemd in relatie tot de top van de LURD zijn secretaris-generaal Joe Gbala, plaatsvervangend secretaris-generaal voor Civiele Zaken Alhaji Sekou Fofana, stafchef generaal Sekou Sheriff (ook wel `generaal Cobra' genoemd), generaal Philip Kamara en generaal Joe Wylie, die de LURD vanuit Accra van advies voorziet. De delegatie bij de vredesbesprekingen in Accra werd geleid door George Dweh, die werd geassisteerd door Kabineh Jan'eh, die in oktober 2003 werd gekandideerd voor de functie van minister van Justitie. De autoriteit van Jan'eh en George Dweh werd eind juli 2003 in twijfel getrokken door Charles Bennie, naar verluidt de LURD-woordvoerder in Nederland, die beweerde dat Dweh en Jan'eh ontslagen waren als delegatieleiders bij de vredesbesprekingen. Over dit voorval is verder niets bekend geworden, en beide onderhandelaars bleven de LURD vertegenwoordigen in Accra.
64 IRIN, 24 september 2003
65 En niet met een adoptiefdochter van Conté, zoals werd gemeld in het ambtsbericht Liberia van mei 2003

66 Reuters, 3 juli 2003

67 BBC News, 10 juni 2003
68 IRIN, 19 augustus 2003 24

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Dweh is een neef van voormalig president Doe. Hij was in de jaren negentig actief in de rebellenbeweging ULIMO en werd in oktober 2003 gekozen als voorzitter van het overgangsparlement. De LURD nomineerde ook twee jongere broers van Doe voor hoge functies. Jackson Doe werd voorgedragen als minister voor Presidentiële Aangelegenheden, terwijl zijn broer en plaatsvervangend LURD- voorzitter Cheya werd voorgedragen als directeur van de Nationale Havenautoriteit69.
De militaire structuur van de LURD wordt gekenmerkt door een onderverdeling in vier fighting units, waaronder de meest omvangrijke Iron Jacket, de High Power Ruling Council en Black Platoon. Ook bestaat er een Women Artillery Commando (ook wel Women's Auxiliary Corps genoemd), geleid door een vrouwelijke bevelhebber die bekendstaat als Black Diamond. De Women Artillery Commando zou hebben meegevochten in Monrovia in juli 200370. LURD vormt een relatief ongeorganiseerd en gedecentraliseerd verband, waarin weinig discipline heerst. In mei 2003 erkende een LURD-vertegenwoordiger dat binnen de beweging sprake was van verdeeldheid en een onduidelijke structuur. Het zou gaan om een los verband van strijders van de in 1997 ontbonden ULIMO-J en ULIMO-K, milities die destijds vijandig tegenover president Taylor stonden71. Volgens het demobilisatieteam van de Verenigde Naties telde de LURD in november 2003 ongeveer achtduizend strijders (waaronder vele kindsoldaten, zie paragraaf 3.4.3). De LURD beschikt over modern wapentuig, dat naar eigen zeggen is buitgemaakt op door Taylor gesteunde groeperingen die Guinee in 2000 binnenvielen. Volgens de VN ligt het meer voor de hand dat het Guinese leger deze wapens heeft ingenomen, om ze vervolgens door te spelen aan de LURD72. Volgens de International Crisis Group bestaan er foto's die aantonen dat Guinese regeringssoldaten de LURD tot diep in Liberia vergezelden73. Ook zouden de Guinese autoriteiten de LURD gefaciliteerd hebben bij de gedwongen rekrutering op Guinees grondgebied van Liberiaanse vluchtelingen74. Voordat hij eind september 2003 Conakry verliet om terug te keren naar Liberia, bedankte LURD- voorzitter Conneh de Guinese autoriteiten openlijk voor hun actieve steun aan de
69 IRIN, 25 juli, 6 en 9 september en 20 oktober 2003; AFP, 9 oktober 2003; The Inquirer, 1 oktober 2003 en Nicole Itano, Small boys with florescent guns and the leaders behind them: Charles Taylor and the rebels who unseated him, Institute for Security Studies, 18 oktober 2003

70 IRIN, 4 november 2003; Reuters, 26 augustus 2003 en Nicole Itano, Small boys, 18 oktober 2003

71 Zie over ULIMO-J en ULIMO-K het ambtsbericht Liberia van mei 2003.
72 S/2000/498

73 International Crisis Group, 3 november 2003
74 International Crisis Group, Tackling Liberia: The Eye of the Regional Storm, 30 april 2003 25

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

LURD om Liberia te bevrijden van terreur75. Guinee heeft overigens altijd ontkend de LURD te steunen.
De strijders van de LURD behoren met name tot de bevolkingsgroepen Mandingo, Krahn en Gbandi (ook wel Bandi genoemd), die van oorsprong woonachtig zijn in de provincie Lofa. Ook zouden zich onder de LURD-rebellen Kamajors uit Sierra Leone bevinden. Kamajor-milities werden vóór 1999 door de Sierra-Leoonse regering ingezet voor de bestrijding van het door Liberia gesteunde RUF76 en zijn in Sierra Leone nog altijd aanwezig.
Veel Mandingo's binnen de LURD zijn moslim, en er wordt dan ook wel eens beweerd dat de LURD Liberia tot een islamitische staat wil maken. In praktijk blijkt echter weinig van de islamitische signatuur van de LURD, afgezien wellicht van het feit dat LURD-strijders minder lijken te drinken en minder drugs gebruiken dan regeringssoldaten en MODEL-strijders77. De LURD had zijn thuisbasis aanvankelijk in de stad Voinjama, gelegen in de noordwestelijke provincie Lofa, niet ver van de grens met Guinee. Toen de LURD in de loop van 2003 verder optrok richting Monrovia verhuisde het hoofdkwartier in februari 2003 naar Tubmanburg78.
MODEL
In februari 2003 viel vanuit Ivoorkust een nieuwe rebellenbeweging Liberia binnen, de Movement for Democracy in Liberia (MODEL). MODEL wordt geleid door voorzitter Thomas Nimely Yaya, die geregeld in Abidjan (Ivoorkust) werd gesignaleerd. Deze gedragspsycholoog, geboren in een Krahn-familie in Pleebo (provincie Maryland), werkte bij UNICEF in Liberia en vervolgens twintig jaar in de Verenigde Staten. Yaya woonde laatstelijk in Philadelphia en heeft de Amerikaanse nationaliteit, net zoals vele andere hooggeplaatste personen binnen MODEL.
Dit geldt bijvoorbeeld voor delegatieleider Tiah Slanger, die in Accra de vredesbesprekingen voerde namens MODEL, en voor woordvoerder Eugene Wilson. Alleen de militaire bevelhebber van MODEL, generaal Boie Blay Ajou Boueh (die in werkelijkheid Thomas Bayboh zou heten), zou tijdens de burgeroorlog van de afgelopen jaren het Liberiaans grondgebied niet hebben verlaten. De tweede man in de militaire bevelstructuur van MODEL is commanding general Kai Farley, die in Buchanan opereert79. Daaronder bevindt
75 AFP, 24 september 2003

76 Zie over de Kamajors pagina 9 van het algemeen ambtsbericht Sierra Leone d.d. 8 juli 2002.
77 Nicole Itano, Small boys with florescent guns, 18 oktober 2003
78 Reuters, 22 augustus 2003

79 IRIN, 20 november 2003
26

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

zich First Brigade General Paye Duoway (ook wel John Garang genoemd), en daaronder de verschillende gevechtseenheden. In Buchanan worden de MODEL- troepen aangevoerd door commandant Jerry Kowll80. Het hoge kader van MODEL bestaat volgens een waarnemer uit niet meer dan vijfentwintig personen. Over de politieke doelstellingen van MODEL bestaat weinig duidelijkheid, afgezien van de inmiddels geëffectueerde omverwerping van de regering-Taylor. Naar eigen zeggen streefde MODEL vervolgens naar volledige ontwapening, de wederopbouw van Liberia en de rehabilitatie van MODEL-strijders. Verder zou MODEL zich volgens anderen ten doel stellen de belangen van de Krahn- bevolkingsgroep te behartigen, maar het is onduidelijk waaruit die belangen dan specifiek bestaan. Net als de LURD werd MODEL echter veeleisender ten aanzien van het vergaren van invloed in de overgangsregering naarmate de vredesbesprekingen in Ghana vorderden en gingen plunderingen en wangedrag door strijders door81.
Volgens de berichten zou MODEL voornamelijk bestaan uit Krahn, aanhangers van de in 1990 vermoorde president Samuel Doe82. MODEL is daarmee mogelijk een etnische afsplitsing van de LURD, die, naar analogie van de afsplitsing van ULIMO-J van ULIMO-K in 1994, ontstond door onvrede van Krahn- commandanten binnen de LURD over dominantie van de Mandingo. Voor zo ver bekend was er sprake van enige operationele afstemming tussen LURD en MODEL bij het verdrijven van president Taylor, maar heerst er ook wantrouwen tussen beide rebellenbewegingen.
MODEL-strijders zouden met hulp van het Ivoriaanse leger worden gerekruteerd onder Liberiaanse vluchtelingen in Ivoorkust en onder Ivorianen van het Guere- volk, een groep die nauw verwant is aan de Krahn. MODEL-voorzitter Yaya ontkent deze etnische basis van MODEL; hij zegt een beweging voor alle Liberianen te willen leiden. Naar verluidt zou MODEL ook minderjarige Ivoriaanse strijders hebben geronseld83.
Volgens verschillende waarnemers ontvangt MODEL financiële en materiële steun van de Ivoriaanse president Gbagbo. Gbagbo zou deze steun verlenen als reactie op de hulp die de voormalige Liberiaanse president Taylor verschafte aan de gewapende tegenstanders van de Ivoriaanse president. De Ivoriaanse steun aan MODEL zou in ieder geval tot halverwege oktober 2003 hebben voortgeduurd, omdat Taylors machtsapparaat toen nog niet was ontmanteld. Naar verluidt zouden veel MODEL-strijders eerder hebben gevochten in pro-Gbagbo milities in
80 AFP, 4 september 2003

81 Nicole Itano, Small boys 18 oktober 2003
82 AFP, 10 april 2003.

83 IRIN, 21 augustus 2003
27

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Ivoorkust84. MODEL zou volgens de International Crisis Group nog een commandocentrum handhaven in Toulépleu, net over de grens in Ivoorkust, dat tot 20 augustus 2003 zou zijn geleid door Paye Duoway85. MODEL-voorzitter Yaya spreekt geruchten over banden tussen MODEL en Ivoorkust stelselmatig tegen. Volgens Yaya bestaat MODEL voor 85% uit soldaten van de regering-Taylor, die met medeneming van hun wapens overliepen naar MODEL86. Volgens andere bronnen zou MODEL zich in de provincie Grand Gedeh schuldig maken aan illegale houtkap als financieringsbron voor de gewapende strijd en zouden MODEL-strijders over de Ivoriaanse grens geregeld geroofde goederen uit Liberia verhandelen met Ivoriaanse militairen. Ook zou MODEL fondsen ontvangen van de Liberiaanse (Krahn-)gemeenschap in Philadelphia in de VS, waar het MODEL-kader veelal deel van uit maakte. Schattingen van het aantal strijders binnen MODEL lopen uiteen van twee- tot vijfduizend87, die vanuit Ivoorkust op hiërarchische en tamelijk gecentraliseerde wijze zouden worden aangestuurd. Een waarnemer maakte melding van de aanwezigheid van Franstalige MODEL-strijders in Buchanan. Ook zouden in één geval nieuwe, Franse wapens zijn gesignaleerd bij MODEL. Volgens de BBC zijn de troepen van MODEL een mengeling van ongeregelde geüniformeerde soldaten en gangsterachtige types met dito bijnamen88.
In juni en augustus 2003 zou binnen MODEL een korte machtsstrijd hebben gewoed, toen Roosevelt Johnson, wiens ULIMO-J in de jaren negentig ook grotendeels bestond uit Krahn, tevergeefs probeerde de leiding van de beweging over te nemen89. Het hoofdkwartier van MODEL bevindt zich in Zwedru. Het leger (Armed Forces of Liberia / AFL)
Het leger, dat door oud-president Taylor altijd werd gewantrouwd vanwege de aanwezigheid van Doe-aanhangers van de Krahn-bevolkingsgroep90, bestaat volgens het VN-demobilisatieteam uit 10.000 manschappen91. Kenmerkend voor de AFL zijn de gebrekkige bewapening en uitrusting, en achterstand in de uitbetaling van soldij. De discipline en het moreel staan daardoor op een laag niveau. De motivatie voor een werkelijke confrontatie met rebellen was dan ook gering en het leger maakt zich veelvuldig schuldig aan plundering en afpersing om
84 IRIN, 4 november 2003

85 International Crisis Group, 3 november 2003
86 IRIN, 21 augustus 2003

87 IRIN, 4 november 2003

88 BBC News, 10 juni 2003

89 International Crisis Group, 3 november 2003
90 International Crisis Group: Africa Report No. 43, 24 April 2002.en Human Rights Watch: Back to the Brink, May 2002

91 IRIN, 4 november 2003
28

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

zo in het levensonderhoud te voorzien. Incidenten worden volgens waarnemers soms door het leger gecreëerd om de lokale bevolking op de vlucht te jagen, zodat het leger zich vervolgens hun achtergebleven bezittingen kan toe-eigenen. Het leger werd aangevoerd door generaal Benjamin Yeaten, die sinds september 2003 echter in het buitenland verblijft92 en in november 2003 nog werd verdacht van het rekruteren van huurlingen in de buurlanden93. Onbekend is of hij nog steeds de leider van het leger is.
Speciale veiligheidstroepen (ATU)
President Taylor beschikte over een tweetal speciale veiligheidstroepen, namelijk de Anti Terrorist Unit (ATU) en de Special Operations Division (SOD). Deze laatste behoort tot de politiediensten (zie hieronder). Van deze veiligheidstroepen was de ATU de elite-eenheid van president Taylor, geleid door Taylors zoon Chucky. De sterkte van de ATU, die overigens geen wettelijke basis heeft, bedraagt nog steeds circa 6.000 manschappen, waarvan zich 2500 in Monrovia bevinden onder leiding van generaal Winnie94. Volgens de Londense NGO Global Witness bestaat de ATU voor ongeveer 90% uit Sierra Leonezen die voorheen deel uitmaakten van de rebellenbeweging RUF95. De VN hield het in 2002 op 1250 tot 1500 voormalige RUF-strijders in de ATU-gelederen96. De eenheid heeft de beschikking over een moderne uitrusting, wordt getraind door Zuid-Afrikaanse en Oekraïense huurlingen en is gekleed in groene camouflageuniformen. De manschappen van de ATU werden in tegenstelling tot het reguliere leger en de politie gedurende de oorlog tegen LURD en MODEL regelmatig betaald. President Taylor zette deze speciale veiligheidstroepen in beperkte mate in bij de binnenlandse gewapende conflicten, naast het reguliere leger. Deze inzet verliep echter niet zonder problemen. De president had dergelijke elitetroepen namelijk ook hard nodig in zijn eigen omgeving. Bovendien zorgde het grote contrast in betaling en uitrusting tussen AFL enerzijds en ATU en SOD anderzijds voor afgunst aan de zijde van het reguliere leger, hetgeen met enige regelmaat aanleiding gaf tot onderlinge schermutselingen. Op 28 september 2003 vond een schietpartij plaats tussen leden van de ATU en bodyguards van Bonnie King, de generaal van een regeringsmilitie97.

92 Zie voor meer informatie over Yeaten hieronder het kopje `Politie' en paragraaf 3.3.9.
93 Reuters, 14 november 2003

94 International Crisis Group, 3 november 2003
95 Global Witness, The usual suspects- Liberia's weapons and mercenaries in Côte d'Ivoire and Sierra Leone, maart 2003, p. 15

96 Report of the Panel of Experts appointed pursuant to Security Council resolution 1408 (2002), paragraph 16, concerning Liberia, S/2002/1115 (24 oktober 2002)
97 The News, 1 oktober 2003
29

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

In het vredesakkoord van 18 augustus 2003 wordt gestipuleerd dat de Anti Terrorist Unit en de Special Operations Division zullen worden ontwapend en geherstructureerd. Vooralsnog is niet bekend of die ontwapening en herstructurering inmiddels een aanvang hebben genomen. Milities
Aan regeringszijde bestaan naast het reguliere leger en de ATU verschillende milities. Er is weinig bekend over aantallen, structuren en het leiderschap over deze groepen. De milities zouden vaak zijn gegroepeerd rond een lokale leider en veelal bestaan uit kindsoldaten. Strijders zouden veelal gedwongen worden gerekruteerd, een wapen en een T-shirt krijgen uitgereikt en vervolgens worden ingelijfd in bestaande eenheden van het reguliere leger. In 2002 werd naar verluidt door de toenmalige president Taylor de Wild Geese-militie opgericht, die verantwoordelijk wordt gehouden voor een aantal ernstige schendingen van de mensenrechten. Een andere militie is de Jungle Lions, die geleid wordt door generaal Roland Duo en ongeveer 1500 man telt98. Gapo Town, in de provincie River Cess, wordt beheerst door een militie onder leiding van een generaal `small man' Kofi en is daarmee een Taylor-gezinde enclave in MODEL-gebied99. Internationale waarnemers maken zich zorgen over de toekomstige rol van militieleden, die door het vertrek van Taylor veelal stuurloos zijn geworden en geen inkomen hebben100. Naar verluidt zijn veel van de gevechten in Liberia die na de ondertekening van het vredesakkoord in augustus 2003 plaatsvonden geïnitieerd door regeringsmilities. Ook vonden gewapende botsingen plaats als de LURD optrad tegen plunderende regeringsgezinde milities die de burgerbevolking terroriseerden.
De politie
De reguliere politie van Liberia, de National Liberian Policeforce (NLP) bestaat uit 1500 manschappen en ressorteert onder het ministerie van Justitie. Volgens de Speciaal Gezant van de Verenigde Naties Jacques Paul Klein is de Liberiaanse politie `corrupt tot op het bot; iedereen moet eruit'101. Eind oktober 2003 werd in het kader van het vredesakkoord en op voordracht van het maatschappelijk middenveld de naam bekend van de nieuwe NLP-topman: Sahr Losay Kpaka Keleisor Kendor, die in 1997 door Taylor als politieman was ontslagen102.
98 Human Rights Watch: Back to the Brink; Report of the Secretary-General to the Security Council on Liberia, S/2003/875, 11 september 2003 en International Crisis Group, 3 november 2003. Zie voor meer informati eover mensenrechtenschendingen door de Wild Geese-militie de paragrafen 2.3.3; 3.3.7 en 3.3.8
99 IRIN, 14 en 18 november 2003

100 International Crisis Group, 3 november 2003
101 NRC Handelsblad, 4 september 2003
102 The Analyst, 23 oktober 2003
30

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Op 3 oktober 2003 hervatte de politie in Bushrod Island, in het noorden van Monrovia, na drie maanden chaos haar werk. Ze werd daarbij, volgens een afspraak die gemaakt was onder auspiciën van de West-Afrikaanse vredesmacht ECOMIL, geflankeerd door ongewapende LURD-strijders103. Naast de reguliere politie zijn er in Liberia nog speciale eenheden: de Special Security Service (SSS) en de Special Operations Division (SOD). De SSS omvat volgens de NGO International Crisis Group tussen de 300 en 800 mannen en werd geleid door legerleider Benjamin Yeaten, die echter sinds september 2003 in het buitenland verblijft (zie hiervoor, onder Het leger). De SOD, geleid door kolonel Dsahr Gbollie, werd in 1997 opgericht en bestaat grotendeels uit oud NPFL-strijders. Het aantal manschappen wordt geschat op circa 400, met ongeveer 215 in Monrovia104. Deze zijn herkenbaar aan hun zwarte uniformen. In het vredesakkoord van 18 augustus 2003 werd gestipuleerd dat zowel de nationale politie van Liberia als de Special Security Service zullen worden hervormd tot professionele organisaties met oog voor democratische waarden en de rechten van de mens.
2.3.2 Veiligheidssituatie en militair verloop van de strijd voor de ondertekening van het vredesakkoord op 18 augustus 2003 Begin mei 2003, ten tijde van het verschijnen van het vorige ambtsbericht Liberia, hadden de beide rebellenbewegingen LURD en MODEL bijna tweederde van Liberia in handen en dreigden ze Monrovia in te nemen. MODEL had de overhand in het oosten van het land, terwijl de LURD zich in het noordwesten liet gelden. In mei had MODEL de steden Greenville en Harper in handen gekregen105. In de maanden die volgden stoomden de rebellen verder op, waarbij niet alleen de regeringstroepen in het nauw kwamen, maar de regering-Taylor ook steeds verder werd afgesneden van bevoorradingsroutes en inkomensbronnen. Door de hevige gevechten droogde de informatiestroom van en naar Liberia op, waardoor het verloop van de strijd niet met volmaakte precisie valt te reconstrueren. Niettemin is duidelijk dat de maand juni 2003 werd gekenmerkt door twee zware aanvallen van de rebellen op Monrovia. Toen de vredesbesprekingen in Ghana op 4 juni van start gingen, opende de LURD de aanval op de hoofdstad. De rebellen
103 IRIN, 29 september 2003
104 International Crisis Group, 3 november 2003; Human Rights Watch, Back to the Brink en The Inquirer, 3 oktober 2003. Zie voor informatie over het vertrek van generaal Yeaten paragraaf 3.3.9

105 The EIU, Country Report Liberia, mei 2003, p. 13 31

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

naderden Monrovia aan westelijke zijde, tot op 5 kilometer afstand van de haven106. De burgerbevolking kwam in het nauw en vluchtte verder de stad in, terwijl alle buitenlanders in de stad werden geëvacueerd. Door de gevechten en de slechte levensomstandigheden hadden begin juni een miljoen mensen in Monrovia dringende hulp nodig en vielen er in de hoofdstad honderden burgerslachtoffers107. Op 10 juni kregen de regeringstroepen Monrovia weer in handen. De regering riep de bevolking op gewoon aan het werk te gaan en over te gaan tot de orde van de dag, maar hiervan kon geen sprake zijn: ontheemde burgers hadden hun toevlucht gezocht in de scholen van de hoofdstad en winkeliers waren bang voor diefstal van hun handelswaar.
Vanaf 12 juni 2003, toen de vredesbesprekingen in Ghana werden hervat, kreeg de regering op meerdere plaatsen weer de overhand108. Op 17 juni 2003 ondertekenden de regering, MODEL en de LURD in Ghana een staakt-het-vuren- overeenkomst, maar al op 18 juni beschuldigden strijdende partijen elkaar over en weer van het schenden van het bestand109. Nadat de LURD bij Plumkor, 20 kilometer van Monrovia, de regeringstroepen had verslagen, trok de LURD weer op naar Monrovia. Ditmaal was de situatie voor de burgerbevolking nog penibeler dan enkele weken eerder. Onder de burgers bestond de indruk dat de regeringstroepen ontheemden als handlangers van de rebellen zagen en hen daarvoor straften met beschietingen. Tienduizenden burgers die hun toevlucht hadden gezocht op een terrein van de Amerikaanse ambassade kwamen in het nauw toen mortieren werden afgevuurd op het terrein. De Liberiaanse minister van Volksgezondheid meldde dat er onder de burgerbevolking in Monrovia 300 doden en duizend gewonden waren gevallen110.
Ten einde raad legden Liberianen op 26 juni 2003 elf lichamen van gedode burgers voor de Amerikaanse ambassade om de Verenigde Staten ertoe te bewegen in te grijpen. De LURD kondigde op vrijdag 27 juni een wapenstilstand af en vertrok uit de stad, een spoor van in brand gestoken gebouwen nalatend. De stad bleef ontoegankelijk voor humanitaire hulp en viel bovendien, in weerwil van waarschuwingen door Taylor, ten prooi aan plunderingen door slecht betaalde regeringsmilities111.

