Gemeente Utrecht


2004 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
4 Vragen van de heer J.H. Berends
(ingekomen 9 januari 2004)

Najaar 2003 werden door LU en CDA vragen gesteld over uit de hand gelopen jongerenoverlast in de Korianderstraat. Jongeren beschadigden auto's, en bedreigden en mishandelden bewoners. Hoewel de politie wel aanwezig is geweest, werden er geen jongeren opgepakt (die zaten lachend achter het raam van de woonkamer) en werden de klachten van en gesprekken met bewoners niet direct beschouwd als aangifte.
Zowel wethouder Verhulst als burgemeester Brouwer zegden toe hier aandacht aan te zullen besteden. En daar werd ook naar tevredenheid over gerapporteerd.
Kennelijk tevergeefs, verder. Want onlangs werd een jongerenmedewerkster mishandeld, werden autoruiten ingeslagen, en werd een auto in brand gestoken.
En nu blijkt dat de directeur van SMOL er nooit in geloofd heeft dat het in mei 2003 geopende jongerencentrum Nowhere ook maar iets voor zou kunnen hebben betekenen voor jongerenoverlast. Hij gaat het jeugdhonk nu gebruiken als kantoor, en wil niks meer te maken hebben met de hangjongeren. En hij verwijst daarbij naar Kanaleneiland. Aldus een artikel in het UN van vrijdag 9 januari 2004.

Dat brengt LU tot de volgende vragen:
Is de groep jongeren die voor zoveel overlast zorgt, bekend bij de politie?
Wat werd er sinds oktober 2003 gedaan door politie en SMOL/jongerenwerk om overlast door deze groep te voorkomen?
Worden jongeren verdacht van mishandeling, brandstichting, etc.?
Zijn er al jongeren opgepakt, voorgeleid, veroordeeld?
Welke samenwerking is er tussen politie en jongerenwerk opgezet om problemen te voorkomen of te verminderen?
Wat was de regierol van de gemeente hierin?
Wist het college in oktober nog niet dat de directie van SMOL het jeugdhonk Nowhere vanaf de opening niet wilde gebruiken voor jongerenwerk, gericht op ook deze groep?
Heeft het college er vertrouwen in dat vanaf oktober 2003 de overlast moet afnemen? En waarop is dat vertrouwen dan op gestoeld?
Heeft het college vergunning verleend om het gebruik van het gebouw te wijzigen in kantoor?
Is het college het met ons eens dat deze terugtrekkende beweging, verwijzend naar "Kanaleneiland", betekent dat SMOL erkent dat zij niet capabel is om op de juiste wijze in Parkwijk/LeidscheRijn werkzaam te zijn?
Accepteert het college die o zo gemakkelijke verklaring dat het niet aan SMOL kan liggen, want het gaat eigenlijk om "kanaleneiland-problemen"?
Bent u op de hoogte van het gerucht dat een deel van de overlast veroorzakende jongeren uit Kanaleneiland afkomstig zou zijn? Wat kunt u daarover zeggen?
Is het college bereid de subsidieverlening met ingang van heden hierop aan te passen en per direct een andere aanbieder voor jongerenwerk en mogelijk ook andere werkzaamheden in Parkwijk/LeidscheRijn te zoeken?


Antwoord van Burgemeester en Wethouders
(verzonden 27 januari 2004)

