Vervolgonderzoeken moeten besluit WCT
mogelijk maken
De Provincie Zeeland moet vervolgonderzoek uitvoeren naar de gevolgen
van Westerschelde Containerterminal (WCT) voor de natuur, waarbij
duidelijk moet worden of de WCT tot significante gevolgen leidt. Ook
moet een onderzoek plaatsvinden waaruit blijkt dat de WCT economisch
gezien noodzakelijk is voor Zeeland. Daarnaast moet de provincie
zekerheid hebben over de gevolgen van de WCT voor de
achterlandverbindingen. Het gaat hierbij met name over de gevolgen van
het vervoer van containers over het spoor.
Dit staat in het eindrapport van de heer F. ten Thij, die in opdracht
van het College van Gedeputeerde Staten een analyse heeft gemaakt van
de uitspraak van de Raad van State van juli 2003. Dit rapport is
vandaag door Gedeputeerde Staten behandeld. Het College stemt in met
de conclusies en aanbevelingen in het rapport en zal Provinciale
Staten vragen in de statenvergadering van 13 februari a.s. opdracht te
geven voor de vervolgonderzoeken. Deze moeten eind juni 2004 zijn
afgerond zodat Provinciale Staten uiterlijk in oktober 2004 een
definitief besluit kunnen nemen over een eventuele nieuwe procedure
voor de WCT. Het College blijft streven naar een nieuwe procedure, de
onderzoeken moeten duidelijk maken of en hoe daaraan invulling moet
worden gegeven.
Besluitvormingsmodel
Het rapport bevat een uitgebreide analyse van de kwesties zoals die
door de Raad van State zijn genoemd als reden voor vernietiging van
het besluit tot streekplanherziening. Belangrijk onderdeel van deze
analyse is een nieuw besluitvormingsmodel waar het gaat om de toetsing
van plannen aan de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Met dit
model is inzichtelijk gemaakt welke criteria gelden voor plannen met
of zonder significante gevolgen voor de natuur.
Voor plannen met significante gevolgen is aangegeven dat er sprake
moet zijn van een regionaal probleem met een dwingende reden van groot
openbaar belang. Niet het plan (de WCT) op zich moet getoetst, maar
het bredere probleem dat daarmee wordt opgelost. Wanneer er een
alternatief is welke minder gevolgen heeft voor de natuur (de
Westerschelde) en die het probleem ook oplost, dan heeft dat
alternatief de voorkeur.
Voor de WCT geldt dat de provincie moet aantonen dat het
havenindustrieel complex in Zeeland als een van de economische pijlers
onder druk staat en dat versterking van die pijler noodzakelijk is.
Verbreding van het havenconcept nu vooral grootschalige
procesindustrie - met basisindustrie en daarbinnen een logistieke
functie, moet ruimte geven voor het plan van de WCT. Waarbij er geen
alternatieven zijn voor de oplossing van elke deelstap in de aanpak
van het probleem en waarbij het economisch belang zwaarder weegt dan
het natuurbelang.
Goede ruimtelijke ordening
Het rapport geeft duidelijk weer aan welke eisen een nieuw besluit
moet voldoen als het gaat om ruimtelijke ordening. De provincie kan
met een concrete beleidsbeslissing het streekplan wijzigen en
gemeenten zo opleggen hun bestemmingsplannen aan te passen. Voorwaarde
daarbij is dat er voldoende zekerheid is dat de gevolgen van het plan
voor de WCT binnen de wettelijke eisen blijven waar het gaat om woon-
en leefklimaat. Waar de provincie niet de bevoegdheid heeft om zelf
maatregelen te nemen (zoals de aanpassingen aan het spoor) moet zij de
zorg op zich nemen om de belemmeringen op te lossen.
Adviescommissies
De Commissie MER en de Provinciale Commissie Omgevingsbeleid (PCO)
hebben de provincie adviezen gegeven waarvan nu is aangegeven dat deze
niet toereikend waren. Uit de analyse blijkt dat een reguliere Milieu
Effectrapportage (MER) niet voldoende is waar het gaat om afweging van
alternatieven voor het project zelf of van alternatieven buiten het
plangebied. Voor de sociaal economische onderbouwing is de MER in het
geheel niet relevant, zo blijkt uit de uitspraak van de raad van
State.
In de PCO zijn overheden en maatschappelijke organisaties
vertegenwoordigd. Duidelijk is nu dat het advies van het ministerie
van LNV een zwaarwegender status heeft dan tot dusver beoordeeld.
Reden daarvoor is dat LNV verantwoordelijkheid heeft voor
verantwoording van besluiten naar de Europese Commissie. In het kader
van een eventuele nieuwe procedure bevat het rapport het advies met de
Commissie MER en de ministeries van LNV en Verkeer en Waterstaat
afspraken te maken over de onderbouwing van een nieuw besluit, met
name waar het gaat om de gevolgen voor de Westerschelde.
27 januari 2004, Derk van t Spijker: (0118) 63 13 61. persbericht
nr.06/04
Provincie Zeeland