106 ibidem

107 BBC News, 11 juni 2003 en Reuters, 27 juni 2003
108 IRIN, 17 juni 2003

109 BBC News, 18 juni 2003

110 Reformatorisch dagblad, 26 juni 2003; Het Parool, 27 juni 2003 en Reuters, 24 en 27 juni 2003

111 Reuters, 27 juni 2003 en BBC News, 25 en 30 juni 2003 32

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Buiten de stad gingen de gevechten tussen LURD en de regeringstroepen in alle hevigheid door. Het ontheemdenkamp Banjor net buiten Monrovia werd door de LURD overmeesterd112. Op 19 juli 2003 bevond de LURD zich wederom in de straten van Monrovia en in de haven, ondanks verzekeringen bij de voortdurende vredesbesprekingen in Ghana dat de rebellenbeweging dit niet van plan was. Strijders van de LURD braken voedselopslagplaatsen in de haven open. Volgens hulporganisaties zouden zo'n 200.000 mensen, een vijfde van Monrovia's bevolking, op drift zijn, waarbij naar verluidt vijftigduizend mensen hun toevlucht zouden hebben gezocht in het Samuel K. Doe Sportstadion, tien kilometer ten zuiden van de stad113.
Op het eerder beschoten terrein naast de Amerikaanse ambassade hadden zich 25.000 burgers verzameld om de gevechten te ontvluchten. Volgens berichten zouden regeringsmilities burgers opzettelijk angst aanjagen door in de lucht te schieten en winkels te plunderen. Op 20 juli vond een aanval met mortiergranaten plaats op de ambassadewijk Mamba Point, waar zich vele gevluchte burgers bevonden. Bij deze aanval, die waarschijnlijk was ingezet door de LURD, vielen verschillende doden en gewonden. Op 21 juli 2003 legden Liberianen wederom lijken op de stoep van de Amerikaanse ambassade, terwijl Amerikaanse mariniers de overgebleven buitenlanders per helikopter evacueerden. Volgens de Liberiaanse minister van Defensie waren in de voorgaande dagen al zeshonderd burger- slachtoffers gevallen114.
Op 22 juli 2003 zei een LURD-onderhandelaar in Accra dat hij zijn troepen had opgedragen het vechten aan de poorten van Monrovia te staken, maar dat van terugtrekking geen sprake was. In weerwil van de afspraken in de staakt-het- vuren-overeenkomst van 17 juni hoefde de LURD zich niet meer helemaal terug te trekken naar de basis in Tubmanburg, maar werd de bestandslijn verschoven naar de Po River Bridge, ver genoeg van Monrovia om mortieraanvallen op de stad onmogelijk te maken115.
Ondanks beloftes van de LURD en een oproep van de Verenigde Staten een gevechtspauze in te lassen, kwam aan de gevechten in Monrovia nog geen einde. Op 25 juli kwam de ambassadewijk Mamba Point weer zwaar onder vuur, waarbij zo'n 12 doden vielen. Op 26 juli volgde een aanval op het vluchtelingenkamp Samukai vlakbij de hoofdstad, waarbij negentien doden vielen en de rebellen de meer dan 3500 Sierra Leoonse vluchtelingen waarschuwden het kamp te verlaten. Deze voegden zich bij de stroom ontheemden die massaal hun toevlucht zochten
112 UNHCR News Stories, 21 juli 2003
113 ANP, 19 juli 2003; Reuters, 16, 18 en 19 juli 2003 en BBC News, 26 juni 2003
114 Reuters, 20, 21, 22 juli 2003; AFP, 20 juli 2003; ANP, 22 juli 2003 en UNHCR News Stories, 21 juli 2003

115 Reuters, 22, 23 en 24 juli 2003
---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

in alle hoeken en gaten van Monrovia. De Liberiaanse regering zei op 28 juli dat tijdens de meest recente rebellenaanval op Monrovia al duizend burgerdoden waren gevallen116.
Op 24 juli luidden hulporganisaties de noodklok over de situatie in Monrovia. Eind juli waren in Monrovia nog slechts het Internationale Rode Kruis, de Britse medische hulporganisatie Merlin en Artsen zonder Grenzen-Frankrijk en -België aanwezig. Door een aanval op een waterpompstation in de stad was een groot gebrek aan drinkwater ontstaan. In de stad was geen eten meer voorhanden. Burgers dronken regenwater en aten honden en katten. Burgers vielen ten prooi aan verkrachtingen en plunderingen. Bij de verschillende bruggen in de stad en in het oosten van Monrovia werd hevig gevochten117.
De regeringstroepen hadden eind juli 2003 alleen nog West-Monrovia en een paar steden ten oosten en ten noorden van Monrovia in handen, waaronder de stad Harbel naast het vliegveld, voor de regering nog de enige verbinding met de buitenwereld. Op het vliegveld zelf hadden duizenden burgers uit Monrovia en uit de tweede stad Buchanan hun toevlucht gezocht118.
Meer naar het oosten had MODEL op 28 juli 2003 namelijk de aanval op Buchanan geopend, in weerwil van waarschuwingen van de Verenigde Staten. De LURD nam in het noordoosten van het land Gbarnga in. Op 29 juli begon de regering een tegenoffensief op Buchanan. De LURD stelde op 29 juli een eenzijdig staakt-het-vuren in, maar dit werd door de regering verworpen, omdat de rebellen niet bereid waren posities op te geven. Op 31 juli trok MODEL verder op in de provincie Nimba119.
Intussen bestond tot zware ontluistering van de wanhopige burgers grote onduidelijkheid over een eventuele komst van vredestroepen die de situatie zouden kunnen verlichten120. Begin juli 2003 hadden de regeringsleiders van de ECOWAS-landen overeenstemming bereikt over het zenden van een vredesmacht naar Liberia. Het uitblijven van de daadwerkelijke plaatsing van de troepen had drie oorzaken.
Ten eerste was de onveiligheid in Monrovia door de oplaaiende gevechten zo groot, dat ook de ontplooiing van vredestroepen niet voor mogelijk werd gehouden.

116 Reuters, 25 en 28 juli 2003; ANP, 25 juli 2003; UNHCR, 29 juli 2003 en The Telegraph, 27 juli 2003

117 ANP/AFP, 24 juli 2003; The Telegraph, 27 juli 2003 en IRIN, 28 en 29 juli 2003
118 IRIN, 29 juli 2003

119 Reuters, 28 en 30 juli 2003, 14 oktober 2003 en UNHCR News Stories, 31 juli 2003
120 Reuters, 19 juli 2003
34

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

De tweede oorzaak voor de vertraging van een troepenzending naar Liberia was van financiële aard. De Nigeriaanse president Olusegun Obasanjo gaf aan dat de regionale grootmacht de last van een troepeninzet in Liberia niet alleen wilde dragen. ECOWAS had becijferd dat de stationering van vijfduizend soldaten in Liberia voor een periode van zes maanden $110 miljoen zou kosten, terwijl de Verenigde Staten steun van niet meer dan $10 miljoen had toegezegd121. In de derde plaats ontkende de regering-Taylor de noodzaak van een vredesmacht en stelde deze dat de enige remedie tegen de gevechten de opheffing van het wapenembargo tegen Liberia was, zodat de regeringstroepen zich adequaat konden verdedigen122.
Op 30 juli 2003 slaagde een twaalfkoppig ECOWAS-beoordelingsteam er onder gejuich van de burgerbevolking uiteindelijk in Monrovia te bereiken om de komst van troepen voor te bereiden. Toen op 4 augustus de eerste tweehonderd Nigeriaanse ECOWAS-soldaten in Liberia arriveerden, was het tamelijk rustig in Monrovia, ondanks dreigementen en gevechten in de dagen daarvoor, waarbij ook het vertrek van Taylor inzet was geweest. Hoewel de ECOWAS-soldaten het vliegveld nog niet eens hadden verlaten, staakten moegestreden LURD-rebellen en regeringssoldaten de gevechten in Monrovia en zochten ze elkaar in de verdeelde stad op om samen te dansen en te voetballen123.
De ECOMIL (ECOWAS Mission in Liberia)-macht kon inmiddels rekenen op een mandaat van de VN-Veiligheidsraad (zie paragraaf 2.2 voor meer informatie over dit proces). De soldaten vestigden zich in eerste instantie bij het vliegveld van Harbel, om geleidelijk op volle sterkte te komen door troepenaanvoer en om vervolgens op te trekken naar Monrovia. De eerste doelstelling van ECOMIL was het veiligstellen van de haven voor hulpverlening. Op 5 augustus 2003 arriveerden drie Amerikaanse marineschepen, bemand door ruim drieduizend militairen, voor de kust van Liberia. De precieze rol van de Amerikanen was onduidelijk. Volgens de Amerikaanse president Bush moest er sprake zijn van een wapenstilstand en van ballingschap van president Taylor voordat de Amerikanen in actie zouden komen124. Niettemin zijn een aantal maal kleine groepjes Amerikanen aan land geweest en vormde de zichtbare aanwezigheid van de Amerikaanse schepen voor de kust op zichzelf al een morele
121 IRIN, 29 en 30 juli 2003

122 Reuters, 20 en 22 juli 2003

123 Reuters, 2 augustus 2003; ANP, 3 augustus 2003 en Nicole Itano, Small boys, 18 oktober 2003

124 Reuters, 5 en 6 augustus 2003 en ANP, 1 augustus 2003 35

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

ondersteuning van ECOMIL en een hart onder de riem voor de getergde burgerbevolking.
Op 7 augustus vertoonden de Nigeriaanse ECOMIL-soldaten voor het eerst in de straten van Monrovia. De regering had zich verzoend met de komst van de vredesmacht en liet ECOMIL de stad in. De vredessoldaten werden door een mensenmassa toegejuicht. Terwijl de LURD na gesteggel over aanvullende voorwaarden het gezag over de haven op 14 augustus overdroeg aan ECOMIL, werd rond het vliegveld weer gevochten, volgens MODEL-generaal Boie Blay Ajou Boueh op initiatief van - niet nader gespecificeerde - regeringstroepen125. Op 17 augustus kwamen de strijdende partijen, ECOWAS, de VN en de Afrikaanse Unie tot een een Agreement on the distribution of humanitarian aid and assistance in Liberia en op 18 augustus werd in Accra het vredesakkoord tussen de strijdende partijen getekend.
2.3.3 Veiligheidssituatie en militaire ontwikkelingen na 18 augustus 2003 De ondertekening van het vredesakkoord van Accra op 18 augustus 2003 betekende allerminst dat de gevechten tussen regeringstroepen en rebellen prompt tot het verleden gingen behoren. Elke schets van de veiligheidsituatie in Liberia kan dan ook niet meer zijn dan een momentopname. De ontwikkelingen in de verslagperiode laten zien dat steeds wel ergens in het land, en met name in de noordelijke provincies Lofa, Nimba en Bong, van de een op de andere dag de vlam in de pan kan slaan. Dit is zeker het geval zolang de 15.000 koppige VN- vredesmacht niet volledig ter plaatse is en de voormalige strijdende partijen niet het algemeen, maar het eigen belang voor ogen hebben. Hoewel in Monrovia niet meer gevochten wordt tussen de strijdende partijen, is de hoofdstad nog zo chaotisch dat de veiligheid van burgers niet gegarandeerd is. Eind augustus 2003 laaide de strijd tussen de LURD en regeringstroepen op in de provincie Bong, tussen Gbarnga en Ganta. Op 24 augustus 2003 berichtte de regering over een etnisch geïnspireerde massaslachting door MODEL onder duizend Gio- en Mano-burgers in Bahn (provincie Nimba), dat bekend zou staan als een bolwerk van Taylor-aanhangers. MODEL ontkende de massamoord, maar ooggetuigen vertelden journalisten over het platbranden van hele dorpen en het opensnijden van vrouwen en kinderen126. Ook werd rond Buchanan en op verschillende plaatsen in de provincie Grand Bassa gevochten door MODEL en regeringstroepen127.

125 Reuters, 5, 8 en 12 augustus 2003 en Trouw, 16 augustus 2003
126 Reuters, 23 en 24 augustus 2003 en IRIN, 28 augustus 2003
127 IRIN, 28 augustus 2003 en Reuters, 25 augustus 2003 36

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Eind augustus 2003 trokken grote stromen burgers weg uit Kakata, 40 kilometer ten noorden van Monrovia, nadat daar schoten waren gehoord. Mogelijk ging het hierbij om een aanval van de LURD, maar een vertegenwoordiger van de Verenigde Naties sloot ook niet uit dat Taylor-gezinde milities de bevolking opzettelijk angst hadden aangejaagd door in de lucht schieten, zodat militieleden de verlaten huizen konden plunderen128.
Een andere stroom van ontheemden kwam op gang vanuit Gbarnga, dat inmiddels door de LURD was ingenomen. De op de vlucht geslagen burgers kwamen eind augustus 2003 terecht in Totota, waar zich toen al zestigduizend ontheemden bevonden. Op 2 september 2003 verergerde de situatie, toen de kampen rond Totota werden aangevallen, volgens ooggetuigen door milities. Ongeveer tachtigduizend burgers uit de ontheemdenkampen en vanuit Totota zelf vonden tijdelijk beschutting in Kakata, in de richting van Monrovia. Een VN inter-agency team dat op 4 september 2003 in Salala (op de weg van Monrovia naar Totota) poolshoogte kwam nemen werd de weg versperd door burgers die hen smeekten mensen mee te nemen129.
In september 2003 braken gevechten uit tussen de LURD en regeringstroepen bij Todee, op 40 kilometer van Monrovia, hetgeen tienduizend mensen op de vlucht deed slaan naar Monrovia130. De LURD kreeg rond 9 september Kakata in handen, de stad waar kort daarvoor de tachtigduizend ontheemden uit Totota een veilig heenkomen hadden gevonden. De slag om Kakata ging gepaard met de ernstigste gevechten sinds de stationering van ECOMIL op Liberiaanse bodem in augustus 2003. Kakata, inclusief alle hulpbehoevende ontheemden, raakte afgesneden van hulpverlening.
Op 10 en 11 september 2003 herstelden ECOMIL-troepen de rust in Totota en Kakata. De vredessoldaten richtten checkpoints in rond de ontheemdenkampen in Totota, maar milities bleven vanuit de jungle mensen lastigvallen om in hun levensonderhoud te voorzien131. Volgens de VN weigerden ontheemde burgers in Salala zelfs voedselhulp, uit angst voor aanvallen van milities. Niettemin aanvaardden duizenden ontheemden na de aankomst van ECOMIL-soldaten de tocht terug naar huis.

128 AFP, 27 augustus 2003

129 UNHCR News Stories, 4 september 2003
130 Reuters, 26 en 28 augustus 2003; UNHCR News Stories, 4 september 2003 en IRIN, 8 september 2003

131 BBC News, 10 september 2003; Reuters, 10 en 13 september 2003 en IRIN, 11 september 2003
37

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Behalve de aanvallen op ontheemden, wordt de huidige veiligheidssituatie gekenmerkt door gerichte acties tegen burgers die vóór de ondertekening van het vredesakkoord `de verkeerde kant' in het conflict zouden hebben gesteund. Zo werden op 12 september 2003 naar verluidt vijftien personen, onder wie districtschef Gbelly Kamara, vanwege hun vermeende steun voor de LURD uit Todee ontvoerd door leden van de Taylorgezinde Wild Geese-militie132. Over hun lot is niets bekend. Ook zouden in de wijk Bushrod Island in Monrovia burgers door het leger zijn `gestraft' met verkrachtingen en andere vormen van geweld, omdat zij het gebied niet waren ontvlucht toen LURD de wijk had ingenomen. In anticipatie op afstraffingen voor `collaboratie' achteraf, vluchtten vele burgers met de LURD en MODEL mee als de rebellenbewegingen zich terugtrokken. De ECOMIL-troepenmacht bleek niet in staat op grote schaal veiligheid te kunnen bieden aan de Liberiaanse burgerbevolking. Begin september 2003 was de macht weliswaar op zijn volle sterkte van 3250 man gekomen, maar dit was slechts voldoende om, ondersteund oor Amerikaanse helikopterpatrouilles, op een paar plaatsen aanwezig te zijn: in en rond Monrovia, in Totota en in de buurt van Buchanan, dat ECOMIL van MODEL niet dichter mocht naderen dan op12 kilometer afstand. ECOMIL bemande een controlepost bij de Po River Bridge op 17 kilometer ten westen van Monrovia, die dienst deed als demarcatielijn tussen de LURD en de ECOMIL-vredestroepen. LURD-strijders die dit punt passeerden om naar Monrovia te gaan, moesten hun wapens inleveren133. Op 17 september 2003 werd een belangrijke stap gezet voor de implementatie van het vredesakkoord van 18 augustus. Het Joint Monitoring Committee, geleid door ECOWAS en bestaande uit vertegenwoordigers van de strijdende partijen, de VN, de Afrikaanse Unie en de Internationale Contactgroep inzake Liberia kwam voor het eerst bijeen om de posities van de verschillende partijen in kaart te brengen134. In september 2003 beheerste MODEL de provincies Grand Gedeh, Grand Kru, River Gee, Maryland, River Cess, Sinoe, Grand Bassa en het deel van Nimba dat aan Ivoorkust grenst. De LURD had de provincies Lofa en Bong in handen, en het deel van Nimba dat grenst aan Guinee. De provincies Margibi, Bomi, Montserrado, Grand Cape Mount en Gbarpolu, alle rond de hoofdstad Monrovia, stonden onder gezag van de troepen van oud-president Taylor135. De strijdende partijen legden zich echter niet zonder meer neer bij bovenstaande verdeling van de provincies. Op 1 oktober 2003, enkele uren voordat het mandaat van de vredestroepen zou worden overgedragen van ECOWAS (ECOMIL) aan de
132 IRIN, 15 september 2003

133 Reuters, 24 augustus 2003, 4 en 13 september 2003 en IRIN, 3 oktober 2003
134 IRIN, 17 september 2003

135 IRIN, 10 september 2003
38

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

VN (UNMIL), braken de ernstigste gevechten uit in Monrovia sinds het vertrek van ex-president Taylor op 11 augustus. LURD-leider Conneh was onderweg naar zijn eerste ontmoeting met interim-president Blah, toen gevechten uitbraken tussen regeringstroepen en LURD-strijders, die formeel hun wapens zouden moeten hebben ingeleverd bij de Po River-controlepost buiten de stad. Bij de gevechten kwamen negen mensen om het leven. Zich terugtrekkende rebellen zouden met granaten hebben gegooid op een druk bezochte markt, waarbij ook nog enige burgerslachtoffers vielen en in de nacht van 1 op 2 oktober 2003 was Monrovia het toneel van plunderingen door zowel regerings- als LURD-strijders. Interim- president Blah stelde dat de gevechten in Monrovia een couppoging van de LURD waren geweest, terwijl LURD-leider Conneh sprak van een poging van de regering om een aanslag op zijn leven te plegen. Na de botsingen in Monrovia kreeg de LURD weer een voet aan de grond in de hoofdstad136. Tijdens een ceremonie later op 1 oktober droeg ECOMIL het bevel over de West- Afrikaanse vredesmacht over aan de Keniaanse generaal Daniel Opande, die namens de Verenigde Naties aan het hoofd kwam te staan van de internationale stabilisatiemacht UNMIL. De 3250 West-Afrikaanse soldaten, die namens ECOWAS al vanaf augustus 2003 gestationeerd waren in Liberia, opereerden vanaf 1 oktober onder VN-vlag. Inmiddels waren volgens plan, en omdat de Amerikaanse doelstellingen bereikt zouden zijn137, de drie Amerikaanse marineschepen die een aantal maanden voor de Liberiaanse kust hadden gelegen vertrokken. Er bleven ongeveer honderd Amerikanen over om de ambassade te bewaken en ter verdere ondersteuning van ECOMIL en, enkele dagen later, UNMIL138. Op 30 september keerde ook de niet-essentiële staf van de Amerikaanse ambassade terug, die in juni 2003 was geëvacueerd. In de dagen voor de installatie van de overgangsregering verklaarden de voormalige strijdende partijen en UNMIL Monrovia tot wapenvrije zone139. Ondanks de ontwapening in Monrovia werd aan de vooravond van de installatie van de voorzitter van de interim-regering op 14 oktober 2003 en lang daarna opnieuw her en der in Liberia gevochten. De LURD en regeringstroepen raakten slaags in Bong Mines, 55 kilometer ten oosten van Monrovia. In de provincie Nimba hadden regeringstroepen het vanaf begin oktober 2003 aan de stok met MODEL, evenals in de provincie Grand Bassa. Ook in de provincie Lofa was nog geregeld sprake van schotenwisselingen en ontploffingen. Eind oktober 2003 laaiden in Nimba, rond Gray, Tappita en Kpetuo, hevige gevechten op tussen MODEL-troepen en regeringstroepen, die ondanks een VN-ultimatum
136 AFP, 2 oktober 2003

137 Zie pagina 13

138 Reuters, 29 september 2003

139 Inter Press Service, 13 oktober 2003 39

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

voortduurden tot tenminste eind november. Eind oktober kwamen uit de buurt van Totota berichten over wangedrag van LURD-strijders: mishandeling van burgers, in brand gestoken dorpen en verkrachte meisjes. Begin november 2003 berichtte de UNHCR dat rond Saclapea (Nimba), waar regeringstroepen en MODEL- strijders ook nog geregeld slaags zijn, dorpen in brand waren gestoken. Halverwege november 2003 werd gevochten door MODEL en Taylor-getrouwe milities in Buchanan140.
Enkele bronnen hadden begin oktober al gemeld dat de leiders van de LURD en MODEL hun strijders in het `eigen' gebied141 niet onder controle hadden. Er zou sprake zijn van allerhande lokale strijdheren die opereerden in een bandieten- in plaats van een commandostructuur. De diefstal van levensmiddelen in MODEL- gebied vindt op een meer gecontroleerde wijze plaats dan in LURD-gebied en lijkt veeleer de vorm van een soort `belasting' te hebben aangenomen dan van onbeheerste en ongerichte plunderingen in het wilde weg. Ook zouden veel van de gevechten die in de maanden na de ondertekening van het vredesakkoord plaatsvonden zijn toe te schrijven aan gewapende reacties van de LURD op plunderingen en wangedrag van regeringsmilities jegens burgers. Zo liet de LURD begin september weten Kakata niet eerder te verlaten dan op het moment dat ECOMIL in zijn volle omvang in de stad aanwezig zou zijn142. Volgens waarnemingen van begin oktober 2003 zijn met name de provincies Lofa, Nimba (van oorsprong een Taylor-bolwerk en nu een provincie waar noch de regeringstroepen, noch de LURD of MODEL de overhand hebben), het noordelijke deel van Grand Cape Mount en het noordelijke deel van Bong onveilig. Amnesty International rapporteerde eind november 2003 dat met name in Nimba, Grand Bassa en Bong nog steeds ernstige mensenrechtenschendingen plaatsvinden143. Volgens de Verenigde Naties was de veiligheidssituatie eind november 2003 gespannen, onzeker en onvoorspelbaar. Alleen in Monrovia zou in het algemeen sprake zijn van enige stabilisering en verbetering, al is tegelijkertijd de hoofdstad nog zo chaotisch dat de veiligheid van burgers niet gegarandeerd is. Volgens de NGO International Crisis Group zijn in Monrovia het door de LURD gedomineerde district Bushrod Island en de Taylor-gezinde wijk Paynesville, ook wel Red Light genoemd, nog onveilig. De inwoners van Monrovia zouden een
140 Reuters, 6 oktober 2003; IRIN, 16 oktober en 10 en 14 november 2003; UNHCR News Stories, 2 oktober 2003; UNHCR Briefing Notes, 7 november 2003 en BBC News, 29 oktober 2003

141 MODEL: de provincies Grand Gedeh, Grand Kru, River Gee, Maryland, River Cess, Sinoe, Grand Bassa en het deel van Nimba dat aan Ivoorkust grenst. LURD: Lofa en Bong, en het deel van Nimba dat grenst aan Guinee.
142 IRIN, 9 september 2003

143 Amnesty International Press Release, 24 november 2003 40

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

vrijwillige avondklok in acht nemen en zich vanaf zeven of acht uur 's avonds niet meer op straat wagen.
Volgens de humanitaire tak van de Verenigde Naties, OCHA, zal in Liberia van veiligheid geen sprake zijn tot de volledige ontplooiing van de VN-troepenmacht van 15.000 man, die is voorzien voor maart 2004. Eind december 2003 bestond UNMIL uit 7000 man en was de vredesmacht aanwezig in Monrovia, en patrouilleerde ze langs de assen Monrovia-Gbarnga-Saniquellie en Monrovia- Buchanan. Eind december 2003 arriveerden de eerste UNMIL-troepen in Buchanan (MODEL-gebied) en Kley Junction (LURD)144. UNMIL neemt doorgaans deel aan de beoordelingsmissies die (VN)hulporganisaties in de binnenlanden uitvoeren en die een kalmerende invloed lijken te hebben op de gebieden die worden aangedaan. Als onderdeel van UNMIL arriveerde op 18 november 2003 het Nederlandse marineschip Hr. Ms. Rotterdam voor de kust van Monrovia145.
Volgens Speciaal VN-gezant Jacques Klein zal het herstel in Liberia vier tot vijf jaar duren. Volgens hem zijn er in de West-Afrikaanse regio acht miljoen illegale wapens in omloop. Naar schatting dertig- tot vijftigduizend Liberiaanse strijders, waaronder vele kindsoldaten die doorgaans onder invloed zijn van drugs, moeten worden ontwapend, gedemobiliseerd en gereïntegreerd in de samenleving146. Eind oktober 2003 kwam dan ook de National Commission for Disarmament voor het eerst bijeen. In eerste instantie lag (het overleg over) het Disarmament, demobilisation, rehabilitation and reintegration (DDRR)-proces voor op schema, maar halverwege december 2003 trad vertraging op. Op 7 december opende UNMIL slechts een ontwapeningskamp voor regeringsstrijders, om dit na tien dagen weer te sluiten toen de blauwhelmen de toevloed van strijders niet aankonden en in Monrovia rellen uitbraken onder strijders die onmiddellijk geld eisten. De VN kondigde daarop aan het ontwapeningsprogramma op te schorten tot eind januari 2004, wanneer UNMIL naar verwachting beter is toegerust voor haar taak. Dit uitstel draagt het risico in zich dat strijders die al dan niet hun wapen bij UNMIL hebben ingeleverd in de tussentijd voor verdere onrust en onveiligheid zorgen. Ook de onvrede van MODEL over Bryants leiderschap van de ontwapeningscommissie, de weinig bereidwillige houding van de LURD, het gebrek aan fondsen en de tekortschietende samenwerking tussen UNMIL enerzijds
144 IRIN, 31 december 2003

145 IRIN, 7 en 28 oktober en 7 november 2003; International Crisis Group, 3 november 2003; United Nationa Consolidated Appeals Proces, Liberia 2004, november 2003 en Brief aan het parlement van de ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking, inzake Nederlandse deelneming VN-vredesmacht Liberia, 24 oktober 2003

146 IRIN, 27 augustus 2003
41

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

en VN-hulporganisaties en NGOs - die zullen zorgdragen voor het sluitstuk van het DDRR-proces; de rehabilitatie en reïntegratie in de samenleving - anderzijds brengen risico's met zich mee147. Regeringstroepen in de provincie Nimba en MODEL zouden eind december 2003 zelf zijn begonnen met ontwapening van hun strijders148.
Samenvattend kan worden gesteld dat voor geen enkele regio in Liberia een veiligheidsgarantie voor burgers kan worden gegeven. De ontwikkelingen in de verslagperiode laten zien dat de veiligheidssituatie per regio van de ene op de andere dag kan fluctueren, zeker zolang UNMIL niet volledig ontplooid is. 2.4 Sociaal-economische situatie
Als gevolg van economisch wanbeleid en voortdurende gewapende strijd is de sociaal-economische situatie in Liberia dramatisch te noemen. Stond het land in 2002 nog op de één na laatste plaats van de Human Development Index (plaats 174 van de 175, boven Sierra Leone); in de index van 2003 is Liberia niet meer opgenomen.
Tijdens het bewind van oud-president Taylor tussen augustus 1997 en augustus 2003 is een economisch beleid gevoerd gericht op persoonlijke verrijking in plaats van het algemeen belang en heeft de economie zich niet kunnen herstellen van de jarenlange burgeroorlog. De voortdurende strijd van de regering met de LURD en later ook MODEL had tegelijkertijd zware consequenties voor de economische situatie van het land. De regering gebruikte in 2002 58,5% van de totale begroting voor militaire doeleinden, zodat er weinig overbleef voor andere bestedingen149. Door het VN-sanctiebeleid had de regering-Taylor steeds minder inkomsten; volgens Amerikaanse bronnen waren deze beperkt tot de inkomsten uit de houtkap en inkomsten door het optreden als vlaggenstaat voor een derde deel van alle olietankers in de wereld150. Het VN-exportembargo op hout dat in juli 2003 van kracht werd, bracht dan ook een slag toe aan de regering-Taylor. Toen Taylor Liberia op 11 augustus 2003 verliet, liet hij een zwaar gehavend land met een zeer zwakke economie achter.