De groep jongeren die zoveel overlast veroorzaakt is bekend bij de politie .In de afgelopen weken/maanden heeft de groep zich langzaam onderscheiden in een groep meelopers (ongeveer 19 jongeren) en een harde kern bestaande uit ongeveer 5 jongeren. Een aantal van deze jongeren was voordat zij in Leidsche Rijn woonden, woonachtig in Kanaleneiland, Lombok en Ondiep.
Naar aanleiding van overlast zijn tussen gemeente, politie, wijkwelzijnsorganisatie SMOL en woningcorporatie Mitros afspraken gemaakt over een intensievere aanpak en meer samenwerking. De raadscommissie voor Maatschappelijke Ontwikkeling is hierover reeds eerder geïnformeerd door middel van een brief op 20 november 2003. Na een nieuw incident in de jongerenvoorziening zijn op 7 november 2003 tussen SMOL de politie, en de gemeente de afspraken, die reeds eerder waren gemaakt, aangescherpt. Concreet betekent dit nu:
3. Dat er veel strenger wordt opgetreden tegen de jongeren door de jongerenwerkers van SMOL.
4. Van alle incidenten wordt voortaan direct aangifte gedaan;
5. Er wordt consequent gereageerd op incidenten;
6. Ouders worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid;
7. Waar nodig wordt samengewerkt met ouders, omwonenden en jongeren.
Er wordt een strenger huisbeleid (huisregels etc.) ontwikkeld in de jongerenvoorziening, waarbij gebruik gemaakt wordt van de deskundigheid die in Kanaleneiland en andere wijken op dit punt is opgebouwd.
SMOL gelast de activiteiten voor de probleemgroep in de jongerenvoorziening Nowhere tijdelijk af, maar blijft wel via het ambulant jongerenwerk (de JOS-aanpak) contact onderhouden met deze groep. De inzet is om op termijn de deuren weer te openen voor deze groep jongeren;
Bij problemen zal met SMOL worden besproken om jongeren, die behoren tot deze 'harde kern' de toegang tot de voorziening te weigeren op basis van een verblijfsontzegging. Daartoe zal persoonlijk aan de overtreder, afhankelijk van de ernst van het probleem, een (tijdelijke) verblijfsontzegging kunnen worden uitgereikt. De ouders worden daarvan ook (persoonlijk), op de hoogte gesteld.
De politie surveilleert extra in Parkwijk om snel te reageren op signalen van bewoners en treedt op tegen overlast veroorzakende jongeren.
Er is bij de politie extra capaciteit vrijgemaakt voor dossiervorming over deze jongeren.
Tevens spant de politie zich in deze jongeren onder te brengen in de gemeentebrede aanpak van de harde kern.
Het OM zal op basis van deze dossiers beoordelen of en op welke wijze tot vervolging wordt overgegaan.
Gemeente en woningcorporatie Mitros verhalen schade (vandalisme) op de jeugdige daders.
De jongeren worden met name verdacht van betrokkenheid bij:
openbare orde delicten (geluidsoverlast, rondscheuren op scooters),
strafbare feiten (diefstal van fietsen, auto-radio's, vernielingen en kleine brandstichtingen);
een incident waarbij ook sprake was van geweldpleging.
De politie heeft de afgelopen maanden al eerder jongeren aangehouden. Op 13 januari 2004 heeft de politie opnieuw een aanhouding verricht. De ouders zijn op het politiebureau ontboden waar zij zijn ingelicht over de problemen die hun zoon veroorzaakte. Dit was niet bekend bij de ouders. De aanleiding van de aanhouding was niet van dergelijke aard dat overgegaan kon worden tot voorgeleiding en vervolging. Het Openbaar Ministerie beslist of jongeren worden voorgeleid en tot vervolging wordt overgegaan. Door de gemeente is bij het Openbaar Ministerie aangedrongen snel en grondig op de aanpak van deze probleemjongeren.
Zie antwoord op vraag 2.
De gemeente heeft het initiatief genomen om met politie, SMOL en Mitros afspraken te maken wanneer daar aanleiding voor was. Tevens heeft de gemeente er op toegezien dat er sluitende afspraken werden gemaakt. Deze afspraken zijn door alle partijen nagekomen maar leidden niet tot het gewenste resultaat. De werkwijze is bijgesteld en het optreden is geïntensiveerd, rekening houdend met de veiligheid van de uitvoerend werkers die ook gewaarborgd moet zijn.
Deze vraag is gebaseerd op onjuiste informatie die hierover in de krant is verschenen. Zowel SMOL als de gemeente hebben vanaf het begin beoogd om een (tijdelijke) jongerenvoorziening neer te zetten. Een jongerenvoorziening die bedoeld is voor álle jongeren van Leidsche Rijn en niet voor een specifieke groep. Dit blijkt onder meer uit de programmering die was ontwikkeld voor de jongerenvoorziening.
Het college heeft vertrouwen in de aanpak van alle betrokken partijen.

