Partij van de Arbeid

Den Haag, 28 januari 2004

Bijdrage van het lid Hamer (PvdA) aan het plenaire debat over het voorstel Wet Beroepen in het onderwijs

Voorzitter,

De PvdA-fractie heeft lang uitgekeken naar de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel omdat met de wet BIO meer ruimte wordt geschapen voor de professionaliteit van de werkenden in het onderwijs.

De PvdA-fractie staat nadrukkelijk voor ogen dat de bekwaamheidseisen van docenten en van overig onderwijspersoneel niet van bovenaf moeten worden opgelegd, maar een zaak moeten zijn van de beroepsgroep zelf. Het mag niet zo zijn dat docenten en schoolleiders worden geconfronteerd met een pakket van bekwaamheidseisen waarin zij de eigen onderwijspraktijk absoluut niet herkennen. Betrokkenheid van docenten en schoolleiders is lastig te organiseren. Werkgevers- en werknemersorganisaties beschikken over een duidelijke achterban, maar vertegenwoordigen daarmee nog niet het hele onderwijsveld. De ervaringen met de examenprogramma's in Tweede Fase leren dat professionals die samen eisen moeten opstellen, soms ook elk hun eigen stokpaardje laten opnemen, met als gevolg dat het geheel van eisen een weinig realistische omvang krijgt. De zin van de formulering van de beroepskwaliteiten van onderwijspersoneel staat of valt daarom bij de organisatie van de betrokkenheid van het onderwijsveld.

Hoe verhoudt de gedachte om de beroepskwaliteiten van onderwijspersoneel vast te leggen, zich tot de vergaande autonomie van scholen in de aanstelling van onderwijspersoneel? Wat betekent het in essentie voor het opleiden van onderwijspersoneel in de school, zoals wij dat ook willen?

Het is ernstig gesteld met het vertrouwen tussen de professional die voor de klas staat en de minister. Het wetsvoorstel dreigt in het onderwijsveld ervaren te worden als een set bekwaamheidseisen die haaks staat op de autonomie van scholen. Vindt de minister de wetgeving die nu aan de orde is, alles welbeschouwd vergelijkbaar met regelgeving inzake beroepskwaliteit bij andere beroepsgroepen?

De minister stelt voor om de gedachtevorming over het Platform voor de onderwijsberoepen los te koppelen van de wetsbehandeling en deze te laten plaatsvinden op een later moment. De PvdA-fractie is het daarmee oneens. Het Platform moet een afspiegeling vormen van het veld en daarover moet voldoende duidelijkheid bestaan voordat wij het wetsvoorstel aannemen.

De Wet op de Beroepen in het Onderwijs vloeit voort uit de wens van het onderwijsveld dat de kwaliteit van werkenden in het onderwijs wordt gewaarborgd. Een motie van Sharon Dijksma en Jan Rijpstra gaf in 1997 de eerste aanzet tot wetgeving in dezen. Hoofdgedachte is dat voor een leraar en overig onderwijspersoneel eens bevoegd nog niet automatisch betekent: altijd bekwaam.

Hoewel deze wet op het leraarschap was aangekondigd in het regeerakkoord van Kok II, is de wetsbehandeling niet spoedig verlopen. Vertraging ontstond doordat er oorspronkelijk sprake was van de invoering van registerleraarschap. Dit is een regeling analoog aan bijvoorbeeld registratie van registeraccountants, waarvoor deze uitsluitend in aanmerking komt indien zij regelmatig nascholingscursus met succes doorlopen. Minister Hermans liet de invoering van het registerleraarschap vervallen, hetgeen wij nog altijd betreuren. Toen Balkenende I ten val kwam, heeft minister Van der Hoeven het wetsvoorstel zelf controversieel verklaard, zodat extra vertraging optrad. De minister is nu gekomen met een tweede nota van wijziging. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de eerdere wetstekst betreffen: * introductie van het begrip deelbekwaamheid, * aanpassing van de regels voor het onderzoek naar geschiktheid, * verruiming van benoemingsvoorwaarden voor schoolleiders in het primair onderwijs en * aankondiging van bekwaamheidseisen voor onderwijsondersteunende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het onderwijsleerproces.

De PvdA vindt het belangrijk dat de wet BIO - na alle vertraging - nu zo spoedig mogelijk van kracht wordt omdat door de invoering van de wet: * de kwaliteit van het leraarsberoep voorop komt te staan, ongeacht de weg waarlangs deze wordt bereikt; * de beroepsgroep en de schoolbesturen meer eisen kunnen stellen aan de lerarenopleidingen; * leraren meer mogelijkheden krijgen tot bij en nascholing; leraren de kans krijgen te voldoen aan geactualiseerde bekwaamheidseisen en de school hen in staan moet stellen zich bij te scholen; * er dan niet alleen voor leraren maar ook voor andere onderwijsberoepen (zoals onderwijsassistenten) relevante bekwaamheidseisen gaan gelden. Daarom is het zaak te voorkómen dat nieuwe discussies al te makkelijk resulteren in nieuwe vertraging.