147 IRIN, 2, 4 en 28 november, 8, 11 en 15 december 2003 en Report of the Secretary-General to the Security Council on Liberia, S/2003/875, 11 september 2003
148 IRIN, 2 januari 2004

149 Report of the Panel of Experts appointed pursuant to paragraph 4 of Security Council resolution 1458 (2003), concerning Liberia, S/2003/498 (17 april 2003)
150 AFP, 12 augustus 2003
42

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Volgens cijfers van de Verenigde Naties bedraagt de werkloosheid in Liberia 85%151. Bijna 80% van de bevolking leeft in armoede (minder dan 1 US dollar inkomsten per dag) en van dit percentage leeft weer de helft in absolute armoede (minder dan een halve US dollar inkomsten per dag). De graangebieden in de provincie Lofa zijn verlaten sinds de bevolking op de vlucht sloeg voor de LURD. Slechts een kwart van de bevolking had eind november 2003 toegang tot schoon drinkwater152. De grote aantallen ontheemden zijn aangewezen op voedselhulp van internationale organisaties.
In het vredesakkoord van 18 augustus 2003 wordt voorzien in de oprichting van een Contract and Monopolies Commission, die er onder meer op zal toezien dat overheidsdienaren hun positie niet misbruiken om persoonlijk voordeel te behalen bij het sluiten van contracten namens de overheid153. Tien dagen na zijn installatie als voorzitter van de overgangsregering liet Gyude Bryant weten dat de overheidsinkomsten vanaf eind oktober 2003 gecentraliseerd zouden worden geadministreerd door het ministerie van Financiën om zakkenvullerij door andere regeringsfunctionarissen te voorkomen154. Ondanks deze maatregel weigerden donoren een bijdrage aan de 100-dagen-begroting die de overgangsregering kort na haar aantreden had opgesteld, omdat er geen sprake zou zijn van transparantie en accountability in de overheidsfinanciën. De VN vroeg in het Consolidated Appeals Process 2004 ruim $137 miljoen voor humanitaire hulp aan Liberia en schatte daarnaast de behoefte aan voedselhulp op $40 miljoen155. Van de Liberiaanse bevolking is 78% analfabeet. Op 16-jarige leeftijd is minstens de helft van de meisjes getrouwd, en op 18-jarige leeftijd heeft 23% van de meisjes een kind. Dertig procent van de kinderen leeft met één ouder; 20% van de kinderen leeft helemaal zonder ouders. Voor de hevige gevechten rond Monrovia in juni 2003 waren er in Liberia 32 geregistreerde artsen en 185 geregistreerde verpleegkundigen156.
De al deplorabele economische situatie in Monrovia heeft tijdens de strijd in juni en juli 2003 nog eens extra klappen opgelopen. De stad, die in 1996 tijdens de burgeroorlog al bijna met de grond gelijk was gemaakt, raakte verder beschadigd door mortierbeschietingen. Overal staan kapotgeschoten en geplunderde gebouwen. Hulpverleners, die na de ondertekening van het vredesakkoord op 18
151 S/2003/498

152 IRIN, 20 november 2003

153 Comprehensive peace agreement, 18 augustus 2003, artikel XVII
154 PANA, 24 oktober 2003

155 United Nations Consolidated Apeeals Process, Liberia 2004, november 2003
156 IRIN, 4 september 2003; UN S/2001/939, 5 October 2001 en Report of the High Commissioner for Human Rights- Situation of human rights and fundamental freedoms in Liberia, E/CN.4/2004/5 (8 augustus 2003) 43

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

augustus 2003 in groeiende aantallen aanwezig zijn in de stad, doen hun uiterste best orde in de chaos te scheppen.
Doordat tienduizenden ontheemden hun toevlucht hebben gezocht in alle hoeken en gaten van Monrovia, zijn vele gebouwen onbruikbaar. Dit geldt met name voor de scholen, die de VN, NGOs en de overgangsregering slechts ternauwernood konden ontruimen om op 3 november 2003 het nieuwe schooljaar van start te laten gaan157. De Europese Unie heeft het op zich genomen de elektriciteits- en drinkwatervoorzieningen te herstellen158.


157 IRIN, 9 oktober 2003. Zie voor de heropening van de scholen ook paragraaf 4.3
158 IRIN, 17 september en 24 november 2003 en The EIU, Country Report Liberia, september 2003

---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004


3 Mensenrechten
3.1 Juridische context
3.1.1 Verdragen
Liberia is partij bij een aantal belangrijke mensenrechtenverdragen, te weten het Internationaal Verdrag voor de Eliminatie van Alle Vormen van Rassendiscriminatie (geratificeerd op 5 november 1976), het Verdrag voor de Eliminatie van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (geratificeerd op 17 juli 1984) en het Verdrag voor de Rechten van het Kind (geratificeerd op 4 juni 1993). Liberia heeft het Internationaal Verdrag voor Economische, Sociale en Culturele Rechten (International Convenant on Economic, Social and Cultural Rights ­ CESCR), en het Internationaal Verdrag voor Burger- en Politieke Rechten (International Convenant on Civil and Political Rights ­ CCPR) wel getekend, maar niet geratificeerd. Liberia heeft het Verdrag tegen Foltering en andere Wrede, Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (Convention against Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment - CAT) niet getekend159.
Liberia heeft het Vluchtelingenverdrag van 1951 en het daarbij behorende Protocol van 1967 geratificeerd160.
Liberia is partij bij het Afrikaanse Handvest inzake Mensenrechten en de Rechten van Volkeren.
Op 8 oktober 2003 ratificeerde Liberia het Statuut van het Internationaal Strafhof161.
De Liberiaanse autoriteiten hebben na een rapportage aan het comité van toezicht van het Verdrag voor de Rechten van het Kind in 2001 niet meer voldaan aan hun verplichtingen te rapporteren aan organen van toezicht162. 3.1.2 Nationale wetgeving
De grondwet van 6 januari 1986 (geamendeerd in 1988) is gebaseerd op de algemene beginselen van de rechtsstaat. De grondwet voorziet in de bescherming 159 www.unhchr.ch
160 UNHCR
161 IRIN, 12 november 2003
162 www.unhchr.ch
45

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

van een aantal zogenaamde klassieke rechten, zoals vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en vergadering, vakbondsvrijheid, bewegings- en vestigingsvrijheid. Ook is een aantal sociale rechten in de grondwet opgenomen. In het vredesakkoord van 18 augustus 2003 benadrukten de ondertekenaars het belang van respect voor de mensenrechten zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Afrikaanse Handvest inzake Mensenrechten en de Rechten van Volkeren en de Liberiaanse wetgeving. Een aantal rechten en fundamentele vrijheden wordt in het vredesverdrag met name genoemd: het recht op leven, het recht gevrijwaard te zijn van foltering, het recht op een eerlijke rechtsgang, vrijheid van geweten, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en het recht op deelname aan het landsbestuur. Het vredesakkoord spreekt ook van een `nationaal en man-vrouw evenwicht (...) voor alle benoemingen binnen de overgangsregering' en voorziet in de oprichting van een Governance Reform Commission, die onder meer verantwoordelijk zal zijn voor het in acht nemen van een `nationale en regionale balans in benoemingen'163. Dit kan worden geïnterpreteerd als een voorzichtige verwijzing naar gelijke kansen voor de verschillende etnische groepen in Liberia. 3.2 Toezicht
De in 1997 opgerichte Liberiaanse Human Rights Commission is door gebrek aan gekwalificeerd personeel, een gebrekkig mandaat en vanwege een ontoereikend budget nauwelijks actief geweest164.
In het vredesakkoord van 18 augustus 2003 is sprake van de oprichting van een Independent National Commission on Human Rights. Deze commissie zal in samenwerking met internationale organisaties en NGOs toezien op naleving van de mensenrechten en kennis van en respect voor deze rechten bevorderen. De onafhankelijke mensenrechtencommissie zal worden geleid door een persoon afkomstig uit het maatschappelijk middenveld of de ongewapende politieke partijen en zal haar werkzaamheden beginnen rond 15 januari 2004165. In Liberia zijn vele NGOs actief op het gebied van mensenrechten en democratisering. Hoewel veel van deze NGOs zeer betrokken en van goede wil zijn, is hun effectiviteit beperkt door de sterke versnippering en - in ieder geval tot het vertrek van de oud-president op 11 augustus 2003 - door de harde onderdrukking door de regering-Taylor. Mensenrechtenorganisaties in Liberia 163 Comprehensive peace agreement, 18 augustus 2003, artikel XVI 164 Human Rights Watch World Report 2003 Liberia 165 Annex 3 bij de Comprehensive peace agreement, 18 augustus 2003 46

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

hebben vaak te kampen met gebrek aan fondsen, waardoor de activiteiten veelal op een laag pitje staan. Bovendien werden de activiteiten van Liberiaanse mensenrechtenorganisaties tijdens de verslagperiode ernstig belemmerd door de algehele onveiligheid en chaos die in het land heerste, waardoor schendingen niet systematisch konden worden geregistreerd.
Anderzijds ontstonden met de komst van de overgangsregering ook nieuwe organisaties die voor de rechten van de mens ijveren. Hieronder worden slechts die organisaties genoemd, bij welke zich gedurende de verslagperiode nieuwe ontwikkelingen hebben voorgedaan (zie voor een compleet overzicht van nationaal opererende mensenrechten-NGOs het algemeen ambtsbericht Liberia van mei 2003).
De Liberia Coalition of Human Rights Defenders, geleid door Aloysius Toe, liet in oktober 2003 van zich horen met een veroordeling van het schietincident in Monrovia op 1 oktober 2003 tussen LURD en regeringstroepen toen LURD- voorman Damate Conneh op bezoek zou gaan bij interim-president Blah166. De Catholic Justice and Peace Commission (JPC) is in november 1991 opgericht als organisatie binnen de Catholic Church of Liberia die zich inzet voor mensenrechten en vrede in Liberia. De JPC wordt geleid door Francis Johnson Morris167. Leden van de commissie geven onderwijs op scholen en in kerken over mensenrechten, verzorgen een rechtshulpprogramma, bezoeken gevangenissen, registreren mensenrechtenschendingen, en staan in contact met de rebellenleiders om de gruweldaden die de rebellen plegen aan de orde te stellen. Eind november 2003 berichtte de JPC over voortdurende marteling en verkrachting van burgers door MODEL-troepen, en pleitte de organisatie voor de oprichting van een oorlogstribunaal168.
Het Center for Democratic Empowerment (CEDE) opereerde sinds een aanval op het kantoor van de organisatie in november 2000 vanuit Abidjan169. CEDE- voorman Commany Wesseh is inmiddels namens de mensenrechtenorganisaties toegetreden tot het overgangsparlement van Liberia170. De Foundation for International Dignity (FIND) onder leiding van Samuel Kofi Woods is in 2002 opgericht in Sierra Leone en houdt zich bezig met capaciteitsopbouw onder ontheemden en vluchtelingen, juridische hulp en 166 The Inquirer, 10 oktober 2003
167 National Chronicle, 22 oktober 2003 168 IRIN, 20 november 2003
169 www.allAfrica.com, "Key opposition figures stay away from Monrovia Reconciliation Meeting", 25 augustus 2002
170 The Heritage, 23 oktober 2003
47

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

bewustwordingscampagnes. FIND wil zich in de toekomst ook richten op beleidsonderzoek op het terrein van mensenrechten. Kort voor 1 oktober 2003 opende FIND een kantoor in Liberia, in aanvulling op vestigingen in Freetown en Kenema (Sierra Leone). In november 2003 was FIND in Liberia hoofdzakelijk actief op het gebied van registratie van mensenrechtenschendingen en voorlichtingsactiviteiten op mensenrechtengebied. Het FIND-kantoor in Freetown werd in oktober 2003 overvallen door een groep van twee Sierra Leonezen en twee Liberianen171, hetgeen zou zijn ingegeven door economische motieven. Begin oktober berichtte de Liberiaanse pers over de oprichting van de Citizen Action Group for the Abolition of the Culture of Impunity in Liberia (CAGACIL): die zich onder leiding van G. Kiklo Konton zou willen inspannen voor het opzetten van een anti-corruptie-commissie, een waarheidscommissie en een tribunaal voor de berechting van oorlogsmisdaden172. Volgens één bron zou ook rebellenbeweging LURD pogingen hebben gedaan om mensenrechtenschendingen tegen te gaan. Commandanten zouden zijn geïnstrueerd om alle waargenomen schendingen van de mensenrechten te rapporteren. Ook zouden commandanten die kinderen rekruteren worden bestraft. Het is niet bekend of dit ook daadwerkelijk gebeurd is of nog steeds gebeurt. Ook de internationale gemeenschap volgt de mensenrechtensituatie in Liberia met aandacht.
In VN-Veiligheidsraadresolutie 1509, waarmee de vredesmacht UNMIL in het leven wordt geroepen, wordt veel aandacht geschonken aan mensenrechtenaspecten. Het mandaat van UNMIL omvat niet alleen taken als ontwapening en toezicht op het staakt-het-vuren, maar stipuleert ook nadrukkelijk dat de blauwhelmen zullen toezien op naleving van de mensenrechten. Ook zal UNMIL het respect voor de mensenrechten bevorderen en een bijdrage leveren aan activiteiten op het gebied van de rechten van de mens van andere organisaties173. UNMIL registreert alle oorlogsmisdaden, met het oog op mogelijke vervolging in de toekomst174. UNMIL vervangt sinds 18 september 2003 het UN Peace-Building Support Office in Liberia, dat in 1997 was opgericht en er niet in was geslaagd de doelstellingen van peace-building en nationale verzoening te bereiken.
171 United Nations Humanitarian Information Centre, Who does where what database, 13 november 2003 en The Perspective, 21 oktober 2003 172 National Chronicle, 1 oktober 2003
173 Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1509 (19 september 2003) 174 Reuters, 4 november 2003; UN News Service, 6 november 2003 en Key note address by Jacques Paul Klein, 7 november 2003, gevonden op www.humanitarianinfo.org/liberia 48

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties publiceerde in augustus 2003 een rapport over de mensenrechtensituatie in Liberia. In de introductie van het rapport wordt echter al gemeld dat het zicht op de situatie gebrekkig is, gezien de evacuatie van VN-personeel in de zomermaanden en gezien het feit dat sommige delen van het land al vier jaar ontoegankelijk waren voor hulpverleners175.

De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties bracht op 11 september 2003 een rapport uit aan de Veiligheidsraad, waarin hij onder meer een beschrijving gaf van de mensenrechtensituatie in het land176.
Toezicht op de mensenrechten vindt ook plaats in het kader van de periodieke rapportage in verband met het aan Liberia opgelegde VN-embargo177. Ook de internationale mensenrechtenorganisaties Amnesty International en Human Rights Watch volgen de mensenrechtensituatie in Liberia. In aanvulling op haar hulpverleningsactiviteiten bracht Artsen zonder Grenzen in juli 2003 een rapport uit over de mensenrechtenschendingen en ontberingen die Liberiaanse ontheemden en vluchtelingen doorstaan178. Gezien de straffeloosheid onder het regime van Taylor en de chaos waaraan Liberia door de burgeroorlog voor het grootste deel van 2003 ten prooi viel, zijn slachtoffers van mensenrechtenschendingen beperkt in hun mogelijkheden hiervan aangifte te doen en kunnen zij niet in alle gevallen de bescherming inroepen van de autoriteiten179.
3.3 Naleving en schendingen
Mensenrechtenschendingen in Liberia vormen nog immer reden tot grote zorg. Ook na de ondertekening van het vredesakkoord in augustus 2003 en de installatie van de overgangsregering in oktober 2003 heerst nog een klimaat van wetteloosheid in het land. Met name de voortdurende gewapende schermutselingen tussen regeringstroepen en de rebellenbewegingen LURD en MODEL vormen het kader waarbinnen schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht plaatsvinden. 175 E/CN.4/2004/. Zie hiervoor ook paragraaf 3.3.1 en 3.3.2. 176 S/2003/875
177 Zie hierover paragraaf 2.2.3. van dit ambtsbericht. 178 Medecins sans Frontières, Liberian stories- A population caught in a cycle of violence and displacement, juli 2003
179 Amnesty International, 25 januari 2002 49

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

De Liberiaanse legerleider generaal Benjamin Yeaten liet eind augustus 2003 weten dat soldaten die zich schuldig maakten aan verkrachting of het doden van burgers zouden worden geëxecuteerd. Volgens medewerkers van hulporganisaties was van een dergelijke bestraffing van ongedisciplineerde strijders in praktijk echter geen sprake180. LURD kondigde een aantal keer aan burgers in de strijd te willen sparen, maar ook hier kwam weinig van terecht. Van de kant van MODEL bleef zelfs een dergelijke intentieverklaring uit en in de chaos van de zomer van 2003 namen schendingen van de mensenrechten door alle partijen alleen maar toe. Ook na de ondertekening van het vredesakkoord op 18 augustus 2003 blijven berichten verschijnen over mensenrechtenschendingen. Voor zo ver bekend heeft in de verslagperiode geen strafvervolging voor deze wandaden plaatsgevonden. In de volgende paragrafen wordt op de specifieke schendingen ingegaan. Hierbij dient opgemerkt te worden dat grote delen van Liberia maandenlang, met name tussen juni en september 2003, niet toegankelijk waren en dat medewerkers van internationale organisaties en NGOs in ongeveer dezelfde periode geëvacueerd waren. De beschikbare informatie blijft daarom grotendeels beperkt tot het gebied rondom Monrovia. Waar informatie over de rest van het land beschikbaar is, staat dit expliciet vermeld. Ook wordt waar mogelijk onderscheid gemaakt tussen de periode dat Charles Taylor nog president was en de periode daarna. 3.3.1 Vrijheid van meningsuiting
Vrijheid van meningsuiting wordt door de grondwet gegarandeerd. Tijdens het bewind van oud-president Taylor werd deze vrijheid in de praktijk echter ernstig beknot. Onafhankelijke media werd het werken soms onmogelijk gemaakt en openbare kritiek op de president werd in de dagen van Taylor niet getolereerd. Ook was er sprake van zelfcensuur onder journalisten. De internationale mediaorganisatie Reporters sans Frontières plaatste Liberia in oktober 2003 op de hondertweeëndertigste positie van de 166 landen tellende ranglijst van persvrijheid181.
In zijn inauguratietoespraak op 14 oktober 2003 kondigde de voorzitter van de overgangsregering Gyude Bryant niettemin aan, dat de transitieregering de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid zal aanmoedigen, omdat dat het middel bij uitstek is om de regering transparant en verantwoordelijk te laten opereren182. De veelal analfabete Liberianen blijken dankzij radio-uitzendingen 180 IRIN, 28 augustus 2003
181 PANA, 23 oktober 2003
182 Induction address by His Excellency C. Gyude Bryant, 14 oktober 2003 50

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

van onder meer de BBC goed op de hoogte van de situatie in Liberia, ook in het binnenland.
Tijdens het bewind van oud-president Taylor werden de media in Liberia gedomineerd door het Liberian Communication Network (LCN), waarvan president Taylor en zijn partij NPP de eigenaar zijn. LCN omvatte een eigen televisiestation, Kiss TV, twee FM radiostations (waaronder Kiss FM, het enige radiostation met landelijk bereik) en een kortegolfradiostation. Het netwerk publiceerde zelf twee kranten en bezat bovendien zijn eigen drukpers, waarop alle particuliere kranten werden gedrukt, waardoor het mogelijk was onwelgevallige publicaties tegen te houden183. Sinds het vertrek van Taylor naar Nigeria en de ondertekening van het vredesakkoord in augustus 2003 is het media-imperium van de NPP in verval184.
Het particuliere medianetwerk van oud-president Taylor overvleugelde tijdens zijn bewind de staatsomroep, het Liberian Broadcasting System (LBS). Het LBS- radiostation Radio Liberia bereikt vooralsnog alleen Monrovia. De journalisten van het LBS protesteerden in oktober 2003 tegen de hernieuwde benoeming van Allison Barco als hoofd van de staatsomroep, omdat deze bekend stond als Taylor- propagandist en vanwege de achterstand in de salarisbetalingen waarvoor hij verantwoordelijk werd gehouden185.
In de verslagperiode werden meerdere kranten uitgegeven, zowel Taylor-gezinde dagbladen als kranten die zich kritisch uitlieten over diens regering, en zowel kranten die worden uitgegeven door de staat als onafhankelijke kranten186. De Liberiaanse media zijn het slachtoffer geworden van onderdrukking van de persvrijheid, en van verwoesting door oorlogsgeweld. In juni 2003 had Taylor nog zes lokale radiozenders in Centraal-Liberia laten sluiten, waaronder The Voice of Kakata en The Voice of YMCA. Verschillende mediagebouwen raakten tijdens de gevechten in Monrovia in juni en juli 2003 beschadigd. Radio Veritas, een onafhankelijk radiostation dat wordt beheerd door het Catholic Media Centre in Monrovia, werd op 19 juli 2003 getroffen door mortiervuur. Het radiostation DC- 101, dat inmiddels weer beperkt in de lucht is, had na aanvaringen met Taylor reeds een discussieprogramma moeten sluiten en stopte tussen juni en augustus 2003 helemaal met uitzenden vanwege de gevechten in Monrovia. Het Liberia Institute of Journalism viel ten prooi aan plunderingen en kon daardoor een tijdlang geen journalistieke trainingen meer geven. Ook de Talking Drum Studios, 183 BBC News Country profile Liberia d.d. 14 oktober 2003 184 AFP, 8 oktober 2003; PANA, 23 oktober 2003 en IRIN, 20 oktober 2003 185 BBC News Country profile Liberia d.d. 29 april 2003 en IRIN, 17 oktober 2003 186 U.S. Department of State, Country Reports on Human Rights Practices 2002 51

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

dat met steun van de NGO Search for Common Ground radiomakers traint en programma's over sociale verzoening maakt, was geplunderd187. In de verslagperiode werden journalisten het slachtoffer van gewelddadigheden. De Media Foundation of West Africa (MFWA) berichtte op 17 juni 2003 dat tijdens de gevechten in Monrovia tussen regeringstroepen en de LURD tenminste 25 journalisten uit hun huizen waren gedreven, terwijl andere beroofd, ontvoerd en gemarteld waren door zowel regeringstroepen als LURD-strijders. Journalisten en mensenrechtenactivisten zouden volgens de MFWA het zwaarst van alle burgers getroffen zijn door gerichte en systematische plundering, brandstichting en verkrachting. Eind mei 2003 was Stanley McGill, journalist van de onafhankelijke krant The News, beroofd door leden van de Taylor-gezinde ATU, om op 5 juni opnieuw belaagd en bestolen te worden door gewapende mannen. Verslaggevers Bobby Tapson en Bill Jarkloh, ook van The News, werden samen met journalist Joe Watson van de staatsomroep Liberia Broadcasting System op 12 juni 2003 ontvoerd door de LURD en na een paar dagen weer vrijgelaten188. De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties berichtte dat regeringsfunctionarissen specifiek vertegenwoordigers van de media en mensenrechtenactivisten aanvielen189.
De mensenrechtenactivist Aloysius Toe, Secretaris-Generaal van de Liberia Coalition of Human Rights Defenders190 werd sinds november 2002 zonder proces vastgehouden in Monrovia. Toen Toe in juni 2003 zou voorkomen, bleken de juryleden op de vlucht te zijn geslagen voor de rebellenaanval op Monrovia, waardoor de rechtszaak geen doorgang kon vinden. Op 23 juni 2003 verliet Toe met zijn medegevangenen de gevangenis, toen ook de bewakers verdwenen bleken en er chaos heerste in Monrovia. Nadat hij zich twee weken had schuil gehouden in Monrovia, slaagde Toe er uiteindelijk in naar Ghana te reizen191. Sinds half september 2003 heeft Toe zijn activiteiten ten behoeve van de mensenrechten in Liberia hervat.
Sinds het vertrek van oud-president Taylor en na de installatie van de overgangsregering in oktober 2003 lijken de media in Liberia weer op te krabbelen uit het dal. In november 2003 liet de leider van de overgangsregering, Bryant, weten het uitzendverbod voor het onafhankelijke station Star Radio op te heffen, dat in maart 2000 door Taylor was ingesteld wegens het uitzenden van 187 IRIN, 20 oktober 2003
188 IRIN, 17 juni 2003
189 E/CN.4/2004/5
190 zie hierover ook paragraaf 3.3.2 van dit ambtsbericht 191 Amnesty International, AFR 34/032/2002, 9 december 2002 en Amnesty International, `De duivel is vervangen door het kwade', Wordt vervolgd, september 2003 52