Zie antwoord op vraag 2.
Nee, de voorziening blijft gewoon open. Het blijft ook een plek waar de jongerenwerkers met groepen jongeren naar toe kunnen voor een praatje, begeleiding of informatie. Dat is de kantoorfunctie. Dit is tevens de uitvalsbasis van de jongerenwerkers. De voorziening krijgt wel een bredere welzijnsfunctie dan uitsluitend jongerenvoorziening. De ervaring is dat een voorziening die meerdere doelgroepen bereikt, minder gevoelig is voor claimgedrag van bijvoorbeeld één groep jongeren. "Nowhere" wordt een Centrum voor Maatschappelijke Dienstverlening. Er zullen naast het jongerenwerk maatschappelijk werkers, een sociaal raadsvrouw en een ouderenadviseur hun spreekuur organiseren en kantoor houden. Deze functies laten zich voor wat betreft de werktijden prima combineren met het jongerenteam. Ook is er dan meer toezicht en zo wordt voorkomen dat jongeren het alleenrecht opeisen voor het gebruik van een voorziening. Zij moeten rekening leren houden met andere gebruikers. De jongerenactiviteiten met een meer structureel karakter (cursussen, ontmoeting) zullen veelal elders georganiseerd worden, bijvoorbeeld in cluster Voorn. Deze verbreding van functies is in lijn met het uitgangspunt om multifunctionele voorzieningen neer te zetten in Leidsche Rijn. Er is voor deze verbreding van functies geen vergunning nodig. Wel heeft SMOL hiervoor toestemming gevraagd aan DMO-Welzijnszaken. Hiervoor is toestemming gegeven.
Het college deelt deze conclusie niet. Wat hier speelt, is een niet onbekend capaciteitsprobleem in combinatie met een aantal 'harde kern' jongeren. Leidsche Rijn heeft op dit moment een geringe capaciteit aan jongerenwerkers vanwege de relatief geringe omvang van de wijk. Deze jongerenwerkers hebben tot taak om - naast de inspanningen voor de probleemgroep - preventieve en vitaliserende activiteiten aan te bieden aan álle jongeren in Leidsche Rijn. De problematiek van de kleine groep blijkt van dien aard te zijn, dat zij een groot deel van de tijd van het jongerenteam opslokt, waardoor de activiteiten voor andere jongeren hier onder lijdt. Het college is nog steeds van mening dat SMOL de beschikbare capaciteit jongerenwerk moet verdelen over álle groepen jongeren. Dit betekent vervolgens dat er grenzen zijn aan de inspanningen die SMOL kan verrichten. SMOL geeft aan dat deze grenzen nu bereikt zijn.
Vanzelfsprekend accepteert het college een dergelijke houding niet zonder meer. Wel als verklaring maar niet als excuus. Door middel van kwartaalrapportages, monitorgesprekken en klanttevredenheidsonderzoek wordt de kwaliteit van de dienstverlening nauwkeurig gevolgd en wordt gekeken in hoeverre een welzijnsinstelling haar werkzaamheden adequaat uitvoert. Zo nodig wordt bijgestuurd maar er zijn wel grenzen aan de werkzaamheden van het jongerenwerk: niet alleen voor wat betreft de beperkte capaciteit, maar ook ten aanzien van het soort inzet op het moment dat het gaat om ernstige problematiek. Dat overstijgt de mogelijkheden van welzijnsinstellingen. De aanpak van deze problemen is nu vooral een taak van politie en justitie.
Het college is hiervan op de hoogte: een deel van de jongeren is ook afkomstig uit Lombok en Ondiep. Zij zijn bekend bij het netwerk12+ van Kanaleneiland. Omdat preventieve maatregelen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid zijn zij voorgedragen voor de eerder genoemde repressieve aanpak. Daarnaast blijken deze 5 jongeren met andere jongeren contacten te onderhouden die zij uit hun oude wijk kennen. Soms ontmoeten zij elkaar in Leidsche Rijn. In veel gevallen onderhouden jongeren op een normale manier vriendschapscontacten. In dit geval is dat een risicofactor die door het college en de betrokken partijen wordt onderkend.
Voor het college is er op dit moment geen aanleiding om in Leidsche Rijn een andere aanbieder voor het jongerenwerk te zoeken.


---- --