Voorzitter,

Mijn inbreng in het debat wil ik richten op de volgende punten:

* De minister wil deelbekwaamheden introduceren die pas binnen vijf jaar hoeven te worden uitgebouwd tot volledige bekwaamheid. Zo'n periode van vijf jaar dat de docent slechts deelbekwaam hoeft te zijn, is voor ons met het oog op het lerarentekort aanvaardbaar. Dit is wel een risico voor de kwaliteit van het lesgeven. Op schoolniveau zal men daarvoor oog moeten hebben. Voldoende prikkels om binnen afzienbare tijd volledig bekwaam te worden, zijn daarom nodig. Inmiddels ligt er een amendement van De Vries en anderen dat de deelbekwaamheid uit het wetsvoorstel verwijdert en de termijn waarbinnen een zij-instromer het bekwaamheidsonderzoek moet hebben afgelegd verlengt van twee tot maximaal vier jaar. Dat klinkt sympathiek maar feitelijk betekent het dat elke zij-instromer er vier jaar over zou mogen doen om de gehele set bekwaamheidseisen te verwerven, zonder al na twee jaar bekwaam te zijn voor het deel van het onderwijs waar hij of zij daadwerkelijk werkt. Hoe denkt de minister over de prijs die hiermee wordt betaald voor het wegschrijven van het begrip deelbekwaamheid?

* Autonomievergroting voor de scholen is een groot goed. De Wet BIO vormt daarbij een noodzakelijk instrument om de kwaliteit te borgen. De beroepskwaliteit van de leraren kan niet alleen worden overgelaten aan individuele schoolbesturen, omdat deze anders strategische keuzes kunnen maken die ten koste gaan van de mate waarin de bekwaamheid wordt onderhouden en van de kwaliteit van het onderwijs. De beroepsgroep, in de vorm van vakinhoudelijke verenigingen, docentenorganisaties en vakbonden, moet daarom tevens een duidelijke inbreng krijgen bij het opstellen van de bekwaamheidseisen.

* De Wet BIO moet minimumeisen formuleren voor de beroepskwaliteit van leraren. Het concept van portfolio moet onderwijspersoneel stimuleren om zich verder te bekwamen. Graag wil ik van de Minister weten hoe zij deze portfolio ontwikkeling gaat stimuleren.

* De PABO's willen graag komen tot een opleiding tot leraar basisvorming. Graag wil ik van de Minister weten hoe zij hier tegenover staat. De flexibiliteit op de onderwijsarbeidsmarkt is ermee gediend als -docenten die zijn opgeleid voor het basisonderwijs relatief eenvoudig zouden kunnen overstappen naar de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De benodigde omscholing hoeft wat ons betreft dan niet per se op de pabo te gebeuren maar andere opleidingen moeten dan zo'n cursus gaan aanbieden. Bureaucratie bij de ontheffing voor docenten die deze overstap maken, moet worden verminderd. Op dit punt diende ik een amendement in.

* Bureaucratische voorschriften kunnen ernstig afbreuk doen aan de zin van de wet. De huidige formulering van de wet legt bij personeel dat tijdelijk niet voldoet aan de bekwaamheidseisen een zware dubbele administratieve verplichting op aan zowel school als inspectie. Daarom diende mijn fractie een amendement in met als strekking dat de verplichting tot actieve melding aan de inspectie komt te vervallen

* Leraren opleiden in de school is een bijzonder waardevolle vorm van een duaal leer-werktraject. De lerarenopleidingen worden echter onvoldoende bij de les gehouden nu het opleiden in de school stagneert. Daarom moet hieraan een extra impuls worden gegeven. Wat doet de minister in dezen?

* De regering gaat uit van de zogenoemde inclusiviteit (voldoen aan de bekwaamheidseisen voor de havo en vwo betekent benoembaarheid in het gehele voortgezet onderwijs). Op zich is dit beginsel niet vanzelfsprekend omdat lesgeven op het VMBO lang niet altijd eenvoudiger is dan lesgeven in havo en vwo.

* In opdracht van het ministerie heeft de Stichting Beroepskwaliteit Leraren de bevoegdheidseisen voor leraren vertaald in zekere bekwaamheidseisen. Hierbij heeft ze een kunstmatige driedeling gemaakt tussen primair onderwijs, voortgezet onderwijs & bve en voorbereidend hoger onderwijs (bovenbouw havo/vwo). Deze driedeling volgt nogal slaafs het traditionele onderscheid tussen eerste- en tweedegraadsleraren. Vraag is echter of tweedegraadsleraren in het beroepsonderwijs over wezenlijk dezelfde bekwaamheden moeten beschikken als leraren in de onderbouw vwo. Liever zou mijn fractie dan zien dat er specifieke bekwaamheden voor het beroepsonderwijs worden geformuleerd, dan dat het onderscheid tussen eerste- en tweedegraders de blik bepaalt. Op opleidingsniveau zouden bekwaamheden kunnen worden uitgewerkt naar verschillende schooldomeinen: onderbouw en bovenbouw van primair onderwijs, speciaal onderwijs, leerwegondersteunend onderwijs, onderbouw van vmbo, mbo enzovoorts. Op dit punt diende ik ook een amendement in. Eventuele generale lacunes in de bekwaamheden van docenten op vmbo of mbo kunnen dan beter worden benoemd en vervolgens aangepakt.

* Het is niet wenselijk dat er per subberoepsgroep/vakgroepen verkokerde opvattingen over de competenties ontstaan. Voor het doorgroeien van docenten is juist de onderlinge afstemming van de verschillende competenties belangrijk. Hoe wordt verkokering per beroepsgroep voorkomen? Bekwaamheidseisen zijn waardevol maar mogen eveneens geen rem vormen op de mogelijkheden voor functiedifferentiatie.

* Het Revius College in Doorn zet leerlingen in de klas als assistent-docenten. De PvdA-fractie is het eens met de positieve houding van de minister in dezen.

* Mevrouw Kraneveldt van de LPF heeft een amendement ingediend dat beoogt nadere regels te stellen voor godsdienstleraren. Dit amendement steunen wij van harte.


---
Tweede Kamer der Staten-Generaal www.tweedekamer.nl

Aan dit bericht kunnen geen rechten worden ontleend.