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

`haatdragende boodschappen tegen de Liberiaanse regering'. Verder bestaan er plannen om nieuwe kranten op te zetten en wil het Liberia Institute of Journalism een eigen radiozender oprichten192.
De Press Union of Liberia, een onafhankelijke vereniging van journalisten, die eerder al een vergunning had bemachtigd om onafhankelijke persactiviteiten te starten, verzilverde deze vergunning in oktober 2003 door de organisatie van een conferentie over de rol van media in de overgangsperiode. Het toen nog aanstaande parlementslid Commany Wesseh van het Center for Democratic Empowerment (zie paragraaf 3.2), sprak zich daar uit voor een sterke rol van de media193.
Niettemin was een maand eerder de journalist Ceasar Padmore van de onafhankelijke krant The Analyst, nadat hij zich als zodanig had geïdentificeerd, in Monrovia in elkaar geslagen en beroofd door regeringsmilities194. 3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
De grondwet (artikel 17) garandeert de vrijheid van vereniging en vergadering. Hoewel officieel een vergunning vereist was voor demonstraties195, vonden tijdens de zware gevechten om Monrovia in juni en juli 2003 spontane demonstraties plaats, en demonstraties waarvoor waarschijnlijk door de chaotische toestand vooraf geen toestemming was gevraagd. Het ging hierbij onder meer om een demonstratie van de organisatie Women in Action for Peace Building en een demonstratie van 2000 oorlogsveteranen uit de oorlog tussen 1990-1997, die bij de Amerikaanse ambassade aandacht vroegen voor hun (veiligheids-)positie na het vertrek van hun leider, president Taylor196. Hoewel er vele politieke partijen in Liberia aanwezig waren, verbleven de oppositieleiders tijdens het bewind van Taylor bijna allen in het buitenland197 en maakte de regering-Taylor het de oppositie zeer moeilijk om te opereren. Leden van oppositiegroepen en mensenrechtenactivisten werden onder Taylor 192 IRIN, 20 oktober 2003 en 3 november 2003 193 U.S. Department of State, Country Reports on Human Rights Practices 2002 en The Inquirer, 3 oktober 2003
194 IRIN, 22 september 2003
195 ReliefWeb, 14 september 2002 en Report of the Secretary-General on the situation in Liberia pursuant to the letter dated 29 November 2002 (S/2002/1305) from the President of the Security Council, S/2003/227 (26 februari 2003) 196 IRIN, 17 juni 2003 en 11 juli 2003 197 Zie hierover ook paragraaf 2.2.2 van dit ambtsbericht 53

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

geïntimideerd, zonder enig proces gearresteerd en gevangen genomen, waarbij mogelijk sprake was van foltering of mishandeling. Sinds de ondertekening van het vredesakkoord in augustus 2003 is een aantal oppositieleiders naar hun vaderland teruggekeerd.
Zo is Ellen Johnson Sirleaf, leider van de Unity Party, vanuit Ivoorkust teruggekeerd naar Liberia, waar zij op verzoek van regeringsvoorzitter Bryant de Governance Reform Commission zal gaan leiden. Naast de Unity Party zijn er in Liberia zeventien politieke partijen. Deze waren alle betrokken bij het sluiten van het vredesakkoord op 18 augustus 2003 en mochten gezamenlijk kandidaten aanleveren voor de overgangsregering en voor het overgangsparlement. Het gaat hierbij, behalve om de Unity Party, om de National Patriotic Party (NPP) van oud-president Charles Taylor, de Liberia Unification Party van Charles Brumskine, waarin voornamelijk mensen van Kpelle afkomst vertegenwoordigd zijn, de New Deal Movement van George Kieh, Liberian People's Party van Togba-Nah Tipoteh, de Liberia Action Party van Cletus Wotorson, de United People's Party van Baccus Matthews, de Labor Party, de National Democratic Party, de Reformation Alliance Party, de True Whig Party, de Liberia National Union, de Progressive People's Party, de National Reformation Party, de People's Democratic Party, de Free Democratic Party, de All-Liberian Coalition Party (voortgekomen uit ULIMO-K) en de Equal Rights Party198. 3.3.3 Vrijheid van godsdienst
In Liberia wonen christenen, moslims en aanhangers van traditionele godsdiensten199. In de Inter-Religious Council, die wordt geleid door de Aartsbisschop van Monrovia, Michael Francis, zijn christenen en moslims verenigd200. Er zijn tevens buitenlandse zendingsgroepen aanwezig in Liberia, waaronder baptisten, rooms-katholieken en Jehova's getuigen. De grondwet (artikel 14) garandeert de vrijheid van godsdienst. Elke godsdienstige gezindte is voor de wet gelijk. In de Liberiaanse maatschappij is men wettelijk vrij om een godsdienst te belijden. Liberia kent het principe van gescheiden staat en kerk en heeft daarom geen staatsgodsdienst. De regering respecteert het recht van vrijheid van godsdienst in de praktijk.
Alle organisaties, ook religieuze groeperingen, moeten geregistreerd zijn bij de overheid en het doel van hun organisatie vastleggen. Traditionele inheemse 198 Zie hierover ook paragraaf 2.2.2 van dit ambtsbericht 199 Zie hierover paragraaf 2.1.1. van dit ambtsbericht. 200 PANA, 28 oktober 2003
54

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

godsdienstgroeperingen zijn echter gevrijwaard van deze plicht. Registratie is routinematig en er zijn geen gevallen bekend dat het registratieproces moeizaam of discriminerend verloopt201.
De wet verbiedt religieuze discriminatie, maar moslimleiders klagen over discriminatie. Alhoewel er moslims zijn die hogere overheidsfuncties bekleden, hebben moslimleiders toch het gevoel dat moslims gepasseerd worden en onvoldoende mogelijkheden tot ontplooiing hebben. Met name in de steden komt dit voor en is sprake van discriminatie, maar deze lijkt eerder gebaseerd te zijn op etnisch-politieke gronden dan op religieuze gronden. Er zijn geen gevallen bekend van aanhoudingen en gevangennemingen op grond van godsdienstige overtuiging202.
De Liberiaanse Raad van Kerken, die zowel de protestantse als de katholieke kerken omvat, kreeg in 2002 een conflict met de toenmalige president Taylor over onder meer polygamie. De meeste kerkelijke leiders zijn in die tijd naar Ghana vertrokken203.
Ook zijn er berichten dat leden van de Gbandi-bevolkingsgroep, en dan met name de moslims onder hen, door de regeringstroepen werden gezien als sympathisanten van de LURD, enkel op grond van hun islamitische achtergrond, die ze delen met veel Mandingo, de overheersende bevolkingsgroep binnen de LURD204. 3.3.4 Bewegingsvrijheid
Volgens artikel 13 (b) van de Liberiaanse grondwet heeft iedere Liberiaanse burger het recht om zonder voorafgaande voorwaarden Liberia binnen te komen en te verlaten op elk gewenst moment.
De gevechten die grote delen van Liberia tussen met name februari en september 2003 teisterden, beperkten de bewegingsvrijheid van de burgers echter op ernstige wijze. Veel burgers die de onveilige gebieden wilden ontvluchten, bleken niet meer in staat veilig de omgeving van Monrovia te bereiken, of wel doordat ze kwamen vast te zitten tussen de schotenwisselingen, of wel doordat ze tijdens hun vlucht werden lastiggevallen door rebellen en/of regeringstroepen. 201 U.S. Department of State, Reports on Human Rights Practices 2002 - Liberia 202 U.S. Department of State: International Religious Freedom Report 2002, Liberia, oktober 2002
203 Trouw, 12 augustus 2003
204 E/CN.4/2004/5. Zie over de veelal islamitische Mandingo paragraaf 3.4.2 van dit ambtsbericht

---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Volgens Human Rights Watch, dat tussen 23 augustus en 9 september 2003 vraaggesprekken afnam onder ontheemde burgers, eisten gewapende strijders systematisch geld en goederen op van vluchtelingen en versperden ze hen zelfs de weg naar veiligheid. Ook Artsen zonder Grenzen berichtte dat burgers die op de vlucht wilden slaan voor geweld soms opzettelijk werden tegengehouden aan de rand van hun dorp en dat vrijwel iedereen onderweg geld en bezittingen werden afgenomen. Veel ontheemden reisden alleen 's nachts, uit angst voor aanvallen op hun lijf en goed overdag205.
Vanuit Buchanan kwamen berichten dat MODEL het de burgers, inclusief ongeveer 30.000 ontheemde burgers die daar hun toevlucht hadden gezocht, verbood de stad te verlaten tussen juli en begin oktober 2003, onder het mom van veiligheidsmaatregelen. MODEL had ook een avondklok ingesteld in Buchanan, die pas halverwege oktober 2003 weer werd opgeheven. Inwoners meldden echter ook daarna nog dat burgers die niet bevriend waren met MODEL-strijders en zich 's avonds op straat begaven werden vastgezet tot de volgende morgen206. Artsen zonder Grenzen rapporteerde over incidenten waarbij identiteitskaarten van burgers werden ingenomen bij controleposten, zoals in tenminste een geval gebeurde in Noord-Monrovia207.
OCHA berichtte op 22 september 2003 dat de LURD in Gbarnga vrouwen dwong rijst te oogsten. Ook MODEL maakte zich volgens OCHA schuldig aan dwangarbeid van burgers, met name in Buchanan. Halverwege november 2003 werd bekend dat de LURD bij Gbarnga voertuigen alleen doorliet na betaling208. Naast de beperking van de bewegingsvrijheid van burgers hebben ook systematische gedwongen verplaatsingen van burgers plaatsgevonden. De LURD heeft een ontheemdenkamp in Bomi in brand gestoken om de bewoners weg te jagen. De LURD-basis Tubmanburg werd begin september 2003 door burgers nog omschreven als `het wilde westen'. Volgens MODEL werden eind oktober 2003 dorpen in de provincie Grand Bassa platgebrand door aanhangers van de verdreven president Taylor209.
Tijdens de verslagperiode werd ook de bewegingsvrijheid in en uit Liberia beperkt. In de eerste plaats kwam dit doordat de toenmalige regering-Taylor in 205 Human Rights Watch, Liberia: Greater protection required, 9 september 2003 en Médécins sans frontières, Liberian stories, juli 2003 206 UNHCR, 1 september 2003, Médécins sans frontières, Liberian stories, juli 2003 en IRIN, 24 oktober 2003
207 Médécins sans frontières, Liberian stories, juli 2003 208 IRIN, 17 november 2003
209 S/2003/875; Human Rights Watch, Liberia: Greater protection required, 9 september 2003 en IRIN, 23 oktober 2003
56

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

februari 2003 een uitreisvisum had verplicht gesteld voor een ieder die het land wilde verlaten, Liberiaan of niet-Liberiaan. Op 14 oktober 2003, de dag van zijn aantreden, trok de voorzitter van de overgangsregering Gyude Bryant de omstreden visumbepaling in210.
Het spreekt voor zich dat de vele op de vlucht geslagen burgers niet over een uitreisvisum beschikten toen dit nog een vereiste was voor het oversteken van de grens. Bij de grensovergangen naar Sierra Leone en Guinee vroegen regeringssoldaten en rebellen stelselmatig hoge bedragen om gevluchte burgers door te laten. Vluchtelingen die geen geld hadden, werden bestolen van de bezittingen die ze bij zich droegen. Ook konden burgers `betalen' voor de grensoversteek via dwangarbeid of onderwerping aan verkrachting. In sommige gevallen werd de doorgang naar Guinee pertinent geweigerd, vooral aan jonge mensen, die vervolgens door met name de LURD werden ingezet als dwangarbeiders. Gevluchte jonge mannen werden ook vanuit Guinee teruggestuurd om te werken211.
Op 22 december 2003 verlengde de Veiligheidsraad de sancties jegens Liberia tot 22 december 2004. Dit betekent dat er buitenlandse reisrestricties blijven bestaan voor belangrijke leden van de regering van oud-president Taylor, de krijgsmacht en hun partners. De VN zal in de eerste helft van 2004 een lijst opstellen van andere personen die een bedreiging vormen voor het Liberiaanse vredesproces en voor wie deze beperkingen om die reden ook zullen gelden212. Identiteitskaart
In 1990 is vanwege de burgeroorlog de afgifte van identiteitskaarten gestopt. Voor zover bekend is die afgifte tot op heden niet hervat. Paspoort
Tot in ieder geval juni 2003 dienden paspoorten in persoon te worden aangevraagd bij het Bureau Paspoorten van het ministerie van Buitenlandse Zaken, na betaling bij het ministerie van Financiën. Voor een aanvraag waren de volgende documenten vereist: het betalingsbewijs, de geboorteakte, een eventueel vorig paspoort, een laisser-passer (fungerend als identiteitskaart), twee pasfoto's, een verklaring van goede zeden af te halen bij de politiediensten en een `verklaring van Liberiaan-zijn', opgemaakt op basis van de getuigenis van twee Liberiaanse personen woonachtig in Liberia. Ook een taaltoets maakte deel uit van de procedure. Deze paspoortinstructie werd in praktijk echter niet nageleefd; ook een ander dan de aanvrager zelf kon een paspoort aanvragen of ophalen. Ook gold dat 210 US State Department, Human Rights Report, Liberia 1997; US State Department, Human Rights Practices Report, Liberia 1998 en IRIN, 15 en 26 februari 2002 en 14 oktober 2003 211 Médécins sans frontières, Liberian stories, juli 2003 212 S/RES/1521
57

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

personen niet altijd de Liberiaanse nationaliteit hoefden te bezitten om in aanmerking te komen voor een Liberiaans (diplomatiek) paspoort. Het is niet bekend of deze procedure en de afwijkingen daarop voor het aanvragen van paspoorten nog steeds gelden.
Reismogelijkheden
De zeehaven van Monrovia, Freeport, is in handen van UNMIL. De toegang tot de haven wordt door UNMIL gecontroleerd. Het is niet bekend in hoeverre deze controles afdoende zijn. Op het haventerrein zijn voor de overslag van goederen vele burgers werkzaam.
3.3.5 Rechtsgang
De grondwet stipuleert een onafhankelijke rechterlijke macht. De rechtspraak is gebaseerd zowel op de Amerikaanse common law principes als op ongeschreven gewoonterecht. Volgens de grondwet heeft de verdachte het recht op een eerlijk proces, maar dit recht werd onder het bewind van Taylor, in het bijzonder op het platteland, geschonden. In de praktijk was de rechterlijke macht onderworpen aan politieke, sociale en financiële druk, waardoor een eerlijke rechtsgang niet gegarandeerd was213. De rechterlijke macht in Liberia stond bekend als politiek beïnvloedbaar en corrupt214. Onder het vredesakkoord is de structuur van de rechterlijke macht ongewijzigd gebleven; wel zijn alle leden van het hooggerechtshof door staatshoofd Bryant, in samenspraak met de Orde van Advocaten, de National Bar Association, vervangen215. Gezien de straffeloosheid onder het regime van Taylor en de chaos waaraan Liberia door de burgeroorlog voor het grootste deel van 2003 ten prooi viel, zijn slachtoffers van mensenrechtenschendingen beperkt in hun mogelijkheden hiervan aangifte te doen en kunnen zij niet in alle gevallen de bescherming inroepen van de autoriteiten216.
Het vredesakkoord van 18 augustus 2003 spreekt van de oprichting van een Waarheids- en Verzoeningscommissie, die belast zal zijn met het vraagstuk van strafvrijstelling, rehabilitatie van slachtoffers, en onderzoek naar de fundamentele wortels van het Liberiaanse conflict217. De voorzitter van de overgangsregering, Gyude Bryant, sprak tijdens zijn inauguratiespeech op 14 oktober 2003 over de 213 U.S. Department of State, Reports on Human Rights Practices 2002 - Liberia 214 U.S. Department of State, Country Reports on Human Rights Practices ­2001, Liberia. Zie hierover ook paragraaf 3.3.5 van dit ambtsbericht. 215 Comprehensive peace agreement, 18 augustus 2003 216 Amnesty International, 25 januari 2002 217 The EIU, Country Report Liberia, september 2003, p 14 58

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

overgang van wetteloosheid en straffeloosheid naar respect voor de rule of law, respect voor de mensenrechten en voor sociale rechtvaardigheid. Bryant riep burgers op om melding te maken van wangedrag en mensenrechtenschendingen die gewapende strijders hadden begaan na de ondertekening van het vredesakkoord op 18 augustus 2003218.
In andere uitlatingen heeft Bryant zich tot op heden echter geen voorstander getoond van berechting van misdaden die tijdens de burgeroorlog zijn gepleegd; volgens hem zijn allen slachtoffer en dreigt het risico van vergelding219. Volgens Speciaal VN-Gezant Jacques Klein is het niet aannemelijk dat er middelen zullen worden gevonden om een separaat hof voor oorlogsmisdaden in Liberia in te stellen.
Op 8 oktober 2003 ratificeerde Liberia het Statuut van het Internationaal Strafhof en waarschuwde de VN de strijdende partijen dat oorlogsmisdaden begaan na die datum pertinent niet onder een eventuele amnestieregeling zouden vallen220. De mogelijkheden voor berechting door het Internationaal Strafhof worden echter beperkt doordat Liberiaanse mensenrechtenschenders met een Amerikaans paspoort de dans zouden ontspringen. De Liberiaanse regering sloot namelijk net voor het aantreden van de overgangsregering onder leiding van Bryant een verdrag met de Verenigde Staten, waarin Liberia toezegt geen Amerikaanse burgers uit te leveren aan het Internationaal Strafhof221. Wel is in het vredesakkoord van 18 augustus 2003 bepaald dat mensen die willen toetreden tot het herstructureerde Liberiaanse leger zullen worden gescreend op mensenrechtenschendingen222.
3.3.6 Arrestaties en detenties
Tijdens het bewind van de op 11 augustus 2003 teruggetreden president Taylor waren willekeurige aanhoudingen en detenties niet ongewoon in Liberia. Dit gebeurde veelal omdat de Liberiaanse overheid mensen ervan verdacht banden te hebben met de LURD. Met name journalisten, leden van oppositiepartijen en mensenrechtenactivisten liepen het risico onrechtmatig te worden gearresteerd en gedetineerd. Veelal werden dergelijke - kortdurende - detenties niet geregistreerd. Volgens de wet moet aan iemand die wordt gearresteerd binnen twee dagen 218 Induction address by His Excellency C. Gyude Bryant, 14 oktober 2003 en IRIN, 15 oktober 2003
219 Africa News Update, 20 oktober 2003 en AFP 15 oktober 2003 220 IRIN, 12 november 2003
221 International Crisis Group, 3 november 2003 222 Comprehensive peace agreement, 18 augustus 2003 59

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

bekend worden gemaakt waarvan hij wordt verdacht, maar in de praktijk werd deze regel veelvuldig geschonden.
In zijn rapport aan de VN-Veiligheidsraad van september 2003 maakte de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties melding van willekeurige arrestaties en detenties223. Tijdens de verslagperiode was de situatie in Liberia echter lange tijd dusdanig chaotisch, dat tot dusverre nauwelijks specifieke gevallen van onrechtmatige arrestaties en detenties bekend zijn gemaakt. In Buchanan werden burgers door MODEL vastgehouden omdat zij ervan werden verdacht regeringssoldaten te zijn, maar na bemiddeling van onder meer kerkelijk instanties werden zij weer vrijgelaten. Het lijkt aannemelijk dat gedurende de gewapende strijd in vele gevallen tegenstanders eerder meteen gedood werden dan gevangengenomen.
MODEL was de eerste van de strijdende partijen die conform het vredesakkoord krijgsgevangenen vrijliet224.
Over het handelen van de overgangsregering ten aanzien van arrestaties en detenties is nog niets bekend. Wel berichtte regeringsleider Bryant in november 2003 dat de gevangenis van Monrovia `leeg' was. 3.3.7 Mishandeling en foltering
Mishandeling en foltering waren onder het regime van Taylor en tijdens de gewapende strijd in Liberia aan de orde van de dag. Zowel regeringstroepen ((zowel het reguliere Liberiaanse leger als gewapende groeperingen die specifiek de persoon Charles Taylor steunen) als leden van de LURD en MODEL zijn verantwoordelijk voor moorden, foltering en verkrachtingen. Amnesty International en de Liberiaanse NGO Justice and Peace Commission berichtten dat deze misdaden ook eind november 2003 nog plaatsvonden, met name in de provincies Bong, Nimba en Grand Bassa225. Zowel in het rapport van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, als in het verslag over de eerste helft van 2003 van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten wordt melding gemaakt van foltering en mishandeling door alle partijen. In beide rapporten worden echter met name de regeringsmilities verantwoordelijk gehouden voor martelpraktijken. In het rapport van de Secretaris-Generaal wordt gesteld dat regeringsmilities, de politie en paramilitaire 223 S/2003/875
224 IRIN, 29 oktober 2003
225 Amnesty International Press Release, 24 november 2003 en IRIN, 20 november 2003 60

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

eenheden bekend staan om hun martelkamers226, zoals de bases van de Anti Terrorist Unit (ATU) in de provincie Bong, en het centrale politiebureau in Gbarnga. De ATU, de Special Security Services (SSS), de Special Operations Division (SOD) 227 en andere gewapende groepen aan regeringszijde hebben veelal markten en ontheemdenkampen overvallen op zoek naar vermeende dissidenten of collaborateurs, meestal van de Krahn of Mandingo bevolkingsgroepen. Deze personen werden onder meer gedwongen over glas te lopen, langdurig in de zon kijken of hete pepers te eten, of hun armen werden zo strak aan elkaar gebonden op de rug dat de ellebogen elkaar raakten228. Burgers zijn volgens de Secretaris-Generaal van de VN niet alleen toevallige slachtoffers geworden van de gevechten tussen regeringstroepen en rebellen, maar vormden een direct doelwit van gewapende groepen die een terreurcampagne uitoefenden229.
Nog in september 2003, toen de West-Afrikaanse vredesmacht ECOMIL al in Monrovia gestationeerd was, verschenen berichten over foltering door leden van de Taylorgezinde ATU. Prince Kangar, een 26-jarige inwoner van Monrovia, werd door ATU-leden van straat geplukt, bestolen en gefolterd door gebruik te maken van gesmolten kaarsvet230.
Burgers uit Robertsville rapporteerden eind september 2003 dat de regeringsmilitie Wild Geese hun dorp binnenviel, burgers in elkaar sloeg, voedsel plunderde en de bevolking geld afhandig maakte231.
Eind oktober 2003 kwamen vanuit Rivercess berichten over foltering en mishandeling door MODEL-strijders, die onder meer de borsten van vrouwen zouden hebben afgebonden232. Halverwege november 2003 martelden MODEL- troepen in Buchanan burgers die van diefstal werden beticht233. Halverwege november 2003 verscheen in de Liberiaanse pers een bericht over foltering en mishandeling van burgers in de provincie Bong door LURD-strijders. Hetzelfde zou gelden voor regeringsmilities in Totota en Salala234. 226 S/2003/875
227 Zie voor de positie van deze groeperingen na de ondertekening van het vredesakkoord in augustus 2003 paragraaf 2.3
228 E/CN.4/2004/5
229 S/2003/875
230 The Inquirer, 26 september 2003
231 IRIN, 22 september 2003
232 IRIN, 23 oktober 2003
233 IRIN, 20 november 2003
234 The Inquirer, 13 november 2003
61

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Naar verluidt is sinds augustus 2003 sprake van een verschuiving in de aard van gepleegde mensenrechtenschendingen. In de gebieden waar niet meer wordt gevochten zijn de verkrachtingen en de dwangarbeid afgenomen, maar gaan diefstal en plundering met meer geweld gepaard dan voorheen. De oorzaak hiervoor zou zijn dat burgers, die vrijwel geen bezittingen meer over hebben, zich sterker zijn gaan verzetten tegen diefstal. 3.3.8 Verdwijningen
In 2003 werd regelmatig melding gemaakt van personen die verdwijnen. Met name regeringstroepen worden hiervoor verantwoordelijk gehouden. Human Rights Watch geeft een aantal ooggetuigenverslagen weer, blijkens welke burgers werden ontvoerd door regeringstroepen en vervolgens nooit meer werden teruggevonden. De genoemde gevallen hebben zich alle voorgedaan in de gebieden waar strijd wordt geleverd met de LURD. Slachtoffer worden zowel mannen, vrouwen als kinderen235.
Over het lot van de rechtenstudent Manasuah Kollison, die op 14 september 2002 werd opgepakt en zonder telastlegging vastgehouden op het hoofdkantoor van het National Bureau of Investigation236, is nog altijd niets bekend. Op 12 september 2003 werden naar verluidt vijftien personen, onder wie districtschef Gbelly Kamara, vanwege hun vermeende steun voor de LURD uit Todee ontvoerd door leden van de Taylorgezinde Wild Geese-militie237. Ook over hun lot was halverwege december 2003 niets nieuws bekend. Ook uit ontheemdenkampen werden geregeld burgers ontvoerd, die vervolgens werden ingezet in de gewapende strijd of werden gedwongen tot dwangarbeid of seksuele slavernij. Inwoners van ontheemdenkampen gaven aan de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan dat ontvoering hun grootste angst is. Ook in Monrovia hebben, op klaarlichte dag, ontvoeringen plaatsgevonden, naar verluidt door regeringsmilities238.
In de provincie River Cess zouden in november 2003 tien MODEL-strijders zijn ontvoerd door de militie van generaal Kofi239. 235 Human Rights Watch, Liberia: New Accounts Detail Abuses. Accounts from victims and witnesses to Human Rights Watch , March 2003 236 U.S. Department of State, Reports on Human Rights Practices 2002 - Liberia 237 IRIN, 15 september 2003
238 E/CN.4/2004/5
239 IRIN, 18 november 2003. Zie ook paragraaf 2.3.1 62

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden Buitengerechtelijke executies en moorden kwamen in Liberia regelmatig voor. Hoewel zowel regeringstroepen als strijders van de LURD en MODEL zich hieraan schuldig maakten, worden het officiële Liberiaanse leger, de ATU, de Special Security Service en de Special Operations Division in dit verband het meest genoemd.
Meisjes en vrouwen die zich verzetten tegen een verkrachting liepen tenminste tot en met augustus 2003 het risico te worden doodgeschoten240. Op 6 mei 2003 werd onder onduidelijke omstandigheden de Sierra Leoonse krijgsheer Sam Bockarie gedood, die door het Speciale Hof in Sierra Leone was aangeklaagd voor oorlogsmisdaden. Naar verluidt zou Bockarie in de Liberiaanse provincie Nimba een eigen actieve militie van Taylor-aanhangers hebben241, en werd hij vermoord door Taylors veiligheidsdienst, omdat het te riskant werd Bockarie te verbergen voor het Sierra Leoonse Hof, dat op de hoogte was van diens verblijfplaats.
Begin juni 2003 verdwenen twee onderministers vanwege hun vermeende betrokkenheid bij een couppoging tegen de toenmalige president Taylor. In juli 2003 werd bekend dat zowel onderminister voor Nationale Veiligheid John Yormie als zijn collega van Publieke Werken Isaac Vaye dood waren. Nadere details werden niet gegeven, maar alom wordt aangenomen dat beiden zijn omgebracht door regeringstroepen. De beide weduwes hebben herhaaldelijk om opheldering gevraagd en het vertrek van legerleider Benjamin Yeaten uit Liberia in september 2003 werd in verband gebracht met deze zaak242. De LURD schoot in de zomer van 2003 plunderaars dood in Monrovia, en liet de lichamen van de daders op straat liggen om anderen af te schrikken. Ook zou de LURD twee van zijn eigen strijders hebben gedood omdat deze burgers hadden vermoord243. Bij Gbarnga zou de LURD ook mensen standrechtelijk hebben geëxecuteerd244.
240 Human Rights Watch, Liberia: Greater protection required, 9 september 2003 en The Guardian, 8 augustus 2003 241 The EIU, Country Report Liberia, juni 2003 242 Reuters, 11 juli 2003 en IRIN, 16 juli 2003 en 1 oktober 2003 243 Nicole Itano, Small boys, 18 oktober 2003 244 Human Rights Watch, Liberia: Greater protection required, 9 september 2003 63

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

In augustus 2003 zouden regeringstroepen die in de straten van Monrovia patrouilleerden vermeende plunderaars hebben gedood245. In november 2003 troffen UNMIL-soldaten in de provincie Nimba de lichamen van recent gedode burgers aan, waarvoor MODEL verantwoordelijk wordt gehouden246.
Naast de buitengerechtelijke executies en moorden door rebellen en regeringstroepen, zijn ook berichten verschenen over eigenrichting, zelfs met de dood als gevolg, door burgers. Op 17 oktober 2003 zou een woedende menigte in Harbel op het politiebureau met stenen hebben gegooid naar de aanwezige agenten om te eisen dat een groep verdachten van gewapende overvallen die op het bureau werden vastgehouden standrechtelijk geëxecuteerd zou worden. De overvallers zouden een vrouw hebben doodgeschoten en haar man ernstig hebben verwond247. Enkele dagen later berichtte een Liberiaanse krant dat een groep burgers in Harbel een legerkamp had bestormd, waarna de menigte legercommandant Patrick Smith doodsloeg, omdat deze kort daarvoor betrokken zou zijn geweest bij de moord op een zakenman248.
3.3.10 Doodstraf
De Liberiaanse wetgeving kent de doodstraf voor moord en landverraad249. De laatste tenuitvoerlegging van de doodstraf vond volgens Amnesty International in 1995 plaats; het betrof hier rebellen van de Liberian Peace Council die wreedheden hadden begaan tegen de burgerbevolking250. Over veroordelingen tot en de uitvoering van de doodstraf zijn sindsdien geen gegevens meer voorhanden. 245 Reuters, 3 augustus 2003 246 AP World News, 9 november 2003 247 Poll Watch, 23 oktober 2003 248 The Heritage, 23 oktober 2003 249 Criminal Procedure Law, Liberia, January 1969, www.AllAfrica.com, 4 oktober 2002 250 Amnesty International, West Africa: Time to abolish the death penalty, oktober 2003 64

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

3.4 Positie van specifieke groepen
3.4.1 Meisjes en vrouwen
Maatschappelijke positie van vrouwen
De grondwet bepaalt dat de positie van mannen en vrouwen gelijk is. Echter, in de praktijk hebben vrouwen te kampen met een achterstand in hun sociaal- economische positie. Liberiaanse vrouwen maakten zich in augustus 2003 zorgen over hun inadequate vertegenwoordiging bij de vredesbesprekingen in Accra en stelden daarom in samenwerking met de Verenigde Naties de `Gouden Tulp- Verklaring' op, waarin prioriteiten voor het vredesproces en de wederopbouwperiode werden opgenomen en een comité werd opgericht om de volledige deelname van vrouwen in de wederopbouw te garanderen251. Het vredesakkoord van 18 augustus 2003 stipuleert dat bij alle benoemingen in de overgangsregering rekening gehouden moet worden met het evenwicht tussen de geslachten. Daarnaast wordt expliciet aangegeven dat de Governance Reform Commission en de National Elections Commission ook een aantal vrouwen moeten tellen252. De overgangsregering onder leiding van Gyude Bryant kent een minister voor Gender en Ontwikkeling, die wordt geleverd door een vertegenwoordiger van de ongewapende politieke partijen. Voor zover de nominaties voor ministersposten bekend zijn (zie bijlage III), zal de overgangsregering geen vrouwelijke ministers kennen, al gaan er wel namen van vrouwen rond voor het ministerschap voor Onderwijs. Seksueel geweld tegen vrouwen
Seksueel geweld tegen vrouwen komt voor in Liberia. Geweld in huiselijke kring tegen vrouwen komt bijzonder veel voor, maar wordt door regering, rechtbanken en media niet als een serieus probleem beschouwd. Enkele NGOs in Monrovia en Buchanan bleven zich inzetten om slachtoffers te helpen en om hen beter bewust te maken van hun rechten253.
Volgens het Wetboek van Strafrecht is de maximale straf voor iemand die schuldig wordt bevonden aan verkrachting tien jaar gevangenisstraf. De daders van verkrachtingen worden in Liberia echter niet of nauwelijks vervolgd. In augustus 2002 maakte President Taylor bekend dat regeringsmilitairen die zich aan het front schuldig maken aan verkrachting zouden worden geëxecuteerd. Er is 251 S/2003/875
252 Comprehensive peace agreement, 18 augustus 2003 253 US Department of State, Human Rights Practices 2002 ­ Liberia. Zie hierover ook paragraaf 3.2.2 van dit ambtsbericht 65

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

één geval bekend waarin dit met vier militairen daadwerkelijk is gebeurd, in Monrovia in juli 2003254.
In de loop van 2003 namen de berichten van verkrachting en seksuele mishandeling van vrouwen en meisjes door alle partijen alleen maar toe. Met name de Anti Terrorist Unit en regeringsmilities zouden zich schuldig hebben gemaakt aan verkrachting, seksuele mishandeling en seksuele slavernij. Op 21 juni 2003 werd een jonge vrouw die buiten het ontheemdenkamp Seigbeh ten noorden van Monrovia hout aan het sprokkelen was verkracht door een regeringssoldaat, nadat ze in de jaren negentig van de vorige eeuw al twee maal eerder het slachtoffer was geworden van (groeps-)verkrachting door gewapende strijders. Tussen begin juli en begin augustus 2003 werden alleen al in het chaotische Monrovia meer dan 600 verkrachtingen geregistreerd. Veel van de daders waren kindsoldaten van 12 jaar of jonger255. Gedurende één week in augustus 2003 werden in het Samuel K. Doe- stadion veertig voorvallen van seksueel geweld jegens vrouwen en twintig jegens jonge meisjes gemeld256.
Vooral vrouwen en meisjes die op de vlucht zijn geslagen worden op grote schaal blootgesteld aan dergelijke misdaden. Volgens de NGO Concerned Christian Community werden tijdens de oplaaiende strijd halverwege 2003 echter ook meer vrouwen dan voorheen in hun eigen huis door gewapende strijders verkracht. Van de 1500 vrouwen die deelnemen aan een traumaprogramma van deze NGO zijn 626 het slachtoffer van verkrachting257.
Vrouwen zouden ook ten prooi zijn gevallen aan verkrachting vanwege vermeende steun aan de `verkeerde kant' in het gewapende conflict. De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties stelt zelfs op basis van de wijdverbreidheid, de betrokkenheid van hooggeplaatste militairen en de straffeloosheid waarmee de daders opereren, dat verkrachting wordt ingezet als oorlogswapen258. Amnesty International berichtte eind november 2003 dat nog steeds sprake was van verkrachting door strijders van zowel Taylor-getrouwe groeperingen, de LURD als MODEL259. De Liberiaanse NGO maakte rond dezelfde tijd melding van verkrachtingen door MODEL in de provincie Grand Bassa260.
254 The Guardian, 8 augustus 2003. Het is onbekend of aan deze executie een veroordeling is voorafgegaan en het is aldus onduidelijk of het hier al dan niet om een tenuitvoerlegging van de doodstraf ging. Zie voor informatie over de doodstraf paragraaf 3.3.10 255 Médécins sans frontières, Liberian stories, juli 2003 en The Guardian, 8 augustus 2003 256 IRIN, 12 december 2003
257 Reformatorisch Dagblad, 14 augustus 2003 258 E/CN.4/2004/5
259 Amnesty International Press Release, 24 november 2003 260 IRIN, 20 november 2003

---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Human Rights Watch berichtte in september 2003 dat in het noordelijke deel van de provincie Bong ook steeds meer verkrachtingen van jongens werden gemeld261. Ook de VN berichtten over seksueel geweld jegens zowel vrouwen als mannen van alle leeftijden262.
Het VN-Bevolkingsfonds (UNFPA) is eind oktober 2003 begonnen met voorlichtingsactiviteiten over seksueel geweld, geboorteregeling, prostitutie en HIV/AIDS263.
Besnijdenis
Vrouwenbesnijdenis is in Liberia niet bij de wet verboden. Vrouwenbesnijdenis (female genital mutilation, FGM, oftewel genitale verminking) komt vooral voor op het platteland bij de meeste etnische groepen, met uitzondering van de Kru, Grebo en Krahn, de Americo-Liberianen en de islamitische Mandingo264. De genitale verminking betreft type II­ het verwijderen van de clitoris van de vrouw. In Liberia wordt de meest ernstige vorm, infibulatie, niet toegepast. Toen aan de burgeroorlog van 1989-1997 een eind kwam, was het percentage meisjes dat besneden werd volgens het U.S. Department of State gedaald tot 10%265. Niet bekend is of de laatste oorlog in het land het plattelandsleven dusdanig ontwricht heeft dat vrouwenbesnijdenis minder of juist meer zou worden uitgevoerd.
De rituelen worden uitgevoerd door geheime genootschappen bestaande uit vrouwen, Bondo en Sande genoemd en vinden plaats onder slechte medische en hygiënische condities. Gezien de huidige economische- en veiligheidssituatie is het onwaarschijnlijk dat een vrouw, die zich wil onttrekken aan besnijdenis, zich zonder meer kan vestigen in een andere stad of plaats in het land. De overheid biedt geen bescherming tegen de uitvoering van genitale verminking266. Niet-gouvernementele organisatie als Human Rights Watch Women and Children, de Association of Female Lawyers in Liberia en het Liberian Action Network zetten zich in om genitale verminking uit te roeien. Vrouwelijke militairen en politiefunctionarissen
Vrouwen kunnen dienst nemen in leger en politie. In de praktijk zijn er zowel bij de politie als bij het leger vrouwen in dienst. Volgens het VN-demobilisatieteam 261 Human Rights Watch, Liberia: Greater protection required for civilians still at risk, 9 september 2003
262 United Nationa Consolidated Appeals Proces, Liberia 2004, november 2003 263 OCHA, Liberia humanitarian briefing issue 6, 12 oktober 2003 264 US Department of State Country Report 2002: Liberia 265 Ibidem
266 Ibidem
67

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

was er in november 2003 sprake van ongeveer duizend vrouwelijke strijders, verspreid over de regeringstroepen, MODEL en LURD267. Van Black Diamond, de aanvoerder van het Women Artillery Commando van de LURD, is bekend dat zij het gewapende verzet tegen oud-president Taylor ging steunen na te zijn verkracht door diens strijders268.
Reisdocumenten
Vrouwen die meerderjarig zijn (achttien jaar of ouder) kunnen zelfstandig, derhalve zonder tussenkomst van een mannelijk familielid of echtgenoot, een reisdocument aanvragen en verkrijgen.
3.4.2 Etnische groepen en minderheden
Algemeen overzicht
Er zijn zestien hoofdbevolkingsgroepen in Liberia. Deze worden gegroepeerd op basis van de taal die zij spreken. De drie Liberiaanse taalgroepen zijn: Mende, de West-Atlantische talen en Kwa. Talen uit de Mende-groep worden gesproken door de Mandingo, Vai, Gbandi, Kpelle, Loma (ook wel Lorma genoemd), Mende, Gio (Dan) en de Mando (Mah). Talen uit de West-Atlantische groep worden gesproken door de Gola en Kissi, terwijl talen uit de Kwa-groep worden gesproken door de Bassa, Dei (Dey), Grebo, Kru, Belle en de Krahn. De bevolkingsgroepen in Liberia hebben niet alleen een eigen taal, maar ook een algemeen erkend ­ oorspronkelijk ­ grondgebied en een sterk zelfbewustzijn. Daarnaast hebben zij elk bepaalde gewoonten die kenmerkend voor hen zijn. Oorspronkelijk waren de meeste etnische groepen hoofdzakelijk agrarisch gericht. De Mandingo zijn van oorsprong handelaren afkomstig uit Guinee, die voor een groot deel de islam aanhangen. De Kru, Bassa en Grebo leefden voornamelijk van de opbrengsten van de visserij, de jacht en hetgeen de bossen opleveren. De meeste etnische groepen houden zich tegenwoordig ook bezig met andere economische activiteiten.
De Speciaal Gezant van de Secretaris-Generaal van de VN, Jacques Paul Klein, ontmoette begin oktober 2003 de traditionele chiefs van alle Liberiaanse bevolkingsgroepen om hen te betrekken bij de implementatie van het vredesakkoord. De chiefs gaven aan de oorlog beu te zijn en hun uiterste best te zullen doen het vredesproces te laten slagen269. 267 IRIN, 4 november 2003
268 Reuters, 26 augustus 2003 269 UNMIL press release, 8 oktober 2003 68

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

De positie van de verschillende etnische groepen in de Liberiaanse maatschappij De grondwet verbiedt etnische discriminatie. Alle etnische groepen hebben volgens de grondwet gelijke rechten. Echter, in de loop der jaren ontstond in politieke kringen rond de overheid een tendens om personen die tot de Mandingo en Krahn behoren te brandmerken als tegenstanders van de politieke machthebbers enkel en alleen op grond van het feit dat vele leden van die groep behoren tot de LURD. Sinds de ondertekening van het vredesakkoord op 18 augustus 2003 zijn er ook berichten dat LURD en MODEL gerichte acties ondernemen tegen respectievelijk de Loma en de Gio en Mando.
Niettemin riep een vertegenwoordiger van de LURD eind oktober 2003 alle etnische groepen, met name de Mandingo, Gio, Krahn en Mando, op zich te verenigen in het belang van vrede en stabiliteit. Ook betuigde de LURD- vertegenwoordiger spijt over de vernietiging die over de Liberianen was gekomen270.
Naar verluidt hebben in het algemeen schendingen van de mensenrechten vooral plaatsgevonden in gebieden waar de etnische afkomst van de burgerbevolking afweek van de afkomst van de aanwezige gewapende bewegingen. Hieronder volgt een overzicht van een aantal etnische groepen en hun positie in de Liberiaanse samenleving.
Mandingo
De Mandingo waren onder het Taylor-regime een kwetsbare groep. Mandingo hadden te lijden onder verhoogde repressie wegens verondersteld lidmaatschap van de LURD. De Mandingo werden geconfronteerd met discriminatie, arbitraire aanhoudingen en geweld door de overheid en haar aanhangers, louter op grond van hun etniciteit. De Mandingo zijn oorspronkelijk uit Guinee afkomstig en worden daarom, ondanks hun lange aanwezigheid in Liberia, door veel Liberianen nog steeds als buitenlanders beschouwd271.
Na de ondertekening van het vredesakkoord in augustus 2003 is de wrok onder regeringstroepen jegens de Mandingo allerminst afgenomen en er vinden dan ook nog steeds aanvallen plaats tegen burgers van Mandingo-afkomst. Volgens Human Rights Watch spelen de misdragingen van het regeringsleger en andere regeringstroepen (onder meer verkrachting, plundering en gedwongen rekrutering) zich vooral af in de provincie Lofa, één van de Liberiaanse regio's waar veel Mandingo leven272. Artsen zonder Grenzen berichtte dat mensen uit Lofa (de provincie waar de LURD-opstand in 1999 begon) tenminste tot juli 2003 tot in 270 The Analyst, 27 oktober 2003
271 Human Rights Watch jaarrapport 2003; Brief Amnesty International afdeling Nederland aan Minister Nawijn d.d. 27 januari 2003 en International Crisis Group, 3 november 2003 272 Human Rights Watch, Liberia: Greater protection required, 9 september 2003 69

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Monrovia werden lastiggevallen door regeringstroepen en dat ook mensen uit Lofa in ontheemdenkampen vreesden voor aanvallen273.
Gbandi
De Gbandi komen, in tegenstelling tot vele andere bevolkingsgroepen die ook in buurlanden voorkomen, alleen in Liberia voor. Onder de Gbandi zijn veel moslims. Toen tijdens de burgeroorlog begin jaren negentig van de vorige eeuw de ULIMO-K factie Lofa County veroverde, spaarden zij de Gbandi vanwege hun islamitische achtergrond.
De Gbandi hadden gedurende 2003 te lijden van aanvallen van de regeringstroepen in de provincie Lofa, met name in het Kolahun gebied, de thuisbasis van de Gbandi. Volgens schattingen zijn tussen eind 1999 en begin 2003 in Kolahun tussen 300-700 doden gevallen. De mate van gruweldaden in de Gbandi dorpen is mede zo hoog, omdat deze dorpen afwisselend in handen vielen van regeringstroepen en de LURD. Enerzijds hebben de gruweldaden tegen de Gbandi te maken met de ligging van hun dorpen in het oorlogsgebied. Anderzijds worden de Gbandi, en dan met name de moslims onder hen, door de regeringstroepen gezien als sympathisanten van de LURD, enkel op grond van hun islamitische achtergrond, die ze delen met veel Mandingo274. Er is overigens geen zichtbare steun van de Gbandi voor de LURD. Het is niet bekend in hoeverre de Gbandi ook nu nog te vrezen hebben voor vervolging op basis van hun etnische afkomst.
Krahn
Onder het Taylor-regime waren de Krahn een kwetsbare groep. Sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw bestaat tussen de Krahn en Taylor een vijandschap. Taylorgezinde groeperingen beschuldigen de Krahn van steun aan de LURD. Sinds de opkomst van MODEL, dat voornamelijk uit Krahn bestaat, wordt met nog groter wantrouwen dan voorheen aangekeken tegen de Krahn bevolkingsgroep. Vanwege hun vermeende affiliatie met de rebellen vallen burgers van Krahn afkomst ten prooi aan willekeurige arrestaties, geweld en marteling door regeringstroepen275. Het is niet bekend in hoeverre de Krahn ook nu nog te vrezen hebben voor vervolging op basis van hun etnische afkomst. Overige groepen
Afgezien van het geweld van regeringstroepen jegens etnische groepen die de rebellen zouden steunen, verschenen in september 2003 ook berichten over burgers die Liberia ontvluchtten omdat ze naar eigen zeggen vanwege hun etnische afkomst bang waren voor vervolging door de LURD. Tussen 13 en 23 273 Médécins sans frontières, Liberian stories, juli 2003 274 Liberia Democracy Resource Center en E/CN.4/2004/5 275 E/CN.4/2004/5
70

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

september 2003 arriveerden in Guinee 4500 Liberiaanse burgers van de Loma- bevolkingsgroep die op de vlucht waren geslagen vanuit de provincie Lofa toen regeringstroepen wegtrokken en ze wraak vreesden van binnenkomende LURD- strijders276.
Liberianen van Krahn-afkomst, die de grootste groep vormen binnen MODEL, zouden het op hun beurt vooral gemunt hebben op leden van de Gio- en Mando- bevolkingsgroepen. De Mando en de Gio komen oorspronkelijk uit de provincie Nimba. Liberiaanse vluchtelingen van Mando- of Gio-afkomst liepen in ieder geval tot september 2003 het risico tot in West-Ivoorkust slachtoffer te worden van geweld van de Krahn. Amnesty International berichtte eind november 2003 dat Gio- en Mando-burgers in de provincie Nimba vanwege hun vermeende steun aan oud-president Taylor worden aangevallen door MODEL-strijders277. Intussen tracht een hoge bestuurder uit de provincie Nimba de langlopende animositeit tussen inwoners van zijn provincie (de Mando en de Gio) en de inwoners van het naastgelegen Grand Gedeh (Krahn) uit de wereld te helpen door burgers uit de beide provincies met elkaar in contact te brengen278. 3.4.3 Dienstplicht en desertie
Er is geen algemene dienstplicht in Liberia. Echter, er vonden in Liberia tenminste tot in juli 2003 door zowel de regering, de LURD als MODEL gedwongen rekruteringen plaats van zowel kinderen als volwassenen279. Ook werd onder de terugkerende vluchtelingen gerekruteerd. Voor het Liberiaanse leger is er sprake van desertie wanneer een militair zijn werk voor een periode van meer dan negentig dagen staakt. Hij zal dan beschuldigd worden van desertie en zijn zaak zal conform de Uniform Code of Military Justice (UCMJ) behandeld worden. Als hij schuldig wordt bevonden, kan hij vastgezet worden, of wordt hij uit de dienst ontslagen. Er is sprake van Absent Without Leave indien een militair zijn werk of post voor een periode korter dan negentig dagen zonder autorisatie heeft verlaten. Hij zal dan afhankelijk van de periode van afwezigheid enkele dagen worden gedetineerd. Ook kan zijn salaris worden ingehouden. Conform de UCMJ zal iemand worden bestraft wanneer hij weigert om een militaire plicht uit te voeren.
276 Reuters, 23 september 2003 277 Amnesty International Press Release, 24 november 2003 278 The Inquirer, 22 oktober 2003 279 S/2003/875
71

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Het leger beschikt over een handboek, het zogenoemde field manual. Dit field manual bevat de bepalingen en de beperkingen, waaraan het leger onderworpen is. De inhoud hiervan is afgeleid uit de Uniform Code of Military Justice. Niet al het legerpersoneel hoeft dit field manual bij zich te dragen. Slechts van instructeurs en trainers wordt geëist dat zij dit te allen tijde bij zich dragen. Het andere legerpersoneel wordt geadviseerd het manual bij zich te dragen. Het dient als een richtsnoer voor hun houding jegens ander legerpersoneel en burgers. Kindsoldaten
Kinderen tussen de 14 en de 17 jaar vormen het leeuwendeel van de strijdende partijen in Liberia, met name in de milities aan regeringszijde. UNICEF schat dat 10% van de Liberiaanse kinderen op een gegeven moment gerekruteerd is geweest in Liberia of daar buiten. Schattingen van het aantal kindsoldaten in Liberia lopen uiteen van 8000 tot 15.000. Een deel van deze jeugdige strijders vocht ook al tijdens de oorlog tussen 1989 en 1997; slechts eenderde van de toenmalige 15.000 kindsoldaten is destijds gedemobiliseerd, en ook nog op gebrekkige wijze. Ook zijn kindsoldaten uit Sierra Leone huurling geworden in Liberia280. Zowel regeringstroepen als de LURD en MODEL hebben kinderen - zowel meisjes als jongens - gerekruteerd die aan het front worden ingezet. De meisjes zouden vooral zijn ingezet als huishoudsters en seksslaven281. Tijdens de escalatie van het Liberiaanse conflict in juni en juli 2003 nam ook de rekrutering van kindsoldaten toe282. In sommige gevallen ging het om `vrijwillige' rekrutering. Regeringstroepen probeerden de kinderen te lokken uit vluchtelingenkampen door geld, eten of kleding te bieden. In enkele gevallen zijn kinderen op eigen initiatief in dienst van gewapende groepen getreden, waarbij het dan veelal ging om wezen die de moord op hun ouders wilden wreken. In de meeste gevallen ging het echter om gedwongen rekrutering283, waaraan in Liberia niet of nauwelijks valt te ontsnappen.
In juni 2003 werd melding gemaakt van gedwongen rekrutering van jongeren op scholen en in ontheemdenkampen, uitgevoerd door regeringstroepen. MODEL rekruteerde kinderen in vluchtelingenkampen in Ivoorkust en de LURD deed hetzelfde in ontheemdenkampen in Liberia en vluchtelingenkampen in Guinee284. 280 Reuters, 31 augustus 2003; E/CN.4/2004/5 en IRIN, 9 juni 2003, 24 september 2003 en 4 november 2003
281 IRIN, 12 december 2003
282 United Nations Report of the Secretary General, Children and armed conflict, 30 oktober 2003, A/59/546-S/2003/1053
283 UNICEF, 25 september 2003
284 Ibidem
72

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

In augustus 2003 verscheen een bericht over verkrachtingen door twaalfjarige strijders285. Volgens één journalistieke bron hebben Liberiaanse kindsoldaten aan de zijde van hun meerderjarige kameraden meegedaan met moorden, plunderen en verkrachten. Teneinde de kindsoldaten zonder vrees te laten vechten hielden hogergeplaatsten binnen de strijdende partijen de minderjarige strijders veelal onder invloed van alcohol en drugs286.
Op 30 juni 2003 beloofde de LURD geen kinderen onder de 18 jaar meer te rekruteren en de bestaande kindsoldaten te demobiliseren. Ook zouden de jeugdige strijders worden geholpen met rehabilitatie en reïntegratie in de samenleving en zouden commandanten die kinderen rekruteren worden bestraft. In hoeverre deze voornemens in de praktijk zijn gebracht is onbekend. Human Rights Watch berichtte in juli 2003 in ieder geval dat er rond Monrovia sprake was van vechtende kindsoldaten aan LURD-zijde, en dat er achter de frontlinie kinderen van rond de 12 jaar werden ingezet als drager en verzorger287. Regeringstroepen hebben tot tenminste juli 2003 nog kindsoldaten geworven. In en rond Buchanan lijkt MODEL zijn rekruteringsactiviteiten jegens kinderen aanzienlijk te hebben afgebouwd288.
UNICEF heeft zowel de Liberiaanse regering als de LURD opgeroepen geen kinderen in te zetten als strijders289. Zie voor meer informatie over kindsoldaten paragraaf 4.3.
3.4.4 Positie homoseksuelen
In de grondwet van Liberia worden geen bepalingen genoemd aangaande homoseksuelen. In het wetboek van Strafrecht (artikel 14.72, artikel 14.73 en artikel 14.74) worden homoseksuele handelingen echter `deviant social acts' genoemd en gelijkgesteld met het begaan van een ernstig misdrijf. Artikel 14.72 bepaalt dat iemand veroordeeld kan worden tot ten hoogste tien jaar gevangenisstraf, wanneer hij/zij schuldig wordt bevonden aan het begaan van provocerende gedwongen sodomy290. Artikel 14.73 bepaalt dat iemand veroordeeld kan worden voor ten hoogste drie jaar gevangenisstraf, wanneer hij/zij schuldig wordt bevonden aan het begaan van gedwongen sodomy. Artikel 14.74 bepaalt dat 285 The Guardian, 8 augustus 2003 286 IRIN, 12 december 2003
287 Human Rights Watch, 30 juli 2003 288 Human Rights Watch, Liberia: Greater protection required, 9 september 2003 289 www.allAfrica.com, 10 maart 2003 en 290 volgens Black's juridisch woordenboek wordt sodomy beschreven als "orale of anale copulatie tussen mensen, of tussen mensen en dieren" 73

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

iemand veroordeeld kan worden voor ten hoogste één jaar gevangenisstraf, wanneer hij/zij schuldig wordt bevonden aan het begaan van vrijwillige sodomy. Homoseksualiteit wordt in de Liberiaanse maatschappij afgekeurd291. Er zijn overigens geen concrete gevallen bekend van discriminatoir gedrag jegens homoseksuelen in de Liberiaanse maatschappij.

291 Legal Aid Incorporated (LAI), een Liberiaanse mensenrechtenorganisatie 74

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004


4 Migratieproblematiek
In dit hoofdstuk staat het migratievraagstuk van Liberianen centraal. Na een overzicht van de verschillende stromen op de vlucht geslagen burgers binnen en buiten Liberia, volgt in paragraaf 4.2 informatie over terugkeer van Liberianen. Vervolgens komen in paragraaf 4.3, 4.4 en 4.5 respectievelijk de migratieproblematiek omtrent minderjarigen, het beleid van andere Europese landen en het beleid van internationale organisaties aan bod. 4.1 Ontheemden- en vluchtelingenstromen in en uit Liberia 4.1.1 Buiten Liberia
De UNHCR berichtte begin november 2003 dat zo'n 257.000 Liberiaanse vluchtelingen een toevlucht hebben gezocht in de buurlanden. Van die 257.000 personen zijn ongeveer 147.000 tussen juni en augustus 2003 gevlucht, toen de gevechten rondom de hoofdstad Monrovia het hevigst waren292. Guinee
In Guinee bevonden zich volgens de UNHCR halverwege oktober 2003 ongeveer 100.000 gevluchte Liberianen. Tussen eind augustus en begin september 2003 zochten 7000 burgers uit de Liberiaanse provincies Bong en Margibi hun toevlucht in Guinee, waarvan 2000 terechtkwamen in Fassankoni. In de laatste twee weken van september 2003 kwamen er in Guinee nog eens zesduizend Liberianen vanuit Lofa bij. Deze Liberianen uit Lofa, leden van de Loma-bevolkingsgroep zeiden bij hun aankomst in de Guinese plaats Fassankoni de wraak van LURD-strijders, veelal van Mandingo-afkomst te vrezen. De UNHCR ontving ook berichten over Taylor-aanhangers die plunderend en verkrachtend rondtrokken in Lofa, Nimba en Bong en op die manier duizenden burgers naar Guinee joegen. Volgens berichten van de UNHCR viel de LURD in september 2003 in Macenta, Guinee, zowel Liberiaanse vluchtelingen als lokale burgers lastig293. Liberiaanse vluchtelingen worden blootgesteld aan pesterijen door de Guinese politie en het Guinese leger294. In enkele gevallen zijn Liberiaanse vluchtelingen na ondervraging door het Guinese leger voor korte tijd gedetineerd geweest295 en er zijn enkele meldingen dat de lokale bevolking zich keerde tegen Liberiaanse 292 UNHCR Briefing Notes, 7 november 2003 293 IRIN, 23 en 26 september 2003 en 15 oktober 2003; UNHCR News Stories, 18 en 26 september 2003; UNHCR, 30 september 2003 294 U.S. Committee for Refugees, 26 July, 2002; U.S. Committee for Refugees, World Refugee Survey 2003, Guinea.
295 U.S. Committee for Refugees, World Refugee Survey 2003, Guinea. 75

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

vluchtelingen. Na een aanval op een UNHCR-medewerker in de hoofdstad dienden de ongeveer 2500 Liberiaanse en Sierra Leoonse vluchtelingen in Conakry deze stad voor 31 augustus 2003 te verlaten. Degenen die weigeren te vertrekken naar vluchtelingenkampen of het land van herkomst, lopen het risico gedeporteerd te worden296.
Sierra Leone
In Sierra Leone bevonden zich halverwege oktober 2003 62.000 Liberiaanse vluchtelingen. De toestroom van Liberianen nam in juni 2003 toe, toen regeringstroepen strijd leverden met de LURD om de hoofdstad Monrovia. Alleen al op 12 juni 2003 arriveerden in Sierra Leone vijfhonderd Liberiaanse vluchtelingen. Door deze toestroom konden niet alle vluchtelingen geregistreerd worden, waardoor aan Liberianen in voorkomende gevallen geen voedsel werd verstrekt297.
Liberiaanse vluchtelingen worden in Sierra Leone zoveel mogelijk opgevangen buiten het instabiele grensgebied met Liberia298. Liberiaanse militairen en rebellen worden gescheiden van burgers opgevangen299. Dit gold bijvoorbeeld voor de soldaten van het officiële regeringsleger die samen met Liberiaanse burgers in juni 2003 Lofa ontvlucht waren en hun toevlucht zochten in Sierra Leone. Enkele maanden later, in september 2003, weigerden Sierra Leoonse grenswachters bij de Mano River Bridge-grenspost echter een groep van ongeveer duizend vluchtelingen de toegang tot Sierra Leone. Onder de vluchtelingen zouden zich namelijk personen bevinden die aan de zijde van de LURD hadden gevochten, en personen die geplunderde goederen bij zich droegen. De leiders van Sierra Leone, Guinee en Ivoorkust hadden met het oog op de regionale stabiliteit de wens uitgesproken dat alle gewapende strijders binnen de Liberiaanse grenzen zouden blijven en aldaar gedemobiliseerd zouden worden300. Ivoorkust
In Ivoorkust bevonden zich halverwege oktober 2003 40.000 Liberiaanse vluchtelingen. De levensomstandigheden van de Liberianen in (West-)Ivoorkust zijn vaak slecht. Veel Liberiaanse vluchtelingen in West-Ivoorkust zijn vrouwen en (vaak onbegeleide) kinderen, omdat de mannen bij de grens werden tegengehouden en ingezet als dwangarbeiders bij de Liberiaanse strijdende partijen301.
296 IRIN, 17 July 2003 en UNHCR Global Appeal 2003 Guinea 297 IRIN, 16 juni 2003 en 15 oktober 2003 en Médécins sans frontières, Liberian stories, juli 2003
298 Zie hierover ook het Algemeen Ambtsbericht Sierra Leone van juli 2003 299 UNHCR News Stories, 16 mei 2003 en IRIN 19 mei 2003. 300 AFP, 3 en 5 september 2003 en IRIN, 17 juni 2003. 301 IRIN, 15 oktober 2003
76

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

De Ivoriaanse bevolking vereenzelvigt de Liberiaanse vluchtelingen met de in het gebied aanwezige rebellengroepen die strijden tegen de Ivoriaanse president Gbagbo, waardoor de Liberianen in Ivoorkust voortdurend het slachtoffer van discriminatie en (soms dodelijk) geweld zijn. Sommige Liberianen durven bijvoorbeeld het vluchtelingenkamp Nicla bij Guiglo niet meer te verlaten uit angst voor geweld en er zijn berichten dat Liberianen, die worden beschouwd als onruststokers, de medische behandeling in een ziekenhuis werd geweigerd302. De UNHCR tracht de houding van de lokale Ivoriaanse bevolking jegens Liberiaanse vluchtelingen te verbeteren, door hen te laten delen in de voorzieningen voor de vluchtelingen303. De Ivoriaanse overheid treedt niet adequaat op tegen discriminatie van Liberianen.
Tijdens een bezoek aan Ivoorkust in mei 2003 gaf de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen Ruud Lubbers aan dat hij zich ernstige zorgen maakte over de 9000 Liberiaanse vluchtelingen in het vluchtelingenkamp Nicla in het westen van Ivoorkust. Volgens bewoners was er in het kamp sprake van militarisering, gedwongen rekrutering, prostitutie en andere sociale problemen. Volgens de NGO International Crisis Group vond rekrutering van vluchtelingen in Nicla ook in november 2003 nog plaats. Vluchtelingen in Ivoorkust vallen volgens Amnesty International ten prooi aan gedwongen rekrutering door zowel het Ivoriaanse regeringsleger als de rebellen, aan vernederingen en soms arrestaties, omdat zij gezien worden als medestanders van de gewapende oppositie in Ivoorkust. Doordat de vluchtelingen in juni 2003 nergens heen konden vanwege de gewapende conflicten in zowel Liberia als Ivoorkust, was er volgens Amnesty de facto sprake van refoulement, omdat er geen omgeving werd gecreëerd waarin de vluchtende burgers wel veilig waren304.
Gedurende een aantal weken eind mei en begin juni 2003 kon de UNHCR geen toegang krijgen tot het oosten van Liberia, waar zich Ivoriaanse vluchtelingen en teruggevluchte Liberianen uit Ivoorkust bevonden. In die periode zouden 23.000 Liberianen opnieuw zijn teruggevlucht naar Ivoorkust vanwege de gevechten in Liberia305.
Toen de strijd in Liberia tussen juni en augustus 2003 verhevigde, werd de situatie van Liberiaanse vluchtelingen in Ivoorkust er niet beter op. In juni 2003 bevonden zich in het doorgangscentrum in Tabou (Zuidwest-Ivoorkust) 2500 Liberiaanse vluchtelingen, terwijl het centrum was toegerust voor de opvang van 700 302 Amnesty International, No escape: Liberian refugees in Côte d'Ivoire, 24 juni 2003 303 UNHCR News Stories, 6 juni 2003
304 UNHCR News stories, 12 mei 2003, International Crisis Group, Côte d'Ivoire- The war is not yet over, 28 november 2003 en Amnesty International, No escape, 24 juni 2003 305 UNHCR News Stories, 10 juni 2003

---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

personen306. In dorpen rondom Tabou verblijven nog steeds vele ongeregistreerde vluchtelingen onder slechte omstandigheden. Eind september 2003 bleek dat de drie - tot vierduizend Liberianen die kort daarvoor vanuit Ivoorkust waren teruggekeerd naar Zwedru zich niet langer welkom voelden in Ivoorkust, omdat ze net als veel MODEL-leden van Krahn- afkomst waren307.
Gezien de levensomstandigheden in Ivoorkust voelen veel Liberiaanse vluchtelingen er niets voor onnodig lang in Ivoorkust te verblijven. In oktober 2003 keerden dan ook duizenden Liberiaanse vluchtelingen vanuit Ivoorkust terug naar Liberia. Begin november 2003 stonden 4500 Liberianen in Ivoorkust -in afwachting van voedselhulp en medische hulpverlening- in de startblokken om terug te keren naar Zwedru in de Liberiaanse Grand Gedeh-provincie308. Ghana
In Ghana bevonden zich volgens cijfers van de UNHCR halverwege oktober 2003 ongeveer 42.000 Liberiaanse vluchtelingen, van wie de meeste vanaf juni 2003 per schip waren gearriveerd309.
4.1.2 Binnen Liberia
Liepen de schattingen van het aantal ontheemden in Liberia in december 2002 nog uiteen van circa 100.000 (Rode Kruis) tot ruim 180.000 (WFP)310; in oktober 2003 is het aantal burgers dat in eigen land ontheemd is volgens de UNHCR tenminste verdrievoudigd tot 500.000, hetgeen overeenkomt met ongeveer een zesde deel van de bevolking.
Er heeft echter gedurende een groot deel van 2003 geen adequate registratie van ontheemden kunnen plaatsvinden, doordat burgers voortdurend in beweging bleven en hulporganisaties niet altijd ter plekke waren. Bovendien is het onderscheid tussen ontheemden, die in sommige gevallen al tien jaar geleden hun woonplaats verlieten, en de plaatselijke bevolking vaak niet meer zo helder. Dit geldt ook voor het onderscheid tussen vluchtelingen uit andere West-Afrikaanse landen en de Liberiaanse ontheemden. De UNHCR maakt niet langer onderscheid tussen de verschillende groepen, omdat de toestand van iedereen even beroerd is. De verslagperiode heeft voortdurende bewegingen van immense stromen burgers laten zien, die van de ene naar de andere kant van het land trokken, al naar gelang 306 Idem, 6 juni 2003
307 Idem, 26 september 2003
308 UNHCR Briefing Notes, 7 november 2003 309 IRIN, 15 oktober 2003 en UNHCR News Stories, 4 juli 2003 310 UNHCR Global Appeal 2003 (december 2002), blz. 138. 78

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

de plaats waar gevochten werd. De zwaar getraumatiseerde bevolking slaat zelfs bij geringe schietincidenten, die soms niet meer zijn dan schoten in de lucht, al op de vlucht. Niettemin werd in augustus 2003 een Technische Werkgroep opgericht voor de registratie van ontheemden rond Monrovia, waarin een aantal VN- organisaties, NGOs en de overheidsinstantie Liberia Refugee Repatriation and Resettlement Commission (LRRRC) vertegenwoordigd waren311. De binnenlands ontheemden zijn geconcentreerd rondom en in een aantal steden in Liberia.
Allereerst herbergt Monrovia nog 200.000 tot 300.000 ontheemde burgers. De meeste van hen zochten tijdens de hevige gevechten tussen LURD en regeringstroepen in juni en juli 2003 hun toevlucht tot de hoofdstad vanuit de ontheemden en vluchtelingenkampen rondom Monrovia. De ontheemden vonden schuilplaatsen in alle hoeken en gaten van de stad. Zowel in de stad als in de kampen rondom Monrovia was er gebrek aan voedsel en drinkwater en lieten de hygiënische omstandigheden te wensen over. Ontheemden in en rond Monrovia dronken regenwater en aten onder meer honden, katten en bladeren. Volgens Artsen zonder Grenzen had in juni een miljoen mensen in Monrovia dringende hulp nodig. Hongerige burgers doorkruisten een moeras om in LURD-gebied te komen, waar voedsel afkomstig van roofpartijen te koop was. Tussen juni en augustus 2003 waren de ontheemdenkampen buiten Monrovia niet toegankelijk voor hulporganisaties. Bovendien lagen de gevluchte burgers in de vuurlinie van de gevechten tussen de LURD en de regeringstroepen312. In augustus en september 2003 werden ontheemden in de omgeving van Monrovia getroffen door een cholera-epidemie, die op zijn piek 2000 nieuwe patiënten per week veroorzaakte. In november 2003 bleek de ergste epidemie voorbij313. Nog steeds bevinden zich vele ontheemde burgers in Monrovia, zoals de tienduizenden ontheemde burgers in het Samuel K. Doe-sportstadion net buiten de stad. De omstandigheden in het stadion zijn erbarmelijk. Volgens Amnesty International waren in het stadion in een week tijd veertig vrouwen en twintig meisjes verkracht. In september 2003 konden de zes aanwezige verpleegsters in het stadion de toestroom van 400 patiënten per dag nauwelijks aan. Er zijn ongeveer 110 andere provisorische toevluchtsoorden in de hoofdstad, zoals de 47 311 United Nations, Revision of the CAP 2003- Liberia Urgent humanitarian needs July- December 2003, juli 2003 en Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, Profile of internal displacement: Liberia, 13 september 2003 312 UNHCR News stories, 17 juni 2003; IRIN, 11 en 29 juli 2003; BBC News, 11 juni 2003; Nicole Itano, Small boys, 18 oktober 2003 en Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, 13 september 2003
313 IRIN, 11 november 2003
79

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

scholen die in september 2003 nog 47.000 mensen herbergden. Hulporganisaties en de Liberiaanse overheid trachtten de scholen in de aanloop naar het nieuwe schooljaar, dat begin november van start ging, te ontruimen door de ontheemden in kampen buiten Monrovia onder te brengen, maar veel van de ontheemden kwamen ook terecht in het al overbevolkte stadion. Begin november 2003 werden alle ministeries, met uitzondering van Landbouw en Buitenlandse Zaken, nog bevolkt door ontheemden314.
Rondom Monrovia bevinden zich drie vluchtelingenkampen (Banjor, Samukai en Voice of America) en zeven ontheemdenkampen (Ricks, Plumkor, Seigbeh, Blamasee, Wilson, Jahtondo en Perry Town). In september 2003 bevonden zich in de drie vluchtelingenkampen gezamenlijk ongeveer 14.000 personen; terwijl de ontheemdenkampen rond Monrovia in oktober 2003 ruim 107.000 personen telden315.
In de tweede stad van Liberia, Buchanan, bevonden zich eind oktober 2003 in een kamp aan de rand van de stad ongeveer 33.000 ontheemden. De meeste provisorische schuilplaatsen waren toen verlaten en het World Food Programme zorgde voor de voedselvoorziening in het kamp. Begin oktober vertrokken zesduizend ontheemden die hun toevlucht hadden gezocht in de Saint Peter Claver Catholic Mission, nadat zij van MODEL maandenlang de stad niet hadden mogen verlaten. Buchanan heeft geen elektriciteit en geen stromend water, en van de 100.000 inwoners die de stad voorheen telde, zijn 90.000 op de vlucht geslagen. Hulporganisaties, die pas eind september toegang kregen tot de stad, troffen vele uitgehongerde burgers aan. Het Wereldvoedselprogramma verstrekte voedsel, terwijl de Wereldgezondheidsorganisatie zorgde voor reiniging van drinkwaterbronnen, waarin lijken lagen te rotten. Eind oktober 2003 arriveerden in Buchanan meer dan honderd nieuwe ontheemden vanuit de provincie Rivercess, waar zij zouden zijn gemarteld en geterroriseerd door MODEL-strijders316. De vier ontheemdenkampen bij Totota in de provincie Bong telden eind oktober 2003 ongeveer 80.000 personen, die voor een groot deel in september waren gevlucht uit de provincie Lofa. Eind augustus 2003 kende Totota een enorme instroom van ontheemden, toen burgers vluchtten uit het noordelijker gelegen Gbarnga, dat door de LURD was ingenomen. Begin september 2003 verergerde de situatie, toen de kampen rond Totota werden aangevallen. Ongeveer tachtigduizend burgers uit de ontheemdenkampen en vanuit Totota zelf zetten 314 Norwegian Refugee Council/Global IDP Project , 13 september 2003; IRIN, 8 september 2003; OCHA, Situation report no. 64, 4 november 2003 en UN News Service, 4 november 2003
315 United Nations Humanitarian Information Centre in Liberia, Map of IDP and Refugee Camps in Greater Monrovia, 18 oktober 2003 316 UN News Service, 4 november 2003; IRIN, 23 en 24 oktober 2003 80

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

koers richting Monrovia en kwamen veelal terecht in Salala. Eén van de kampen bij Totota, die plek bood aan 50.000 mensen, lag er volledig verlaten bij, terwijl in Salala in 48 uur tijd 60.000 mensen arriveerden. In een kamp in Salala, dat was berekend op de opvang van 7000 personen, bevonden zich op een gegeven moment 30.000 ontheemden317.
De meeste van deze ontheemde burgers zijn inmiddels vanuit Salala en Totota teruggekeerd naar huis. Tegelijkertijd kwamen in november 2003 nog steeds nieuwe mensen aan in Totota en Salala. In Salala bevonden zich in november 2003
ruim 26.000 ontheemde personen, die voor 80% afkomstig waren uit de provincie Lofa. In november 2003 brak een besmettelijke vorm van diarree uit onder ontheemden in Totota, Salala, Gbarnga en Palala318. De UNHCR berichtte begin november 2003 dat in Harper, de havenstad in de oostelijke provincie Maryland, een kamp voor 1170 Ivoriaanse vluchtelingen op 30 Ivorianen na verlaten was door de oorspronkelijke bewoners, en dat het kamp nu werd bewoond door Liberiaanse ontheemden. De VN stopte de hulpverlening in Harper in mei 2003, toen MODEL de stad in handen kreeg en trof Harper halverwege september 2003 volledig leeggeroofd en verlaten aan. Het Harper transit centre dat eens 5000 mensen herbergde, bood in september nog slechts onderdak aan 500 personen. Het Pleebo Transit Centre ten noorden van Harper was volledig leeg, terwijl Fish town, een kamp in de buurt, nog wel onderdak bood aan 2700 ontheemden, Ivorianen en andere vluchtelingen. Voor februari 2003 verzorgde de UNHCR in het hele oosten van Liberia de hulpverlening aan ruim 38.000 Ivoriaanse vluchtelingen, 45.000 Liberiaanse gerepatrieerde burgers en 15.000 vluchtelingen uit andere landen. In mei 2003 bevonden zich in Harper nog 20.000 (veelal Ivoriaanse) vluchtelingen. Van al deze mensen is onduidelijk waar ze zijn gebleven. Mogelijk heeft een deel van deze personen zijn toevlucht genomen tot Tabou, net over de Ivoriaanse grens, waar zich 30.000 vluchtelingen bevinden319.
In Harbel, de stad die onder meer het internationale vliegveld van Liberia omvat, bevonden zich begin oktober 2003 nog drie- tot vijfduizend ontheemde burgers. Eind juli, toen vele burgers Monrovia ontvluchtten, ging het nog om ongeveer 20.000 personen, bij wie zich dagelijks honderden nieuwe ontheemden voegden. 317 United Nations Press Release, 21 oktober 2003; Reuters, 26 augustus 2003 en 4 september 2003
318 OCHA, Situation report no. 64, 4 november 2003 en IRIN, 11 november 2003 319 UNHCR Briefing Notes, 4 november 2003; UNHCR News Stories, 9 en 15 september 2003 en UNHCR, 1 september 2003
81

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Halverwege augustus kwam ook Harbel in de vuurlinie te liggen, waardoor de ontheemden wederom hun biezen pakten320.
In Saclapea, de enige stad in de provincie Nimba die tijdens de gewapende strijd niet ernstig beschadigd was geraakt, arriveerden begin november 2003 10.000 burgers die op de vlucht waren geslagen uit omliggende dorpen naar aanleiding van gevechten tussen MODEL en regeringstroepen321. Eind november 2003 telde de stad dertigduizend ontheemden op de vijfduizend oorspronkelijke bewoners en tierden mazelen, cholera en diarree welig322.
Voinjama, gelegen in het meest noordelijke puntje van Liberia bij de grens met Guinee, bleek eind oktober bijna verlaten: van de 50.000 inwoners die de stad telde voor de opmars van de LURD in 1999, waren nog slechts 5000 over. Voinjama, het permanente hoofdkwartier van de LURD, was vier jaar lang niet door hulpverleners bezocht323.

Naast de ontheemden rondom en in de Liberiaanse steden, hebben burgers hun toevlucht gezocht tot de jungle. Rondom Voinjama, ontdekte een beoordelingmissie van de VN eind oktober 2003 duizenden burgers die het bos afschuimden op zoek naar voedsel324.
Zoals in eerdere hoofdstukken al naar voren kwam, is de situatie in veel ontheemdenkampen niet veilig. De kampen worden door milities binnengevallen, waarbij bezittingen worden geroofd en geweld wordt gebruikt tegen de ontheemden. Kort voor de hevige gevechten vanaf juni 2003 stelde de UNDP twintig mensen aan om misbruik in de kampen te rapporteren. Door de chaos in het land moesten deze mensen, en ook de twee joint monitoring teams van UNICEF en NGOs hun werkzaamheden staken325. Ontheemdenkampen worden ook juist `bewaakt' door leden van de politie en gewapende milities, die betrokken zijn bij misbruik en rekrutering van ontheemden. Zelfs de gevreesde Taylor- aanhangers van de Anti Terrorist Unit zouden zich mogelijk hebben opgeworpen als `beschermheer' van ontheemdenkampen.
UNMIL patrouilleert in de kampen en langs een aantal wegen, maar is nog niet voldoende op sterkte om voor alle ontheemden een minimale mate van veiligheid te garanderen. De Verenigde Naties verwachten dat de meerderheid van de 320 OCHA, 8 oktober 2003; Reuters, 30 juli 2003 en Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, 13 september 2003
321 UNHCR Briefing Notes, 7 november 2003 322 Reuters, 19 november 2003
323 USAID, 29 oktober 2003
324 IRIN, 21 oktober 2003
325 E/CN.4/2004/5
82

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Liberiaanse ontheemden nog een aantal maanden in de kampen zal moeten verblijven en gedurende die tijd afhankelijk zal zijn van hulp326. Naast de Liberiaanse ontheemden bevinden zich zoals gezegd binnen de grenzen van Liberia gevluchte burgers uit andere landen. Het gaat hierbij om ongeveer 11.000 Sierre Leoonse vluchtelingen, 38.000 Ivorianen en 10.500 vluchtelingen met een andere nationaliteit327. Gerepatrieerde Sierra Leoonse vluchtelingen meldden in juli 2003 dat zij het slachtoffer waren geworden van mishandeling en seksueel misbruik door Liberiaanse regeringssoldaten in vluchtelingenkampen rondom Monrovia328.
4.2 Terugkeer
Over de behandeling van afgewezen Liberiaanse asielzoekers bij terugkeer naar Liberia is niets bekend. Ook het standpunt van de UNHCR inzake terugkeer van Liberiaanse asielzoekers is onbekend.
4.3 Minderjarigen
Minderjarigheid
Op 26 april 1990 heeft Liberia het Verdrag voor de Rechten van het Kind ondertekend. Op 4 juni 1993 werd de overeenkomst in Liberia geratificeerd, waarna deze op 4 juli 1993 van kracht werd. In de praktijk is de uitvoering van de overeenkomst in Liberia door de burgeroorlogen ernstig vertraagd. Vooralsnog zijn er ernstige inconsistenties tussen het gestelde in het Verdrag en de nationale wetgeving. Het gaat met name om verschillen in leeftijd voor huwelijk, rekrutering in het leger, stemmen en het werken in loondienst. Ook is het Verdrag nog niet voldoende bekendgesteld bij de diverse overheidsinstellingen. In samenwerking met onder meer UNICEF is de Women and Children Affairs Coordination Unit, die valt onder het Liberiaanse ministerie van Planning en Economische Zaken, belast met de uitvoering van het Verdrag en met een harmonisatie van de bepalingen van het Verdrag met de nationale wetgeving. Voorts is in 1999 door de Liberiaanse regering een commissie opgericht die belast werd met het welzijn van kinderen en hun familie. Hiertoe werd een samenwerkingsverband aangegaan met de Eminent Persons Group on Children, bestaande uit vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld en UNICEF. 326 UNHCR Liberia situation report, 19-20 augustus 2003 en S/2003/875 327 United Nationa Consolidated Appeals Proces, Liberia 2004, november 2003 328 United Nations, CAP 2003 Revision- Liberia urgent humanitarian needs, juli 2003 en Reuters, 11 juli 2003
83

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

De commissie is tevens verantwoordelijk voor de uitvoering van een nationaal plan van aanpak dat moet resulteren in de volledige implementatie van het gestelde in het Verdrag.
Hoewel in het Verdrag staat gedefinieerd dat een kind een persoon is die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, geeft de Liberiaanse wet de definitie: `een kind is een persoon die nog niet volwassen is' (has not reached his maturity). De Liberiaanse grondwet geeft geen leeftijdsdefinitie van een kind dan wel minderjarige. Er is slechts omschreven dat de stemgerechtigde leeftijd achttien jaar is. Hoofdstuk acht, artikel 77 zegt: `iedere Liberiaan van achttien jaar of ouder heeft het recht om zich als stemgerechtigde te registreren en te stemmen in publieke verkiezingen en referenda'.
De leeftijd om arbeid in loondienst te mogen verrichten, is gesteld op zestien jaar. De huwelijksgerechtigde leeftijd is vastgesteld voor mannen op 21 jaar en voor vrouwen op achttien jaar. Onder the Revised Administrative Law Governing the Hinterland, is de huwelijksgerechtigde leeftijd voor bewoners van het niet stedelijke gebied buiten Monrovia bepaald op vijftien jaar. Voor wat betreft strafrechtelijke aansprakelijkheid (New Penal Code, chapter 4 - section 4.1.) geldt de leeftijd van zestien jaar; wel wordt in deze wet in geval van een persoon onder de achttien jaar gesproken van een minderjarige. De officiële minimumleeftijd voor rekrutering in het leger is achttien jaar329. Volgens de CIA is meer dan 43 % van de Liberiaanse bevolking jonger dan 15 jaar330.
Slachtoffers
Veel kinderen zijn slachtoffer van de burgeroorlog. Naar schatting 50.000 kinderen werden gedood. Veel meer raakten gewond, verminkt, verloren hun ouders of werden in de steek gelaten. Het aantal straatkinderen in Monrovia is na 1997 toegenomen. Ook werden vele meisjes, en ook in toenemende mate jongens, slachtoffer van verkrachting. Volgens UNICEF bevinden zich tienduizenden kinderen in ontheemdenkampen en duizenden op straat. In augustus 2003 waren volgens NGOs 40 tot 50 % van de kinderen in ontheemdenkampen ondervoed. Zo'n 20 % van de kinderen onder de 15 leeft niet met zijn of haar biologische ouders. Het terugvinden van familieleden is door het grote aantal ontheemden en vluchtelingen in West-Afrika moeilijk. Tussen de acht- en vijftienduizend kinderen waren betrokken bij het gewapend conflict tussen Taylor-aanhangers en 329 UNICEF Liberia, Government of Liberia Initial Report on the Convention on the Rights of the Child, 2000
330 CIA, The World Factbook 2003
84

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

rebellen, zowel als soldaat als in de hoedanigheid van sexslaaf of dwangarbeider331.
Kindsoldaten
Een groot aantal kinderen - jongens én meisjes - is echter ook, veelal gedwongen, dader in de diverse conflicten. Een waarnemer omschreef het Liberiaanse conflict zelfs als een minor war. Schattingen van het aantal kindsoldaten in Liberia lopen uiteen van 8000 tot 15.000. Sommige families willen hun kinderen niet terug, vanwege de misdaden die de kinderen hebben gepleegd. Om die reden zijn hulporganisaties voornemens kinderen die aan de strijdende partijen waren verbonden iets tastbaars te geven waarmee ze kunnen thuiskomen. Zie voor meer informatie over kindsoldaten ook paragraaf 3.4.3.
Onderwijs en vorming
In augustus 2003 stelde de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties dat 81% van de Liberiaanse kinderen tussen de 6 en 12 jaar niet naar school ging. Liberia telde eens 2700 basisscholen, maar die zijn vrijwel allemaal lange tijd gesloten geweest. Alleen de scholen in Monrovia bleven tot de aanvallen in juni 2003 open. Nog geen derde van de onderwijzers heeft een formele opleiding voor de beoefening van het vak genoten en volgens UNICEF zijn de Liberiaanse onderwijzers al twee jaar niet betaald332. Na vijf maanden of langer te hebben stilgelegen, werd op 3 november 2003 het onderwijs met behulp van een `Back to school'-campagne van UNICEF hervat in zes van de vijftien Liberiaanse provincies: Bomi, Bong, Grand Bassa, Margibi, Montserrado en Grand Cape Mount. Veel scholen zijn tijdens de burgeroorlog geplunderd en vernield, of uitgewoond door de ontheemde burgers die er hun toevlucht hadden gezocht. UNICEF wil 20.000 onderwijzers opleiden. Het `Back to school'-programma heeft momenteel nog te kampen met een gebrek aan onderwijzers en tekortschietende infrastructuur. Om ouders aan te moedigen hun kinderen naar school te sturen, is het schoolgeld weliswaar afgeschaft en zijn schooluniformen niet langer verplicht, maar het salaris van de leerkrachten moet wel door de ouders worden opgebracht333. Naast de reguliere scholen bestaat er ook privé-onderwijs, waar welgestelde Liberianen hun kinderen naar toe sturen, en is er sprake van een beperkt aantal functionerende openbare scholen in ontheemdenkampen, gefinancierd door NGOs.
331 U.S. Department of State, Human Rights Reports for 2001 ­ Liberia (maart 2002); Human Rights Watch, Liberia: Greater protection required, 9 september 2003; Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, 13 september 2003 en IRIN, 12 juli 2003 332 E/CN 4/2004/5 en IRIN, 4 en 25 september 2003 333 IRIN, 3 november 2003 en UNICEF Press release, 3 november 2003 85

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Begin november 2003 begon de Adventist Development Relief Agency met een Emergency School Feeding programma, dat aan het einde van het schooljaar 2003- 2004 146.000 kinderen zal bereiken334.
Reis- en identiteitsdocumenten
Mannen beneden 21 jaar en vrouwen beneden achttien jaar kunnen niet zelfstandig een reisdocument aanvragen. De aanvraag wordt namens hen gedaan door de ouders of voogd die tevens het aanvraagformulier ondertekenen. Zelfstandigheid
In sociaal-maatschappelijk opzicht worden personen in de leeftijd van zestien en zeventien jaar niet beschouwd als zelfstandig. Zelfs meerderjarige personen die al getrouwd zijn worden vaak niet beschouwd als zelfstandig in de volledige betekenis van het woord. Hun ouders blijven hun beslissingen beïnvloeden en hen veelal moreel en financieel ondersteunen. Door hun ouders worden deze meerderjarigen kortom nog beschouwd als `kinderen'. Voogdij
De Liberiaanse wet kent geen maximumleeftijd inzake voogdij335. De leeftijd van 21 jaar voor de man en achttien jaar voor de vrouw wordt echter gewoonlijk gehanteerd als de maximumleeftijd met betrekking tot voogdij. Opvang van minderjarigen
De Liberiaanse overheid erkent het recht van ieder kind op een minimum- levensstandaard. Echter de programma's van de regering om die gezinnen te ondersteunen die zelf de basislevensbehoeften ontberen, zijn niet toereikend. Traditioneel is de zorg voor het kind toevertrouwd aan de familie (extended family) of bij het ontbreken daarvan aan pleegouders, veelal vrienden van de familie.
Het is niet bekend of tijdens de verslagperiode verandering is opgetreden in de procedures voor de opvang van kinderen zonder familie of pleegouders. Kerken en buitenlandse hulporganisaties als Don Bosco en UNICEF verzorgen opvang van minderjarige wezen en reïntegratie van voormalige oorlogsslachtoffers in de samenleving. Het gaat hierbij echter om marginale aantallen: de vier Don Bosco Interim Care Centers in Monrovia boden in september 2003 hulp aan slechts 35 kindsoldaten336. In geval van een minderjarige vluchteling wordt de zorg toevertrouwd aan UNHCR en andere humanitaire organisaties werkzaam in Liberia337. De kwaliteit van de leefomstandigheden in deze opvang komt over het 334 OCHA, Situation report no. 64, 4 november 2003 335 Domestic Relation Law
336 IRIN, 12 december 2003
337 UNICEF Liberia, 2000
86

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

algemeen overeen met de gemiddelde leefomstandigheden van de bevolking, maar de capaciteit is niet voldoende. Er zijn geen separate opvangkampen voor ontheemde kinderen, maar UNICEF tracht kindviendelijke ruimtes in te richten in de reguliere ontheemdenkampen.
Toen de situatie in Liberia in oktober 2003 enigszins kalmeerde, werden kindsoldaten zonder pardon uit de milities gezet waarvoor ze gevochten hadden. Een Child Protection working group, bestaande uit UNICEF, UNHCR, OCHA, het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC), en de NGOs International Rescue Committee (IRC) en Save the Children, stelt richtlijnen op voor de opvang van gedemobiliseerde kinderen338. Ook is er in oktober 2003 onderzoek gedaan naar straatkinderen in Monrovia. De NGO Cherish the Kids Liberia begon in november 2003 in de provincie Montserrado met voorlichtingsactiviteiten over kinderarbeid en kinderrechten339.
4.4 Beleid van andere Europese landen
In het jaar 2002 zijn ruim 1400 asielzoekers vanuit Liberia naar Europese landen gekomen. De hoogste instroom Liberianen in 2002 was in Nederland (292), gevolgd door het Verenigd Koninkrijk (270) en Duitsland (247). In de eerste tien maanden van 2003 vroegen 350 Liberianen in Nederland asiel aan340. Denemarken kent thans geen specifiek beleid inzake Liberiaanse asielzoekers; alle asielverzoeken worden individueel behandeld. Tussen januari en september 2003 vroegen zes Liberianen asiel aan in Denemarken, waarvan tenminste de helft is afgewezen. Denemarken acht de situatie in Liberia echter niet zodanig, dat afgewezen asielzoekers kunnen worden teruggezonden. In Duitsland bestaat geen formeel besluitmoratorium ten aanzien van Liberiaanse asielzoekers, maar in de huidige praktijk wordt besluitvorming over asielverzoeken uitgesteld tot meer duidelijkheid is verkregen over de situatie ter plekke. Ieder asielverzoek wordt in Duitsland op de eigen merites beoordeeld, hetgeen in de eerste zeven maanden van 2003 resulteerde in afwijzing van alle 155 ingediende asielverzoeken van Liberianen. In één geval werden uitzettingsbelemmeringen vastgesteld. In 2002 vonden zeven uitzettingen naar Liberia plaats; tot en met juli 2003 was dit er één. Sindsdien hebben geen uitzettingen meer plaatsgevonden, omdat er geen rechtstreekse vluchten op 338 OCHA, Liberia humanitarian situation update no. 57, 10 oktober 2003 339 United Nations Humanitarian Information Centre, 13 november 2003 340 Immigratie- en Naturalisatiedienst, Asylumtrends-Monthly report on asylum applications in The Netherlands and Europe, november 2003 87

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Monrovia zijn. Vrijwillige terugkeer via de buurlanden wordt wel mogelijk geacht. Het Verenigd Koninkrijk heeft in oktober 2002 de categoriale bescherming voor asielzoekers afkomstig uit Liberia afgeschaft, zodat elke aanvraag op individuele basis beoordeeld wordt. Deze afweging op individuele basis laat echter onverlet, dat veel afgewezen Liberiaanse asielzoekers het VK niet hoeven te verlaten, doorgaans om individuele redenen van humanitaire aard. Het Verenigd Koninkrijk is van mening dat uitgeprocedeerde asielzoekers naar Liberia verwijderd kunnen worden, maar onderzoekt nog de praktische mogelijkheden om uitzetting te realiseren. Het Verenigd Koninkrijk is gestart met een hervestigingsprogramma van door de UNHCR voorgedragen vluchtelingen uit West-Afrika, onder wie Liberianen die tussen 1989 en 1990 naar Sierra Leone waren gevlucht341. In Zwitserland worden de asielaanvragen van Liberianen vanwege de huidige situatie in het land niet behandeld, met uitzondering van verzoeken van delinquenten. De asielaanvragen van zogenoemde `crypto-Liberianen', die ongeveer 80% uitmaken van alle asielzoekers die zeggen uit Liberia afkomstig te zijn, worden met voorrang behandeld. Tot mei 2003 heeft een enkele maal gedwongen terugkeer naar Liberia plaatsgevonden. De Zwitserse overheid acht gedwongen terugkeer op dit moment echter niet gerechtvaardigd. In Zweden is sprake van een besluit- en vertrekmoratorium voor Liberiaanse asielzoekers.
Ook België kent momenteel de facto een besluitmoratorium. Terugkeer van afgewezen Liberianen wordt niet uitgesloten, maar er wordt zeer voorzichtig mee omgegaan. Tussen 1 januari en 1 november 2003 werden vijftien Liberianen verwijderd, waarvan één naar Liberia en de anderen naar overige West-Afrikaanse landen en naar Frankrijk. Eén afgewezen Liberiaanse asielzoeker keerde vrijwillig terug naar Monrovia.
4.5 Activiteiten van internationale organisaties Hulpverleners en werknemers van internationale organisaties werd de uitvoering van hun werk in Liberia gedurende een groot deel van 2003, in het bijzonder tijdens het oplaaien van de gevechten in juni en juli, vaak bemoeilijkt. Het werk van hulporganisaties werd door de gewapende strijd echter ernstig belemmerd. Vanwege de onveiligheid in Liberia werd op 9 juni 2003 de meerderheid van de hulpverleners geëvacueerd, en op 21 juli volgde een tweede lichting. Vanaf half 341 UNHCR News Stories, 4 september 2003
---

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

augustus 2003 kwamen de hulporganisaties langzaam maar zeker weer terug. In de tussentijd hadden rebellen echter een ravage aangericht in ziekenhuizen, pakhuizen met voedselvoorraden, en aan voertuigen van hulporganisaties. Plunderingen en diefstal van auto's van hulpverleners, die vooral de behoeftige burgerbevolking schaadden, kwamen ook na de ondertekening van het vredesakkoord op 18 augustus 2003 geregeld voor en vinden op incidentele basis nog steeds voor. Op 10 september 2003 plunderden regeringsmilities bijvoorbeeld twee voertuigen en medicijnen van het enige ziekenhuis in Centraal-Liberia, Phebe in Salala. Dit ziekenhuis was eerder, in juli 2003, vanwege de opmars van de LURD al noodgedwongen verplaatst vanuit Gbarnga342. Activiteiten van de VN-organisaties
In het kader van het United Nations Consolidated Appeal for Liberia voeren diverse VN-organisaties activiteiten uit op het gebied van de voedselvoorziening, landbouw, gezondheidszorg, onderdak, onderwijs en bescherming van mensenrechten en de rechtsstaat. Naast de UNHCR en UNICEF zijn de volgende organisaties actief: FAO, OCHA, UNDP, UNFPA, UNMAS (United Nations Mine Action Service), WFP en WHO. VN-hulporganisaties werken alleen in de gebieden waar UNMIL voet aan de grond heeft; in de overige gebieden worden slechts kortdurende missies uitgevoerd of worden de gewenste activiteiten uitgevoerd door NGOs.
In november 2002 riep de VN donoren op ruim $42 miljoen te schenken voor hulpactiviteiten van deze organisaties in Liberia. Van dit bedrag werd, afgezien van geleverde voedselhulp, slechts 22% gerealiseerd door de internationale gemeenschap. In juli 2003 publiceerde de VN een Revised Consolidated Appeal ter waarde van $69 miljoen, om tegemoet te komen aan de inmiddels toegenomen humanitaire behoefte, die zichtbaar werd door de grotere toegang tot Liberia343. De VN is door de chaos en onveiligheid in Liberia niet continu aanwezig geweest in het land, en heeft nu en dan de hulpverleningsactiviteiten moeten staken, maar is inmiddels weer ter plekke.
Tijdens de eerste zware gevechten om Monrovia rond 9 juni 2003 werd vrijwel al het VN-personeel geëvacueerd. In juli keerden de eerste hulpverleners weer terug, om in de periode tot 11 september te groeien tot een aantal van 170 internationale VN-medewerkers344. Ondanks de terugkeer van het VN-personeel en het akkoord dat de Speciaal Gezant van VN-Secretaris-Generaal op 17 augustus 2003 bereikte met de strijdende partijen over de distributie van humanitaire hulp, verloopt de hulpverlening echter nog steeds moeizaam. Er wordt geplunderd en er is sprak van 342 IRIN, 10 september 2003
343 United Nations, CAP 2003 Revision, juli 2003 344 S/2003/875
89

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

gebrekkige toegang tot bepaalde gebieden. Eind oktober 2003 nog sloot de LURD vanwege een politiek geschil de weg van Monrovia naar het noorden af, waardoor hulpkonvooien voor enige dagen de toegang tot de binnenlanden werd ontzegd. Volgens Speciaal Gezant Jacques Paul Klein is 70% van de Liberianen maandenlang afgesneden geweest van hulpverlening. De provincie Lofa is zelfs vier jaar lang verstoken geweest van hulp345.
De Verenigde Naties hebben verschillende verkenningsmissies uitgevoerd en hopen vijf regionale centra in te richten om in het binnenland van Liberia humanitaire hulp te verlenen: in Saclapea (provincie Nimba), Voinjama (Lofa), Gbarnga/Phebe (Bong), Harper (Maryland) en Zwedru (Grand Gedeh)346. De hulp aan Liberia wordt gecoördineerd door OCHA. OCHA richtte in juli 2003 in Dakar een regionaal steunpunt in ter coördinatie van de hulpverlening aan West-Afrika, omdat het OCHA-kantoor in Abidjan helemaal was gericht op Ivoorkust. In september 2003 heeft OCHA een Humanitair Informatiecentrum ingericht in Monrovia, waar hulpverleners van zowel de VN als NGOs terechtkunnen voor informatie, zodat de humanitaire hulp beter wordt gecoördineerd347.
Activiteiten van de UNHCR
De belangrijkste werkzaamheden van de UNHCR in Liberia is de hulpverlening aan de Sierra-Leoonse vluchtelingen in Liberia. Gedurende 2003 verbeterde de situatie in Sierra Leone, terwijl deze in Liberia verslechterde, waardoor de nadruk van de activiteiten van de UNHCR ligt op repatriëring van de Sierra Leonezen. Dit gebeurde vanaf juli onder meer door verscheping van Sierra-Leoonse vluchtelingen naar Freetown met de M.S. Overbeck, die op de terugweg voedsel meenam naar Liberia. Deze verschepingen werden echter enige tijd opgeschort door de aanvallen op Monrovia in juli en augustus, waardoor de werkzaamheden van de UNHCR ernstig werden gehinderd. UNHCR-pakhuizen, met hulpgoederen voor 90.000 personen, werden geplunderd en in augustus 2003 resteerden de UNHCR slechts drie van de 29 vrachtwagens die de vluchtelingenorganisatie bezat, waardoor de distributie van hulpgoederen op de klippen liep348. De UNHCR streeft ernaar ook hulp te verlenen aan de Ivoriaanse vluchtelingen in het oosten van Liberia, maar de toegang tot dit gebied laat nog te wensen over349. 345 IRIN, 27 oktober 2003; AFP, 28 oktober 2003 en Reuters, 6 augustus 2003 346 IRIN, 26 september 2003
347 IRIN, 19 juli 2003 en Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, 13 september 2003 348 Reuters, 11 juli 2003; UNHCR News Stories, 4 juli 2003 en 15 augustus 2003 349 United Nations, CAP 2003 Revision, juli 2003 90

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Naast de zorg voor Sierra Leoonse en Ivoriaanse vluchtelingen, verleent de UNHCR ook hulp aan Liberiaanse ontheemden. Een aantal van hen waren eerder al naar het buitenland gevlucht en weer teruggekeerd naar Liberia, al dan niet met hulp van de UNHCR. De activiteiten van de UNHCR ten behoeve van ontheemden zijn gericht op noodhulp en op terugkeer naar de plaats van herkomst350.
Activiteiten van UNICEF
De activiteiten van UNICEF in Liberia zijn geclusterd in drie programma's. Het eerste programma is gericht op gezondheidszorg en voeding, en omvat onder meer het verbeteren van de algemene gezondheidssituatie in ontheemdenkampen en HIV/AIDS-preventie. UNICEF heeft in Monrovia, Kakata, en, met toestemming van respectievelijk de LURD en MODEL, Tubmanburg en Buchanan tienduizenden kinderen ingeënt tegen mazelen351.
Het tweede UNICEF-programma in Liberia is gericht op Early Childhood Development and Basis Education. Hieronder valt bijvoorbeeld het Back to School-programma dat begin november 2003 van start ging352. Het derde Liberiaanse UNICEF-programma bestaat uit activiteiten gericht op bescherming en deelname van kinderen in de samenleving. Hiervan maken `kindvriendelijke ruimten' in ontheemdenkampen deel uit. De faciliteiten omvatten onder meer leermiddelen en recreatieve activiteiten353. UNICEF gaat ook rehabilitatieprogramma's opzetten voor Liberiaanse kinderen, waarbij drugsgebruik en trauma-healing centraal staan. UNICEF is daarnaast een van de deelnemers aan de Child Protection working group, gericht op de demobilisatie van kinderen354.
Activiteiten van WFP
Het WFP is verantwoordelijk voor het geven van (nood-)voedselhulp aan Sierra Leoonse vluchtelingen, Liberiaanse ontheemden en andere Liberiaanse burgers. Het WFP streeft ernaar voedsel te verstrekken aan 500.000 personen. Net als andere hulporganisaties heeft het WFP zwaar te lijden gehad van de gewapende strijd. Tenminste 100.000 hulpbehoevenden in Monrovia waren in juli 2003 onbereikbaar, en van de 10.000 ton voedsel die het WFP in de haven van Monrovia had opgeslagen, was door plunderingen half augustus 2003 nog maar 4300 ton over. In oktober deed het WFP een oproep aan donoren om $3,5 miljoen 350 Ibidem
351 UNICEF, 17 september 2003
352 Zie ook paragraaf 4.3
353 www.unicef.org
354 Zie ook paragraaf 4.3
91

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

te schenken voor de vervanging van geplunderde trucks en de heropening van regionale kantoren355.
Het WFP organiseert een voedsel-voor-werk-programma, waardoor 51.000 burgers gevoed worden in ruil voor onder meer herstelwerkzaamheden aan scholen, wegen en ziekenhuizen. Het WFP schorste zijn activiteiten in het binnenland van Liberia tijdelijk op in oktober 2003, omdat de veiligheidssituatie verslechterd was. Dit betekende dat Buchanan en de 90.000 ontheemden rondom Salala en Totota twee weken lang verstoken bleven van hulp356. Europese Unie
Op 29 oktober 2003 besloten de lidstaten van de Europese Unie 40 miljoen uit het Europees Ontwikkelingsfonds te besteden aan institutionele ondersteuning, activiteiten ter ondersteuning van ontwapening, demobilisatie en reïntegratie en aan een sociaal-economisch programma. Eerder al had de EU een groot deel van de kosten voor ECOMIL op zich genomen357.
Activiteiten van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) Het ICRC is met veertig buitenlandse stafleden en vierhonderd Liberianen aanwezig in Liberia. Zij houden zich bezig met bescherming van en hulpverlening aan ontheemden. Begin oktober 2003 was het ICRC aanwezig in negen van de vijftien Liberiaanse provincies: Montserrado, Bomi, Grand Cape Mount, Bong, Margibi, Grand Bassa, River Cess, Sinoe en Grand Gedeh. De activiteiten van het ICRC bestaan onder meer uit het chloreren van drinkwaterbronnen, voedsel- verstrekking aan weeshuizen in Monrovia en het herenigen van familieleden. Het ICRC houdt zich verder bezig met medische assistentie en vaccinactieprogramma in de kampen en registreert schendingen van het internationaal humanitair recht. Ook wordt bij controleposten voorlichting over het oorlogsrecht gegeven aan gewapende strijders358.
Activiteiten van NGOs
Het merendeel van de NGOs vertrok uit Liberia toen de onveiligheid in het land in de loop van 2003 toenam, om vanaf augustus langzaam maar zeker weer terug te keren. Begin november 2003 waren, naast Monrovia en de wegen naar het oosten en het noorden die onder toezicht van UNMIL stonden, voor NGOs Gbarnga, Tubmanburg, Buchanan, Zwedru en Harper goed toegankelijk. 355 WFP Press Release, 7 oktober 2003; Reuters, 11 juli 2003 en 18 augustus 2003 en IRIN, 7 oktober 2003
356 IRIN, 15 oktober 2003 en USAID, 29 oktober 2003 357 Reuters, 25 augustus 2003
358 ICRC, Liberia Bulletin, 3 oktober 2003 92

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Artsen zonder Grenzen (AzG) was een van de organisaties die wel voortdurend aanwezig bleef, ook al werden de activiteiten ernstig belemmerd door de gewapende strijd. In juli waagde AzG zich vanwege de veiligheidssituatie niet meer buiten Monrovia. In augustus 2003 werd een AzG-pakhuis met medicijnen, voedsel en medische benodigdheden geplunderd, waardoor slechts tweederde van de voorraden overbleef. Vanaf diezelfde periode begon Artsen zonder Grenzen voedselvoorziening en medische zorg te bieden aan burgers in de provincies Grand Bassa en Montserrado. Eind oktober 2003 opende AzG een kantoor in Voinjama359.
Een andere organisatie die Liberia ook tijdens de zware aanvallen op Monrovia niet verliet, is de medische hulporganisatie Merlin. Artsen zonder Grenzen en Merlin behandelden in juni in Monrovia honderden cholerapatiënten. Eind oktober opende Merlin een kantoor in Zwedru, waar de burgers tot die tijd voor medische hulp waren aangewezen op een Ivoriaans ziekenhuis op 140 kilometer afstand360.

359 BBC News, 11 augustus 2003; United Nations Humanitarian Information Centre, 13 november 2003 en USAID, 29 oktober 2003 360 Reuters, 1 juli 2003; USAID, 29 oktober 2003 en IRIN, 16 oktober 2003 93

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004


5 Samenvatting
Vanaf 1997 ging de Liberiaanse bevolking gebukt onder het autoritaire bewind van president Charles Taylor, die verantwoordelijk was voor onderdrukking, mensenrechtenschendingen en plundering van de natuurlijke rijkdommen van het land. Daarnaast ondersteunde de regering-Taylor diverse rebellenbewegingen in de omliggende landen, waardoor de West-Afrikaanse regio werd ontwricht. De rebellengroepering LURD, die zich sinds 1999 gewapenderhand tegen Taylors presidentschap had verzet, kreeg in februari 2003 bijval van een nieuwe groepering, MODEL.
In de loop van 2003 trokken beide rebellenbewegingen verder op en dwongen zij de regering-Taylor aldus naar de onderhandelingstafel. Onder internationale druk werd op 17 juni 2003 in Ghana een staakt-het-vuren bereikt, op 18 augustus gevolgd door een vredesakkoord. Het vredesakkoord, dat niet mogelijk was geweest zonder het vertrek van president Taylor naar Nigeria, voorziet in een systeem van machtsdeling tussen de voormalige strijdende partijen, het maatschappelijk middenveld en de niet-gewapende politieke partijen. Het landsbestuur is conform het vredesakkoord in handen gekomen van een overgangsregering onder leiding van zakenman Gyude Bryant, die het land naar de verkiezingen van oktober 2005 moet leiden.
Het vredesakkoord wordt ondersteund door een internationale troepenmacht, aanvankelijk bestaande uit troepen van de regionale West-Afrikaanse organisatie ECOWAS, die hun taak op 1 oktober 2003 overdroegen aan de Verenigde Naties. De United Nations Mission in Liberia (UNMIL), met een beoogde omvang van 15.000 man, zal naar verwachting pas in maart 2004 volledig ontplooid zijn. De implementatie van het vredesakkoord gaat met strubbelingen gepaard. Er is sprake van onenigheid tussen Bryant en de voormalige strijdende partijen over de verdeling van hoge overheidsfuncties en her en der in het land vinden nog gewapende schermutselingen plaats tussen Taylor-getrouwe troepen enerzijds en LURD en MODEL anderzijds.
De veiligheidssituatie in Liberia was gedurende de verslagperiode en tot op heden dan ook uiterst precair. Na de hevige gevechten in met name juni en juli 2003 betekende de ondertekening van het vredesakkoord van Accra op 18 augustus 2003 allerminst dat de gevechten tussen regeringstroepen en rebellen prompt tot het verleden gingen behoren. Elke schets van de veiligheidsituatie in Liberia kan dan ook niet meer zijn dan een momentopname. De ontwikkelingen in de verslagperiode laten zien dat steeds wel ergens in het land, en met name in de noordelijke provincies Lofa, Nimba en Bong, van de ene op de andere dag de vlam 94

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

in de pan kan slaan. Dit is zeker het geval zolang de VN-vredesmacht UNMIL nog niet op de beoogde volle sterkte (15.000 man) ter plaatse is en de voormalige strijdende partijen niet het algemeen, maar het eigen belang voor ogen hebben. Hoewel in Monrovia niet meer gevochten wordt tussen de strijdende partijen, is de situatie in de hoofdstad nog zo chaotisch en onzeker dat de veiligheid van burgers niet gegarandeerd is. De zwaar getraumatiseerde bevolking slaat zelfs bij geringe schietincidenten al op de vlucht.
De bevolking heeft gedurende de verslagperiode dan ook uitzonderlijk zwaar te lijden gehad onder de burgeroorlog. Op het hoogtepunt van de gevechten in juni en juli 2003 was een miljoen burgers (een derde deel van de bevolking) op de vlucht in eigen land of daarbuiten. Voorafgaand aan de ondertekening van het vredesakkoord in augustus 2003 vonden in Monrovia hevige gevechten plaats tussen de regering en de rebellen. Daardoor werden enorme stromen ontheemden op gang gebracht, die hun toevlucht zochten in alle hoeken en gaten van de hoofdstad. Nog steeds zijn honderdduizenden Liberianen ontheemd. Niet alleen betekent dit een ontwrichting van hun bestaan, maar ook bemoeilijkt de aanwezigheid van ontheemden in (overheids)gebouwen het landsbestuur en de hervatting van essentiële voorzieningen als onderwijs. Bovendien maakten gedurende de verslagperiode zowel de Taylor-getrouwe troepen als de LURD (die drie provincies in handen heeft) en MODEL (dat zes provincies beheerst) zich schuldig aan ernstige mensenrechtenschendingen, vernielingen, allerlei vormen van geweld en plundering jegens de burgerbevolking. De schendingen van de mensenrechten omvatten onder meer buitengerechtelijke executies, foltering, verkrachting, dwangarbeid, ontvoeringen en gedwongen rekrutering van kinderen en binnenlands ontheemden uit kampen. Volgens de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN werd verkrachting ingezet als oorlogswapen. Deze misdragingen, die nog steeds her en der in het land voorkomen, vinden niet alleen plaats vanwege het klimaat van straffeloosheid in Liberia, maar ook omdat de gewapende strijders zelf niet beschikken over middelen van bestaan.
Verschillende hulporganisaties houden zich bezig met de assistentie aan ontheemden in Liberia. Gedurende 2003 is de hulpverlening verschillende malen onderbroken geweest vanwege de veiligheidssituatie. Sommige gebieden zijn voor het eerst in vier jaar toegankelijk geworden voor hulpverleners. Na jarenlang wanbeleid en een ontwrichtende burgeroorlog, staat Liberia nu voor de zware taak het land op te bouwen. De grootste moeilijkheid daarbij zal zijn de demobilisatie en maatschappelijke reïntegratie van de tienduizenden gewapende strijders in het land, onder wie veel kindsoldaten die niets anders kennen dan oorlog. Hun demobilisatie is niet alleen cruciaal voor Liberia, maar vormt ook de 95

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

sleutel tot betere betrekkingen met de buurlanden. Een andere mogelijke hindernis bij de opbouw van Liberia wordt gevormd door oud-president Taylor, die zich vanuit Nigeria nog altijd zou bemoeien met Liberiaanse aangelegenheden. Het Verenigd Koninkrijk en Denemarken beoordelen asielaanvragen uit Liberia op individuele basis. Denemarken acht terugkeer naar Liberia niet verantwoord. Het Verenigd Koninkrijk is van mening dat uitgeprocedeerde asielzoekers naar Liberia verwijderd kunnen, maar veel afgewezen Liberiaanse asielzoekers hoeven om individuele redenen van humanitaire aard het VK toch niet te verlaten. In Duitsland en België bestaat geen formeel, maar een de facto besluitmoratorium ten aanzien van Liberiaanse asielzoekers. In Zwitserland worden de asielaanvragen van Liberianen vanwege de huidige situatie in het land niet behandeld en wordt gedwongen terugkeer niet gerechtvaardigd geacht. In Zweden is sprake van een besluit- en vertrekmoratorium voor Liberiaanse asielzoekers.

96

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004


Bijlage I: Literatuurlijst
Voor dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van de volgende openbare bronnen: Agence France-Presse
Agreement on the ceasefire and cessation of all hostilities between the Government of the Republic of Liberia and Liberians United for Reconciliation and Democracy and the Movement for Democracy in Liberia, 17 juni 2003 Algemeen Nederlands Persbureau
Amnesty International Nederland, Brieven aan Minister Nawijn,27 januari, 14 maart en 11 april 2003
Amnesty International Press Releases
Amnesty International, `De duivel is vervangen door het kwade', Wordt vervolgd, september 2003
Amnesty International, Liberia- UN Mission must implement mandate to protect human rights, 25 september 2003
Amnesty International, Liberia: Recommendations to the International Contact Group on Liberia, 20 februari 2003, AFR 34/005/2003 Amnesty International, No escape: Liberian refugees in Côte d'Ivoire, 24 juni 2003
Amnesty International, Open letter to the transitional chairman of Liberia, urging rejection of the impunity agreement with the USA concerning the International Criminal Court, 21 oktober 2003, AFR 34/03.06
Amnesty International, West Africa: Time to abolish the death penalty, oktober 2003, AFR 05/003/2003
The Analyst, Liberiaans dagblad
Associated Press
BBC News
97

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Brief aan het parlement van de ministers van Defensie, Buitenlandse Zaken en en Ontwikkelingssamenwerking inzake Nederlandse deelneming VN-vredesmacht Liberia, 24 oktober 2003
CIA, The World Fact Book 2002
CIA, The World Factbook 2003
Comprehensive peace agreement between the government of Liberia and the Liberians United for Reconciliation and Democracy (LURD) en the Movement for Democracy in Liberia (MODEL) and political parties, 18 augustus 2003 Criminal Procedure Law, Liberia, January 1969
Deutsche Presseagentur
Domestic Relation Law, Liberia
The Economist Intelligence Unit, Country Profile Liberia, 1999-2000 The Economist Intelligence Unit, Country Profile Liberia, 2002 The Economist Intelligence Unit, Country Profile Liberia, september 2003 The Economist Intelligence Unit, Country Report Liberia, december 2003 The Economist Intelligence Unit, Country Report Liberia, juni 2003 The Economist Intelligence Unit, Country Report Liberia, september 2003 The Economist Intelligence Unit, Country Report Liberia, september 2000 Ellis, Stephen , The mask of anarchy- The destruction of Liberia and the religious dimension of an African civil war (Londen 1999)
Global Witness, The usual suspects-Liberia's weapons and mercenaries in Côte d'Ivoire and Sierra Leone, maart 2003
The Guardian
The Heritage, Liberiaans dagblad
98

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Human Rights Watch, Back to the Brink-War crimes by Liberian government and rebels, mei 2002
Human Rights Watch, Liberia: Greater protection required for civilians still at risk, 9 september 2003
Human Rights Watch, Liberia: Human Rights Commission, 2001 Human Rights Watch, Liberia: New Accounts Detail Abuses. Accounts from victims and witnesses to Human Rights Watch, March 2003 Human Rights Watch, Liberian Refugees in Guinee: Refoulement, Militarization of Camps, and other Protection Concerns (november 2002) Human Rights Watch, Liberians United for Reconciliation and Democracy's commitment on child soldiers, 30 juli 2003
Human Rights Watch, Weapons sanctions, military supplies and human suffering: Illegal arms flows to Liberia and the June-July 2003 shelling of Monrovia, 3 november 2003
Human Rights Watch, World Report 2003
ICRC, Liberia Bulletin
Immigratie- en Naturalisatiedienst, Asylumtrends-Monthly report on asylum applications in The Netherlands and Europe
Induction address by His Excellency C. Gyude Bryant, Chairman, National Transitional Government of Liberia, 14 oktober 2003 The Inquirer, Liberiaans dagblad
Integrated Regional Information Network (IRIN), informatievoorziening OCHA, VN
Inter Press Service
International Contact Group on Liberia Press Releases International Court of Justice Press Releases
International Crisis Group, Africa Report No. 43, 24 April 2002 99

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

International Crisis Group, Côte d'Ivoire- The war is not yet over, 28 november 2003
International Crisis Group, Liberia: security challenges, 3 november 2003 International Crisis Group, Tackling Liberia: The Eye of the Regional Storm, 30 April 2003.
Itano, Nicole, Small boys with florescent guns ans the leaders behind them: Charles Taylor and the rebels who unseated him, Institute for Security Studies, 18 oktober 2003
Justice and Peace Commission, Annual Situation Report on Liberia 2002, januari 2003
The Liberian Standard, Liberiaans weekblad
Médecins sans Frontières, Liberian stories- A population caught in a cycle of violence and displacement, juli 2003
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen ambtsbericht Guinee (oktober 2003)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen ambtsbericht Ivoorkust (februari 2003)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen ambtsbericht Sierra Leone (juli 2003)
Le Monde
National Chronicle, Liberiaans dagblad
New Democrat
The News, Liberiaans dagblad
Norwegian Council for Africa, Africa News Update
Norwegian Refugee Council/Global IDP Project, Profile of Internal Displacement: Liberia, 13 september 2003
NRC Handelsblad
100

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Pan-African News Agency (PANA)
Het Parool
Poll Watch
Reformatorisch Dagblad
Reuters
Statement of David M. Crane, Chief Prosecutor, Special Court for Sierra Leone, 4 juni 2003
Takirambudde, Peter , `Liberia: where the arms come from', International Herald Tribune, 17 september 2003
The Telegraph
Trouw
U.S. Committee for Refugees, World Refugee Survey 2003-Guinea U.S. Department of State, Annual Report on International Religious Freedom for 2002: Liberia, oktober 2002
U.S. Department of State, Country Reports on Human Rights Practices 2001- Liberia, maart 2002
U.S. Department of State, Country Reports on Human Rights Practices 2002- Liberia, april 2003
U.S. Department of State, Country Reports on Human Rights Practices 1998- Liberia
U.S. Department of State, Country Reports on Human Rights Practices 1997- Liberia
U.S. Department of State, Plans for Liberian force are progressing, Annan says, 16 juli 2003
UK Home Office, Country Assessment Liberia (maart 1999) 101

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

University of Minnesota, Human Rights Library
USAID, Complex Emergency Situation Report #5, 29 oktober 2003 Veen, Roel van der, Afrika. Van de koude oorlog naar de 21e eeuw (Amsterdam 2002)
Vluchtelingenwerk Nederland, Brief aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,14 april 2003
Walraven, K. van, The pretence of peace-keeping: ECOMOG, West Africa and Liberia (1990-1998) (Den Haag 1999)
Publicaties van de Verenigde Naties
Commission on Human Rights, Report of the High Commissioner for Human Rights- Situation of human rights and fundamental freedoms in Liberia, E/CN.4/2004/5 (8 augustus 2003)
First Report of the Secretary-General pursuant to Security Council resolution 1408 (2002) regarding Liberia, S/2002/1183 (22 oktober 2002) Letter dated 5 November 2003 from the Secretary-General addressed to the President of the Security Council, S/2003/1071 (5 november 2003) OCHA, Liberia humanitarian briefings
OCHA, Liberia humanitarian situation updates
OCHA, Situation reports Liberia
Report of the Panel of Experts appointed pursuant to paragraph 25 of Security Council resolution 1478 (2003) concerning Liberia, S/2003/937 (2 oktober 2003) Report of the Panel of Experts appointed pursuant to paragraph 25 of Security Council resolution 1478 (2003) concerning Liberia, S/2003/779 (30 juli 2003) Report of the Panel of Experts appointed pursuant to paragraph 4 of Security Council resolution 1458 (2003), concerning Liberia, S/2003/498 (17 april 2003) Report of the Panel of Experts appointed pursuant to Security Council resolution 1408 (2002), paragraph 16, concerning Liberia, S/2002/1115 (24 oktober 2002) 102

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

Report of the Secretary General, Children and armed conflict, A/59/546- S/2003/1053 (30 oktober 2003)
Report of the Secretary-General in pursuance of paragraph 13 (a) of resolution 1343 (2001) concerning Liberia, S/2001/939 (5 oktober 2001) Report of the Secretary-General on the situation in Liberia pursuant to the letter dated 29 November 2002 (S/2002/1305) from the President of the Security Council, S/2003/227 (26 februari 2003)
Report of the Secretary-General to the Security Council on Liberia, S/2003/875 (11 september 2003)
Report of the Security Council mission to West Africa, 26 june-5 july 2003, S/2003/688 (7 juli 2003)
Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/788 (19 november 1992) Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1343 (7 maart 2001) Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1408 (6 mei 2002) Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1458 (28 januari 2003) Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1478 (6 mei 2003) Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1497 (1 augustus 2003) Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1509 (19 september 2003) Resolutie Veiligheidsraad, S/RES/1521 (22 december 2003) Second report of the Secretary-General pursuant to Security Council resolution 1408 (2002) regarding Liberia, S/2003/466 (22 april 2003) Statement by the President of the Security Council, S/PRST/2003/14 (27 augustus 2003)
UN News Service
UNHCR, Briefing Notes
103

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

UNHCR, Global appeal 2003 (december 2002)
UNHCR, Liberia situation reports
UNHCR, News stories
UNICEF Liberia, Government of Liberia Initial Report on the Convention on the Rights of the Child (2000)
UNICEF, Press releases
United Nations Center for Human Rights
United Nations Consolidated Appeals Process, Liberia 2004, november 2003 United Nations Consolidated Appeals Process, Revision of the CAP 2003- Liberia Urgent humanitarian needs July-December 2003, juli 2003 United Nations Humanitarian Information Centre in Liberia, Map of IDP and Refugee Camps in Greater Monrovia, 18 oktober 2003 United Nations Humanitarian Information Centre, Who does where what database, 13 november 2003
United Nations Press Releases
UNMIL Press Releases
World Food Programme (WFP) Press Releases
Websites
www.allaboutliberia.com
www.allafrica.com
www.ethnologue.com
www.globalsecurity.org
www.humanitarianinfo.org/liberia
104

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004

www.newafrica.com.
www. reliefweb.org
www.theperspective.org, internetkrant van Liberianen in de VS www.unhchr.ch
www.unhcr.ch
www.unicef.org
www.worldywca.org/common_concern/sept2000/LibForgiving.html

105

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004


Bijlage II: Kaart van Liberia

106

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004


Bijlage III: Nominaties voor ministersposten in de overgangsregering
Deze nominaties (ontleend aan The Economist Intelligence Unit, Country Report Liberia, december 2003) zijn nog niet bekrachtigd door het parlement. Voormalige regering van Charles Taylor:
Defensie Daniel Chea Binnenlandse Zaken Dan Morais Post en Telecommunicatie Eugene Nagbe Planning en Economische Zaken Christian Herbert Gezondheidszorg en Welzijn Peter Coleman LURD:
Financiën Luseni Kamara Justitie Kabineh Ja'neh Arbeid Lavella Supawood Transport Vamba Kanneh Staatszaken Jackson Eddo MODEL:
Land, Mijnen en Energie ? Handel Samuel Wolo Landbouw George Kammie Publieke Werken ? Buitenlandse Zaken. Thomas Nimely Ongewapende politieke partijen en het maatschappelijk middenveld:
Onderwijs ? Gender en Ontwikkeling ? Informatie ? Rurale Ontwikkeling ? Jeugd en Sport ? Nationale Veiligheid ? 107

Algemeen Ambtsbericht Liberia | januari 2004


Bijlage IV: Lijst van gebruikte afkortingen
AFL Armed Forces of Liberia
ALCOP All Liberian Coalition Party
ATU Anti Terrorist Unit
AU Afrikaanse Unie
AzG Artsen zonder Grenzen
DDRR Disarmament, demobilisation, rehabilitation and reintegration ECOMIL ECOWAS Mission in Liberia
ECOMOG ECOWAS Monitoring Group
ECOWAS Economic Community of West African States EU Europese Unie
FAO Food and Agricultural Organization
ICGL Internationale Contactgroep inzake Liberia INPFL Independent National Patriotic Front of Liberia LBS Liberia Broadcasting System
LCN Liberia Communication Network
LRRRC Liberia Refugee Repatriation and Resettlement Commission LURD Liberians United for Reconciliation and Democracy MFWA Media Foundation of West Africa
MODEL Movement for Democracy in Liberia
MRU Mano River Union
NGO Non-Gouvernementele Organisatie
NPFL National Patriotic Front of Liberia
NPP National Patriotic Party
NPP National Patriotic Party
OCHA Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (VN) RUF Revolutionary United Front
SOD Special Operations Division
SSS Special Security Service
ULIMO United Liberation Movement for Democracy UNAMSIL United Nations Mission In Liberia
UNDP United Nations Development Programme
UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees UNICEF United Nations Children Fund
UNMIL United Nations Mission in Liberia
WFP World Food Programme
108


---- --